Artikelen bij COM(2019)800 - Uitkomst evaluatie relevantie van bedoelde taken die uniale financiering genieten tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 24.10.2019

COM(2019) 800 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitkomst van de evaluatie van de relevantie van de in artikel 31, lid 4, bedoelde taken die een uniale financiering genieten overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad


1. Inleiding

In de verordening bouwproducten 1 wordt de interne markt voor bouwproducten geregeld. Bij artikel 8, lid 4, wordt gestreefd naar vrij verkeer. De verordening wordt sinds juli 2013 volledig toegepast.

In dit verslag wordt geanalyseerd hoe de Europese Organisatie voor technische goedkeuringen (EOTA) de taken heeft verricht waarvoor zij EU-subsidies heeft ontvangen. Daartoe worden de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie, coherentie en EU-meerwaarde van deze taken beoordeeld.

In artikel 34, lid 2, van de verordening bouwproducten is bepaald dat de Europese Commissie “[…] de relevantie [beoordeelt] van de in artikel 31, lid 4, bedoelde taken die een uniale financiering genieten, in het licht van de behoeften van het beleid en de wetgeving van de Unie, en […] het Europees Parlement en de Raad […] van de resultaten van deze beoordeling in kennis [stelt]”. Deze taken zijn toegewezen aan de EOTA, de organisatie van technische beoordelingsinstanties.

Het bewijsmateriaal voor dit verslag is met name uit de twee volgende bronnen afkomstig:

1)door de EOTA verstrekte informatie; en

2)een in December 2016 voltooide externe studie getiteld “Supporting study for the evaluation of the relevance of EOTA tasks” (de studie) 2 .

De EOTA heeft de informatie begin 2019 ingediend; deze omvatte kwantitatieve en statistische gegevens met betrekking tot 20142018.

De studie had betrekking op de periode tussen april 2011 en eind 2015. In de studie werd gekeken naar de beschikbare informatie en naar aanvullende gegevens die werden opgevraagd bij de voornaamste actoren en belanghebbenden bij het systeem dat met de verordening bouwproducten is opgezet 3 . De studie constateert verschillende problemen, met name: i) de relatief korte toepassingsperiode van de verordening bouwproducten (die voor het grootste deel bestond uit de overgangsprocedure die noodzakelijk was voor de voornaamste belanghebbenden); ii) de beperkte consistentie en vergelijkbaarheid van de gegevens; en iii) de beperkte representativiteit van de raadpleging van belanghebbenden (vanwege een ongelijke deelname). Ondanks deze mogelijke zwakke punten kon met de studie een eerste beoordeling worden verricht.


2. Achtergrond

2.1.    De rol van de EOTA

De EOTA is de organisatie voor technische beoordeling die krachtens artikel 31, lid 1, van de verordening bouwproducten is opgericht door de technische beoordelingsinstanties (TBI’s).

De EOTA kreeg een sleutelrol toebedeeld in de transitie van het oude productgoedkeuringssysteem uit hoofde van de richtlijn bouwproducten 4 naar het nieuwe prestatiebeoordelingssysteem uit hoofde van de verordening.

De EOTA biedt fabrikanten een alternatieve route om een CE-markering te verkrijgen voor niet of niet volledig onder een geharmoniseerde Europese norm van het Europees Comité voor normalisatie (CEN) vallende bouwproducten. Voor die bouwproducten kunnen fabrikanten een Europese technische beoordeling (ETB) aanvragen, op basis waarvan een prestatieverklaring zal worden afgegeven en de CE-markering zal worden aangebracht, zoals bedoeld in artikel 21, lid 1, van de verordening bouwproducten. Een verwachting was dat deze route de marktintroductie van innovatieve producten zou vereenvoudigen en versnellen.

ETB’s worden door TBI’s ontwikkeld op basis van Europese beoordelingsdocumenten (EBD’s) die de EOTA opstelt krachtens artikel 19 van de verordening bouwproducten en overeenkomstig de procedures van bijlage II daarbij.


2.2.    Doelstellingen en taken van de EOTA

Overeenkomstig artikel 31 heeft de EOTA als doel de TBI’s te coördineren.

In artikel 31, lid 4, worden de minimumtaken van de EOTA opgesomd:

a)de coördinatie van de TBI’s organiseren en de samenwerking met en raadpleging van andere belanghebbenden waarborgen, indien nodig;

b)ervoor zorgen dat de TBI’s onderling voorbeelden van goede praktijken uitwisselen om efficiënter te werken en de sector een betere dienstverlening te bieden;

c)de toepassing van de in artikel 21 en bijlage II beschreven procedures coördineren en de daarvoor benodigde steun verlenen;

d)Europese beoordelingsdocumenten ontwikkelen en vaststellen;

e)de Commissie op de hoogte brengen van elke vraag in verband met de voorbereiding van Europese beoordelingsdocumenten en van alle aspecten in verband met de interpretatie van de in artikel 21 en bijlage II beschreven procedureregels, en aan de Commissie, op basis van de opgedane ervaring, verbeteringen voorstellen;

f)opmerkingen over TBI’s die hun taken niet uitvoeren volgens de in artikel 21 en bijlage II beschreven procedures, meedelen aan de Commissie en de lidstaat die de betrokken TBI heeft aangewezen; en

g)ervoor zorgen dat vastgestelde Europese beoordelingsdocumenten en verwijzingen naar Europese technische beoordelingen openbaar zijn.

De kerntaken van de EOTA – onder c) en d) – houden direct verband met de ontwikkeling van EBD’s. De taken a) en b) kunnen worden beschouwd als ondersteunende taken met een aanzienlijke invloed op het proces en op de kwaliteit van de uitkomsten. Tot slot kunnen de taken e), f) en g) worden beschouwd als toezichtstaken.

In artikel 20, lid 1, van de verordening bouwproducten worden de volgende voorwaarden gesteld aan de procedure voor de ontwikkeling en vaststelling van EBD’s (taak d):

a)voor de betrokken fabrikant transparant zijn;

b)passende verplichte termijnen bevatten teneinde onnodige vertragingen te voorkomen;

c)op passende wijze rekening houden met de bescherming van het beroepsgeheim en met de vertrouwelijkheid;

d)ervoor zorgen dat de Commissie er op passende wijze bij betrokken wordt;

e)voor de fabrikant kosteneffectief zijn; en

f)voldoende collegialiteit en coördinatie tussen de voor het betrokken product aangemelde TBI’s waarborgen.

Transparantie, vertrouwelijkheid, kosteneffectiviteit en tijdigheid worden in de overwegingen 19 en 23 van de verordening ook genoemd als noodzakelijke voorwaarden en komen terug in de procedure van bijlage II, die daarnaast de rol van de Commissie specificeert.


2.3.    De structuur van de EOTA

Zoals gesteld in artikel 31, lid 2, is de EOTA een orgaan dat een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft. Bij de organisatie zijn 49 TBI’s aangesloten uit 22 EUlidstaten (alle lidstaten behalve Bulgarije, Griekenland, Letland, Malta, Estland en Luxemburg), twee EER- en EVA-landen (Noorwegen en Zwitserland) en Turkije 5 .

De EOTA-leden zijn overheidsinstanties of particuliere organen die door de overheid van de deelnemende staten worden aangewezen. Sommige lidstaten hebben maar één TBI aangewezen, andere meerdere. In bepaalde lidstaten is de aangewezen TBI verantwoordelijk voor technische beoordelingen en de ontwikkeling van EBD’s in alle productgebieden, terwijl andere lidstaten TBI’s hebben aangewezen die gespecialiseerd zijn in een of meerdere productgebieden als bedoeld in artikel 29, lid 1, van de verordening bouwproducten en in bijlage IV daarbij.

Overeenkomstig de statuten bestaat de EOTA uit:

·de raad van bestuur (de secretariaatsmedewerkers en zes TBI-vertegenwoordigers die worden benoemd door de algemene vergadering);

·de algemene vergadering (bestaande uit alle EOTA-leden en de raad van bestuur); en

·de technische raad.

De algemene vergadering en de raad van bestuur zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het beleid en de strategie van de EOTA.

De EOTA beschikt ook over een secretariaat 6 en een adviesgroep van belanghebbenden 7 met een vertegenwoordiger van elke belangrijke branchevereniging van de bouwsector en van de raad van bestuur van de EOTA. De adviesgroep van belanghebbenden wordt samengesteld door en staat onder toezicht van de raad van bestuur. De EOTA-voorzitter zit de groep voor.


2.4.    De procedure voor de ontwikkeling van EBD’s


2.4.1.    Procedure gedefinieerd in bijlage II bij de verordening bouwproducten


Een fabrikant van een niet of niet volledig onder een geharmoniseerde Europese norm vallend bouwproduct kan verzoeken om een Europese technische beoordeling (ETB) voor zijn producten. De fabrikant wendt zich hiervoor tot een technische beoordelingsinstantie (TBI). De TBI moet vervolgens overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de verordening bepalen of een specifiek product al volledig of gedeeltelijk valt onder een Europees beoordelingsdocument (EBD) of een geharmoniseerde Europese norm en moet de fabrikant van de uitkomst op de hoogte stellen. Wanneer er een EBD bestaat dat het product volledig dekt, geeft de TBI de ETB af op basis van dat EBD.

Wanneer er voor de afgifte van de ETB een (nieuw of herzien) EBD nodig is, dan informeert de TBI die het verzoek heeft ontvangen (de “verantwoordelijke TBI” of “VTBI”) de EOTA, sluit een overeenkomst met de fabrikant en definieert in die overeenkomst het werkprogramma voor de opstelling van het EBD (punt 2 van bijlage II). Het EBD behandelt de prestatieaspecten van de essentiële kenmerken die de fabrikant wil aangeven.

Het nieuwe of herziene EBD wordt ontwikkeld door een werkgroep van TBI’s in samenwerking met de fabrikant en wordt vervolgens door de EOTA vastgesteld. Deze werkgroep wordt aangestuurd door de VTBI en bestaat uit de TBI’s die naar aanleiding van een uitnodiging van de EOTA hebben aangegeven te willen deelnemen 8 . De Europese Commissie wordt geïnformeerd over de ontwikkeling van het EBD, dat binnen 9 maanden na ontvangst van het ETB-verzoek moet worden voltooid (punten 3 en 4 van bijlage II).

Nadat de fabrikant op de hoogte is gesteld en rekening is gehouden met diens eventuele opmerkingen, stelt de EOTA formeel een ontwerp-EBD vast en dient dit in bij de Commissie. De Commissie kan binnen 15 werkdagen opmerkingen doorgeven. Vervolgens moet de EOTA het ontwerp-EBD dienovereenkomstig aanpassen en het beoogde definitieve EBD verzenden naar de fabrikant en de Commissie (fase 7 van bijlage II). Op dit punt kan er een ETB worden afgegeven.

Zodra de eerste ETB door de VTBI wordt afgegeven op basis van het beoogde definitieve EBD, zal dat EBD, indien nodig op basis van de opgedane ervaring, worden aangepast. Pas dan stelt de EOTA het definitieve EBD vast en stuurt een afschrift ervan naar de Commissie, met een vertaling van de titel ervan in alle officiële EU-talen, met als doel de referentie ervan te publiceren in het Publicatieblad van de EU (fase 8 van bijlage II).

Nu wordt de eerste ETB afgegeven en kan een product een CE-markering krijgen op basis van die ETB, in afwachting van de aanhaling van het EBD in het Publicatieblad.


2.4.2.    Gebruik en omzetting van documenten uit hoofde van de richtlijn bouwproducten

Voordat de verordening bouwproducten in werking trad, werden Europese technische goedkeuringen afgegeven op grond van de richtlijn bouwproducten.

Overeenkomstig artikel 9 van die richtlijn werden Europese technische goedkeuringen gebaseerd op richtsnoeren voor Europese technische goedkeuringen (RETG’s) of op gemeenschappelijke afspraken over goedkeuringsprocedures (GAG’s) 9 . De Europese technische goedkeuringen waren maximaal vijf jaar geldig 10 en mochten derhalve na 1 juli 2018 niet meer worden gebruikt (als basis voor de opstelling van de prestatieverklaring).

De enige manier om GAG’s om te zetten van de richtlijn bouwproducten naar de verordening bouwproducten was om EBD’s te ontwikkelen op basis van de technische inhoud van de GAG’s, mits die actueel was. De op basis van GAG’s afgegeven Europese technische goedkeuringen moesten tegen 30 juni 2018 worden vervangen door ETB’s op basis van een EBD.

Ten aanzien van EBD’s bepaalt artikel 66, lid 3, dat RETG’s “als Europese beoordelingsdocumenten [mogen] worden gebruikt” voor de afgifte van ETB’s uit hoofde van de verordening, mits ze alle vereiste elementen van een EBD bevatten overeenkomstig artikel 24 van de verordening en mits de technische inhoud niet ondertussen gedateerd is geraakt. Vanwege de ontwikkeling van nieuwe beoordelingsmethoden en -criteria uit hoofde van de verordening bouwproducten zijn RETG’s overbodig geworden en geleidelijk aan omgezet in EBD’s. Tegen juni 2019 waren 12 RETG’s (met al hun onderdelen) omgezet en aangehaald in het Publicatieblad en momenteel worden 14 RETG’s omgezet.


2.5.    De financiering van de EOTA

In de verordening bouwproducten is bepaald hoe de EOTA wordt gefinancierd, en voor welke taken.

Artikel 20, lid 2, luidt als volgt: “De TBI’s dragen samen met de organisatie van TBI’s [d.w.z. EOTA] de volledige kosten voor de ontwikkeling en vaststelling van Europese beoordelingsdocumenten”. Voorts luidt artikel 31, lid 5, als volgt: “De lidstaten zorgen ervoor dat de TBI’s met financiële en personele middelen bijdragen aan de organisatie van TBI’s”.

Gelet op de rol van de EOTA in het geharmoniseerde systeem voor bouwproducten wordt in artikel 31, lid 2, ten aanzien van de EOTA echter het volgende gespecificeerd: “De organisatie van TBI’s wordt beschouwd als een orgaan dat een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft in de zin van artikel 162 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen”.

Daarom kan “[a]an de organisatie van TBI’s [...] voor de uitvoering van de in artikel 31, lid 4, vermelde taken financiering van de Unie worden verstrekt” uit hoofde van de artikelen 32, 33, 34, lid 1, en 35 van de verordening bouwproducten.

In praktische zin betekent dit dat de EOTA wordt gefinancierd door de gezamenlijke TBI’s met steun van de Europese Commissie, en dat fabrikanten niets in rekening wordt gebracht voor de ontwikkeling en vaststelling van EBD’s. Wel betalen fabrikanten de TBI’s een per TBI verschillend tarief voor de afgifte van ETB’s.

De EOTA verstrekt EBD-financiering aan de verantwoordelijke en de deelnemende TBI’s.


3. Belangrijkste bevindingen

3.1.    Prestaties van de EOTA

3.1.1.    Activiteiten

De activiteiten van de EOTA zijn onderverdeeld in vier werkpakketten.

Werkpakket 1 – Het secretariaat Dit pakket gaat gepaard met de hoogste kosten in de vorm van salarissen. Het secretariaat coördineert en ondersteunt de procedures als bedoeld in artikel 21 van en bijlage II bij de verordening bouwproducten.

Werkpakket 2 heeft betrekking op de vergaderingen van de EOTA-organen en -werkgroepen.

Werkpakket 3 betreft de kernactiviteit: de ontwikkeling van EBD’s. In de afgelopen drie jaren besloeg dit werkpakket 41 % van de mandagen.

Werkpakket 4 heeft betrekking op ondersteunende dienstverlening door deskundigen en andersoortige ondersteunende activiteiten. Hieraan wordt een zeer klein percentage van het totale aantal mandagen besteed.

Al deze activiteiten worden medegefinancierd door de EU-subsidie voor de EOTA.


Tabel 1 – EOTA-begrotingsactiviteiten per werkpakket, uitgedrukt in mandagen en procenten (20132018):

Begroting in mandagen*201320142015201620172018
WP1 – Secretariaat602 - 85 %687 - 49 %693 - 61 %770 - 41 %1 001 - 50 %900 - 52 %
WP2 – Vergaderingen51 - 7 %89 - 6 %160 - 14 %153 - 8 %197 - 10 %242 - 14 %
WP3 – EBD-ontwikkeling51 - 7 %614 - 44 %239 - 21 %912 - 49 %784 - 40 %602 - 34 %
WP4 – Ondersteuning0 - 0 %0 - 0 %42 - 4 %41 - 2 %0- 0 %0 - 0 %
Totaal7051 3911 1341 8761 9821 744
Bron: Subsidieovereenkomsten 2013-2018
* Mandagen voor 2013 en 2014 geëxtrapoleerd naar het equivalent van 12 maanden om vergelijking met latere jaren mogelijk te maken.


3.1.2.    Ontwikkeling van EBD’s

Op 31 december 2018 had de EOTA inmiddels 324 EBD’s vastgesteld.

Hiervan zijn er 217 aangehaald in het Publicatieblad; de overige 107 doorlopen de procedure om te worden aangehaald.

Van de 217 aangehaalde EBD’s verwijzen er 20 naar achterhaalde EBD’s (ter vervanging van eerder aangehaalde EBD’s). Het totale nettoaantal aangehaalde EBD’s in de laatste publicatieronde in het Publicatieblad (2018) bedraagt zodoende 197. In de afgelopen drie jaar, toen de procedure volledig werd uitgevoerd, zijn gemiddeld 61 EBD’s per jaar aangehaald in het Publicatieblad.


Tabel 2 – Aantal vastgestelde en aangehaalde EBD’s per jaar (2013-2018):

JaarVastgestelde EBD’sEBD’s

aanhalingen in het Publicatieblad*
EBD’s

aangehaald in het Publicatieblad**
20142400
2015471914
20161076553
2017537067
2018936363
Totaal324217197
* Inclusief achterhaalde EBD’s.

** Exclusief achterhaalde EBD’s.


De aangehaalde EBD’s vallen in twee categorieën uiteen: EBD’s die voortvloeien uit de omzetting van documenten op grond van de richtlijn bouwproducten (RETG’s en GAG’s 11 ), of nieuwe EBD’s. De meerderheid van de aangehaalde EBD’s is gebaseerd op documenten die stammen uit de tijd van de richtlijn (57 %).

Tabel 3 – Typologie van aangehaalde EBD’s per jaar (2015-2018):

Jaar2015201620172018Totaal
EBD’s op basis van RETG’s0310316
EBD’s op basis van GAG’s18343224108
Nieuwe EBD’s128283693
Totaal19657063217


De meeste van de 93 nieuwe EBD’s hebben geen betrekking op nieuwe in de handel gebrachte producten, maar op niet volledig onder een bestaande norm of EBD vallende producten (die vaak voortvloeien uit de omzetting van een RETG of GAG). Deze “nieuwe” EBD’s bevatten slechts een of twee extra essentiële kenmerken of verwijzen naar een iets ruimere reikwijdte of aanvullende beoogde gebruiksdoeleinden 12 ten opzichte van de bestaande geharmoniseerde technische specificaties.

Onder de 107 vastgestelde, maar nog niet aangehaalde EBD’s vallen:

·EBD’s in afwachting van een reactie van de EOTA op de opmerkingen van de Commissie 13 ;

·EBD’s in afwachting van aanhaling nadat zij definitief zijn vastgesteld 14 ; en

·EBD’s die door de Commissie worden afgewezen, omdat ze niet in overeenstemming zijn met artikel 19, lid 1.

Aangezien het veel tijd in beslag kan nemen om het document aan te passen conform de opmerkingen van de Commissie, zijn veel documenten aanhangig. De Commissie is nog altijd genoodzaakt om tal van technische en juridische opmerkingen te plaatsen bij de door de EOTA vastgestelde EBD’s. Daardoor is het aantal door de EOTA vastgestelde, maar niet aangehaalde EBD’s gestegen.

EBD’s per productgebied:

De aangehaalde EBD’s bestrijken niet alle 36 productgebieden (d.w.z. de 35 gebieden als bedoeld in bijlage IV bij de verordening bouwproducten 15 plus het gebied “overig” als bedoeld in artikel 29, lid 1), maar slechts 28 ervan.


Grafiek 1 – Aangehaalde EBD’s naar veelvoorkomende productgebieden (> 5 % van alle EBD’s):


Ongeveer de helft van alle EBD’s is ontwikkeld voor slechts vier productgebieden:

·14,2 % voor bevestigingen (gebied 33);

·13,2 % voor producten voor thermische isolatie – samengestelde isolatiekits/-systemen (gebied 4);

·10,1 % voor metaalconstructieproducten en hulpproducten (gebied 20); en

·9,1 % voor houtproducten voor de bouw en toebehoren (gebied 13).

Er zijn geen EBD’s aangehaald voor de volgende gebieden: 10 (vaste brandbestrijdingssystemen); 11 (sanitair); 24 (aggregaten); 25 (bouwlijm); 27 (voorzieningen voor ruimteverwarming); 30 (vlakglas, geprofileerd glas en glasblokken); en 31 (stroom-, besturings- en communicatiekabels).


EBD’s per verantwoordelijke TBI:

29 van de 49 TBI’s hebben EBD’s ontwikkeld in de hoedanigheid van “verantwoordelijke TBI”. Twintig TBI’s hebben geen EBD’s ontwikkeld, en 23 hebben geen in het Publicatieblad aangehaalde EBD’s ontwikkeld.

Slechts een zeer klein aantal TBI’s ontwikkelt EBD’s. Zoals weergegeven in de onderstaande tabel zijn twee TBI’s goed voor ongeveer 50 % van het totale aantal aangehaalde EBD’s. Dat zijn DIBt 16 (Duitsland), dat 38 % van alle aangehaalde EBD’s heeft ontwikkeld, en OIB 17 (Oostenrijk, 13 %).


Tabel 4 – Aantal vastgestelde en aangehaalde EBD’s per verantwoordelijke TBI, 2013-2018
(met uitzondering van de TBI’s die geen EBD’s hebben ontwikkeld):

Verantwoordelijke TBILandVastgestelde EBD’sAangehaalde EBD’sPercentage aangehaalde EBD’s
DIBtDuitsland1078338,2 %
OIBOostenrijk462812,9 %
ETA-DKDenemarken34188,3 %
TSUSSlowakije12115,1 %
TZUSTsjechië13104,6 %
ITeCSpanje14104,6 %
EurofinsFinland1083,7 %
RISE Certif.Zweden662,8 %
CSTBFrankrijk1052,3 %
BM TradaVK852,3 %
UBAtcBelgië1341,8 %
BBAVK641,8 %
LNECPortugal441,8 %
ITCItalië431,4 %
ITBPolen821,4 %
KIWANederland721,4 %
ZAGSlovenië321,4 %
CEREMAFrankrijk221,4 %
IETccSpanje221,4 %
SINTEFNoorwegen221,4 %
SKG-IKOBNederland210,5 %
TECNALIASpanje210,5 %
ICECONRoemenië110,5 %
ICiMBPolen110,5 %
ITECONSPortugal110,5 %
STCItalië110,5 %
FM AppVK200,5 %
CPCTurkije200,5 %
IBDIMPolen100,5 %
Totaal324217


Zes TBI’s hebben 74 % van alle aangehaalde EBD’s ontwikkeld; de resterende 26 % is ontwikkeld door 23 TBI’s.

Twintig TBI’s (40 % van alle TBI’s) hebben überhaupt geen EBD’s ontwikkeld.

3.1.3.    De afgifte van ETB’s

ETB’s worden op verzoek van fabrikanten afgegeven op basis van EBD’s.

De TBI’s hebben in 2013-2018 in totaal 6 240 ETB’s afgegeven. Het aantal afgegeven ETB’s is elk jaar gestegen.

Tabel 5 – Aantal ETB’s per jaar (2013-2018):

YearETAs issued
201323
2014643
2015926
20161,262
20171,576
20181,810
Total6,240


Uit hoofde van de verordening bouwproducten worden ETB’s in principe gebaseerd op EBD’s. Zoals uitgelegd in paragraaf 2.4.2 zijn – met het oog op de overgang van de richtlijn bouwproducten naar de verordening bouwproducten – ook ETB’s afgegeven op basis van RETG’s of EBD’s tot omzetting van ETB’s en op basis van EBD’s tot omzetting van GAG’s.


Tabel 6 – Aantal ETB’s naar grondslag (2013-2018):

ETB’s gebaseerd opAantal afgegeven ETB’sPercentage afgegeven ETB’s
RETG’s of EBD’s tot omzetting van RETG’s4 87378 %
EBD’s tot omzetting van GAG’s81713 %
Nieuwe EBD’s5509 %
Totaal6 240100 %


Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, is 91 % van de afgegeven ETB’s gebaseerd op documenten waarvan de inhoud stamt uit de tijd van de richtlijn bouwproducten, en is slechts 9 % van de ETB’s gebaseerd op nieuwe EBD’s. Zoals hierboven vermeld, heeft een duidelijke meerderheid van de op nieuwe EBD’s gebaseerde ETB’s geen betrekking op pas in de handel gebrachte producten, maar op kleine afwijkingen van geharmoniseerde normen (of andere EBD’s).

Drie documenten (RETG 001 betreffende metalen ankers voor gebruik in beton, RETG 004 betreffende externe composietsystemen voor thermische isolatie met rendering en RETG 026 betreffende brandvertragende en brandwerende producten) liggen ten grondslag aan meer dan een derde van alle ETB’s. Gecombineerd met EBD 330232 (een van de drie EBD’s waarmee RETG 001 is omgezet), RETG 005 betreffende vloeibare dakafdichtingskits en RETG 015 betreffende driedimensionale spijkerplaten, zijn deze zes documenten goed voor 50 % van de afgegeven ETB’s.

Grafiek 2 – ETB’s per basisdocument (2013-2018):


Gelet op de grootschalige verspreiding van de producten die onder deze zes documenten vallen, en de stabiliteit ervan gezien de ononderbroken toepassing ervan sinds de jaren 1990, kan de Commissie artikel 19, lid 1, van de verordening bouwproducten toepassen, dat de mogelijkheid biedt het EBD te gebruiken als basis voor normalisatieverzoeken.


ETB’s per productgebied:

De interesse van fabrikanten voor ETB’s concentreert zich op slechts enkele productgebieden. Twee derde van de 6 240 ETB’s had namelijk betrekking op drie van de productgebieden die in bijlage IV bij de verordening bouwproducten worden opgesomd:

·gebied 33: bevestigingen (36 %);

·gebied 35: producten met brandvertragende, brandwerende en tegen brand afdichtende eigenschappen (17 %); en

·gebied 4: producten voor thermische isolatie; samengestelde isolatiekits/-systemen (15 %).

Bovendien is meer dan 85 % van de in deze drie productgebieden afgegeven ETB’s gebaseerd op RETG’s of EBD’s tot omzetting van RETG’s.

Grafiek 3 – ETB’s per productgebied (2013-2018):


Wanneer we ook de volgende gebieden meetellen: 3 (membranen, waaronder in vloeibare toepassingen en kits); 34 (bouwkits, bouweenheden, geprefabriceerde elementen) en 13 (houtproducten voor de bouw en toebehoren), dan zijn de zes uitgelichte gebieden in de bovenstaande tabel goed voor 86 % van de afgegeven ETB’s. De overige 30 gebieden zijn goed voor slechts 14 %.

Dit is mogelijk een argument om artikel 19, lid 4, van de verordening bouwproducten toe te passen en een normalisatieverzoek voor te bereiden.

Er zijn geen ETB’s afgegeven in de volgende productgebieden (waarvoor dus ook geen EBD’s zijn aangehaald in het Publicatieblad): gebied 11 (sanitair); gebied 24 (aggregaten); gebied 27 (voorzieningen voor ruimteverwarming); en gebied 31 (stroom-, besturings- en communicatiekabels).


ETB’s per land:

Sinds 2013 hebben de in Duitsland gevestigde TBI’s 26 % van de ETB’s afgegeven, Tsjechische TBI’s 14 % en TBI’s in het Verenigd Koninkrijk 12 %. Deze drie landen hebben de helft van alle ETB’s afgegeven.

In het geval van Duitsland betreft het één TBI (DIBt). Het Tsjechische percentage wordt voornamelijk gerealiseerd door de grootste TBI (TZUS) 18 . De situatie is anders in het VK, waar alle acht TBI’s actief zijn.

Grafiek 4 – Aantal ETB’s per TBI (meer dan 50 per TBI):


De fabrikanten met een ETB zijn afkomstig uit 66 verschillende landen overal ter wereld. De derde landen met de meeste ETB’s zijn Canada (34), India (24), Taiwan (24), de VS (21) en de Verenigde Arabische Emiraten (20). De resterende 29 derde landen hebben elk minder dan 15 ETB’s.

In de EU komt het land van de ETB-houder (de fabrikant) niet noodzakelijkerwijs overeen met het land van afgifte van het ETB (de TBI). Zo bezitten Tsjechische bedrijven 3 % van de ETB’s, terwijl de Tsjechische TBI’s 14 % van alle ETB’s hebben afgegeven. Dit geldt ook voor het VK (Britse bedrijven bezitten 7 % van de ETB’s, terwijl de Britse TBI’s 12 % ervan hebben afgegeven) en Denemarken (Deense bedrijven bezitten 2 % van de ETB’s, terwijl de Deense TBI 8 % ervan heeft afgegeven). Italiaanse bedrijven bezitten echter 8 % van de ETB’s terwijl de Italiaanse TBI’s goed zijn voor 2 % van alle ETB’s.


Grafiek 5 – ETB’s per land van de TBI van afgifte:     Grafiek 6 – ETB’s per land van de houders:


3.2.    Begroting

3.2.1. Financieringsbronnen van de EOTA

Op grond van artikel 33 van de verordening bouwproducten heeft de Europese Commissie exploitatiesubsidies verstrekt aan de EOTA die een aanzienlijk deel van de kosten van de organisatie (40-50 %) dekken, waaronder de kosten voor de ontwikkeling van EBD’s.


Tabel 7 – Financieringsbronnen van de EOTA, 2013-2018 (in EUR o.v.v. het percentage van de EU-financiering):

Bron201320142015201620172018
Ontvangen ledencontributie487 321757 308760 681,80665 047,14879 917,69886 483,01
Ontvangen EC-subsidie183 790336 612440 000533 133,78570 000550 000
Totaal671 1111 093 9201 200 681,801 198 190,921 449 917,691 436 483,01
Aandeel EC-financiering27 %31 %37 %44 %39,31 %38,29 %


3.2.2 EBD-vergoedingen

De ontwikkeling van EBD’s vormt de kernactiviteit van de EOTA, waarvoor de EOTA financiering verstrekt aan de VTBI’s. Wanneer het EBD wordt vastgesteld door de EOTA, meldt de verantwoordelijke TBI aan het EOTA-secretariaat welke TBI’s bij de ontwikkeling betrokken waren. De verantwoordelijke en de deelnemende TBI’s vullen een tabel met tijd- en reisgegevens in als bewijs dat de werkzaamheden in aanmerking komen voor een vergoeding uit de EOTA-begroting. De TBI’s komen een gemiddeld aantal mandagen overeen voor de ontwikkeling van een EBD, waarbij voor verantwoordelijke TBI's een ander gemiddelde geldt dan voor deelnemende TBI’s. Dit gemiddeld aantal mandagen komt echter niet overeen met de daadwerkelijke tijdsinvestering van TBI’s wanneer zij een nieuw EBD ontwikkelen op basis van een reeds bestaand document en er geen nieuwe beoordelingsmethoden nodig zijn.

De hoofdafgevaardigden, de leden van de projectteams 19 en de andere betrokken groepen leveren elk een tabel in bij het EOTA-secretariaat met het aantal mandagen en de reisgegevens. De hoofdafgevaardigden dienen een deelnemerslijst van de tijdens het rapportagekwartaal gehouden vergaderingen in bij het secretariaat.

De EOTA-vergoeding per mandag wordt berekend aan de hand van het land van herkomst van de desbetreffende TAB, rekening houdend met de door Eurostat gepubliceerde vergelijkende prijsniveaus van 2013.

De reiskosten van de volgende personen worden vergoed:

·deelnemers aan de vergaderingen van projectteams, werkgroepen en andere EOTA-groepen;

·EOTA-medewerkers die deelnemen aan de vergaderingen van de officiële organen van de EOTA;

·leden van de raad van bestuur die deelnemen aan de vergaderingen van die raad; en

·deelnemers van andere vergaderingen die van belang zijn voor de EOTA (nadat de raad van bestuur daarvoor toestemming heeft verleend).

Bij vergaderingen van projectteams of werkgroepen komt slechts één persoon per TBI in aanmerking voor een vergoeding van de reiskosten, met inbegrip van eventuele deskundigen die namens de TBI deelnemen.

Er geldt een forfaitair tarief van 150 EUR per nacht voor overnachtingskosten en de kosten van lokaal vervoer op de vergaderlocatie. Vliegtuig- en treinreizen worden vergoed overeenkomstig de daadwerkelijke kosten.

De informatie die VTBI’s op hun facturen opnemen over het aantal werkuren voor het ontwikkelen van een EBD verschilt sterk. Zo kunnen de verrichte werkzaamheden niet nauwkeurig worden vergeleken met de declaraties van de TBI’s, en dat leidt tot een gebrekkige transparantie, aangezien de door verschillende VTBI’s gedeclareerde kosten voor de ontwikkeling van EBD’s niet gemakkelijk kunnen worden vergeleken en geanalyseerd. De Commissie werkt samen met de EOTA aan het vergroten van de transparantie en de verantwoording met betrekking tot de vergoeding van deze kosten op basis van de tijd die daadwerkelijk in de ontwikkeling (of wijziging) van een EBD is gestoken.


4. Evaluatie van de taakverrichting door de EOTA


4.1.    Doeltreffendheid

In deze paragraaf wordt geanalyseerd in hoeverre de EOTA-route heeft bijgedragen aan de interne markt voor bouwproducten en in hoeverre de specifieke doelstellingen ervan zijn bereikt. Verder is er aandacht voor de beoogde en onbedoelde effecten.

4.1.1.    Toepassing van artikel 29 van de verordening bouwproducten inzake aanwijzing van, toezicht op en beoordeling van TBI’s en artikel 30 inzake de eisen voor TBI’s:

Nadat de verordening volledig in werking was getreden kostte het enige tijd om de TBI’s op te zetten. Op 31 december 2018 hadden 21 lidstaten en drie derde landen (Zwitserland, Noorwegen en Turkije) TBI’s aangewezen. Aangezien er geen TBI’s zijn in Bulgarije, Estland, Griekenland, Hongarije, Letland, Malta en Luxemburg, moeten fabrikanten uit deze landen hun verzoeken richten aan TBI’s in andere landen. De taalbarrière kan grote gevolgen hebben voor hun toegang tot de alternatieve EOTA-route. Desalniettemin beschikken deze zeven landen over 150 ETB’s, uitgezonderd Malta, dat er geen heeft 20 .

Alle TBI’s moeten voldoen aan de vereisten van tabel 2 van bijlage IV wat betreft hun bekwaamheid op het gebied van risicoanalyse, het vaststellen van technische criteria, het vaststellen van beoordelingsmethoden, het vaststellen van de specifieke productiecontrole in de fabriek, de beoordeling van het product en het algemeen beheer. Wanneer een deelnemend land een TBI benoemt, controleert de Commissie de bekwaamheid van de TBI aan de hand van de informatie die het land heeft verstrekt in een lijst met tien vragen die is opgenomen in de richtsnoeren voor de evaluatie van TBI’s uit 2015 21 .

Het is belangrijk te vermelden dat de voornaamste actieve TBI’s (behalve DIBt uit Duitsland en OIB uit Oostenrijk) ook aangemelde instanties zijn. Hun marktpositie wordt zodoende versterkt, omdat zij “één loket” kunnen aanbieden aan de fabrikant (voor de afgifte van een ETB en daarna voor de verrichting van AVCP-taken (beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid) met betrekking tot het product).


4.1.2.    Uitvoering van artikel 31 van de verordening bouwproducten inzake de coördinatie van TBI’s

In de studie wordt, voornamelijk op basis van de gesprekken met TBI-vertegenwoordigers en fabrikanten die ETB’s hebben verkregen voor hun producten, geconcludeerd dat de EOTA voldoet aan de doelstelling van artikel 31, lid 1, van de verordening bouwproducten, en alle taken verricht als bedoeld in artikel 31, lid 4. De studie laat echter zien dat er ruimte voor verbetering is, met name wat betreft de communicatie en samenwerking tussen TBI’s. Er lijkt een zeker spanningsveld te zijn ontstaan tussen enerzijds de coördinatie en anderzijds de concurrentie tussen TBI’s, waardoor bepaalde TBI-activiteiten overlap en doublures vertonen. In de studie wordt ook aanbevolen om beter toezicht te houden op het tijdpad (levertijden) en om de rollen in het EOTA-systeem te verhelderen.


4.1.3.    Kwaliteit van de EBD’s

De inhoud van een EBD wordt gedefinieerd in artikel 24.

De EOTA is de vervanger van de Europese Organisatie voor technische goedkeuringen die bij de richtlijn bouwproducten werd opgericht en, zoals aangegeven in het verslag van 2016 over de uitvoering van de verordening bouwproducten 22 , vormt de paradigmaverschuiving van de richtlijn naar de verordening, d.w.z. van “productgoedkeuring” naar “prestatiebeoordeling”, de grootste uitdaging voor de ontwikkeling en vaststelling van EBD’s.

Nadat de Commissie in 2013 het formaat van de Europese technische beoordeling had vastgesteld 23 , bereikten de EOTA en de Commissie in 2015 overeenstemming over het formaat van het EBD. Hierop werden in juli 2015 voor het eerst EBD’s aangehaald in het Publicatieblad. Vervolgens heeft de Commissie in 2016 uitgebreide richtsnoeren opgesteld over het EBD-formaat, op basis van de bij deze processen opgedane ervaringen. Naar aanleiding hiervan is het jaarlijkse aantal afgeronde en uiteindelijk in het Publicatieblad aangehaalde EBD’s geleidelijk gestegen, van 14 in 2015 naar 63 in 2018.

In het huidige systeem dient de Commissie pas opmerkingen over de inhoud van EBD’s in nadat de technische raad van de EOTA de EBD’s heeft goedgekeurd (zie paragraaf 2.4.1). De Commissie stelt gemiddeld 30 punten vast die veranderingen vereisen in een door de EOTA ingediend ontwerp-EBD. De EOTA (meer specifiek de TBI’s die de EBD’s opstellen) geeft gehoor aan 90 % van de opmerkingen, wat erop duidt dat de kwaliteitscontrole van de bij de Commissie ingediende documenten beperkt is. De aanhaling van EBD’s loopt hierdoor verdere vertraging op, met name omdat de analyse voor het corrigeren van bepaalde problemen (bv. de precieze reikwijdte, onnodige productidentificatiebepalingen in EBD’s, productiecontrole in de fabriek of taken voor aangemelde instanties) veel tijd in beslag neemt.

De Commissie heeft een controlelijst ontwikkeld om de kwaliteit van de EBD’s die in fase 7 door de EOTA worden vastgesteld, te verbeteren. De TBI’s gebruiken deze lijst sinds juni 2019.

De opmerkingen van de Commissie worden echter niet altijd systematisch geïntegreerd vóór de afgifte van de eerste ETB, waardoor het definitieve EBD opnieuw moet worden herzien en de aanhaling wederom wordt vertraagd.


4.1.4.    Concentratie rond bepaalde productgebieden

Er zijn vooral voor de volgende productgebieden EBD’s ontwikkeld:

·gebied 33: bevestigingen (29 aangehaalde EBD’s);

·gebied 04: producten/kits voor thermische isolatie (26 aangehaalde EBD’s);

·gebied 20: metaalconstructieproducten en hulpproducten (21 aangehaalde EBD’s);

·gebied 13: houtproducten voor de bouw en toebehoren (19 aangehaalde EBD’s);

·gebied 22: dakbedekkingen, daklichten, dakramen en toebehoren (14 aangehaalde EBD’s); en

·gebied 9: vliesgevels/bekleding/verlijmde beglazingssystemen (12 aangehaalde EBD’s).

Het zij opgemerkt dat deze productgebieden niet noodzakelijkerwijs de meest innovatieve producten bevatten. Dit zijn tevens gebieden waarbinnen RETG’s zijn ontwikkeld uit hoofde van de richtlijn bouwproducten, en vele van deze EBD’s zijn van deze RETG’s afgeleid.

In andere productgebieden zijn minder dan tien EBD’s aangehaald in het Publicatieblad, terwijl er geen EBD’s zijn aangehaald voor zeven productgebieden.


4.1.5.    Concentratie rond bepaalde TBI’s

Slechts 29 van de 49 TBI’s hebben aanvragen van fabrikanten ontvangen die aanleiding gaven tot de ontwikkeling van EBD’s.

Zoals eerder genoemd is een klein aantal TBI’s zeer actief bezig met de ontwikkeling van EBD’s. Dat zijn: DIBt, OIB en ETA-DK 24 (de enige TBI’s van Duitsland, Oostenrijk en Denemarken), die 59 % van alle aangehaalde EBD’s hebben ontwikkeld.

40 % van alle TBI’s heeft geen aanvragen van fabrikanten ontvangen.

Er is een zekere mate van specialisatie ontstaan. Voor bepaalde productgebieden wordt een groot deel van de aanvragen van fabrikanten ingediend bij één bepaalde TBI. Zo zijn 25 van de 40 EBD’s in productgebied 33 (bevestigingen) ontwikkeld door DIBt (63 %) en hebben slechts zes andere TBI’s EBD’s ontwikkeld voor dit productgebied (37 %).

In dezelfde geest dienen fabrikanten hun verzoek om een ETB vaak in bij de TBI die het desbetreffende EBD heeft ontwikkeld, mogelijk uit vertrouwensoverwegingen. Zodoende is de specialisatie op EBD-niveau terug te zien bij de ETB’s; zo hebben DIBt, OIB en ETA-DK 39 % van alle ETB’s afgegeven. Denemarken (ETA-DK) is goed voor 8 % van de EBD’s en 8 % van de ETB’s; Oostenrijk (OIB) is goed voor 6 % van de EBD’s en van de ETB’s.

Dit betekent dat TBI’s die EBD’s ontwikkelen mogelijk een concurrentievoordeel hebben op de ETB-markt.

In Duitsland en Tsjechië nemen we evenwel andere patronen waar. De Duitse instantie DIBt heeft 38 % van de EBD’s ontwikkeld, maar Duitse fabrikanten bezitten slechts 26 % van de ETB’s en een derde ervan is afgegeven door TBI’s uit andere landen. Dit duidt er wellicht op dat klanten van de DIBt hun verzoeken richten aan andere TBI’s wanneer ze de kosten moeten goedkeuren. Het tegenovergestelde is het geval in Tsjechië, waar TZUS goed is voor 5,6 % van de EBD’s en 14 % van de ETB’s, wat er mogelijk op duidt dat TZUS voor ETB’s klanten uit andere landen trekt.


4.1.6.    Concentratie van EBD’s en ETB’s op basis van oude RETG’s

Zoals aangegeven in paragraaf 3.1.3 zijn de afgegeven ETB’s geconcentreerd in slechts enkele productgebieden, waarbij drie gebieden goed zijn voor twee derde van de 6 240 ETB’s. Meer dan 85 % van de in deze drie productgebieden afgegeven ETB’s is gebaseerd op RETG’s als EBD’s, of op EBD’s waarmee RETG’s worden omgezet. Bovendien vormen zes RETG’s 25 en de omzettingen ervan in EBD’s de basis voor ongeveer 60 % van alle afgegeven ETB’s.

Zoals aangegeven in paragraaf 2.4.2 maakten de transitie van de richtlijn bouwproducten naar de verordening bouwproducten en de technische ontwikkelingen rond beoordelingsmethoden het nodig om RETG’s en GAG’s om te zetten in EBD’s. Op dit moment is 91 % van de uit hoofde van de verordening afgegeven ETB’s gebaseerd op documenten die stammen uit het tijdperk van de richtlijn.


4.1.7.    Proliferatie van EBD’s en ETB’s

In verschillende gevallen worden er tegelijkertijd meerdere EBD’s ontwikkeld voor hetzelfde type product (bv. verlijmingsproducten). Indien deze parallelle EBD’s worden vastgesteld, leidt dat tot ernstige problemen voor concurrerende producten, verwarring over de aangegeven prestatie en verwarring voor de gebruiker van het product. Deze proliferatie van EBD’s werkt daarnaast een suboptimaal gebruik van de financiële en personele middelen van de EOTA en de Commissie in de hand.

Deze benadering is soms gerechtvaardigd op grond van de vertrouwelijkheidsregels als bedoeld in artikel 20, lid 1, onder c), van, en bijlage II bij, de verordening bouwproducten met het oog op “de bescherming van het beroepsgeheim en […] de vertrouwelijkheid”. Nadat ze zijn vastgesteld worden EBD’s evenwel geharmoniseerde technische specificaties met directe, in heel Europa geldende gevolgen voor de mededinging en het verhandelen van de desbetreffende bouwproducten. Daarom wordt naast de vertrouwelijkheidsbepalingen ook rekening gehouden met andere cruciale beginselen die bij het blindelings toepassen daarvan in gevaar kunnen komen. Momenteel wordt met de lidstaten en de EOTA gesproken over richtsnoeren inzake de EBD-ontwikkelingsprocedure om een onrechtmatige proliferatie van EBD’s te voorkomen en de vertrouwelijkheid te beschermen.

Een enkele RETG is goed voor 24 % van alle afgegeven ETB’s (1 490; waarbij RETG 001 wordt gebruikt als EBD en de bijbehorende EBD-omzettingen). 13 EBD’s (of als EBD’s gebruikte RETG’s) vormen de grondslag voor meer dan 100 ETB’s; 49 EBD’s vormen de basis voor minder dan 100 ETB’s en de resterende EBD’s vormen de basis voor minder dan 10 EBD’s.

Bovendien vallen sommige momenteel verhandelde producten onder twee ETB’s, zoals het geval is bij een injectiesysteem in het productgebied voor bevestigingen (gebied 33) waarvoor een eerste ETB is uitgegeven op basis van RETG 001-5 (gebruikt als een EBD), en waarvoor vervolgens een tweede ETB is afgegeven op basis van EBD 331522-00-0601 (dat enkel is vastgesteld) met een iets andere reikwijdte.


4.1.8.    Een obstakel voor kmo’s

De EOTA-route waarmee fabrikanten een CE-markering kunnen verkrijgen, pakt niet voor iedereen gunstig uit. Hoewel bedrijven geen kosten dragen voor de ontwikkeling van EBD’s, betalen ze tarieven aan de TBI’s voor de afgifte van de ETB. Die tarieven kunnen hoog zijn (24 000 tot 36 000 EUR – zie paragraaf 4.2.3 inzake efficiëntie voor meer informatie) en soms is de investering niet terug te verdienen aan de hand van een stijgende marktvraag. Bovendien heeft de fabrikant geen garantie dat het EBD waarop deze ETB is gebaseerd, niet achterhaald zal raken door een nieuwere versie die er komt op verzoek van een andere fabrikant die bepaalde wijzigingen wil doorvoeren, waardoor de eerste fabrikant mogelijk tegen extra kosten aanloopt.

Deze kosten en risico’s vormen een uitdaging voor kmo’s, met name wat betreft EBD’s tot omzetting van RETG’s, aangezien die het grootste percentage van de ETB’s en dus van de betrokken fabrikanten uitmaken.

Enkele antwoorden van de in het kader van de studie ondervraagde fabrikanten duiden erop dat de CE-markeringsroute via de EOTA door grote fabrikanten kan worden aangewend om een concurrentievoordeel te behalen ten opzichte van andere marktdeelnemers 26 .


4.1.9.    Prestaties van de EOTA en de TBI’s bij de afgifte van EBD’s en ETB’s:

Het formaat van de Europese technische beoordelingen is in oktober 2013 vastgesteld; het EBD-formaat kwam in maart 2015 gereed. Ondanks deze voortvarende start is de overgrote meerderheid van de EBD’s niet gereedgekomen binnen de termijnen die in bijlage II worden genoemd.

Er wordt gewerkt aan een IT-instrument om de informatie-uitwisseling tussen de EOTA en de Commissie te verbeteren (elkaar informeren over termijnen en mogelijke vertragingen, alle voltooide fasen van de ontwikkeling van een EBD registreren enz.) en om de Nando-databank 27 automatisch bij te werken zodra er een EBD wordt aangehaald.

Overeenkomstig de procedure van bijlage II bij de verordening bouwproducten en gezien de onvoorwaardelijke verplichting van artikel 4, lid 1, kan het rechtmatig zijn om een CE-markering te verlenen voor een product op basis van een nog niet aangehaald EBD. De wetgevers beoogden om de aanpassing van het ontwerp-EBD na de afgifte van de eerste ETB mogelijk te maken en om vertraging van de ETB-processen voor volgende fabrikanten te voorkomen. Indien het EBD echter wordt afgewezen en niet wordt aangehaald, kunnen er vraagtekens worden geplaatst bij de geldigheid van de prestatieverklaring en de CE-markering die zijn gebaseerd op de afgegeven ETB. Het gaat daarbij om 70 ETB’s en 31 EBD’s (waaronder met name 18 ETB’s die door zes verschillende TBI’s zijn afgegeven met betrekking tot één vastgesteld EBD dat voortvloeit uit de omzetting van een GAG). Dit betekent dat producten een CE-markering hebben gekregen en in de handel zijn gebracht op basis van een EBD dat nog moet worden verbeterd om te worden aangehaald in het Publicatieblad.

Hoewel fabrikanten geen directe wettelijke verplichting hebben om hun ETB en CE-markering bij te werken na de herziening van een EBD, voelen zij zich daartoe vaak gedwongen onder druk van de markt. Bovendien moet er een nieuwe ETB worden afgegeven indien een nieuw EBD dat een vorige versie vervangt (of een RETG omzet) aanzienlijk gewijzigde beoordelingsmethoden bevat.

De studie wijst op de noodzaak om bijlage II af te stemmen op de daadwerkelijke verantwoordelijkheden en tijdpaden voor de ontwikkeling van EBD’s en de aanhaling ervan in het Publicatieblad 28 .

Het relatief grote aantal EBD’s dat is afgewezen of in afwachting is van aanhaling houdt evenwel voornamelijk verband met het ontbreken van een passende kwaliteitscontrole bij de EOTA. De door de EOTA toegezegde opbouw van interne technische en juridische capaciteit en de recente controlelijst voor de kwaliteit van EBD’s in fase 7 zullen de kwaliteit van de ontwerp-EBD’s en het percentage aangehaalde EBD’s naar verwachting aanzienlijk verbeteren en zodoende leiden tot kortere procedures. Deze verbetering zou ook helpen om de proliferatie van EBD’s te beteugelen (zie paragraaf 4.1.7).


4.2.    Efficiëntie

In deze paragraaf wordt bezien of de verwachte resultaten en impact zijn gerealiseerd tegen een redelijke, evenredige prijs.


4.2.1.    Kosten voor de Commissie

De kosten voor de Commissie omvatten de jaarlijkse subsidie aan EOTA en de kosten van de input die Commissieafdelingen leveren bij de ontwikkeling van EBD’s in termen van staf en ondersteuning (speciale adviseurs). Deze kosten houden specifiek verband met de verordening bouwproducten, aangezien andere internemarktwetgeving geen alternatieven voor normalisatie biedt.

Sinds 2016 is de EOTA-subsidie relatief stabiel: 550 000 EUR in 2016, 570 000 EUR in 2017 29 en 550 000 EUR in 2018. In 2016 werden 65 EBD’s aangehaald; in 2017 waren dat er 70 en in 2018 63, zodat de kosten van één EBD bij wijze van indicatie uiteenliepen van 8 143 EUR (2017) tot 8 730 EUR (2018). Zoals genoemd is de EOTA-begroting onderverdeeld in vier werkpakketten. Het meeste geld gaat naar het secretariaat, gevolgd door de ontwikkeling van EBD’s (34-49 % van de begroting in 2016-2018), vergaderingen en ondersteunende activiteiten.

De Commissie zet ongeveer 1,5 fte aan personeel in voor het toezicht op de EOTA. Deze formatie is stabiel gebleven ondanks het stijgende aantal EBD’s dat de EOTA sinds 2014 heeft vastgesteld (van 24 in 2014 naar 93 in 2018) en ondanks het feit dat de Commissie nog steeds tal van technische en juridische opmerkingen moet plaatsen bij de door de EOTA vastgestelde EBD’s.

De desbetreffende afdeling van de Commissie heeft voorts een adviseur aangetrokken die de kwaliteit van de door de EOTA ingediende ontwerp-EBD’s evalueert om het eigen personeel te ontlasten (deze ondersteuning bedraagt 120 000 EUR per jaar sinds 2014).

De ondersteunende studie wijst uit dat de subsidieovereenkomst beter moet worden afgestemd op de doelstellingen van de verordening en dat de systemen voor de controle van de EOTA-financiering, de financiering van de ontwikkeling van EBD’s en de financiering van TBI’s moeten worden versterkt.

De Commissie heeft de EOTA verzocht om een gemeenschappelijk factureringssysteem voor TBI’s op te zetten, zodat hun facturen aan de EOTA uitgaan van de reële kosten voor de ontwikkeling van een EBD. De EOTA heeft ook toegezegd om een realistischere, nauwkeurigere regeling te gaan gebruiken om TBI’s te vergoeden voor de daadwerkelijke inspanningen die zij per geval hebben geleverd om een EBD te ontwikkelen/wijzigen.


4.2.2.    Externe efficiëntie

22 van de 26 voor het onderzoek geïnterviewde fabrikanten (allen klanten van EOTA) merkten wat betreft de kosteneffectiviteit van de ondersteuning door de EOTA op dat de commerciële voordelen ervan opwegen tegen de nalevingskosten: in sterke of zeer sterke mate voor twaalf fabrikanten, in gemiddelde mate voor vier fabrikanten en in geringe of zeer geringe mate voor nog eens vier fabrikanten 30 . Over het algemeen vinden de klanten van de EOTA dat EBD’s en ETB’s sneller kunnen worden afgegeven (volgens de antwoorden duurt het gemiddeld 16,3 maanden om een EBD vast te stellen), en zij klagen over vertragingen bij het in de handel brengen van producten, ondanks de verbeteringen die sinds het tijdperk van de richtlijn bouwproducten zijn doorgevoerd. De termijnen steken echter zeer gunstig af tegen de tijd die nodig is om een geharmoniseerde Europese norm te ontwikkelen.

Op basis van de productomzetgegevens van negen EOTA-klanten werd in de studie vastgesteld dat het financiële rendement van de productverkoop op de interne markt opweegt tegen de kosten om een ETB na te leven, bij een baten-kostenverhouding van 443 op 1. Deze berekening is gebaseerd op een totale, door de negen fabrikanten geschatte productomzet van 157 miljoen EUR. Door de kleine omvang van deze steekproef is het echter maar zeer de vraag of deze kwantitatieve gegevens representatief zijn, en er is geen ander bewijs beschikbaar.

De totale kosten die fabrikanten kwijt zijn om een ETB te verkrijgen, lopen volgens een schatting in de studie uiteen van 40 000 EUR tot 52 000 EUR 31 , met het TBI-tarief als grootste kostenpost: deze varieert van 24 500 EUR tot 36 000 EUR (twee bedrijven melden tarieven van 150 000 EUR of meer) 32 .

Op de vraag of zij in de toekomst opnieuw een ETB zouden aanvragen, antwoordden 26 van de 35 fabrikanten (allen klanten van de EOTA) positief.


4.3.    Relevantie

Relevantie gaat over de vraag in hoeverre de doelstellingen van de EOTA-route (en van de EOTA en de TBI’s) aansluiten op de behoeften van de fabrikanten en de markt.

Hoewel innovatie in de verordening bouwproducten niet uitdrukkelijk wordt genoemd als het doel van de EOTA, is de EBD-procedure gericht op innovatieve of nieuwe producten, die gezien de duur van de normalisatieprocessen niet onder geharmoniseerde normen kunnen vallen. In de subsidieovereenkomsten van de Commissie wordt de verwachting uitgesproken dat de EBD-procedure fabrikanten de mogelijkheid biedt om de CE-markering aan te brengen op nieuwe en vaak innovatieve bouwproducten. De statuten van EOTA vermelden dat de EOTA-taken bredere activiteiten omvatten met betrekking tot het beschikbaar stellen en het gebruik van bouwproducten en het bevorderen van innovatie in de bouw.

Volgens de ondersteunende studie vinden de TBI’s en hun klanten de EOTA een relevante organisatie. Zij vinden dat de EOTA-aanpak, aangezien normalisatie niet alle producten dekt en niet voor alle producten geschikt is, met name geschikt is voor splinternieuwe, echt innovatieve producten, die vaak worden genoemd als de kern van de EOTA-activiteiten. Van de 26 TBI’s die werden gevraagd in hoeverre de EOTA voorziet in hun behoeften, antwoordden er 19 met “volledig” en vier met “grotendeels”. Van de 37 fabrikanten waaraan dezelfde vraag werd voorgelegd, antwoordden er 20 met “volledig” en 11 met “grotendeels”.

Er konden echter geen bewijzen worden gevonden ter staving van de impact van de EOTA op de innovatie binnen de bouwsector.

In de EOTA-route komen in relatief opzicht minder bouwproducten aan bod dan in het normalisatieproces. Het aantal afgegeven ETB’s is substantieel lager dan het aantal certificaten dat in dezelfde periode wordt afgegeven op basis van geharmoniseerde normen. Op 31 december 2018 waren er 6 240 ETB’s, maar het aantal jaarlijks afgegeven certificaten loopt in de miljoenen.

En nogmaals: de overgrote meerderheid van de EBD’s is niet ontwikkeld voor splinternieuwe of echt innovatieve producten. Zelfs de TBI’s die aan het onderzoek hebben deelgenomen plaatsten vraagtekens bij het aantal echt innovatieve producten; volgens hen ligt het percentage lager dan de 9 % van het aantal EBD’s dat voortkomt uit “nieuwe” producten in plaats van uit documenten die stammen uit de tijd van de richtlijn bouwproducten (EBD’s tot omzetting van RETG’s of GAG’s).

In werkelijkheid vragen fabrikanten meestal een ETB aan om een ​​CE-markering aan te brengen op producten die algemeen worden gebruikt in de bouw en waarvoor de fabrikant – hoewel er een geharmoniseerde norm voor bestaat – een essentieel kenmerk of beoogd gebruik wil aangeven dat niet onder de geharmoniseerde norm valt. Daarom kan de EOTA-route worden gezien als een manier waarop fabrikanten een ​​marktvoordeel kunnen behalen door een CE-markering aan te brengen op hun producten.

Zoals hierboven opgemerkt bestaat de neiging om nieuwe EBD’s te ontwikkelen in plaats van bestaande EBD’s te wijzigen, waardoor sommige EBD’s een zeer vergelijkbare reikwijdte hebben. Bijgevolg worden producten op de markt gebracht met twee prestatieverklaringen op basis van twee ETB’s (bijvoorbeeld omdat ze twee verschillende beoogde toepassingen dekken), wat zeker niet de bedoeling is van de alternatieve EOTA-route.

Ten slotte is uit de studie gebleken dat de EOTA onvoldoende nadruk legt op de ondersteuning van de CE-markering van innovatieve producten, waarbij wordt gewezen op de noodzaak om TBI’s te ondersteunen en om fabrikanten duidelijke richtsnoeren over EBD’s en innovatie te verstrekken via Europese handelsverenigingen.


4.4.    Coherentie

In deze paragraaf worden de interne coherentie van het EOTA-systeem en de coherentie ervan met het gehele systeem van de verordening bouwproducten onder de loep genomen.

De EOTA ondersteunt de coördinatie tussen de TBI’s, en de ontwikkeling van standaard-EBD’s en -ETB’s is de interne samenhang zeer ten goede gekomen.

Sommige TBI’s zijn veel actiever dan andere en de studie heeft uitgewezen dat de coherentie kan worden vergroot door beste praktijken te ontwikkelen. Zoals eerder opgemerkt draagt de ontoereikende samenwerking tussen de TBI’s bij tot een onrechtmatige proliferatie van EBD’s en ETB’s, die nadelig uitpakt voor fabrikanten en zorgt voor verwarring onder de gebruikers.

Wat betreft de interne samenhang binnen het gehele systeem van de verordening vormt de EOTA-route een aanvulling op de door het CEN ontwikkelde geharmoniseerde Europese normen. In aanvulling op deze analyse moet echter met nog een aantal overwegingen rekening worden gehouden:

Ten eerste duidt het indirecte bewijs erop dat het grootschalige gebruik van de EOTA voortkomt uit de ondermaatse prestaties van de belangrijkste normalisatieroute, met name omdat de EOTA-route helpt om de kloof te overbruggen die wordt veroorzaakt door ontbrekende of onvolledige geharmoniseerde normen, met name voor bouwproducten met een klein marktaandeel, of voor “niet-standaardproducten”, aldus de studie. Dit lijkt te worden bevestigd door de aanhoudende toename van het aantal EBD’s en ETB’s en met name het soms zeer grote aantal ETB’s dat voor bepaalde productgebieden wordt afgegeven onder hetzelfde EBD.

Ten tweede was een van de belangrijkste redenen om deze alternatieve normalisatieroute op te zetten een kortere doorlooptijd voor het in de handel brengen van innovatieve bouwproducten. Het overheersende gebruik van basisdocumenten waarvan de inhoud stamt uit de tijd van de richtlijn bouwproducten, de concentratie van ETB’s in een beperkt aantal productgebieden en het geconstateerde gebrek aan disruptieve innovatieve producten onder de producten met een ETB duiden erop dat de EOTA-route niet (of slechts zeer marginaal) wordt gebruikt met dit doel voor ogen.

Ten slotte duiden de EBD’s met een groot aantal ETB’s, die al lange tijd op de markt zijn (als RETG’s en EBD’s), op een stabiele situatie die inhoudt dat men moet overwegen om een geharmoniseerde norm te ontwikkelen.

In het kader van de ondersteunende studie antwoordden 12 van de 26 TBI’s “nee”, 4 “ja” en 10 “weet ik niet” op de vraag of de omvorming van bepaalde EBD’s tot geharmoniseerde normen voordelen zou opleveren. Van de 39 fabrikanten aan wie dezelfde vraag werd gesteld (allen EOTA-klanten die een ETB bezitten of hebben aangevraagd) antwoordden er 11 “ja”, 12 “nee” en 16 “weet ik niet” 33 .


4.5.    Toegevoegde waarde voor de EU

Bij de beoordeling van de EU-meerwaarde van de EOTA-route moet worden bekeken in hoeverre acties op lidstaatniveau vergelijkbare of betere resultaten en impact hadden kunnen opleveren.

De studie laat zien dat de TBI’s over het algemeen erkennen dat de EOTA van toegevoegde waarde is voor hun werkzaamheden, al suggereren ze dat die toegevoegde waarde kan worden vergroot door efficiënter en doeltreffender te werk te gaan.

Kijkend naar de EU-meerwaarde van de EOTA-route voor het systeem van de verordening bouwproducten konden de voor de studie ondervraagde fabrikanten geen doorslaggevend bewijs aanleveren met betrekking tot de kosten en termijnen van alternatieve nationale procedures. Wanneer de route niet zou bestaan, zou men moeten uitgaan van wederzijdse erkenning. Dat systeem zou de verhandeling van bouwproducten in verschillende lidstaten waarschijnlijk vertragen en duurder maken, waardoor de toegang tot de interne markt zou worden bemoeilijkt. Het grootste voordeel van de EOTA-route is dat er ook bij gebrek aan geharmoniseerde normen CE-markeringen kunnen worden afgegeven voor producten.

Fabrikanten hebben ook gewezen op onverwachte voordelen in de buitenlandse handel, waarbij de CE-markering op basis van geharmoniseerde normen of EBD’s lijkt te worden gezien als kwaliteitskeurmerk. Dit is bijvoorbeeld het geval voor bevestigingen: in dit productgebied (nr. 33) hebben Europese fabrikanten een concurrentievoordeel ten opzichte van marktdeelnemers uit derde landen.

Tot slot hebben verschillende derde landen RETG’s of EBD’s 34 vastgesteld als technische voorschriften, wat Europese bedrijven een belangrijk concurrentievoordeel oplevert op de internationale markt.


5. Conclusies


Met betrekking tot de zeven taken als bedoeld in artikel 31, lid 4, van de verordening bouwproducten wijst alles erop dat alle taken worden vervuld 35 en dat de financiële ondersteuning door de EU gerechtvaardigd is.

In de geanalyseerde periode heeft de EOTA-route ondersteuning geboden in de overgang van de richtlijn bouwproducten naar de verordening bouwproducten door de nodige flexibiliteit te bieden.

Desondanks zijn er ook verschillende structurele problemen vastgesteld:

·De EOTA-route wordt gebruikt door een beperkt aantal bedrijven dat bouwproducten fabriceert. Bovendien hebben de EOTA-activiteiten een zeer beperkt bereik in alle drie de dimensies (productgebieden, geografische spreiding en betrokken TBI’s) en zijn er geen aanwijzingen dat de situatie verbetert.

·Terwijl de EBD-route voornamelijk bedoeld was om een snellere marktintroductie van innovatieve producten te bevorderen, heeft de overgrote meerderheid van de ETB’s geen betrekking op innovatieve producten, maar op producten die al in de handel waren.

·Het indirecte bewijs duidt er sterk op dat de EOTA-route vooral heeft geprofiteerd van het onderpresteren van het normalisatiesysteem. Sommige EBD’s kunnen zelfs worden beschouwd als via een alternatieve route ontwikkelde normen. Dat is met name zichtbaar in het gebied van de bevestigingen, waar één RETG (die momenteel wordt omgezet in een EBD) ten grondslag ligt aan 25 % van alle ETB’s.

·De kosten voor de ontwikkeling van EBD’s zijn hoog, wat ook geldt voor de tarieven die fabrikanten betalen voor een ETB. De route is duur en ongunstig voor kleine en middelgrote ondernemingen.

Andere verbeterpunten voor het EOTA-beheer:

·Er is slechts beperkte concurrentie tussen de TBI’s wegens een gebrek aan uitwisseling van kennis over beoordelingen of van beste praktijken, waardoor de deelname van een groot aantal TBI’s in zekere mate wordt beperkt.

·De coördinatie van procedures met betrekking tot de proliferatie van EBD’s en ETB’s en de ontoereikende interne kwaliteitscontroles voor EBD’s werken in de hand dat de Commissie en de EOTA meerdere verificatieprocessen uitvoeren. Dit speelt een grote rol in de vertraagde vaststelling en aanhaling van EBD’s in het Publicatieblad.

Bij een eventuele herziening van de verordening bouwproducten en van het harmoniseringssysteem voor bouwproducten moet grondig worden gekeken naar de rol van de EOTA en de EOTA-route in het kader van de geharmoniseerde technische specificaties die centraal staan in de verordening, en daarbij moet rekening worden gehouden met de conclusies die in de evaluatie van de verordening worden getrokken 36 .


Bijlage        Productgebieden (bron: bijlage IV bij de verordening bouwproducten)

GebiedscodesProductgebieden
1Geprefabriceerde normale/lichte/autoclaafgeharde celbetonnen producten.
2Deuren, ramen, luiken, poorten en bijbehorend hang- en sluitwerk.
3Membranen, waaronder in vloeibare toepassingen en kits (water- en/of dampremmend).
4Producten voor thermische isolatie. Samengestelde isolatiekits/-systemen.
5Dragende opleggingen. Constructieve penverbindingen.
6Schoorstenen, rookkanalen en specifieke producten.
7Gipsproducten.
8Geotextiel, geomembramen en aanverwante producten.
9Vliesgevels/bekleding/verlijmde beglazingssystemen.
10Vaste brandbestrijdingssystemen (brandalarm- en detectiesystemen, vaste brandbestrijdingssystemen, brandbeveiligings- en antirooksystemen en explosiebeveiligingsproducten).
11Sanitair.
12Verkeersinrichtingen: wegenuitrusting.
13Houtproducten voor de bouw en toebehoren.
14Platen en elementen op houtbasis.
15Cement, bouwkalk en andere hydraulische bindmiddelen.
16Wapeningsstaal en voorspanstaal voor beton (en toebehoren). Voorspansystemen.
17Metselwerk en bijbehorende producten. Metselwerkelementen, mortel en bijbehorende producten.
18Rioleringsproducten.
19Vloerafwerkingen.
20Metaalconstructieproducten en hulpproducten.
21In- en uitwendige afwerkingen voor wanden en plafonds. Kits voor scheidingswanden.
22Dakbedekkingen, daklichten, dakramen en toebehoren. Kits voor daken.
23Producten voor de wegenbouw.
24Aggregaten.
25Bouwlijm.
26Producten voor beton, mortel en injectiespecie.
27Voorzieningen voor ruimteverwarming.
28Buizen, reservoirs en toebehoren die niet in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water.
29Bouwproducten die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water.
30Vlakglas, geprofileerd glas en glasblokken.
31Stroom-, besturings- en communicatiekabels.
32Voegmiddelen.
33Bevestigingen.
34Bouwkits, bouweenheden, geprefabriceerde elementen.
35Producten met brandvertragende, brandwerende en tegen brand afdichtende eigenschappen.


(1)

   Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5).

(2)

   Studie verricht door BRE, ECORYS en Vito, beschikbaar op: https://bookshop.europa.eu/en/supporting-study-for-the-evaluation-of-the-relevance-of-eota-tasks-pbET0115714/

(3)

   Gesprekken met 11 vertegenwoordigers, 26 technische beoordelingsinstanties (TBI’s) en 45 bedrijven (waaronder 29 kmo’s) en een validatieworkshop met fabrikanten, fabrikantenorganisaties, TBI’s, lidstaten en de EOTA in oktober 2016.

(4)

   Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten (PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12).

(5)

   Bron: Nando-databank, 31.12.2018. De lijst is beschikbaar op: http://ec.europa.eu/growth/tools-databases/nando/index.cfm?fuseaction=directive.notifiedbody&dir_id=33

(6)

   Bij het secretariaat zijn vier werknemers met een volledige aanstelling werkzaam: de secretaris-generaal, een projectbeheerder, een technisch assistent en een secretaresse.

(7)

   De adviesgroep van belanghebbenden komt eenmaal per jaar bijeen, of vaker indien nodig, en verstrekt de raad van bestuur aanbevelingen over de volgende onderwerpen: de rol van de EOTA bij de uitvoering van de verordening, EBD- en ETB-processen, kwaliteitssystemen en procedures om een grotere efficiëntie te bevorderen en de industrie beter van dienst te zijn, feedback over de taken van de TBI’s, internationale erkenning en erkenning van belanghebbenden, partnerschappen met andere organisaties, en advies over de juridische levensvatbaarheid en de financiële stabiliteit.

(8)

   Dit zijn de “deelnemende TBI’s”.

(9)

   De GAG’s werden op grond van de richtlijn bouwproducten ontwikkeld binnen de EOTA om een heldere basis te bieden voor de afgifte van Europese technische goedkeuringen voor gevallen als bedoeld in artikel 9, lid 2, van de richtlijn, indien dit niet mogelijk was aan de hand van RETG’s.

(10)

Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van de richtlijn bouwproducten.

(11)

   De gemeenschappelijke afspraken over goedkeuringsprocedures worden niet genoemd in de richtlijn bouwproducten, maar zijn binnen de EOTA ontwikkeld om een heldere basis te bieden voor de afgifte van Europese technische goedkeuringen voor gevallen als bedoeld in artikel 9, lid 2, van de richtlijn, indien dit niet mogelijk was aan de hand van RETG’s.

(12)

   Deze kwestie komt specifiek aan bod in paragraaf 4.3 over relevantie.

(13)

   In fase 7c of 8 van de procedure als bedoeld in bijlage II.

(14)

   In fase 8, waarin vaak blijkt dat de opmerkingen van de Commissie in fase 7c niet in aanmerking zijn genomen en dat er een aanvullende beoordeling nodig is.

(15)

   Zie de bijlage voor de productgebieden van bijlage IV bij de verordening.

(16)

   Deutsches Institut für Bautechnik.

(17)

   Österreichisches Institut für Bautechnik.

(18)

   Technický a zkušební ústav stavební Praha.

(19)

 Het operationele niveau van de werkgroepen.

(20)

   Griekenland: 63; Hongarije: 31; Letland: 21; Estland: 20; Bulgarije: 11; en Luxemburg: 4.

(21)

   Beschikbaar via: https://www.eota.eu/ckfinder/userfiles/files/CPR%20Guidelines%20for%20the%20evaluation%20of%20TABs.pdf

(22)

   Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad, COM(2016) 445 final van 7.7.2016.

(23)

   Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1062/2013 van de Commissie (PB L 289 van 31.10.2013, blz. 42); deze handeling vloeit voort uit artikel 26, lid 3, van de verordening bouwproducten.

(24)

   ETA-Denmark.

(25)

   RETG 001, RETG 004, RETG 026, RETG 005, RETG 015, RETG 029.

(26)

   Zie blz. 44 van de studie.

(27)

   Nando staat voor het “New Approach Notified and Designated Organisations”-informatiesysteem, een website waar fabrikanten een aangemelde instantie kunnen zoeken voor hun producten. Nando wordt ook gebruikt voor EOTA-doeleinden, d.w.z. om de in het Publicatieblad aangehaalde EBD’s en de door de lidstaten aangewezen TBI’s te vermelden.

(28)

   Zie blz. 82 van de studie.

(29)

Bron: EC-systeem inzake financiële transparantie, http://ec.europa.eu/budget/fts/index_en.htm

(30)

 De overige twee respondenten gaven niet aan in hoeverre dit het geval is.

(31)

   De laagste inschatting is gebaseerd op de steekproef van de negen bedrijven die productomzetgegevens hebben verstrekt; de hoogste op de 45 ondervraagde bedrijven.

(32)

   De overige kosten zijn de fabrieksaudit in het eerste jaar (gemiddeld 11 233 EUR) en de inzet van personele middelen (tussen 4 822 en 6 944 EUR).

(33)

   Zie blz. 58 van de studie.

(34)

   Zo ligt RETG 001 ten grondslag aan de technische specificaties in Australië, Nieuw-Zeeland, de VS en Canada.

(35)

   De EOTA heeft geen melding gedaan van TBI’s die hun taken niet vervullen, en er zijn geen aanwijzingen die erop duiden dat een TBI zijn taken niet heeft vervuld.

(36)

 Evaluatie van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad, SWD(2019) 1770.