Artikelen bij COM(2019)559 - Weg effenen voor ambitieuzere langetermijn­doelstellingen - voortgangsverslag 2019 over klimaatactie in de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 31.10.2019

COM(2019) 559 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

De weg effenen voor ambitieuzere langetermijndoelstellingen
Voortgangsverslag 2019 over klimaatactie in de EU

{SWD(2019) 396 final}


1.NALEVING VAN DE INTERNATIONALE VERBINTENISSEN VAN DE EU

Formulering van een visie voor klimaatneutraliteit in 2050

In november 2018 heeft de Europese Commissie haar strategische visie “Een schone planeet voor iedereen” 1 gepresenteerd. Met deze strategie laat de Commissie zien hoe Europa in het streven naar klimaatneutraliteit het voortouw kan nemen, door te investeren in realistische technologische oplossingen, burgers zeggenschap te geven en maatregelen op belangrijke gebieden zoals het industriebeleid, financiën of onderzoek optimaal op elkaar af te stemmen, zonder de sociale rechtvaardigheid uit het oog te verliezen en zo voor een eerlijke transitie te zorgen. Figuur 1 toont een van de haalbare trajecten voor het bereiken van broeikasgasneutraliteit in 2050.


Figuur 1: Verloop van de broeikasgasemissies voor de EU in een scenario met een temperatuurstijging van 1,5 graden 2

De strategische visie van de Commissie is een oproep aan alle EU-instellingen, de nationale parlementen, het bedrijfsleven, niet-gouvernementele organisaties, steden en gemeenschappen en individuele burgers – en met name de jeugd – om met hun deelname de voortrekkersrol van de EU te ondersteunen, zodat die op haar beurt andere internationale partners kan aanmoedigen hetzelfde te doen. De strategische visie van de Commissie is in de loop van 2019 veelvuldig besproken binnen de EU-instellingen en door belanghebbenden. Dit inhoudelijke debat moet eraan bijdragen dat tegen begin 2020 een ambitieuze langetermijnstrategie kan worden vastgesteld en bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) kan worden ingediend, zoals de Overeenkomst van Parijs voorschrijft.

In 2018 namen de broeikasgasemissies met 2,0 % af, terwijl de economie van de EU bleef groeien

In 2018 waren de broeikasgasemissies in de EU (met inbegrip van het internationale luchtverkeer) 23 % lager dan in de jaren 1990, zo blijkt uit voorlopige gegevens (zie figuur 2). De EU ligt dus op schema wat betreft het behalen van haar doelstelling uit hoofde van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering om de broeikasgasemissies tegen 2020 met 20 % te verminderen 3 . In 2018 waren de emissies 2,0 % lager dan in 2017. De broeikasgasemissies in de EU bereikten daarmee het laagste punt sinds 1990. Tussen 1990 en 2018 nam het gezamenlijke bbp van de EU toe met 61 %. De broeikasgasemissie-intensiteit van de economie, gedefinieerd als de verhouding tussen emissies en bbp, daalde naar 303 g CO2-eq. / EUR, dat wil zeggen minder dan de helft van het niveau van 1990.


Figuur 2: Totale BKG-uitstoot in de EU met inbegrip van internationale luchtvaart (historische emissies 19902018, emissieprognose bij bestaande en aanvullende maatregelen 4 20192030) en BKG-reductiedoelstellingen

Emissies van vaste installaties die onder het EU-emissiehandelssysteem (EU-ETS) vallen – hieronder vallen voornamelijk de emissies van elektriciteits- en warmteproductie en industrie – zijn tussen 2017 en 2018 gedaald met 4,1 % 5 . Deze daling kwam voornamelijk op naam van de elektriciteits- en warmteproductie. Dit is in lijn met de trend van sterke daling van emissies in deze sectoren gedurende de afgelopen vijf jaar. Dit komt met name doordat er andere brandstoffen zijn gebruikt om warmte en elektriciteit op te wekken en er meer gebruik is gemaakt van hernieuwbare energiebronnen.

Emissies die niet onder het EU-ETS vallen (zoals emissies van vervoer, gebouwen, landbouw en afval), namen tussen 2017 en 2018 met 0,9 % af. De reductie volgt op een lichte toename van de emissies van deze sectoren in de drie voorgaande jaren. De reductie is met name te danken aan een lager energieverbruik in gebouwen. Landbouwemissies vertonen eveneens een lichte daling; in de vervoerssector zien we daarentegen iets hogere emissies ten opzichte van 2017.

Ook de emissies van de internationale luchtvaart bleven in 2018 stijgen. De stijging over de afgelopen vijf jaar bedraagt 19 %. In principe valt deze stijging onder het EU-ETS, dat op dit moment alleen geldt voor vluchten binnen de Europese Economische Ruimte (EER).

De EU heeft wetgeving ingevoerd om haar streefcijfer voor 2030 te bereiken

De Unie heeft in het kader van de Overeenkomst van Parijs melding gemaakt van een nationaal vastgestelde bijdrage van ten minste 40 % binnenlandse reductie van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990. De EU heeft wetgeving ingevoerd (zoals weergegeven in figuur 3) waarmee zij deze verbintenis kan nakomen. De effectieve verwezenlijking van alle in het Unierecht vastgestelde doelstellingen op het gebied van klimaat, energie en mobiliteit zou zelfs kunnen leiden tot een vermindering van de broeikasgasemissies in de EU-28 tot wel 45 % in 2030 ten opzichte van 1990.

Samenwerking met Noorwegen en IJsland om het streefcijfer voor 2030 te bereiken

Noorwegen en IJsland hebben toegezegd met de EU samen te werken om hun doelstellingen om de broeikasgasemissies tegen 2030 met ten minste 40 % te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990 te bereiken. Noorwegen en IJsland zullen in het kader van de EER-overeenkomst de verordening inzake de verdeling van de inspanningen en de LULUCF-verordening per 2021 uitvoeren. Noorwegen en IJsland nemen al sinds 2008 deel aan het EU-ETS.

BROEIKAS
GAS
EMISSIES
HERNIEUWBARE
ENERGIE
ENERGIE-EFFICIËNTIEINTER
CONNECTIE
KLIMAAT INCO2
DOOR DE EU GEFINANCIERDE PROGRAMMA'SVAN:
2020-20%20%20%10%2014-2020
20%
2021-2027AUTO'S
2030Ten minste
-40%
≥ 32%≥ 32,5%15%25%
-37,50%
Bestelwagens -31%
Vrachtwagens -30%
Clausule betreffende bijstelling naar boven in 2023

Figuur 3: Klimaat- en energiekader 2030

Lidstaten stellen mogelijke aanvullende beleidslijnen en maatregelen vast om de streefcijfers voor 2030 te bereiken

In 2018 hebben de lidstaten elk voor het eerst een ontwerp van een geïntegreerd nationaal energie- en klimaatplan (NEKP) opgesteld 6 . Uit de ontwerpplannen blijkt dat lidstaten grote vooruitgang boeken bij het bepalen van het traject om de klimaat- en energiedoelen voor 2030 te bereiken, al blijven verdere inspanningen nodig. De Europese Commissie heeft de geaggregeerde effecten van de ontwerpplannen op het bereiken van de streefcijfers voor 2030 geanalyseerd en landspecifieke aanbevelingen gedaan 7 . De lidstaten moeten hun plannen uiterlijk eind 2019 definitief vaststellen.

Nu nationale beleidslijnen en maatregelen al zijn ingevoerd, zullen de emissies volgens een aggregatie van de meest recente nationale prognoses inzake broeikasgassen tot 2030 naar verwachting met 30 % dalen. Met de invoering van de geplande maatregelen of de in de ontwerp-NEKP’s genoemde ambities zal de totale broeikasgasreductie van de EU naar schatting de doelstelling van ten minste 40 % reductie bereiken.

Volgens de meest recente prognoses van de lidstaten, die na de ontwerp-NEKP’s zijn ingediend, zouden de emissies door de invoering van de geplande beleidslijnen, zonder dat rekening wordt gehouden met de genoemde ambities (streefcijfers), tot 2030 met 36 % dalen. Deze schatting is iets lager dan die uit de beoordeling van de ontwerp-NEKP’s. De belangrijkste redenen voor het verschil liggen in het feit dat in de beoordeling van de ontwerp-NEKP’s rekening wordt gehouden met de nationale streefcijfers die Duitsland en Nederland in hun ontwerp-NEKP’s hadden genoemd, en in het feit dat Polen in zijn ontwerp-NEKP prognoses aan de geplande maatregelen had toegevoegd, maar deze niet had ingediend in het kader van de verslaglegging over de prognoses in 2019.


2.EMISSIES IN HET EU-EMISSIEHANDELSSYSTEEM (EU-ETS)

Het EU-emissiehandelssysteem (EU-ETS) omvat de emissies van ongeveer 11 000 elektriciteitscentrales en fabrieken en het luchtverkeer binnen en tussen de deelnemende landen.

Volgens ramingen op basis van informatie uit het EU-register is de uitstoot van broeikasgassen door vaste installaties die deelnemen aan het EU-ETS in 2018 met 4,1 % gedaald ten opzichte van 2017. De afname van emissies kwam grotendeels op naam van de elektriciteitssector; emissies van de industrie vertoonden een lichte daling.

Wat betreft ontwikkelingen op het vlak van luchtvaartemissies kunnen we stellen dat de geverifieerde emissies zijn blijven toenemen tot 67 miljoen ton CO2 in 2018, een toename van 4 % ten opzichte van 2017.

Figuur 4 toont de historische en verwachte ontwikkeling in ETS-emissies evenals het plafond en het geaccumuleerde overschot aan ETS-emissierechten.


Figuur 4: Geverifieerde ETS-emissies 20052018, op bestaande maatregelen gebaseerde prognoses van de lidstaten 20192030, ETS-plafond fasen 2, 3 en 4, en geaccumuleerd overschot aan ETS-emissierechten 20082018. Mt CO2-eq. 8

Eind juni 2019 bedroeg het totale aantal internationale kredieten dat gebruikt of ingeruild is 1,51 miljard, wat neerkomt op meer dan 90 % van de raming voor het maximaal toegestane aantal van 1,6 miljard. Alleen al in fase 3 (2013-2020) zijn tot eind juni 2019 453,49 miljoen internationale kredieten ingeruild.

Voorafgaand aan het operationeel worden van de marktstabiliteitsreserve in 2019 heeft de Commissie sinds medio mei 2017 systematisch de overschotcijfers 9 voor de voorbije jaren gepubliceerd. In mei 2019 werd het overschot voor de derde keer gepubliceerd; het bedroeg toen 1,65 miljard emissierechten 10 . Op basis van het overschot van 2018 en de herziene EU-ETS-wetgeving voor de vierde handelsperiode van het systeem (20212030) zullen de veilingvolumes van september tot en met december 2019 en van januari tot en met augustus 2020 met bijna 397 miljoen emissierechten afnemen, wat neerkomt op 24 % van het overschot.

LIFE15 OPTIMELT* - Demonstratie van thermochemische reforming van aardgas ter vermindering van broeikasgasemissies in energie-intensieve sectoren – glasindustrie.

Met dit project wordt voor het eerst een grootschalige demonstratie gegeven van een innovatief concept voor de terugwinning van warmte uit afval. De technologie, OPTIMELT genaamd, is in staat om een endotherme reactie van aardgas met waterdamp/CO2 in rookgassen te gebruiken om meer warmte terug te winnen dan voorheen mogelijk was in productieprocessen bij hoge temperaturen.

Aan het project is via LIFE, het financieringsinstrument van de EU voor het klimaat en het milieu, 2,2 miljoen EUR steun verleend.


*Het project is een voorbeeld van hoe EU-middelen bijdragen aan innovatie in sectoren die onder het ETS vallen.


3.VERDELING VAN DE EMISSIE-INSPANNINGEN

De emissies van de meeste sectoren die niet zijn opgenomen in de EU-ETS, zoals vervoer, gebouwen, landbouw (andere dan CO2-emissies) en afvalstoffen, vallen onder de wetgeving van de EU inzake de verdeling van de inspanningen. In de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen 11 (ESD) zijn nationale emissiedoelstellingen voor 2020 vastgesteld, uitgedrukt als procentuele veranderingen ten opzichte van het niveau van 2005. De lidstaten zijn eveneens gehouden de jaarlijkse emissiegrenzen in de periode 2013-2020 in acht te nemen. Ook in de verordening inzake de verdeling van de inspanningen 12 (ESR) zijn nationale emissiedoelstellingen voor 2030 vastgesteld.

Voortgang ten aanzien van de streefdoelen

Lidstaten stellen plannen op waarin zij uiteenzetten hoe zij aan hun streefdoelen voor de verdeling van de inspanningen voor 2030 willen voldoen. Met de invoering van de geplande beleidslijnen zou de EU de emissies in het kader van de verdeling van de inspanningen tot 2030 met 27 tot 28 % kunnen verminderen 13 ten opzichte van 2005. Dit is een duidelijke vooruitgang ten opzichte van bestaande beleidslijnen, die zouden leiden tot een afname van de emissies van 20 % tot 2030. Om het streefcijfer voor een emissiereductie van 30 % voor de verdeling van de inspanningen te halen, zullen de lidstaten echter met aanvullende maatregelen moeten komen. De Europese Commissie heeft een aantal lidstaten geadviseerd om hun strategie voor het bereiken van het niet-ETS-streefcijfer 14 voor de gehele periode 20212030 nader te specificeren in hun definitieve NEKP.

Figuur 5 geeft de afstand tussen de streefcijfers van de lidstaten voor 2030 in het kader van de ESR en hun op bestaande en aanvullende maatregelen gebaseerde prognoses weer.


Figuur 5: Discrepanties tussen de ESR-streefcijfers voor 2030 en de verwachte emissies bij bestaande maatregelen (WEM) en met aanvullende maatregelen (WAM) uitgedrukt als percentage van de emissies in het referentiejaar 2005. Een negatieve waarde betekent dat het streefcijfer wordt overtroffen, een positieve waarde dat het streefcijfer niet wordt gehaald.

Aanbevelingen aan de lidstaten voor hun ontwerp-NEKP’s

In juni 2019 heeft de Europese Commissie aanbevelingen aan de lidstaten gedaan op basis van hun ontwerp-NEKP’s. Wat de broeikasgasemissies betreft die niet onder ETS vallen, werd een aantal lidstaten geadviseerd om:

Sommige lidstaten werd ook geadviseerd om hun ambitieniveau voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie te heroverwegen om de tekorten aan ambitie op EU-niveau goed te maken. Daarnaast kregen veel lidstaten het advies om interacties van het geplande energie- en klimaatbeleid en -maatregelen met luchtverontreiniging verder te analyseren.


·te verduidelijken hoe de lidstaat in sectoren die niet onder het emissiehandelssysteem van de EU vallen, zijn broeikasgasstreefcijfer voor 2030 wil behalen door aanvullende kostenefficiënte beleidslijnen voor de periode 2021-2030 te overwegen;

·te verduidelijken hoe de lidstaat aan de vereiste wil voldoen dat emissies door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) de verwijderingen niet overschrijden;

·ook de kosteneffectieve overdracht aan andere lidstaten overeenkomstig de ESR als financieringsbron in ogenschouw te nemen.


De onder de ESD vallende emissies waren in 2018 11 % lager dan in 2005, zoals te zien is in figuur 6. Hiermee wordt de tussentijdse doelstelling van een vermindering met 8 % met 3 procentpunten overtroffen. Sinds de lancering van de regeling in 2013 bleven de emissies over de gehele EU genomen steeds onder de totale jaarlijkse bovengrens. Dit heeft geleid tot een cumulatief overschot aan jaarlijkse emissieruimte (AEA’s) van rond de 1 110 Mt CO2-eq. in de periode 20132018. Tot 2020 zullen de emissies naar verwachting onder de jaarlijkse bovengrens blijven en zal het streefdoel voor 2020 voor emissies in het kader van de verdeling van de inspanningen met de bestaande maatregelen waarschijnlijk 3 procentpunten hoger liggen dan verwacht.


Figuur 6: Emissies in sectoren die onder de wetgeving inzake de verdeling van de inspanningen vallen (20052030) en AEA’s (in Mt CO2-eq.)

Emissies in sectoren die onder de wetgeving inzake de verdeling van de inspanningen vallen namen tussen 2005 en 2014 geleidelijk af. Na 2014 namen de emissies gedurende drie achtereenvolgende jaren toe, om in 2018 weer af te nemen.

Meer dan een derde van de emissies in het kader van de verdeling van de inspanningen werd veroorzaakt door het vervoer. Na een afname van de emissies tussen 2007 en 2013 zijn de emissies in de sector vervoer de afgelopen vijf jaar elk jaar toegenomen en liggen op dit moment slechts 3 % lager dan in 2005. Met de bestaande maatregelen verwachten de lidstaten in 2030 een lichte afname te bereiken (7 % ten opzichte van 2005). Wanneer de geplande beleidslijnen en maatregelen worden uitgevoerd, kunnen de vervoersemissies tot 2030 naar verwachting echter met 18 % worden teruggebracht ten opzichte van 2005.

De CO2 emissienormen voor nieuwe auto’s en bestelwagens zijn de voornaamste factoren voor terugdringing van de emissies van het wegvervoer. Hoewel de gemiddelde CO2-emissies per kilometer van nieuwe auto’s en bestelwagens onder de momenteel geldende normen blijven, zoals te zien is in figuur 7, laten de voorlopige gegevens over 2018 een toename van de emissies ten opzichte van 2017 zien. Voertuigfabrikanten zullen de uitstoot van hun voertuigen dus flink moeten verlagen – met gemiddeld ca. 25 g CO2/km voor auto’s en 11 g CO2/km voor bestelwagens – om de streefcijfers voor 2020 en 2021 te halen.


Figuur 7: Gemiddelde CO2-emissies per kilometer voor nieuwe auto’s en bestelwagens

De richtlijn brandstofkwaliteit draagt bij aan de reductie van broeikasgasemissies door de vervoersector. Deze richtlijn verplicht de lidstaten ertoe van brandstofleveranciers te verlangen dat ze de intensiteit van BKG-emissies van geleverde brandstoffen gedurende de levenscyclus tegen 2020 met 6 % verminderen ten opzichte van 2010. De gemiddelde BKG-intensiteit van de in 2017 geleverde brandstoffen was 3,4 % lager dan in 2010 (op basis van gegevens van 22 lidstaten, voor het eerst gerapporteerd in 2019). Zoals te zien is in figuur 8 varieert de bereikte vooruitgang sterk van lidstaat tot lidstaat, al moeten bijna alle lidstaten spoedig verdere actie ondernemen om ervoor te zorgen dat het streefdoel voor 2020 wordt gehaald.


Figuur 8: Reducties in BKG-intensiteit van brandstoffen bereikt door EU-brandstofleveranciers in de 22 rapporterende lidstaten, 20102017

De emissies als gevolg van het energieverbruik in gebouwen variëren van jaar tot jaar omdat de verwarmingsvraag afhangt van het weer. De emissies zijn gedurende langere tijd gedaald, en deze trend zal naar verwachting tot 2030 aanhouden. De verwachte daling van de emissies vloeit voort uit de beschikbaarheid van commerciële technologieën die de vraag naar energie verminderen en hernieuwbare energiebronnen integreren. Lidstaten hebben nieuwe beleidslijnen gepland om de uitstoot sneller omlaag te krijgen.

De emissies van de landbouw (anders dan CO2) bevonden zich in 2018 op een vergelijkbaar niveau als in 2005 en zullen, uitgaand van de bestaande maatregelen, in de periode tot 2030 naar verwachting stabiel blijven. Zelfs als de geplande beleidslijnen worden uitgevoerd, zullen de emissies naar verwachting maar weinig dalen.

Biogasinstallatie Verbiostraw*


Verbiostraw is een biogasinstallatie die stro omzet in biomethaan die aan het lokale aardgasnet wordt geleverd. De installatie heeft momenteel een capaciteit van 8 MW, die zal worden uitgebreid naar 16,5 MW, wat op jaarbasis 140 GWh biomethaan oplevert.

Verbiostraw is een uniek project dat een grootschalige toepassing van een geavanceerde biogastechnologie laat zien. De installatie gebruikt een innovatieve fermentatietechnologie waarbij biomethaan wordt geproduceerd met enkel stro. Hiermee wordt aangetoond dat niet alleen voedselgrondstoffen, maar ook landbouwresiduen voor de productie van biobrandstoffen kunnen worden gebruikt.

Het project is gevestigd in Schwedt, Brandenburg (Duitsland) en heeft een reserve voor nieuwkomers (NER) 300 van 22,3 miljoen EUR ontvangen.

*Het project is een voorbeeld van hoe EU-middelen bijdragen aan innovatie in sectoren die onder de wetgeving inzake de verdeling van de inspanningen vallen.


De emissies in verband met afvalbeheer zijn tussen 2005 en 2018 met 33 % afgenomen. Deze sterk dalende trend op dit gebied zal naar verwachting aanhouden.

De door de industrie en andere sectoren veroorzaakte ESD-emissies waren in 2017 12 % lager dan in 2005 en zullen volgens de prognoses blijven dalen. In dit kader zijn veel ozonafbrekende stoffen (ODS) tevens belangrijke broeikasgassen. De EU voldoet al aan haar internationale verplichtingen om het gebruik van ODS tot 2020 terug te brengen tot nul, zoals het Protocol van Montreal voorschrijft. Met uitzondering van 2012 heeft de EU sinds 2010 een negatief gebruik, zoals in het kader van het Protocol van Montreal meegerekend 15 . Het gebruik in 2017 is becijferd op -4 080 ton. Een negatief gebruik wil zeggen dat er meer ODS worden vernietigd of uitgevoerd dan er worden geproduceerd of ingevoerd. Uit deze resultaten blijkt dat ODS niet opnieuw worden geïntroduceerd in toepassingen waarvoor milieuvriendelijkere alternatieven bestaan.

De Commissie heeft de ODS-verordening 16 in 2019 beoordeeld. Uit deze beoordeling komt naar voren dat de verordening weliswaar uiterst doeltreffend is om haar doelstellingen te verwezenlijken, maar deze resultaten mogelijk op veel efficiëntere wijze bereikt zouden kunnen worden.

Gefluoreerde gassen (F-gassen) vormen een groep gassen die veelal ter vervanging dienen van ozonafbrekende stoffen. F-gassen zijn echter belangrijke broeikasgassen. De verordening inzake F-gassen 17 voorziet in een uitfasering van fluorkoolwaterstoffen (HFK’s) in de hele EU vanaf 2015 en in andere maatregelen om de uitstoot van F-gassen aan te pakken, teneinde de emissies tegen 2030 met twee derde te verminderen ten opzichte van 2014. HFK’s vallen ook onder de wijziging van Kigali van het Protocol van Montreal, die in werking is getreden op 1 januari 2019.

Uit de gegevens over 2017 blijkt dat de voorraad F-gassen qua klimaatimpact met 2 % (CO2-equivalent) is afgenomen, maar in termen van massa met 3 % is toegenomen ten opzichte van 2016. In 2017 is 0,4 % minder in de handel gebracht dan volgens het quotasysteem maximaal was toegestaan 18 . Uit dit succes blijkt dat er een overstap heeft plaatsgevonden naar gassen met een lager aardopwarmingsvermogen en dat de verordening de uitstoot van F-gassen op effectieve wijze reduceert.


Naleving van de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen (ESD) door de lidstaten

Alle 28 lidstaten hebben hun uit de ESD voortvloeiende verplichtingen in de periode 20132016 vervuld. In de bedoelde periode heeft Malta zijn jaarlijkse emissieruimte weliswaar in elk jaar overschreden, maar het heeft deze tekortkoming gecompenseerd door emissieruimte van Bulgarije te kopen. Finland, Polen, Ierland, Duitsland en België hebben hun jaarlijkse emissieruimte in 2016 overschreden, maar konden deze tekortkoming compenseren door de gereserveerde overtollige emissieruimte uit voorgaande jaren te gebruiken. Zweden heeft de toegewezen emissieruimte niet volledig benut en heeft de overtollige jaarlijkse emissieruimte van 20132016 geschrapt om de milieu-integriteit van het systeem te verhogen. Alle andere lidstaten houden hun overtollige emissieruimte in reserve voor eventueel gebruik in toekomstige jaren. Er werd geen beroep gedaan op internationale kredieten uit hoofde van het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM) of projecten in het kader van de gemeenschappelijke uitvoering om aan de verplichtingen van de ESD te voldoen.

De nalevingscyclus voor 2017 is nog niet voltooid. In 2017 heeft Malta zijn jaarlijkse emissieruimte met 23 procentpunten overschreden. Malta zal daarom wederom jaarlijkse emissieruimte en/of internationale projectkredieten moeten verwerven. Duitsland, Polen, Ierland, Estland, Oostenrijk, Bulgarije en Cyprus hebben de jaarlijkse emissieruimte van 2017 met 2-7 procentpunten overschreden. Ook de emissies van Litouwen en Luxemburg lagen iets boven hun jaarlijkse emissieruimte. Deze lidstaten hebben een gereserveerde overtollige emissieruimte uit voorgaande jaren die kan worden gebruikt om naleving te waarborgen.

In figuur 9 is het cumulatieve overschot aan jaarlijkse emissierechten per lidstaat voor de periode 20132017 weergegeven.


Figuur 9: Cumulatief overschot aan jaarlijkse emissierechten (2013-2017), uitgedrukt als percentage van de emissies in het referentiejaar 2005

Voorlopige gegevens voor 2018 geven een vergelijkbaar beeld als voor 2017. Malta heeft zijn jaarlijkse emissieruimte overschreden met 27 procentpunten, Ierland met 12 procentpunten en Polen met 9 procentpunten. Ook Estland, Luxemburg, Duitsland, Oostenrijk, Bulgarije, Cyprus, Finland en België hadden hogere emissies dan hun jaarlijkse emissieruimte toestaat. Al deze lidstaten hadden in 2016, 2017 of in beide jaren al emissies die hoger lagen dan hun jaarlijkse emissieruimte.

Voor 2018 kunnen alle lidstaten met uitzondering van Malta mogelijk toch aan hun verplichtingen voldoen door gebruik te maken van gereserveerde emissieruimte uit voorgaande jaren. In 2019 en 2020 zullen sommige lidstaten mogelijk niet meer over voldoende gereserveerde emissieruimte beschikken om mogelijke tekortkomingen te compenseren. Malta, Duitsland, Ierland en Oostenrijk zullen waarschijnlijk over de periode 20132020 netto jaarlijkse emissieruimte tekortkomen. Bij een nettotekort moeten lidstaten gebruikmaken van de flexibiliteitsmechanismen in de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen (anders dan het in reserve houden en lenen van jaarlijkse emissieruimte).

4.LANDGEBRUIK, VERANDERING IN LANDGEBRUIK EN BOSBOUW

Landgebruik en bosbouw kunnen zowel emissies veroorzaken als CO2 uit de atmosfeer verwijderen. EU-lidstaten hebben zich ertoe verplicht te waarborgen dat broeikasgasemissies en verwijderingen door aanvullende maatregelen in deze sector worden meegeteld voor hun reductiedoel volgens het Protocol van Kyoto voor de periode 20132020. Deze emissies en verwijderingen tellen echter niet mee voor de EU-reductiedoelstelling van 20 % in 2020.


Figuur 10: Voorlopig geboekte emissies en verwijderingen voor krachtens het Protocol van Kyoto gerapporteerde activiteiten, tweede verbintenisperiode, EU-28 19

De door de EU per activiteit voor de periode 2013-2017 “geboekte” debet- en creditposten leveren een gemiddelde put van -111,9 Mt CO2-eq. op 20 . De geboekte nettokredieten daalden tussen 2013 en 2017 van -133,9 naar -80,5 Mt CO2eq. Bij de cijfers voor de EU is rekening gehouden met “verplichte” (bebossing/herbebossing, ontbossing en bosbeheer) en “gekozen” activiteiten als bedoeld in het Protocol van Kyoto 21 .

De hierboven beschreven afname in nettokredieten is voornamelijk het gevolg van een afnemend positief saldo of van de verandering van creditposten in debetposten voor bosbeheer in Denemarken, Frankrijk, Italië, Kroatië, Litouwen, Portugal, Slovenië, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk. Dit komt met name doordat er meer wordt geoogst. Reden hiervoor is voornamelijk de sterk gestegen vraag naar hout en nationaal beleid dat tot een grotere oogst heeft geleid, en in mindere mate de kaprijpheid van het bos, bijvoorbeeld in Denemarken en Frankrijk. Ook natuurlijke verstoringen hebben tot verhoogde emissies geleid. Zo behoorden de emissies door de bosbranden van 2017 in Italië en Portugal tot de hoogste ooit gemeten. Bossen in Litouwen, Slovenië en Tsjechië hebben zwaar geleden onder plagen en stormen.

Of deze trend zich voortzet, is nog onzeker. Verwacht wordt echter dat natuurlijke verstoringen vaker zullen optreden door de klimaatverandering. De marktontwikkeling zal vooral afhangen van de economische situatie. Vervanging van materialen en initiatieven voor energiewinning uit hout alsmede (her)bebossingsprogramma’s zullen naar verwachting toenemen, omdat beleid dienaangaande in 2021 in werking zal treden.

Overeenkomstig de boekhoudregels voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto is het saldo voor Cyprus, Finland, Frankrijk, Italië, Letland, Litouwen, Nederland, Portugal, Slovenië en Tsjechië in dit voorlopige boekhoudkundige overzicht ten minste één jaar negatief.

Het klimaat- en energiekader 2030 integreert voor het eerst emissies en verwijderingen van land. Volgens de LULUCF-verordening 22 moeten alle lidstaten er met ingang van 2021 voor zorgen dat de geboekte emissies door landgebruik volledig worden gecompenseerd door een overeenkomstige verwijdering van CO2 uit de atmosfeer door maatregelen in de sector. Deze regel dat er geen debet mag ontstaan, houdt in dat de lidstaten emissies als gevolg van ontbossing moeten compenseren, bijvoorbeeld door overeenkomstige koolstofputten in de vorm van bosaanplant of verbetering van het duurzaam beheer van bestaande bossen.

Lidstaten hebben nationale boekhoudkundige plannen voor bosbouw ingediend, met inbegrip van voorstellen voor referentieniveaus voor bossen. De voorstellen zijn technisch beoordeeld door een deskundigengroep 23 , en de Europese Commissie heeft technische aanbevelingen gedaan voor verbetering van de nationale plannen 24 . Op basis hiervan moeten de lidstaten hun plannen vóór 31 december 2019 herzien.

De mededeling van de Commissie “Een schone planeet voor iedereen” 25 gaat ook over emissies en verwijderingen in verband met LULUCF. Op dit moment slaat land in de EU meer emissies op dan het uitstoot. Hoewel deze koolstofput naar verwachting in omvang zal afnemen, zal deze samen met andere technologische oplossingen een steeds belangrijkere rol vervullen om de resterende emissies van andere sectoren te compenseren en in 2050 een netto nulsaldo te bereiken, zoals weergegeven in figuur 1.


5.BELEIDSONTWIKKELINGEN SINDS OKTOBER 2018

De EU blijft haar beleidskader voor verlaging van de broeikasgasemissies en aanpassing aan de klimaatverandering ontwikkelen. Het afgelopen jaar is grote vooruitgang geboekt in het terugdringen van emissies van het wegvervoer en het bevorderen van duurzame financiering.

Wegvervoer

In een op 17 april 2019 vastgestelde verordening 26 zijn nieuwe emissienormen voor personenauto’s en bestelwagens vastgesteld die met ingang van 2020 van kracht worden. Tegen respectievelijk 2025 en 2030 moeten de gemiddelde emissies van nieuwe auto’s met 15 % en 37,5 % en van bestelwagens met 15 % en 31 % zijn verminderd ten opzichte van 2021.

Voor zware bedrijfsvoertuigen is op 20 juni 2019 een verordening 27 vastgesteld waarin voor het eerst CO2-emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen in de EU zijn opgenomen. Emissies van vrachtwagens die voor het eerst op de Europese markt worden gebracht, moeten in 2025 gemiddeld 15 % lager en in 2030 30 % lager liggen dan in 2019.

Beide verordeningen bevatten een mechanisme om het gebruik van emissiearme en emissievrije zware bedrijfsvoertuigen vanaf 2025 te stimuleren op basis van benchmarkwaarden. Daarnaast bevatten zij nieuwe bepalingen die ervoor moeten zorgen dat de gemonitorde emissies representatief zijn voor de werkelijkheid.

Op 20 juni 2019 is ook de herziene richtlijn inzake schone voertuigen 28 vastgesteld om schone mobiliteitsoplossingen bij overheidsopdrachten te stimuleren.

Tot slot vinden er momenteel onderhandelingen plaats tussen het Europees Parlement en de Raad over de herziening van i) de Eurovignet-richtlijn 29 , met het oog op de bevordering van slimmere infrastructuurheffingen voor het wegverkeer, en ii) de richtlijn gecombineerd vervoer 30 , met het oog op de stimulering van het gecombineerd gebruik van verschillende vervoerswijzen voor goederen (bv. vrachtwagens en treinen).

Duurzame financiering

Om de EU-klimaatdoelstellingen te halen is het essentieel dat investeringspatronen verschuiven. Als onderdeel van het wetgevingsklimaat past de EU haar kader voor financiële en kapitaalmarkten aan klimaatuitdagingen aan. In maart 2018 kwam de Commissie met een voorstel voor een uitgebreid actieplan voor het integreren van duurzaamheid in kapitaalmarkten 31 , dat drie hoofddoelstellingen heeft: het heroriënteren van kapitaalstromen in de richting van duurzame investeringen, het beheren van financiële risico’s als gevolg van de klimaatverandering, de aantasting van het milieu en sociale kwesties, en het stimuleren van transparantie en langetermijndenken bij financiële en economische activiteiten.

In mei 2018 presenteerde de Europese Commissie een voorstel voor een eerste pakket wettelijke maatregelen 32 om uitvoering aan het actieplan te geven. De medewetgevers hebben de verordening betreffende informatieverschaffing in verband met duurzame beleggingen en duurzaamheidsrisico’s en de verordening inzake koolstofarme benchmarks en benchmarks met een positieve koolstofbalans goedgekeurd. De Commissie heeft richtsnoeren opgesteld inzake de openbaarmaking door bedrijven van klimaatgerelateerde informatie op grond van de richtlijn met betrekking tot niet-financiële rapportage 33 . Er zijn onderhandelingen gaande over het voorstel voor een verordening betreffende de totstandbrenging van een raamwerk om duurzame beleggingen te bevorderen (via een zogenoemde “taxonomie”). Ook worden er voorbereidende en niet-wetgevingswerkzaamheden verricht met betrekking tot andere elementen van het actieplan.

6.FINANCIERING VAN KLIMAATACTIE

Integratie van het klimaatbeleid in de EU-begroting

De EU heeft zich voorgenomen om in de periode 20142020 ten minste 20 % van haar begroting te besteden aan klimaatgerelateerde doeleinden. Uit de meest recente beschikbare gegevens komt naar voren dat die uitgaven in 2018 20,7 % van de begroting uitmaakten. 34 Gezien de begrotingstrend zou gemiddeld 209 miljard EUR (19,7 % van de begroting) beschikbaar zijn in het huidige meerjarig financieel kader (MFK).

Naar aanleiding van dit succes heeft de Commissie op 2 mei 2018 voorgesteld om voor het volgende MFK (20212027) de ambitieuzere doelstelling vast te stellen dat 25 % van de uitgaven moet bijdragen aan de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen  35 .


Figuur 11: Klimaatrelevante uitgaven op de EU-begroting, 2014-2020 (in miljoen EUR en als percentage van de EU-begroting)


Het gebruik van veilingopbrengsten van EU-ETS-emissierechten

In 2018 hebben de lidstaten 13,6 miljard EUR verdiend met het veilen van EU-ETS-emissierechten, 8 miljard EUR meer dan in 2017, dit als gevolg van de hogere koolstofprijs. In 2018 is bijna 70 % van de opbrengsten besteed aan of bestemd voor klimaat- en energiedoeleinden. In de periode 2013-2018 is bijna 80 % besteed aan of bestemd voor deze doeleinden. De opbrengsten worden grotendeels besteed aan nationale en EU-doeleinden, een kleiner deel gaat naar internationale klimaat- en energiedoeleinden. Figuur 12 toont de totale EU-ETS-opbrengsten en hun gebruik voor klimaat- en energiedoeleinden.


Figuur 12: Gebruik van veilingopbrengsten van ETS-emissierechten, 2013-2018 (in miljard EUR)

Van de voor nationale doeleinden gebruikte opbrengsten werd het merendeel besteed aan hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en duurzaam vervoer. Figuur 13 toont het nationale gebruik van veilingopbrengsten.


Figuur 13: Nationaal gebruik van veilingopbrengsten van ETS-emissierechten, 2013-2018 (in miljard EUR)


Nieuwkomersreserve (NER) 300

NER300 is een van de grootste financieringsprogramma’s ter wereld voor innovatieve, koolstofarme energiedemonstratieprojecten. De financiële middelen hiervoor worden gehaald uit de tegeldemaking van 300 miljoen EU-ETS-emissierechten.

Als gevolg van twee oproepen tot het indienen van voorstellen is in 20 EU-lidstaten voor een bedrag van in totaal 2,1 miljard EUR steun verleend aan 38 projecten op het gebied van hernieuwbare energie en 1 project op het gebied van koolstofafvang en -opslag. Zeven projecten zijn inmiddels operationeel en vijf projecten zullen naar verwachting eind 2019 operationeel worden. Vier projecten zijn goed op weg om uiterlijk 30 juni 2021 operationeel te worden.

Vanwege de ongunstige economische en beleidsmatige omstandigheden sinds de oprichting van het NER300-programma zijn 19 projecten die voor financiering waren geselecteerd er niet in geslaagd voldoende aanvullende financiële steun te verwerven en zijn daarom in juli 2019 ingetrokken. Daarnaast zijn er nog eens vier projecten in uiteenlopende ontwikkelingsfasen. Door de intrekking van de twee oproepen tot het indienen van voorstellen is in totaal 1,358 miljard EUR vrijgekomen die opnieuw zullen worden geïnvesteerd in bestaande financiële instrumenten (623 miljoen EUR ingetrokken van de eerste oproep) en in het innovatiefonds (735,5 miljoen EUR van de tweede oproep) (zie kader).

InnovFin- energiedemonstratieprojecten

De middelen die zijn vrijgekomen uit de geannuleerde projecten van de eerste oproep tot het indienen van voorstellen (tot dusver 623 miljoen EUR) worden opnieuw geïnvesteerd in de InnovFin- energiedemonstratieprojecten en het schuldinstrument Connecting Europe Facility, die allebei door de Europese Investeringsbank worden beheerd.

Tot nu toe zijn er drie projecten geselecteerd die zullen profiteren van niet-uitgegeven middelen van NER300 onder de InnovFin EDP, voor een totaalbedrag van ongeveer 73 miljoen EUR:


Bovendien is aan vier projecten projectontwikkelingsbijstand toegekend uit niet-uitgegeven middelen van NER300.


Het WindFloat-project, Portugal

1.Wave Roller: de bijdrage uit NER300 bedraagt 10 miljoen EUR.

2.WindFloat: het project wordt ondersteund door een InnovFin-EDP-financiering van 60 miljoen EUR uit niet-uitgegeven middelen van NER300. WindFloat profiteert ook van een subsidie van bijna 30 miljoen EUR uit hoofde van het oorspronkelijke NER300-programma.

3.Greenway EV Charging Network: de financiering onder de InnovFin-EDP die door de EIB aan het project is toegekend, bedraagt 17 miljoen EUR, waarvan een kleine 3 miljoen EUR uit niet-uitgegeven middelen van NER300.


Innovatiefonds

Het innovatiefonds is bij de herziene ETS-richtlijn ingesteld 36 . Bij een koolstofprijs van 20 EUR/tCO2 zou op basis van mededinging 10 miljard EUR worden vrijgemaakt voor steun voor de demonstratie van innovatieve technologieën en baanbrekende innovatie in sectoren die onder de EU-ETS vallen. De gedelegeerde verordening met betrekking tot de werking van het innovatiefonds is in mei 2019 in werking getreden 37 . In 2019 onderneemt de Commissie outreach-activiteiten met de industrie en lidstaten om het innovatiefonds meer bekendheid te geven en voor elke sector de voornaamste kwesties te bespreken in verband met de selectie en implementatie van projecten. De eerste oproep tot het indienen van voorstellen staat gepland voor medio 2020. Daarna zullen er tot 2030 regelmatig nieuwe oproepen volgen 38 .

Moderniseringsfonds

Het moderniseringsfonds ondersteunt koolstofarme investeringen in de energiesystemen van tien EU-lidstaten met een laag inkomen 39 in vooraf in de ETS-richtlijn gedefinieerde aandelen. Bij een koolstofprijs van 20 EUR/tCO2 zal de komende tien jaar zo’n 14 miljard EUR worden gegenereerd. Het fonds is meer dan verdubbeld in omvang na het besluit van vijf lidstaten om een deel van hun solidariteit en/of voorlopige kosteloze emissierechten over te hevelen. De Europese Commissie begon haar werkzaamheden tot oprichting van het moderniseringsfonds met een reeks technische workshops in alle begunstigde lidstaten van september 2018 tot en met januari 2019. In de eerste helft van 2020 zal verder voorbereidend werk worden verricht voor de vaststelling van een uitvoeringshandeling.

LIFE – klimaatactie

Het LIFE-programma is het financieringsinstrument van de EU voor het milieu en klimaatactie en is gericht op cofinanciering van projecten met Europese toegevoegde waarde. De totale begroting voor de financiering van projecten tijdens de periode 20142020 bedraagt 2,5 miljard EUR voor het subprogramma Milieu en 0,86 miljard EUR voor het subprogramma Klimaatactie. De meeste projecten van LIFE Milieu hebben ook gunstige neveneffecten op het klimaat.

Het subprogramma Klimaatactie van het LIFE-programma steunt projecten voor de bestrijding van en aanpassing aan klimaatverandering, klimaatgovernance en voorlichting. Bij de in 2018 gelanceerde oproep voor LIFE-projecten zijn voorstellen voor begunstigden uit 21 lidstaten voorgedragen voor financiering, waarbij de meeste voorstellen projecten in Spanje, Italië en Duitsland betroffen.

In het voorgestelde meerjarig financieel kader voor 20212027 is een verhoogd budget van 5,45 miljard EUR gereserveerd voor het LIFE-programma voor het milieu en klimaatactie.

Op het gebied van klimaatactie zijn er twee subprogramma’s: “Matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering” en “Overgang naar schone energie”. Voor klimaatactie zal voor de jaren 20212027 naar verwachting een budget van ongeveer 1 miljard EUR beschikbaar zijn. De activiteiten van het subprogramma Overgang naar schone energie worden op dit moment gefinancierd uit Horizon 2020 en zullen een vergelijkbaar budget toegewezen krijgen.


Figuur 14: Voorstel begrotingstoewijzing voor LIFE 2021-2027


7.AANPASSING AAN DE KLIMAATVERANDERING

Er is het afgelopen jaar verdere vooruitgang geboekt in het kader van de aanpassingsstrategie van de EU, die in 2013 is aangenomen om de lidstaten voor te bereiden op huidige en toekomstige klimaateffecten:

ü26 lidstaten beschikken nu over een nationale aanpassingsstrategie, en de overige lidstaten zullen hun strategie binnenkort afronden 40 ;

üruim 1 900 steden in Europa hebben zich er in het Burgemeestersconvenant toe verbonden hun klimaatbestendigheid te vergroten (zo’n 900 meer dan in 2018);

üverschillende ontwerpen van de nationale energie- en klimaatplannen bevatten aanpassingsdoelstellingen;

ühet Climate-ADAPT-platform is verbeterd;

üde Europese Commissie heeft een bijgewerkte versie van haar Peseta-onderzoek 41 naar een reeks klimaateffecten inclusief een economische beoordeling gepubliceerd;

üvia het LIFE-programma worden aanpassingsprojecten op cruciale gebieden, zoals watervoorraden, gefinancierd.


Het project AgroClimaWater 42 heeft als doel een efficiënt gebruik van water te bevorderen en de omslag naar een meer klimaatbestendige landbouw in mediterrane landen te ondersteunen. In het LIFE-programma is hiervoor 1,4 miljoen EUR beschikbaar.

De proefprojecten binnen het project zijn gericht op olijf-, citrus- en perzikboomgaarden. De deelnemende boeren passen hun teeltwijzen aan om zo hoog mogelijke opbrengsten te realiseren ook waar weinig of onregelmatig water beschikbaar is. LIFE AgroClimaWater is twee jaar geleden opgezet, maar heeft al indrukwekkende resultaten geboekt, waaronder een 15 % lager waterverbruik en 50 % lager gebruik van nutriënten in Italië, en een 26 % hogere opbrengst op Griekse proefvelden, zelfs met de extreme klimaatomstandigheden van 2018.

De EU-aanpassingsstrategie is in 2018 positief beoordeeld 43 . Sommige geleerde lessen zouden van pas kunnen komen bij het vaststellen van toekomstige aanpassingsmaatregelen in Europa, bijvoorbeeld:

·Op grond van internationale ontwikkelingen moet de EU haar aanpassingsmaatregelen in overeenstemming brengen met de Overeenkomst van Parijs, het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen.

·De noodzaak van aanpassing aan de steeds snellere veranderingen is nog urgenter dan toen de strategie werd vastgesteld: we moeten de infrastructuur beter bestand maken tegen de effecten van extreme weersomstandigheden en klimaatverandering.

·Ecosysteemgerichte benaderingen moeten beter worden meegenomen in de beoordeling en bij de keuze van aanpassingsopties.

·In het aanpassingsbeleid en in de planning moet meer aandacht komen voor volksgezondheidskwesties.

Binnen Horizon Europa is de missie “Aanpassing aan klimaatverandering inclusief maatschappelijke transformatie” opgestart. De missie staat onder leiding van Connie Hedegaard. In de missies van Horizon Europa worden zekerheid verkregen omtrent en sturing gegeven aan onderzoek en innovatie, waarbij de industrie en burgers worden betrokken door ambitieuze en communiceerbare mijlpalen vast te stellen.


8.INTERNATIONALE SAMENWERKING OP KLIMAATGEBIED

Luchtvaart

In 2018 heeft de raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) normen en aanbevolen praktijken vastgesteld in het kader van haar regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (Corsia). Corsia heeft ten doel het effect van internationale emissies van de luchtvaartsector middels compensatie te stabiliseren op het niveau van 2020.

Op ICAO-niveau is de uitvoering nog niet afgerond. In 2019 is een begin gemaakt met de nakoming van de eerste monitoringverplichtingen, en in 2021 gaat een proeffase in. 81 landen, die samen 76,6 % van de wereldwijde emissies voor hun rekening nemen, hebben hun deelname vanaf 2021 toegezegd, maar nog steeds is niet helemaal duidelijk wat uiteindelijk onder de regeling zal vallen en hoe effectief deze zal zijn, aangezien landen met veel luchtvaartactiviteiten niet deelnemen en nog een besluit moet worden genomen over de emissie-eenheden die voor compensatie in aanmerking komen.

De EU-lidstaten hebben de ICAO in kennis gesteld 44 van de bestaande verschillen tussen de kenmerken van de EU-ETS voor de luchtvaart en de wettelijk bindende kenmerken van Corsia die zijn opgenomen in de normen en aanbevolen praktijken (SARP’s) ter bescherming van de beleidsruimte van de EU.

Maritiem

In 2018 heeft de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) haar strategie ter vermindering van de broeikasgasemissies van schepen goedgekeurd. Deze omvat een internationale toezegging om emissies tot 2050 met ten minste 50 % te verlagen ten opzichte van het niveau van 2008 (met inbegrip van tussentijdse doelstellingen voor de koolstofintensiteit). EU-lidstaten moeten deze toezegging als leden van de Internationale Maritieme Organisatie nakomen.

De IMO-strategie omvat een lijst van kandidaat-maatregelen voor de korte, middellange en lange termijn om de doelstellingen van de strategie te verwezenlijken, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de maatregelen die de emissies al vóór 2023 verder kunnen terugbrengen, en ook wordt voortgebouwd op bestaande IMO-maatregelen zoals de Energy Efficiency Design Index en het Ship Energy Efficiency Management Plan. De Europese Commissie is nauw betrokken bij de lopende onderhandelingen over concrete maatregelen bij de IMO, met inbegrip van voorstellen van de EU-lidstaten.

In 2018 begonnen schepen die havens in de Europese Economische Ruimte aandoen hun emissies te monitoren en rapporteren. De eerste gegevens over emissies zijn op 30 juni 2019 gepubliceerd 45 . Dit systeem heeft tot doel voldoende gegevens te vergaren ten behoeve van besluitvorming en de nodige transparantie om de introductie van energie-efficiënte technologieën en energiezuinig gedrag te bevorderen. Eind 2019 zal de Europese Commissie een verslag publiceren over de werking van het systeem in het eerste jaar.

In het kader van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is op 1 januari 2019 begonnen met de monitoringactiviteiten van het stookolieverbruik van schepen. In 2020 zullen de eerste resultaten worden gepresenteerd. In dit kader moeten schepen die EU-havens aandoen, rapporteren enerzijds uit hoofde van de EU-verordening betreffende monitoring, rapportage en verificatie door maritiem vervoer (MRV-verordening), anderzijds uit hoofde van het IMO-gegevensverzamelingssysteem.

Ondersteunen van ontwikkelingslanden

De EU en haar lidstaten zijn nog steeds de grootste donoren van officiële ontwikkelingshulp aan ontwikkelingslanden, goed voor meer dan 74,4 miljard EUR in 2018. De EU, haar lidstaten en de Europese Investeringsbank zijn ook de grootste publieke financier van klimaatacties, met een bijdrage van 20,4 miljard EUR in 2017 (laatst beschikbare cijfer) 46 .

Voor het Green Climate Fund (GCF) hebben de EU-lidstaten in totaal 4,7 miljard USD toegezegd tijdens de eerste fase van de mobilisatie van middelen voor het fonds en nemen dus bijna de helft van het totale bedrag van 10,3 miljard USD voor hun rekening. De rol van Europa zal naar verwachting in de toekomst alleen nog maar toenemen. Duitsland en Noorwegen zijn de eerste landen die hebben aangekondigd hun bijdrage bij de lopende GCF-aanvullingsronde te zullen verdubbelen.

Global Climate Change Alliance Plus (GCCA+) is een klimaatvlaggenschipinitiatief van de EU. In de periode 20072020 verstrekt het voor 750 miljoen EUR aan leningen voor klimaatactie en capaciteitsontwikkeling in ontwikkelingslanden, met name in de minst ontwikkelde landen en kleine insulaire ontwikkelingslanden. Bij het opnieuw vaststellen van nationaal bepaalde bijdragen aan de Overeenkomst van Parijs dat momenteel wordt uitgevoerd, ondersteunt GCCA+ partners bij het ontwikkelen van klimaatbeleid en het opstellen van plannen voor een ambitieuze bestrijding van en aanpassing aan klimaatverandering.

Het externe investeringsplan van de EU moedigt investeringen in ontwikkelingslanden in Afrika en de nabuurschap van de EU aan. Tot dusver zijn acht garanties toegezegd die zullen bijdragen aan het opstarten en uitbreiden van projecten op het gebied van hernieuwbare energie en connectiviteit ten behoeve van miljoenen mensen in partnerlanden. De Europese garantie voor hernieuwbare energie onder leiding van vier Europese financiële instellingen zou bijvoorbeeld tot 3,4 miljard EUR kunnen aantrekken voor projecten in Sub-Saharaans Afrika. De projecten zouden de koolstofuitstoot reduceren, stroomonderbrekingen terugdringen, tot wel 12 000 banen creëren en de capaciteit voor het genereren van energie uit hernieuwbare bronnen met ongeveer 2 GW uitbreiden.

Onderhandelingen over een nieuw partnerschap tussen de EU en de ACS-regio (Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan) na 2020 zijn op 28 september 2018 gestart. De geplande opvolger van de Overeenkomst van Cotonou 47  zal een grote gezamenlijke inzet voor klimaatactie omvatten. In 2018 is tevens een nieuwe Afrikaans-Europese alliantie voor duurzame investeringen en banen gelanceerd, die onder meer tot doel heeft de bescherming van het milieu en werknemers te bevorderen.

Koppeling van ETS met Zwitserland

In november 2017 hebben de EU en Zwitserland een overeenkomst over de koppeling van hun emissiehandelssystemen ondertekend, die nu door beide parlementen is goedgekeurd. In een volgende stap moeten Zwitserland en de EU de koppelingsovereenkomst ratificeren, opdat deze op 1 januari 2020 in werking kan treden.

(1)

COM(2018) 773 final: Een schone planeet voor iedereen. Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie.

(2)

Bron: COM(2018) 773 final.

(3)

De EU heeft zich er niet alleen toe verbonden aan haar doelstelling uit hoofde van het UNFCCC te voldoen, maar ook, samen met IJsland, aan een bindende emissiereductie voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto (20132020). Doel is om de emissies met 20 % terug te brengen ten opzichte van de emissies in het referentiejaar (meestal 1990). De werkingssfeer verschilt enigszins van de werkingssfeer van de UNFCCC-doelstelling. In 2017 waren de emissies in de EU en IJsland met 26 % gedaald ten opzichte van het referentiejaar.

(4)

Som van prognoses van lidstaten. Bestaande maatregelen wil zeggen maatregelen die de lidstaten al hebben uitgevoerd. Aanvullende maatregelen wil zeggen maatregelen die de lidstaten willen uitvoeren.

(5)

De figuur omvat alle 31 landen die aan het EU-ETS deelnemen.

(6)

Dit is vereist uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie.

(7)

  https://ec.europa.eu/energy/en/topics/energy-strategy-and-energy-union/governance-energy-union/national-energy-climate-plans

(8)

De figuur laat de geverifieerde ETS-emissies zien met het sectorale en geografische toepassingsgebied van ETS voor het desbetreffende jaar, en kan daarom vóór 2013 niet worden beschouwd als een tijdreeks. Luchtvaart maakt deel uit van het plafond voor 20122018.

(9)

Het overschot komt overeen met het “totale aantal emissierechten in omloop”, zoals gedefinieerd in het besluit tot instelling van de marktstabiliteitsreserve.

(10)

C(2019) 3288 final: Bekendmaking van het totale aantal emissierechten in omloop in 2018 voor de toepassing van de marktstabiliteitsreserve in het kader van de EU-regeling voor de emissiehandel.

(11)

Beschikking nr. 406/2009/EG inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen.

(12)

Verordening (EU) 2018/842 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen.

(13)

De prognoses van de lidstaten “met aanvullende maatregelen”, ingediend in maart 2019, gaan uit van een reductie van 27 %, terwijl in de beoordeling van de scenario’s met aanvullende maatregelen in de ontwerp-NEKP’s wordt uitgegaan van een reductie van 28 %.

(14)

De niet-ETS-streefcijfers omvatten de nationale streefcijfers die zijn vastgesteld uit hoofde van de verordening inzake de verdeling van de inspanningen en de “geen debet”-toezegging uit de LULUCF-verordening (zie hoofdstuk 4).

(15)

Een geaggregeerde parameter die invoer, uitvoer, productie en vernietiging van ODS integreert, met uitzondering van de ODS die als grondstof dienen).

(16)

Verordening (EG) nr. 1005/2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen.

(17)

Verordening (EU) nr. 517/2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen.

(18)

 Fluorinated greenhouse gases 2018 – data reported by companies on the production, import, export and destruction of fluorinated greenhouse gases in the European Union, 20072016, Europees Milieuagentschap.

(19)

Bosbeheerkredieten zijn onderhevig aan een bovengrens en worden weergegeven als jaarlijks gemiddelde wanneer de bosbeheerkredieten in de referentieperiode de gesimuleerde bovengrens voor dezelfde periode overschrijden.

(20)

Boekhouding is een middel om beleid te evalueren en verdere maatregelen te stimuleren om emissies te verminderen en verwijderingen te verhogen. Er zij opgemerkt dat boekingen van debet- en creditposten voorlopig en gesimuleerd zijn, omdat definitieve rekeningen pas aan het einde van de verbintenisperiode (december 2020) beschikbaar zijn. Afhankelijk van de activiteit zijn verschillende boekhoudregels van toepassing: bruto-netto met basislijn 0 voor bebossing/herbebossing en ontbossing, netto-netto ten opzichte van een basislijn (meestal emissies en verwijderingen voor het jaar 1990) voor graslandbeheer, akkerlandbeheer en heraanplanting, en het verschil ten opzichte van het referentieniveau voor bosbeheer voor bosbeheer.

(21)

Zeven lidstaten hebben gekozen voor akkerlandbeheer, zes voor graslandbeheer en één voor heraanplanting, en één lidstaat heeft gekozen voor ontwatering en vernatting van wetlands, maar heeft hierover nog geen kwantitatieve gegevens verstrekt.

(22)

Verordening (EU) 2018/841 inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030.

(23)

https://ec.europa.eu/transparency/regexpert/index.cfm?do=groupDetail.groupDetail&groupID=3638&news%20=1&Lang=NL

(24)

SWD(2019) 213 final.

(25)

COM(2018) 773 final.

(26)

Verordening (EU) 2019/631 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen.

(27)

Verordening (EU) 2019/1242 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen.

(28)

Richtlijn (EU) 2019/1161 inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen.

(29)

https://ec.europa.eu/transport/modes/road/news/2017-05-31-europe-on-the-move_en

(30)

https://europa.eu/rapid/press-release_IP-17-4242_nl.htm

(31)

COM(2018) 97 final.

(32)

  https://ec.europa.eu/info/publications/180524-proposal-sustainable-finance_nl

(33)

  https://ec.europa.eu/info/publications/non-financial-reporting-guidelines_nl#climate

(34)

https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/about_the_european_commission/eu_budget/draft-budget-2020-wd-13-web-1.4_soe.pdf

(35)

  https://ec.europa.eu/commission/publications/factsheets-long-term-budget-proposals_nl

(36)

Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, artikel 10 bis, lid 8.

(37)

28.5.2019 - C(2019) 1492 - Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/856 van de Commissie houdende aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG met betrekking tot de werking van het innovatiefonds

(38)

https://ec.europa.eu/clima/policies/innovation-fund_nl

(39)

BG, CZ, EE, HR, LV, LT, HU, PL, RO en SK.

(40)

     Kroatië en Bulgarije zijn nog bezig met de uitwerking van hun nationale strategie.

(41)

  https://ec.europa.eu/jrc/en/peseta-iii

(42)

  http://www.lifeagroclimawater.eu/

(43)

  https://ec.europa.eu/clima/policies/adaptation/what_nl

(44)

      https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32018D2027

(45)

Verordening (EU) 2015/757 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer.

(46)

De cijfers van klimaatfinanciering door de EU in 2018 zullen in de conclusies van de Raad over klimaatfinanciering van najaar 2019 worden bekendgemaakt.

(47)

De Overeenkomst van Cotonou is het overkoepelende kader voor de betrekkingen van de EU met ACS-landen. Deze overeenkomst loopt in februari 2020 af.