Artikelen bij COM(2018)634 - Gemeenschappelijke normen en procedures voor de terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders (herschikking) - Bijdrage aan de bijeenkomst van de leiders, september 2018

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 - Toepassingsgebied

In deze richtlijn worden de gemeenschappelijke normen en procedures vastgesteld die door de lidstaten moeten worden toegepast bij de terugkeer van illegaal op hun grondgebied verblijvende onderdanen van derde landen, overeenkomstig de grondrechten die de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht ⌦ van de Unie ⌫ en het internationaal recht vormen, met inbegrip van de verplichting om vluchtelingen te beschermen en de mensenrechten te eerbiedigen.

Artikel 2 - Werkingssfeer

1. Deze richtlijn is van toepassing op illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende onderdanen van derde landen.

2. De lidstaten kunnen besluiten deze richtlijn niet toe te passen op onderdanen van derde landen:

(a)aan wie de toegang is geweigerd overeenkomstig artikel 1413 van ⌦ Verordening (EU) 2016/399 ⌫de Schengengrenscode, of die door de bevoegde autoriteiten zijn aangehouden of onderschept wegens het op niet reguliere wijze overschrijden over land, over zee of door de lucht van de buitengrens van een lidstaat, en die vervolgens geen vergunning of recht heeft verkregen om in die lidstaat te verblijven;

(b)die verplicht zijn tot terugkeer als strafrechtelijke sanctie of als gevolg van een strafrechtelijke sanctie overeenkomstig de nationale wetgeving, of jegens wie een uitleveringsprocedure loopt.

3. Deze richtlijn is niet van toepassing op personen die onder het Gemeenschapsrecht ⌦ Unierecht ⌫ inzake vrij verkeer vallen in de zin van artikel 2, punt 5, van ⌦ Verordening (EU) 2016/399 ⌫ de Schengengrenscode.

Artikel 3 - Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. “onderdaan van een derde land”: eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel ⌦ 20 ⌫ 17, lid 1, van het Verdrag ⌦ betreffende de werking van de Europese Unie ⌫ en die geen persoon is, die onder het Gemeenschapsrecht ⌦ Unierecht ⌫ inzake vrij verkeer valt, als bepaald in artikel 2, punt 5, van ⌦ Verordening (EU) 2016/399 ⌫de Schengengrenscode;

2. “illegaal verblijf”: de aanwezigheid op het grondgebied van een lidstaat, van een onderdaan van een derde land die niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor toegang die zijn vastgesteld in artikel 65 van ⌦ Verordening (EU) 2016/399 ⌫ de Schengengrenscode, of aan andere voorwaarden voor toegang tot, verblijf of vestiging in die lidstaat;

3. “terugkeer”: het proces waarbij een onderdaan van een derde land, vrijwillig gevolg gevend aan een terugkeerverplichting of gedwongen, terugkeert naar:

(a)- zijn land van herkomst, of

(b)- een land van doorreis overeenkomstig communautaire ⌦ overnameovereenkomsten van de Unie ⌫ of bilaterale overnameovereenkomsten of andere regelingen, of

(c)- een ander derde land waarnaar de betrokken onderdaan van een derde land besluit vrijwillig terug te keren en waar deze wordt toegelaten;

4. “terugkeerbesluit”: de administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarbij wordt vastgesteld dat het verblijf van een onderdaan van een derde land illegaal is of dit illegaal wordt verklaard en een terugkeerverplichting wordt opgelegd of vastgesteld;

5. “verwijdering”: de tenuitvoerlegging van de terugkeerverplichting, d.w.z. de fysieke verwijdering uit de lidstaat;

6. “inreisverbod”: een administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarbij de betrokkene de toegang tot en het verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor een bepaalde termijn wordt verboden, samen met een terugkeerbesluit;

7. “risico op onderduiken”: het in een bepaald geval bestaan van redenen, gebaseerd op objectieve, in wetgeving vastgelegde criteria, om aan te nemen dat een onderdaan van een derde land jegens wie een terugkeerprocedure loopt, zich zal onttrekken aan het toezicht;

8. “vrijwillig vertrek”: het nakomen van de verplichting om binnen de in het terugkeerbesluit gestelde termijn terug te keren;

9. “kwetsbare personen”: minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, bejaarden, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen en personen die gefolterd of verkracht zijn of andere ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld hebben ondergaan.

Artikel 4 - Gunstiger bepalingen

1. Deze richtlijn laat onverlet de gunstiger bepalingen van:

(a)bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ of de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ en haar lidstaten enerzijds en een of meer derde landen anderzijds;

(b)bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen een of meer lidstaten en een of meer derde landen.

2. Deze richtlijn laat onverlet de bepalingen van het communautaire acquis ⌦ van de Unie ⌫ op het gebied van immigratie en asiel die gunstiger zijn voor de onderdanen van derde landen.

3. Deze richtlijn laat onverlet dat de lidstaten bepalingen kunnen aannemen of handhaven die gunstiger zijn voor de personen op wie de richtlijn van toepassing is, mits deze bepalingen verenigbaar zijn met de richtlijn.

4. Wat betreft onderdanen van derde landen die overeenkomstig artikel 2, lid 2, onder a), buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, wordt door de lidstaten:

(a)ervoor gezorgd dat hun behandeling en beschermingsniveau niet ongunstiger zijn dan bepaald in artikel 108, leden 4 en 5 (beperking van het gebruik van dwangmaatregelen), artikel 119, lid 2, onder a) (uitstel van verwijdering), artikel 1714, lid 1, onder b) en d) (spoedeisende zorg en inachtneming van de behoeften van kwetsbare personen) en de artikelen 1916 en 2017 (omstandigheden van bewaring) en

(b)het beginsel van non-refoulement geëerbiedigd.

Artikel 5 - Non-refoulement, belang van het kind, familie- en gezinsleven en gezondheidstoestand

Bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn houden de lidstaten rekening met:

(a)het belang van het kind;

(b)het familie- en gezinsleven;

(c)de gezondheidstoestand van de betrokken onderdaan van een derde land,

en eerbiedigen zij het beginsel van non-refoulement.


⇩ nieuw

Artikel 6 - Risico op onderduiken

1. De objectieve criteria als bedoeld in artikel 3, punt 7, omvatten ten minste de volgende criteria:

(a)het ontbreken van documenten ter staving van de identiteit;

(b)het ontbreken van een verblijfplaats, vaste woonplaats of betrouwbaar adres;

(c)het gebrek aan financiële middelen;

(d)illegale binnenkomst op het grondgebied van de lidstaten;

(e)niet-toegestane bewegingen naar het grondgebied van een andere lidstaat;

(f)de expliciete uiting van de intentie om de terugkeergerelateerde maatregelen die krachtens deze richtlijn worden genomen, niet te zullen naleven;

(g)tegen de betrokkene is een terugkeerbesluit uitgevaardigd door een andere lidstaat;

(h)niet-naleving van een terugkeerbesluit, met inbegrip van een verplichting om binnen de termijn voor vrijwillig vertrek terug te keren;

(i)niet-naleving van de verplichting van artikel 8, lid 2, om onverwijld naar het grondgebied van een andere lidstaat te gaan die een geldige verblijfsvergunning of een andere vorm van toestemming tot verblijf heeft verleend;

(j)het niet nakomen van de in artikel 7 bedoelde verplichting om in alle stadia van de terugkeerprocedures medewerking te verlenen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten;

(k)het bestaan van een veroordeling wegens een strafrechtelijke inbreuk, met inbegrip van een ernstige strafrechtelijke inbreuk in een andere lidstaat;

(l)lopende strafrechtelijke onderzoeken en procedures;

(m)het gebruik van valse of vervalste identiteitsdocumenten, het vernietigen of anderszins verwijderen van bestaande documenten, of het weigeren vingerafdrukken te laten nemen, zoals vereist krachtens het recht van de Unie of het nationaal recht;

(n)gewelddadig of frauduleus verzet tegen de terugkeeroperatie;

(o)niet-naleving van een maatregel ter voorkoming van het risico op onderduiken, als bedoeld in artikel 9, lid 3;

(p)niet-naleving van een bestaand inreisverbod.

2. Het bestaan van een risico op onderduiken wordt vastgesteld op basis van een algemene beoordeling van de specifieke omstandigheden van een individueel geval, rekening houdend met de objectieve criteria als bedoeld in lid 1.

De lidstaten stellen evenwel vast dat er in een individueel geval een vermoeden van een risico op onderduiken bestaat wanneer aan een van de objectieve criteria als bedoeld in lid 1, punten m, n), o) en p), is voldaan, tenzij het tegendeel wordt bewezen.

Artikel 7 - Verplichting tot medewerking

1. De lidstaten verplichten onderdanen van derde landen ertoe om in alle stadia van de terugkeerprocedures medewerking te verlenen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Deze verplichting omvat met name het volgende:

(a)het verstrekken van alle elementen die noodzakelijk zijn voor het vaststellen of verifiëren van de identiteit;

(b)het verstrekken van informatie inzake de derde landen die zijn doorgereisd;

(c)het aanwezig en beschikbaar blijven tijdens de procedures;

(d)het indienen van een verzoek om afgifte van een geldig reisdocument bij de bevoegde autoriteiten van derde landen.

2. De in lid 1, onder a), vermelde elementen behelzen de verklaringen van de onderdanen van derde landen en de documentatie die zij in hun bezit hebben met betrekking tot identiteit, nationaliteit(en), leeftijd, land(en) en plaats(en) van eerder verblijf, reisroutes en reisdocumentatie.

3. De lidstaten brengen de onderdanen van derde landen op de hoogte van de gevolgen van niet-naleving van de in lid 1 bedoelde verplichting.


🡻 2008/115/EG (aangepast)

⇨ nieuw

HOOFDSTUK II
BEËINDIGING VAN ILLEGAAL VERBLIJF

Artikel 86 - Terugkeerbesluit

1. Onverminderd de in de leden 2 tot en met 5 vermelde uitzonderingen, vaardigen de lidstaten een terugkeerbesluit uit tegen de onderdaan van een derde land die illegaal op hun grondgebied verblijft.

2. De onderdaan van een derde land die illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft en in het bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf, wordt opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van die andere lidstaat te begeven. Indien dit bevel niet wordt nageleefd, of indien om redenen van openbare orde of nationale veiligheid het onmiddellijke vertrek van de betrokkene vereist is, is lid 1 van toepassing.

3. De lidstaten kunnen ervan afzien een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen een illegaal op hun grondgebied verblijvende onderdaan van een derde land die, op grond van een op ⌦ 13 januari 2009 ⌫de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn geldende bilaterale overeenkomst of regeling, door een andere lidstaat wordt teruggenomen. Door de lidstaat die de betrokken onderdaan van een derde land heeft teruggenomen, wordt in dit geval lid 1 toegepast.

4. De lidstaten kunnen te allen tijde in schrijnende gevallen, om humanitaire of om andere redenen beslissen een onderdaan van een derde land die illegaal op hun grondgebied verblijft een zelfstandige verblijfsvergunning of een andere vorm van toestemming tot verblijf te geven. In dat geval wordt geen terugkeerbesluit uitgevaardigd. Indien al een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, wordt het ingetrokken of opgeschort voor de duur van de geldigheid van de verblijfsvergunning of andere vorm van toestemming tot legaal verblijf.

5. Indien ten aanzien van de illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende onderdaan van een derde land een procedure loopt voor de verlenging van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning of een andere vorm van toestemming tot verblijf, overweegt, onverminderd lid 6, die lidstaat ervan af te zien een terugkeerbesluit uit te vaardigen zolang de procedure loopt.

6. ⇨ De lidstaten vaardigen een terugkeerbesluit uit onmiddellijk nadat een besluit tot beëindiging van het legale verblijf is uitgevaardigd ten aanzien van een onderdaan van een derde land, met inbegrip van een besluit tot niet-toekenning van de vluchtelingenstatus of subsidiairebeschermingsstatus overeenkomstig Verordening (EU) .../... [kwalificatieverordening]. ⇦

Deze richtlijn belet niet dat in de lidstaten het ⌦ terugkeer ⌫besluit inzake de beëindiging van het legaal verblijf tezamen met een terugkeerbesluit en/of ⌦ besluit tot beëindiging van het legaal verblijf van een onderdaan van een derde land, ⌫ een verwijderingsbesluit en/of een inreisverbod overeenkomstig de nationale wetgeving met één administratief of rechterlijk besluit of administratieve of rechterlijke handeling administratieve of rechterlijke besluit of handeling kan worden genomen, onverminderd de procedurele waarborgen die zijn vervat in hoofdstuk III en in andere toepasselijke bepalingen van het communautair en het nationaal recht.


⇩ nieuw

De eerste en de tweede alinea doen geen afbreuk aan de waarborgen van hoofdstuk III en andere relevante bepalingen van het recht van de Unie en het nationaal recht.


🡻 2008/115/EG

⇨ nieuw

Artikel 97 - Vrijwillig vertrek

1. In een terugkeerbesluit wordt een passende termijn voor vrijwillig vertrek van zeven tot ⇨ maximaal ⇦ dertig dagen vastgesteld, onverminderd de in de leden 2 en 4 bedoelde uitzonderingen. De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving bepalen dat deze termijn alleen op aanvraag van de betrokken onderdaan van een derde land wordt toegekend. In dit geval stellen de lidstaten de betrokken onderdanen van derde landen in kennis van de mogelijkheid tot indiening van een dergelijk verzoek.

De in de eerste alinea bepaalde termijn laat onverlet dat de betrokken onderdanen van derde landen het land eerder kunnen verlaten.


⇩ nieuw

Bij het vaststellen van de duur van de termijn voor vrijwillig vertrek wordt naar behoren rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van een individueel geval, waarbij met name het vooruitzicht op terugkeer in overweging wordt genomen.


🡻 2008/115/EG (aangepast)

⇨ nieuw

2. Zo nodig verlengen de lidstaten de termijn voor het vrijwillig vertrek met een passende periode, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het individuele geval, zoals de verblijfsduur, het feit dat er schoolgaande kinderen zijn, en het bestaan van andere gezinsbanden en sociale banden.

3. Voor de duur van de termijn voor vrijwillig vertrek kunnen bepaalde verplichtingen worden opgelegd om het risico op onderduiken te beperken, zoals de verplichting om zich regelmatig te melden bij de autoriteiten, een voldoende financiële zekerheid te stellen, documenten voor te leggen of op een bepaalde plaats te verblijven.

4. ⇨ De lidstaten kennen geen termijn voor vrijwillig vertrek toe in de volgende gevallen: ⇦

(a)Indien ⌦ als ⌫ er een risico op onderduiken bestaat ⇨ dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 6 ⇦ ;,

(b)Of ⌦ als ⌫ een aanvraag voor een verblijfsvergunning als kennelijk ongegrond dan wel frauduleus afgewezen is;, 

(c)dan wel indien⌦ als ⌫ de betrokkene ⌦ betrokken onderdaan van een derde land ⌫ een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid, kunnen de lidstaten afzien van het toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek, of een termijn toekennen die korter is dan zeven dagen.

Artikel 108 - Verwijdering

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om het terugkeerbesluit uit te voeren indien er geen termijn voor vrijwillig vertrek overeenkomstig artikel 97, lid 4, is toegekend of indien de betrokkene niet binnen de volgens artikel 97 toegestane termijn voor vrijwillig vertrek aan de terugkeerverplichting heeft voldaan. ⇨ Deze maatregelen omvatten alle maatregelen die noodzakelijk zijn om de identiteit te bevestigen van illegaal op het grondgebied verblijvende onderdanen van derde landen die niet in het bezit zijn van een geldig reisdocument en om een dergelijk document te verkrijgen. ⇦

2. Indien een lidstaat overeenkomstig artikel 97 een termijn voor vrijwillig vertrek heeft toegekend, kan het terugkeerbesluit pas na het verstrijken van die termijn worden uitgevoerd, tenzij tijdens die termijn een van de risico's bedoeld in artikel 97, lid 4, ontstaat.

3. De lidstaten kunnen een afzonderlijk administratief of rechterlijk besluit of administratieve handeling aannemen waarbij de verwijdering wordt gelast.

4. De dwangmaatregelen waarvan een lidstaat als laatste middel gebruikmaakt bij de verwijdering van een onderdaan van een derde land die zich hiertegen verzet, zijn proportioneel en blijven binnen redelijke grenzen. Zij worden toegepast zoals voorgeschreven in de nationale wetgeving, met inachtneming van de grondrechten en met eerbiediging van de waardigheid en fysieke integriteit van de betrokken onderdaan van een derde land.

5. In geval van verwijdering door de lucht houden de lidstaten rekening met de aan Beschikking 2004/573/EG gehechte gemeenschappelijke richtsnoeren voor veiligheidsvoorzieningen voor gezamenlijke verwijdering door de lucht.

6. De lidstaten zetten een doeltreffend systeem op voor het toezicht op de verplichte terugkeer.

Artikel 119 - Uitstel van verwijdering

1. De lidstaten stellen de verwijdering uit:

(a)in geval deze in strijd zou zijn met het beginsel van non-refoulement, of

(b)voor de duur van de overeenkomstig artikel 1613, lid 2, toegestane opschorting.

2. De lidstaten kunnen op grond van de specifieke omstandigheden de verwijdering in een individueel geval voor een passende termijn uitstellen. Door de lidstaten wordt met name rekening gehouden met:

(a)de fysieke of mentale gesteldheid van de onderdaan van een derde land;

(b)technische redenen, zoals het ontbreken van vervoermiddelen of het mislukken van de verwijdering wegens onvoldoende identificatie.

3. Indien de verwijdering overeenkomstig de leden 1 en 2 wordt uitgesteld, kunnen de betrokken onderdaan van een derde land de verplichtingen waarin artikel 97, lid 3, voorziet, worden opgelegd.

Artikel 1210 - Terugkeer en verwijdering van niet-begeleide minderjarigen

1. Voordat een terugkeerbesluit tegen een niet-begeleide minderjarige wordt uitgevaardigd, wordt met gepaste aandacht voor het belang van het kind hulp geboden, door bevoegde instanties anders dan de autoriteiten die de terugkeer uitvoeren.

2. Voordat de autoriteiten van een lidstaat een niet-begeleide minderjarige van hun grondgebied verwijderen, overtuigen zij zich ervan dat die minderjarige wordt teruggestuurd naar een familielid, een aangewezen voogd of naar adequate opvangfaciliteiten in het land van terugkeer.

Artikel 1311 - Inreisverbod

1. Het terugkeerbesluit gaat gepaard met inreisverbod:

(a)indien er geen termijn voor vrijwillig vertrek is toegekend, of

(b)indien niet aan de terugkeerverplichting is voldaan.

In de overige gevallen kan het terugkeerbesluit een inreisverbod omvatten.


⇩ nieuw

2. De lidstaten kunnen een inreisverbod dat niet is gekoppeld aan een terugkeerbesluit uitvaardigen aan illegaal op het grondgebied verblijvende onderdanen van derde landen die worden opgemerkt bij grenscontroles bij vertrek overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2016/399, indien dat gerechtvaardigd is op grond van de specifieke omstandigheden van het individuele geval en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel.


🡻 2008/115/EG

⇨ nieuw

32. De duur van het inreisverbod wordt volgens alle relevante omstandigheden van het individuele geval bepaald, en bedraagt in principe niet meer dan vijf jaar. De duur kan meer dan vijf jaar bedragen indien de onderdaan van een derde land een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.

43. De lidstaten overwegen de intrekking of schorsing van het inreisverbod dat overeenkomstig lid 1, tweede alinea, is uitgevaardigd tegen een onderdaan van een derde land, mits deze kan aantonen het grondgebied van een lidstaat geheel in overeenstemming met het terugkeerbesluit te hebben verlaten.

Tegen slachtoffers van mensenhandel aan wie een verblijfstitel is verstrekt overeenkomstig Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie 30 , en die met de bevoegde autoriteiten samenwerken wordt, onverminderd het bepaalde in lid 1, eerste alinea, onder b), en op voorwaarde dat zij geen bedreiging vormen voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid, geen inreisverbod uitgevaardigd.

In individuele gevallen kunnen de lidstaten om humanitaire of andere redenen afzien van een inreisverbod, dan wel het verbod intrekken of schorsen.

In individuele gevallen of voor bepaalde categorieën gevallen kunnen de lidstaten om andere redenen een inreisverbod intrekken of schorsen.

54. De lidstaat die overweegt een verblijfstitel of een andere vorm van toestemming tot verblijf af te geven aan de onderdaan van een derde land jegens wie een door een andere lidstaat uitgevaardigd inreisverbod geldt, pleegt vooraf overleg met de lidstaat die het inreisverbod heeft uitgevaardigd en houdt rekening met diens belangen, overeenkomstig artikel 25 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst 31  ⇨ , overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2018/XXX 32  ⇦.

65. De leden 1 tot en met 54 laten in de lidstaten onverlet het recht op internationale bescherming in de zin van artikel 2, puntonder a), van Richtlijn 2011/95/EURichtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft en de inhoud van de verleende bescherming 33 .


⇩ nieuw

Artikel 14 - Terugkeerbeheer

1. Alle lidstaten zorgen voor de instelling, de exploitatie, het onderhoud en de verdere ontwikkeling van een nationaal terugkeerbeheersysteem voor het verwerken van alle informatie die noodzakelijk is voor de uitvoering van deze richtlijn, met name met betrekking tot het beheer van individuele gevallen en met terugkeer verband houdende procedures.

2. Het nationale systeem is zo opgezet dat technische compatibiliteit wordt gewaarborgd waardoor communicatie met het centrale systeem dat wordt ingesteld overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EU) .../... [Verordening betreffende de Europese grens- en kustwacht] mogelijk is.

3. De lidstaten zetten programma’s op voor logistieke, financiële en andere materiële bijstand of bijstand in natura, overeenkomstig de nationale wetgeving, waarmee de terugkeer wordt ondersteund van illegaal op het grondgebied verblijvende onderdanen van de derde landen die zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad 34 .

Deze bijstand kan steun voor re-integratie in het derde land van terugkeer omvatten.

Het verlenen van dergelijke bijstand, met inbegrip van de soort en reikwijdte ervan, is afhankelijk van de medewerking die de betrokken onderdaan van een derde land verleent aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als bepaald in artikel 7.


🡻 2008/115/EG

HOOFDSTUK III
PROCEDURELE WAARBORGEN

Artikel 1512 - Vorm

1. Het terugkeerbesluit en, in voorkomend geval, het besluit betreffende het inreisverbod en het besluit inzake verwijdering worden schriftelijk uitgevaardigd en vermelden de feitelijke en de rechtsgronden, alsook informatie over de rechtsmiddelen die openstaan.

De informatie over feitelijke gronden mag worden beperkt indien de nationale wetgeving voorziet in een beperking van het recht op informatie, met name ter vrijwaring van de nationale veiligheid, de landsverdediging, de openbare veiligheid, dan wel met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten.

2. De lidstaten verstrekken op verzoek een schriftelijke of mondelinge vertaling, in een taal die de betrokkene begrijpt of redelijkerwijze geacht kan worden te begrijpen, van de belangrijkste onderdelen van de in lid 1 bedoelde besluiten in het kader van terugkeer, waaronder de informatie over de beschikbare rechtsmiddelen.

3. De lidstaten kunnen besluiten lid 2 niet toe te passen op onderdanen van een derde land die illegaal het grondgebied van een lidstaat hebben betreden en die vervolgens geen toestemming of recht hebben gekregen om in die lidstaat te blijven.

In dat geval worden de in lid 1 bedoelde besluiten in het kader van terugkeer meegedeeld door middel van het volgens de nationale wetgeving opgestelde standaardformulier.

De lidstaten stellen algemene informatiebladen ter beschikking waarin de belangrijkste onderdelen van het standaardformulier worden toegelicht in ten minste vijf van de talen die het meest worden gebruikt of het best worden begrepen door illegale migranten die de betrokken lidstaat binnenkomen.

Artikel 1613 - Rechtsmiddelen

1. Aan de betrokken onderdaan van een derde land wordt een doeltreffend rechtsmiddel van beroep of bezwaar toegekend, dat hij bij een bevoegde rechterlijke of administratieve autoriteit of bij een onpartijdig samengestelde bevoegde instantie waarvan de onafhankelijkheid is gewaarborgd, kan aanwenden tegen de in artikel 1512, lid 1, bedoelde besluiten in het kader van terugkeer.


⇩ nieuw

De betrokken onderdaan van een derde land kan op één enkel niveau van rechtspraak in beroep gaan tegen het terugkeerbesluit, wanneer dat besluit is gebaseerd op een besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming dat overeenkomstig Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures] is genomen en waartegen al daadwerkelijk een rechtsmiddel is aangewend, overeenkomstig artikel 53 van die verordening.


🡻 2008/115/EG

⇨ nieuw

2. De in lid 1 bedoelde ⇨ rechterlijke ⇦ autoriteit of instantie is bevoegd om de in artikel 1512, lid 1, bedoelde besluiten in het kader van terugkeer te herzien en kan eveneens de uitvoering ervan tijdelijk opschorten, tenzij op grond van de nationale wetgeving reeds een tijdelijke opschorting van toepassing is.


⇩ nieuw

3. De uitvoering van het terugkeerbesluit wordt automatisch opgeschort tijdens de termijn voor het instellen van beroep in eerste aanleg en, wanneer het beroep binnen de gestelde termijn is ingesteld, tijdens de behandeling van het beroep, wanneer er een risico bestaat dat het beginsel van non-refoulement wordt geschonden. Als er verder beroep wordt ingesteld tegen een eerste of volgende beslissing in beroep, en in alle andere gevallen, wordt de uitvoering van het terugkeerbesluit niet opgeschort, tenzij een rechterlijke instantie anders beslist, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de individuele zaak, op verzoek van de betrokken verzoeker of ambtshalve.

De lidstaten zorgen ervoor dat een besluit inzake een verzoek tot tijdelijke opschorting van de uitvoering van een terugkeerbesluit binnen 48 uur na de indiening van een dergelijk verzoek door de betrokken onderdaan van een derde land wordt genomen. In individuele gevallen waarin ingewikkelde feitelijke of juridische kwesties aan de orde zijn, kan de bevoegde rechterlijke autoriteit de in dit lid genoemde termijnen waar nodig verlengen.

Wanneer geen nieuwe relevante elementen of bevindingen naar voren zijn gekomen of door de betrokken onderdaan van een derde land zijn voorgelegd die de specifieke omstandigheden van het individuele geval aanzienlijk wijzigen, zijn de eerste en tweede alinea van dit lid niet van toepassing wanneer:

(a)de daarin vermelde reden voor de tijdelijke opschorting is beoordeeld in het kader van een procedure die is uitgevoerd uit hoofde van Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures] en daadwerkelijk een rechtsmiddel is aangewend, overeenkomstig artikel 53 van die verordening; 

(b)het terugkeerbesluit voortvloeit uit het besluit tot beëindiging van het legaal verblijf dat naar aanleiding van dergelijke procedures is genomen.

4. De lidstaten stellen redelijke termijnen en andere noodzakelijke voorschriften vast om de uitoefening van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte overeenkomstig dit artikel te waarborgen.

De lidstaten kennen een termijn van ten hoogste vijf dagen toe voor het instellen van beroep tegen een terugkeerbesluit, wanneer dat besluit voortvloeit uit een definitief besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming dat is genomen overeenkomstig Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures].


🡻 2008/115/EG

53. De betrokken onderdaan van een derde land heeft recht op juridisch advies, vertegenwoordiging in rechte en, indien nodig, taalkundige bijstand.

64. De lidstaten zorgen ervoor dat op verzoek gratis de noodzakelijke rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging ter beschikking wordt gesteld, overeenkomstig de relevante nationale wetgeving of regels inzake rechtshulp, en kunnen bepalen dat op zulke gratis rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging de voorwaarden van toepassing zijn als bedoeld in artikel 15, leden 3 tot en met 6, van Richtlijn 2005/85/EG.

Artikel 1714 - Waarborgen in afwachting van terugkeer

1. Behoudens het bepaalde in de artikelen 1916 en 2017, zorgen de lidstaten ervoor dat jegens de onderdanen van derde landen, tijdens de termijn die overeenkomstig artikel 97 voor vrijwillig vertrek is toegestaan, en tijdens de termijn waarvoor overeenkomstig artikel 119 de verwijdering is uitgesteld, zoveel mogelijk de volgende beginselen in acht worden genomen:

(a)indien gezinsleden op het grondgebied aanwezig zijn, wordt de eenheid van het gezin gehandhaafd;

(b)dringende medische zorg wordt verstrekt en essentiële behandeling van ziekte wordt uitgevoerd;

(c)minderjarigen krijgen toegang tot het basisonderwijs, afhankelijk van de duur van hun verblijf;

(d)er wordt rekening gehouden met de speciale behoeften van kwetsbare personen.

2. De in lid 1 bedoelde personen ontvangen van de lidstaten schriftelijk de bevestiging, overeenkomstig de nationale wetgeving, dat de termijn voor vrijwillig vertrek overeenkomstig artikel 97, lid 2, is verlengd, of dat het terugkeerbesluit voorlopig niet zal worden uitgevoerd.

HOOFDSTUK IV
BEWARING MET HET OOG OP VERWIJDERING


🡻 2008/115/EG (aangepast)

⇨ nieuw

Artikel 1815 - Bewaring

1. Tenzij in een bepaald geval andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast, kunnen de lidstaten de onderdaan van een derde land jegens wie een terugkeerprocedure loopt alleen in bewaring houden om zijn terugkeer voor te bereiden en/of om de verwijderingsprocedure uit te voeren, met name indien:

(a)er risico op onderduiken bestaat, ⇨ dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 6; ⇦ of

(b)de betrokken onderdaan van een derde land de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert;. ⌦ of ⌫


⇩ nieuw

(c)de betrokken onderdaan van een derde land een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.

Alle gronden voor bewaring worden in nationaal recht vastgelegd.


🡻 2008/115/EG

De bewaring is zo kort mogelijk en duurt niet langer dan de voortvarend uitgevoerde voorbereiding van de verwijdering.

2. De inbewaringstelling wordt door een administratieve of rechterlijke autoriteit gelast.

De inbewaringstelling wordt schriftelijk gelast met opgave van de feitelijke en juridische gronden.

Indien de inbewaringstelling door een administratieve autoriteit is gelast:

(a)voorzien de lidstaten erin dat een spoedige rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van de bewaring zo spoedig mogelijk na de aanvang ervan plaatsvindt;

(b)of bieden de lidstaten de betrokken onderdaan van een derde land het recht voorziening te vragen bij het gerecht zodat de rechtmatigheid van de bewaring aan een spoedige rechterlijke toetsing wordt onderworpen, die zo spoedig mogelijk na het instellen van deze procedure tot een beslissing leidt. De lidstaten stellen de betrokken onderdaan van een derde land onmiddellijk van die mogelijkheid in kennis.

De betrokken onderdaan van een derde land wordt, als zijn bewaring niet rechtmatig is, onmiddellijk vrijgelaten.

3. In ieder geval wordt de inbewaringstelling met redelijke tussenpozen op verzoek van de onderdaan van een derde land of ambtshalve getoetst. In het geval van een lange periode van bewaring wordt de toetsing aan controle door een rechterlijke autoriteit onderworpen.

4. Indien blijkt dat er omwille van juridische of andere overwegingen geen redelijk vooruitzicht op verwijdering meer is, of dat de in lid 1 bedoelde omstandigheden zich niet meer voordoen, is de bewaring niet langer gerechtvaardigd en wordt de betrokkene onmiddellijk vrijgelaten.


🡻 2008/115/EG (aangepast)

⇨ nieuw

5. De bewaring wordt gehandhaafd zolang de in lid 1 bedoelde omstandigheden zich voordoen en zij noodzakelijk is om een geslaagde verwijdering te garanderen. Iedere lidstaat stelt een maximale ⇨ maximum ⇦bewaringsduur vast die niet ⇨ minder dan drie maanden en niet ⇦ meer dan zes maanden mag bedragen.


🡻 2008/115/EG

6. De lidstaten kunnen de in lid 5 bedoelde termijn overeenkomstig de nationale wetgeving slechts in beperkte mate en ten hoogste met nog eens twaalf maanden verlengen indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat:

(a)de betrokken onderdaan van een derde land niet meewerkt, of

(b)de nodige documentatie uit derde landen op zich laat wachten.

Artikel 1916 - Omstandigheden van bewaring

1. Voor bewaring wordt in de regel gebruik gemaakt van speciale inrichtingen voor bewaring. Indien een lidstaat de onderdanen van een derde land die in bewaring worden gehouden, niet kan onderbrengen in een gespecialiseerde inrichting voor bewaring en gebruik dient te maken van een gevangenis, worden zij gescheiden gehouden van de gewone gevangenen.

2. De in bewaring gestelde onderdanen van derde landen wordt op verzoek toegestaan te gelegener tijd contact op te nemen met wettelijke vertegenwoordigers, familieleden en bevoegde consulaire autoriteiten.

3. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de situatie van kwetsbare personen. In dringende medische zorg en essentiële behandeling van ziekte wordt voorzien.

4. Relevante en bevoegde nationale, internationale en niet-gouvernementele organisaties en instanties hebben de mogelijkheid de in lid 1 bedoelde inrichtingen voor bewaring te bezoeken, voor zover zij dienen voor de bewaring van onderdanen van derde landen overeenkomstig dit hoofdstuk. Het bezoek kan afhankelijk worden gesteld van toestemming.

5. De in bewaring gestelde onderdanen van derde landen krijgen stelselmatig informatie over de regels die in de inrichting gelden en over hun rechten en plichten. Hiertoe behoort ook informatie over het in de nationale wetgeving vastgelegde recht om contact op te nemen met de in lid 4 bedoelde organisaties en instanties.

Artikel 2017 - Bewaring van minderjarigen en gezinnen

1. Niet-begeleide minderjarigen en gezinnen met minderjarigen worden slechts in laatste instantie, en voor een zo kort mogelijke periode in bewaring gesteld.

2. In bewaring gestelde gezinnen krijgen, in afwachting van verwijdering afzonderlijke accommodatie, waarbij voldoende privacy is gegarandeerd.

3. In bewaring gestelde minderjarigen wordt de mogelijkheid geboden tot vrijetijdsbesteding, zoals op hun leeftijd afgestemde spel- en recreatie-activiteiten en, afhankelijk van de duur van hun verblijf, tot toegang tot onderwijs.

4. Niet-begeleide minderjarigen worden zoveel mogelijk ondergebracht in inrichtingen met personeel en faciliteiten die zijn afgestemd op de noden van personen van hun leeftijd.

5. Tijdens bewaring van minderjarigen in afwachting van verwijdering dient het belang van het kind voorop te staan.

Artikel 2118 - Noodsituaties

1. In situaties waarin een uitzonderlijk groot aantal onderdanen van derde landen moet terugkeren en de inrichtingen voor bewaring van een lidstaat of zijn bestuurlijk of gerechtelijk personeel hierdoor onverwacht zwaar worden belast, kan die lidstaat besluiten, voor de duur van de uitzonderlijke situatie, de overeenkomstig artikel 1815, lid 2, derde alinea, bepaalde termijnen voor rechterlijke toetsing te verlengen, en bij dringende maatregel bewaringsomstandigheden vast te stellen die afwijken van het bepaalde in artikel 1916, lid 1, en artikel 2017, lid 2.

2. De lidstaat die deze uitzonderlijke maatregelen neemt, stelt de Commissie ervan in kennis. De Commissie wordt tevens in kennis gesteld zodra de redenen voor het toepassen van deze uitzonderlijke maatregelen niet langer bestaan.

3. Dit artikel kan niet aldus worden uitgelegd, dat het de lidstaten wordt toegestaan af te wijken van hun algemene verplichting alle, algemene dan wel bijzondere, maatregelen te treffen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat zij aan hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn voldoen.


⇩ nieuw

HOOFDSTUK V
GRENSPROCEDURE

Artikel 22 - Grensprocedure

1. De lidstaten stellen terugkeerprocedures vast die van toepassing zijn op illegaal verblijvende onderdanen van derde landen voor wie een terugkeerverplichting geldt naar aanleiding van een besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming dat is genomen krachtens artikel 41 van Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures].

2. Behoudens andersluidende bepalingen in dit hoofdstuk zijn de bepalingen van de hoofdstukken II, III en IV van toepassing op overeenkomstig lid 1 uitgevoerde terugkeerprocedures.

3. Terugkeerbesluiten die worden uitgevaardigd in het kader van terugkeerprocedures die worden uitgevoerd overeenkomstig lid 1, worden meegedeeld door middel van een volgens de nationale wetgeving opgesteld standaardformulier, overeenkomstig artikel 15, lid 3.

4. Er wordt geen termijn voor vrijwillig vertrek toegekend. De lidstaten kennen echter een passende termijn voor vrijwillig vertrek toe overeenkomstig artikel 9 aan onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldig reisdocument en voldoen aan de in lid 7 vastgestelde verplichting om in alle stadia van de terugkeerprocedures medewerking te verlenen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. De lidstaten verplichten de betrokken onderdaan van een derde land ertoe het geldige reisdocument tot zijn vertrek aan de bevoegde autoriteiten te overhandigen.

5. De lidstaten kennen een termijn van niet meer dan 48 uur toe voor het instellen van beroep tegen terugkeerbesluiten die gebaseerd zijn op een definitief besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming dat is genomen krachtens artikel 41 van Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures] aan de grens of in transitzones van de lidstaten.

6. De uitvoering van een terugkeerbesluit tijdens de termijn voor het instellen van beroep in eerste aanleg en, wanneer dat beroep binnen de vastgestelde termijn is ingesteld, tijdens de behandeling van het beroep, wordt automatisch opgeschort wanneer het risico bestaat dat het beginsel van non-refoulement wordt geschonden en een van de volgende voorwaarden van toepassing is:

(a)er zijn nieuwe elementen of bevindingen naar voren gekomen of door de betrokken onderdaan van een derde land voorgelegd na een besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming dat is genomen krachtens artikel 41 van Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures], die de specifieke omstandigheden van de individuele zaak aanzienlijk wijzigen; of

(b)er is tegen het besluit tot weigering van een verzoek om internationale bescherming dat is genomen krachtens artikel 41 van Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures] geen daadwerkelijk rechtsmiddel aangewend overeenkomstig artikel 53 van die verordening.

Als er verder beroep wordt ingesteld tegen een eerste of volgende beslissing in beroep, en in alle andere gevallen, wordt de uitvoering van het terugkeerbesluit niet opgeschort, tenzij een rechterlijke instantie anders beslist, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het individuele geval, op verzoek van de betrokken verzoeker of ambtshalve.

De lidstaten bepalen dat over het verzoek van de betrokken persoon om tijdelijke opschorting van de uitvoering van een terugkeerbesluit moet worden beslist binnen 48 uur na de indiening van een dergelijk verzoek door de betrokken onderdaan van een derde land. In individuele zaken waarin ingewikkelde feitelijke of juridische kwesties aan de orde zijn, kan de bevoegde rechterlijke autoriteit de in dit lid genoemde termijnen waar nodig verlengen.

7. Om de terugkeer voor te bereiden en/of om de verwijderingsprocedure uit te voeren, kunnen de lidstaten een onderdaan van een derde land die in bewaring is gesteld overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder d), van Richtlijn (EU) .../... [herschikte richtlijn opvangvoorzieningen] in het kader van een procedure die wordt uitgevoerd krachtens artikel 41 van Verordening (EU) .../... [verordening asielprocedures] en jegens wie terugkeerprocedures lopen krachtens de bepalingen van dit hoofdstuk, in bewaring houden.

De bewaring is zo kort mogelijk en duurt in geen geval langer dan vier maanden. De bewaring mag niet langer duren dan de voortvarend uitgevoerde voorbereiding van de verwijdering.

Indien het terugkeerbesluit niet binnen de in dit lid vermelde maximumtermijn kan worden uitgevoerd, kan de onderdaan van een derde land overeenkomstig artikel 18 langer in bewaring worden gehouden.


🡻 2008/115/EG (aangepast)

HOOFDSTUK VIV
SLOTBEPALINGEN

Artikel 2319 - Verslaglegging

De Commissie brengt over de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten om de drie jaar verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad en stelt daarbij zo nodig wijzigingen voor.

De Commissie brengt uiterlijk 24 december 2013 haar eerste verslag uit en besteedt daarin vooral aandacht aan de toepassing van artikel 11, artikel 13, lid 4, en artikel 15 in de lidstaten. Wat artikel 13, lid 4, betreft, beoordeelt de Commissie in het bijzonder de bijkomende financiële en administratieve lasten in de lidstaten.

Artikel 20 - Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 24 december 2010 aan deze richtlijn te voldoen. Wat artikel 13, lid 4, betreft, doen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 24 december 2011 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 2421 - Verband met de Schengenuitvoeringsovereenkomst

Deze richtlijn komt in de plaats van de voorschriften van de artikelen 23 en 24 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst.


🡻 

Artikel 25 - Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk [zes maanden na de datum van inwerkingtreding] aan artikel 6 tot en met 10, artikel 13, artikel 14, lid 3, artikel 16, artikel 18 en artikel 22 en uiterlijk [één jaar na de datum van inwerkingtreding] aan artikel 14, leden 1 en 2, te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van de betrokken maatregelen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die maatregelen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 26 - Intrekking

Richtlijn 2008/115/EG wordt met ingang van […] [de dag na de tweede datum die wordt vermeld in artikel 25, lid 1, eerste alinea ] ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting in nationaal recht van de in bijlage I bij deze richtlijn genoemde richtlijn.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.


🡻 2008/115/EG

Artikel 22 -  27 Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.


🡻 

De artikelen […] [artikelen van de ingetrokken richtlijn die niet zijn gewijzigd] zijn van toepassing met ingang van […] [de dag na de tweede datum die wordt vermeld in artikel 25, lid 1, eerste alinea].


🡻 2008/115/EG (aangepast)

Artikel 2823 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap ⌦ de Verdragen ⌫.