Artikelen bij COM(2018)769 - Uitvoering van beschikking 1608/2003/EG betreffende een statistiek inzake wetenschap en technologie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 28.11.2018 COM(2018) 769 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE

RAAD

over de uitvoering van beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een statistiek inzake wetenzschap en technologie

1. INLEIDING

De officiële statistiek inzake wetenschap, technologie en innovatie in de Europese Unie is gebaseerd op Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 betreffende de productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en technologie .

Artikel 5 van Beschikking nr. 1608/2003/EG (hiernavolgend 'de beschikking') bepaalt dat de Commissie om de drie jaar bij het Europees Parlement een verslag moet indienen waarin de uitvoering van de beschikking wordt geëvalueerd. Dit is het vierde uitvoeringsverslag dat de Commissie uit hoofde van artikel 5 indient bij het Europees Parlement en de Raad. Het verslag evalueert de uitvoering van de afzonderlijke statistische acties waarin artikel 2 van de beschikking voorziet. Deze acties beogen het opzetten van een statistisch informatiesysteem over wetenschap, technologie en innovatie om het EU-beleid te ondersteunen en te monitoren. Dit verslag heeft met name betrekking op de ontwikkelingen sinds het vorige verslag uit 2014.

De Commissie legt de beschikking ten uitvoer aan de hand van voorschriften en vrijwillige gegevensverzamelingen in de lidstaten, en met de eigen statistiekpr oducti e van Eurostat.

In 2012 heeft de Commissie Uitvoer ing sver o rde ning (EU) nr. 995/20123 vastgesteld. In de uitvoeringsverordening worden de regels voor de uitvoering van de beschikking neergelegd, waarbij de nadruk ligt op statistieken over:

onderzoek en ontwikkeling (O&O);

toewijzingen uit de overheidsbegroting aan onderzoek en ontwikkeling (GBARD);

innovatie;

andere relevante aspecten, te weten de personele middelen in wetenschap en technologie; octrooien; technologisch hoogwaardige bedrijfstakken, en op kennis gebaseerde dienstverlening.

Door de vereiste statistische eenheden en uniforme versla g le gg in g snorm e n te specificeren zorgt de uitvoeringsver or de ning ook voor een verdere harmonisering van de O&O- en innovatiestatistiek in de EU en versterkt deze de koppeling tussen de bovengenoemde statistieken en Europese zakelijke statistieken. De statistieken zijn breed gebruikte referentiegegevens geworden voor het monitoren van het EU-beleid.

De beschikking en de uitvoering sve ror de nin g hebben gezorgd voor betere O&O- en innovatiestatistieken die zeer nuttig zullen zijn bij de uitvoering van de drie onderstaande EU-acties.

In juni 2010 heeft de Europese Raad de Europa 2020-strate g ie voor banen en slimme, duurzame en inclusieve groei aangenomen . Een van de vijf belangrijkste EU-doelstell ingen van deze strategie is het verbeteren van de voorwaarden voor innovatie en


Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 betreffende de

productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en technologie

(PB L 230 van 16.9.2003, blz. 1).

De vorige verslagen waren COM(2007) 801 van 14.12.2007, COM(2011) 184 van 11.4.2011 en

COM(2014) 211 van 7.4.2014.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 995/2012 van de Commissie van 26 oktober 2012 tot vaststelling van

uitvoeringsvoorschriften van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad

betreffende de productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en

technologie (PB L 299 van 27.10.2012, blz. 18).

2

3

O&O, met als doel het gecombineerde publieke en private investeringsniveau in O&O te doen stijgen tot 3 % van het bbp tegen 2020.

De Commissie heeft in haar mededeling van 6 oktober 20105 betreffende het kerninitiatief Innovatie-Unie voorgesteld om aanvullende indicatoren vast te stellen voor het meten van de O&O-intensiteit en voor snelgroeiende innovatieve ondernemingen. Ook stelde zij voor een jaarlijks scorebord voor de Innovatie-Unie6 in te voeren om de algemene vooruitgang in innovatieprestaties te monitoren. In 2017 werd het Europees innovatiescorebord verbeterd met behulp van inzichten uit de communautaire innovatie-enquête7 (CIS) van de EU.

Het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027, dat op 2 mei 2018 werd aangenomen8, onderstreept dat onderzoek en innovatie in de komende jaren een prioriteit blijven voor de EU-beleidsvorming.

In

het voorliggende verslag wordt geïnventariseerd hoe het statistische informatiesysteem over wetenschap, technologie en innovatie (WTI) is geïmplementeerd. Hoofdstuk 2 van het verslag gaat in op de belangrijkste ontwikkelingen bij de uitvoering van de maatregelen. Hoofdstuk 3 heeft betrekking op gegevenskwaliteit; hoofdstuk 4 betreft de kosten en de statistische belasting. In hoofdstuk 5 wordt alvast gekeken naar toekomstige ontwikkelingen.

2. BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN SINDS APRIL 2014

Hieronder worden de belangrijkste ontwikkelingen opgesomd die zich sinds 2014 hebben voorgedaan bij de uitvoering van maatregelen uit hoofde van artikel 2 van de beschikking.

De Europese statistieken inzake O&O en GBARD zijn in overeenstemming met de richtsnoeren van het F rascati - ha ndboe k van de OESO over de verzameling van gegevens en verslaglegging met betrekking tot onderzoek en experimentele ontwikkeling, omdat op die manier internationale vergelijkingen kunnen worden getrokken die verder strekken dan de EU. In 2015 heeft de OESO een nieuwe versie van het F rascati - ha ndboe k (FM2015) gepubliceerd. Daarop heeft Eurostat in nauwe samenwerking met de lidstaten zijn gegevensverzamelingen inzake O&O- en G BARD-statisti e ke n aangepast om deze verder af te stemmen op de F M2015-ric htsno ere n.

Na de publicatie van FM2015 heeft Eurostat methodologische richtsnoeren opgesteld voor situaties waarin F M2015 de keuze biedt tussen meerdere opties of ruimte laat voor interpretatie. Door deze methodologische richtsnoeren zal de vergelijkbaarheid van de O&O- en GBARD-statistieken tussen de EU-lidstaten verder worden verbeterd. In de methodologische richtsnoeren komen tien onderwerpen aan bod:

1. O&O-sectoren;

2. GBARD en gegevensproductiepraktijken;

3. beschrijving en behandeling van algemene univ ersite itsfondse n;

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en

Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, Europa 2020-kerninitiatief Innovatie-Unie,

COM(2010) 546 definitief.

In 2016 hernoemd naar 'Europees innovatiescorebord'.

Een enquête die elke twee jaar naar bedrijven in Europa wordt gezonden om hun innovatieve karakter

te beoordelen en inzicht te krijgen in welke zakelijke omgevingen bevorderlijk zijn voor innovatie.


5

4. productie van statistische gegevens over uitgaven in het hoger onderwijs aan O&O;

5. doctoraal- en masterstudenten als onderzoekers;

6. 'extramurale' O&O-kosten;

7. personeelskwesties op O&O-gebied;

8. samenhang tussen O&O-personeel en uitgavenindicatoren;

9. verdeling van financieringsbronnen voor O&O;

10. O&O-productgebieden en NACE (bedrijfsleven).

Eurostat heeft de overdracht van O&O- en GBARD-gegevens sinds 2014 technisch verbeterd. Voorheen werden gegevens verzonden via uitgebreide Excel-werkbladen, maar dat gebeurt nu in het SDMX-formaat voor de uitwisseling van statistische en metagegevens. Dit heeft geleid tot aanzienlijke verbeteringen in de gegevensoverdracht, waardoor Eurostat minder tijd nodig zal hebben om de gegevens te valideren. Voorts heeft dit het potentieel om de tijdige vrijgave van gegevens in de toekomst te verbeteren.

De Europese innovatiestatistiek wordt afgestemd op het Oslo-handboek met richtsnoeren voor de verzameling en interpretatie van innovatiegegevens. Het Oslo-handboek is een co-productie van de OESO en Eurostat. Sinds 2015 werken de OESO, de Europese Commissie en hun lidstaten samen aan het actualiseren van het Oslo-handboek. De vierde editie van het Oslo-handboek (OM4) zal verdere duiding bieden bij begrippen uit de innovatiestatistiek en nieuwe onderwerpen met betrekking tot zakelijke innovatie aansnijden.

Om de nieuwe, vierde editie van het Oslo-handboek optimaal te benutten heeft Eurostat de CIS tussen 2016 en 2018 ingrijpend gewijzigd in nauwe samenwerking met de EU-lidstaten. De CIS biedt nu een beter inzicht in de innovatie-activiteiten en -vermogens, de kennisstromen, de externe stimulansen en randvoorwaarden en de innovatie-output. Door deze wijzigingen zullen de kwaliteit en de relevantie van de resultaten voor het beleid toenemen. Daarnaast heeft Eurostat de opzet van de CIS aangepast om meer informatie te verkrijgen over alle ondernemingen, dus zowel over innovatieve als over niet-innovatieve ondernemingen. Zo krijgen beleidsmakers beter inzicht in het onderscheid tussen sterke innovatoren en zwakke of niet-innovatoren en worden zij geholpen om passend beleid te ontwikkelen.

Een betere integratie in verschillende systemen voor statistiekproductie zal ten goede komen aan de gegevenskwaliteit en de efficiëntie van de gegevensproductie. De CIS is geëvalueerd om de definities volledig in overeenstemming te brengen met de algemene definities die in de zakelijke statistiek worden gebruikt (d.w.z. in het statistisch ondernemingenregister en de enquête voor de structurele bedrijfsstatistieken). Hierdoor neemt de samenhang van de resultaten toe en worden de respondenten minder belast doordat informatie die reeds bekend is in andere bronnen kan worden hergebruikt.

De CIS-gegevens voor individuele ondernemingen (microgegevens) zijn nu sneller toegankelijk via het SAFE-centrum van Eurostat en via deels geanonimiseerde bestanden voor externe onderzoekers.

Eurostat heeft het proces voor de productie van Europese statistieken betreffende voor wetenschap en technologie ingezette personele middelen en van genderspecifieke


statistieken op wetenschaps- en technologiegebied geëvalueerd om het volledig in overeenstemming te brengen met de gegevens van de EU-arbeidskrachtenenquête.

Naast de bovenstaande gebieden voorziet de beschikking in de ontwikkeling van nieuwe statistische variabelen met betrekking tot octrooistatistieken en statistieken op het gebied van     geavanceerde     technologie.     De     methodologische     ontwikkeling     en     de

gegevensproductie met betrekking tot statistieken op het gebied van geavanceerde technologie worden voortgezet. Eurostat heeft zijn ontwikkelingswerkzaamheden op het vlak van octrooien en intellectuele-eigendomsrechten in de afgelopen jaren geconsolideerd en wil er nu voor zorgen dat de begrippen op samenhangende wijze kunnen worden gebruikt in de statistische verslaglegging in de EU.


3. GEGEVENSKWALITEIT

Statistieken moeten betrouwbaar en geschikt voor het beoogde doel zijn. De gegevensverzamelingen op het gebied van O&O en innovatie worden systematisch op kwaliteit getoetst door middel van de verzameling van kwaliteitsverslagen en reguliere controles op de naleving,

De Praktijkcode Europese statistieken9 geeft de norm aan voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken. Deze code bevat 16 beginselen, waarvan verschillende betrekking hebben op het algemene institutionele kader (professionele onafhankelijkheid of toereikendheid van de middelen) dat wordt verlangd van de autoriteiten van de lidstaten en organisaties die zich bezighouden met statistiek. Deze beginselen dragen bij aan de algehele kwaliteit van de Europese statistiek. De praktijkcode omvat verschillende kwaliteitsbeginselen (onder meer accuraatheid, samenhang en vergelijkbaarheid) die rechtstreeks verband houden met de WTI-enquêtes en die worden gecontroleerd door middel van periodieke kwaliteitsverslagen.

De lidstaten hebben over het algemeen op zeer bevredigende wijze navolging gegeven aan de vereisten voor gegevensverstrekking. In geïsoleerde gevallen zijn er nog problemen met de naleving, met name in verband met laattijdige levering. Eurostat verzamelt sinds 2007 elk jaar nationale kwaliteitsverslagen inzake O&O- en GBARD-statistieken. Ook verzamelt Eurostat sinds 2004 voor elke tweejaarlijkse ronde van de communautaire innovatie-enquête nationale kwaliteitsverslagen. Eurostat publiceert online een synthese van de CIS-kwaliteitsverslagen, samen met de gegevens uit de verslagen. Op grond van Verordening (EU) nr. 995/2012 is kwaliteitsverslaglegging vanaf 2013 een onderdeel van de verplichte gegevensverstrekking. Bij een raadpleging van gegevensproducenten en gebruikers in 2017 werd bevestigd dat die verordening de gegevens dekt die het meest relevant zijn voor de nationale en Europese beleidsvorming.

Er wordt niet altijd vermeld of de gegevens voor optionele variabelen of categorieën10 compleet zijn. De lidstaten noemen de kosten en de eigenschappen van hun nationale gegevensproductiesystemen als redenen om geen gegevens te verstrekken over optionele variabelen of categorieën. Eurostat blijft de lidstaten aansporen om gegevens aan te leveren over optionele variabelen en categorieën. Op sommige gebieden is de volledigheid sinds 2014 toegenomen. Aangezien het streven naar volledigheid met betrekking tot de optionele variabelen en categorieën een kwestie van lange adem is, zal de Commissie richtsnoeren en ondersteuning blijven verstrekken om de volledigheid te verbeteren.

Eurostat en de lidstaten blijven zich ervoor inspannen dat er O&O-statistieken worden verzameld over alle organisaties die bij O&O betrokken zijn, ongeacht hun omvang of economische sector. Bovendien beoordeelt Eurostat regelmatig de kwaliteit van schattingen wanneer die door de lidstaten worden verstrekt.

4. KOSTEN EN BELASTING

10

http://ec.europa.eu/eurostat/documents/4031688/8971242/KS-02-18-142-EN-N.pdf De Praktijkcode Europese statistieken werd op 24.2.2005 aangenomen door het Comité Statistisch Programma. De code werd op 28.9.2011 door het Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité), en opnieuw op 16.11.2017, herzien.

Variabelen, of bepaalde categorieën binnen variabelen, die onderdeel zijn van de Europese O&O- en

9

Eurostat heeft in het verleden regelmatig getracht gegevens te verzamelen over de kosten en belasting van WT I - ge g e ve nsver z a melin g e n. Eurostat heeft gevraagd exacte cijfers op te nemen in de kwaliteitsverslaglegging, maar het blijkt moeilijk om consistente gegevens te verkrijgen op grond waarvan de totale kosten kunnen worden vergeleken of beoordeeld. Veel lidstaten hebben erop gewezen dat het niet mogelijk zal zijn de kosten voor het opstellen van Europese statistieken over O&O en innovatie te scheiden van de kosten voor andere Europese zakelijke statistieken of van de kosten voor soortgelijke, voornamelijk op nationale informatiebehoeften gerichte activiteiten. Voor zover er gegevens beschikbaar zijn, verschillen ook de ve rsla g le gg in g smethode n tussen de lidstaten en tussen instellingen binnen lidstaten. Hierdoor is een zinvolle vergelijking of publicatie van afzonderlijke kostenramingen niet mogelijk.

De nationale statistische autoriteiten hebben de afgelopen jaren verschillende malen een gebrek aan middelen gerapporteerd en ernstige bezorgdheid geuit over hun vermogen om aan bestaande of nieuwe Europese g e ge ve nsvere iste n te voldoen. Het stellen van prioriteiten is daarom crucialer dan ooit en betreft evenzeer bestaande als geplande statistische operaties.

Ondanks het gebrek aan bruikbare informatie van de lidstaten over de kosten van de statistiekproductie blijven de algemene vereisten in de komende nieuwe ka derv erord e ning voor de integratie van b e dr ij fsstati sti e ke n (FRIBS)        op het huidige niveau. Eurostat heeft

ook maatregelen genomen om de kostenefficiëntie en de relevantie te vergroten. Ter illustratie wordt hieronder een selectie van die maatregelen opgesomd.

Eurostat heeft ge g e v e nsproduce nten in de lidstaten (voornamelijk de nationale statistiekbureaus) in 2017 uitgebreid bevraagd alvorens een herziening van de bestaande optionele variabelen inzake O&O- en G BARD-statisti e ke n voor te stellen in het kader van de uitvoering van het herziene F M2015-h a ndboe k (zie hoofdstuk 5, Toekomstige ontwikkelingen).

Tussen 2016 en 2018 heeft Eurostat de C I S- g e ge v e nsver z a melin g beter geïntegreerd in de zakelijke statistieken en het zo mogelijk gemaakt om informatie die al in andere statistieken beschikbaar is, te hergebruiken.

Eurostat heeft de begrippen uit de O &O- b e dr ij fse nquête en met name de CIS herzien om rekening te houden met de boekhoudkundige afspraken en de gangbare praktijken in het bedrijfsleven. Hierdoor wordt de verslaglegging door bedrijven vereenvoudigd en wordt de gegevenskwaliteit verhoogd.

Eurostat heeft de efficiëntie op verschillende manieren bevorderd. Zo heeft Eurostat technische overd ra c htsno rme n vastgesteld. Ook heeft Eurostat gemeenschappelijke regels en procedures voor de validering van gegevens vastgesteld. Hierdoor is de productie van statistieken zowel voor de lidstaten als voor Eurostat efficiënter geworden.

5. TOEKOMSTIGE ONTWIKKELINGEN

Een belangrijke doelstelling voor de toekomstige ontwikkeling van de E U -statisti e k inzake wetenschap en technologie is een sterkere koppeling tussen deze statistieken en andere zakelijke statistieken. Met het oog hierop zullen de O&O-, GBARD- en innovatiestatistieken worden opgenomen in de volgende FRIBS. Op die manier worden de gegevens consistenter en beter vergelijkbaar en wordt bijgedragen aan een vermindering van de kosten en de

belasting. De eerste stappen om dit proces in gang te zetten, zijn inmiddels genomen (zie hierboven), en dit proces zal in de toekomst worden voortgezet.

De statistiek moet gelijke tred blijven houden met veranderende omgevingen en behoeften. Verschillende behoeften zullen tegen elkaar moeten worden afgewogen. Zo vraagt de gebruikersgemeenschap vaak om nieuwe hoogwaardige indicatoren, maar stellen gegevensproducenten voor om nieuwe, minder kostbare gegevensbronnen te gebruiken. Dit vereist constante o ntwikke li ng s- en scree nin g wer kz a a mhede n en koste n - b atena na l y ses (waar mogelijk). In 2016-2017 heeft de Commissie g e ge ve nsproduce nten en gebruikers uitgebreid bevraagd over nieuwe (optionele) variabelen voor de O&O en G BAR D-statisti e ke n. Naar aanleiding van deze raadplegingen heeft de W T -werkgroep besloten pilotstudies te starten naar statistieken over:

—        de uitsplitsing van het aantal interne en externe O&O-med e we rkers;

—        de berekening van de arbeidskosten voor interne O&O- mede w erke rs;

—        de berekening van de intramurale O&O-uitgaven aan de vergoeding van externe O&O- medewerkers die een bijdrage leveren aan de intramurale O&O;

—        kapitaaluitgaven aan O&O ("grond en gebouwen"; 'machines en apparatuur'; 'gekapitaliseerde computersoftware'; "andere producten waarop intellectuele-eigendomsrechten rusten );

—       een uitsplitsing van de door een bij O&O betrokken eenheid ontvangen fondsen naar 'overdracht' en 'uitwisseling'.

De W T -werkgroep heeft ook besloten om haalbaarheidsstudies te verrichten naar de verzameling van statistieken over:

—        het aantal institutionele eenheden dat betrokken is bij O&O;

—        de concentratie van O&O-uitgaven en personeel;

—        de bruto binnenlandse uitgaven aan O&O (GERD) naar financieringstype en -bron (per prestatiegebied);

—        de GERD naar de hoofdactiviteit van de O&O-uitvoerder (per p restatie ge b ied) ;

—        de GERD naar type instelling (per p restatie ge bied ).

De Commissie streeft ernaar het effect van het E U- beleid beter te meten, met name het effect van het komende kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en wil idealiter de prestatie van projecten die EU-fin a nc ier in g ontvangen, kunnen vergelijken met projecten die geen EU-financiering ontvangen. Om deze verbeterde metingen te realiseren moet er meer duidelijkheid komen over de juridische aspecten (in het bijzonder de geheimhouding van statistieken), de technische aspecten, de kosten en de administrati eve belasting.

Andere uitdagingen voor de opstelling van de W T I-statistiek nu en in de toekomst zijn de verdere internationalisering van O&O, en andere zakelijke activiteiten. Deze uitdagingen betreffen de verkrijging van nieuwe statistische gegevens over internationalisering en de organisatie van enquêtes in een meer ge g lobaliseerde (en zodoende complexere) wereld.

Eurostat en de lidstaten zullen nauw samenwerken om de CIS-gegevens in de toekomst beter te benutten. Dit werk zal de last voor deelnemers aan de enquête niet verhogen. Eurostat en de li dstaten werken aan projecten met als doel om:

verslag uit te brengen over de verschillende inno vati e pr of iele n van ondernemingen (bijv.

laten zien welke van deze nnovatieprofielen het meest voorkomen in de verschillende landen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden getoond welk percentage van de ondernemingen in een land strategische innovatoren zijn en wat het percentage volgers is. Bovendien wordt het zo mogelijk de kenmerken van de verschillende profielen te identificeren. Het doel is om beleidsmakers een gedifferentieerder inzicht te bieden in de factoren die innovatie stimuleren en belemmeren.

de uitkomsten van innovatie beter te monitoren door CIS-gegevens te koppelen aan de vertraagde gegevens van het statistisch ondern e mi ng e n re g ister en de enquête voor de structurele b e drij fsstati sti e ke n . Met deze activiteit kan de statistische informatie over startende en doorgroeiende ondernemingen worden verbeterd.

De twee projecten zullen worden gecombineerd om optimale synergieën tot stand te brengen.

In de toekomst zullen de lidstaten, zoals voor de O&O- en GBARD-gegevens al het geval is, ook de CIS-gegevens overdragen door middel van SDMX. De gegevensoverdracht wordt hierdoor efficiënter, flexibeler en tijdiger.

Eurostat en de EU- li dstaten zullen de verstrekking van metadata en k wa li teitsv ersla g e n voor O&O- en GBARD-statistieken verbeteren.

Eurostat en de EU-lidstaten zullen nadenken over verdere maatregelen om de ramingen voor kernindicatoren uit de CIS tijdiger te verstrekken.

6. CONCLUSIE

Dit verslag evalueert de tenuitvoerlegging van de acties als bedoeld in artikel 5 van Beschikking nr. 1608/2003/EG, waarmee het opzetten van een statistisch informatiesysteem over wetenschap, technologie en innovatie wordt beoogd. De twee belangrijkste ontwikkelingen sinds 2014 zijn i) de aanpassing van de gegevensverzameling inzake O&O aan het Frascati-handboek van 2015, en ii) de herziening van de CIS om de kwaliteit van de enquêteresultaten te verhogen en ze relevanter te maken voor het beleid en om de CIS aan te passen aan het herziene Oslo-handboek. Uit de voortdurende monitoring van de naleving en kwaliteit van de O&O- en CIS-statistieken die uit hoofde van de EU-wetgeving moeten worden verstrekt, blijkt dat de geproduceerde gegevens van goede kwaliteit zijn. De gegevens die de lidstaten Eurostat op vrijwillige basis toezenden, is echter niet altijd volledig. Dit heeft voornamelijk te maken met de beperkte middelen in de lidstaten. Het is lastig om nauwkeurige schattingen van de kosten en belasting in verband met de productie van deze statistieken te verkrijgen van de lidstaten. Eurostat neemt echter in samenwerking met de lidstaten verschillende maatregelen om de kostenefficiëntie te vergroten en de administratieve belasting van de productie van deze statistieken te verminderen en de statistieken vollediger te maken.

12           Doorgroeiende ondernemingen zijn sterk groeiende ondernemingen die al te lang bestaan om als