Artikelen bij COM(2019)627 - Strategisch verslag 2019 over de uitvoering van de Europese structuur- en investeringsfondsen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 17.12.2019

COM(2019) 627 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Strategisch verslag 2019 over de uitvoering van de Europese structuur- en investeringsfondsen


INLEIDING    

1. EEN UITDAGENDE EN SNEL VERANDERENDE CONTEXT    

2. INVESTERINGEN IN SLIMME, DUURZAME EN INCLUSIEVE GROEI MOGELIJK MAKEN    

2.1. Algehele vorderingen    

2.2. Onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie, ICT en concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen    5

2.3. Koolstofarme economie, klimaatverandering, milieu, vervoer en energie    5

2.4. Werkgelegenheid, sociale inclusie, gezondheid en onderwijs    7

3. HET EFFECT VAN DE BELANGRIJKSTE HERVORMINGEN IN DE PERIODE 2014-2020    8

3.1. Bijdrage van de ESI-fondsen aan het Europees semester    8

3.2. Eerste voorwaarden voor financiering: ex-antevoorwaarden    8

3.3. De “N+3”-vrijmakingsregel    9

3.4. Het prestatiekader    9

3.5. Geïntegreerde territoriale ontwikkeling ondersteunen    9

3.5.1. Geïntegreerde investeringen in steden    10

3.5.2. Toepassing van territoriale instrumenten    10

3.5.3. Territoriale samenwerking    11

4. BETER PROGRAMMABEHEER    11

4.1. Capaciteit van autoriteiten en begunstigden    11

4.2. Vereenvoudigingen voor de begunstigden    12

4.3. De rol van partners in de uitvoering van programma’s    12

4.4. Horizontale beginselen en beleidsdoelstellingen in de praktijk brengen    13

4.5. Betere complementariteit voor meer impact    13

4.6. Synthese van de evaluatie van de ESI-fondsen    14

4.7. Communicatie met betrekking tot de ESI-fondsen    14

CONCLUSIE    16


INLEIDING

Het primaire doel van de Europese structuur- en investeringsfondsen (“ESI-fondsen” of “ESIF”) 1 is om duurzame sociaal-economische convergentie, veerkracht en territoriale cohesie te bevorderen. De ESI-fondsen zorgen voor een kritieke massa van investeringen 2 op voor de EU prioritaire gebieden, op basis van gedeeld beheer tussen de Commissie en de lidstaten. Door banenschepping, groei en investeringen te ondersteunen en de interne markt, de energie-unie en het economische bestuur te versterken, komen deze investeringen tegemoet aan de behoeften van de reële economie.

Dit tweede strategisch verslag 3 is gebaseerd op de uitvoerings- en voortgangsverslagen van de lidstaten betreffende de uitvoering van de ESIF-programma’s tot eind 2018 (in het kader van de programmeringsperiode 2014-2020) 4 . Eind 2018 was 72 % van de beschikbare ESIF-middelen vastgelegd 5 . Reeds gefinancierde projecten sorteren een toenemend effect op belangrijke beleidsterreinen, waarbij bijvoorbeeld te denken valt aan het volgende:

·meer dan 1,6 miljoen bedrijven – waaronder landbouwbedrijven – ontvangen steun;

·er zijn inmiddels 300 000 nieuwe banen geschapen door de ondersteunde bedrijven;

·er hebben 26 miljoen mensen hulp gekregen bij scholing en opleiding en bij hun zoektocht naar een baan;

·8,3 miljoen huishoudens krijgen de beschikking over betere breedband;

·er wordt ruim 3 900 km spoorlijn aangelegd of hersteld;

·lopende projecten in de gezondheidszorg komen ten goede aan 60 miljoen mensen.

In dit verslag en op het Open Data Platform van de ESI-fondsen wordt een uitvoerig overzicht gegeven van de vooruitgang op alle thematische gebieden 6 .

Dankzij de huidige beleidsaccenten en het flexibele kader van de ESIF-fondsen kunnen zij een belangrijke bijdrage leveren aan nieuwe en opkomende uitdagingen. De meeste terreinen waarop financiering plaatsvindt, vormen al een ondersteuning van acties op het gebied van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG’s), aanpassing aan de klimaatverandering en risicovermindering, een tendens die waar nodig een verdere impuls kan krijgen binnen de ESIF-programma’s.


1. EEN UITDAGENDE EN SNEL VERANDERENDE CONTEXT

In hun voortgangsverslagen van 2019 onderkennen de lidstaten de doorslaggevende rol van de ESI-fondsen bij de aanpak van veranderingen op economisch, sociaal en milieugebied en bij het doorvoeren van de hervormingen die nodig zijn met het oog op een duurzame toekomst. In de nasleep van de financiële crisis waren de ESI-fondsen een belangrijk instrument bij het aanjagen van investeringen en het herstel van de economische convergentie 7 .

Desalniettemin wijzen diverse lidstaten op de aanhoudende territoriale en regionale ongelijkheden en sociale uitsluiting, en op een aantal met demografische ontwikkelingen samenhangende kwesties die steeds belangrijker worden. Er blijven verschillen bestaan tussen en binnen regio’s en tussen stedelijke en plattelandsgebieden. Een aantal regio’s die de concurrentieslag hebben verloren, hebben te maken met de “middeninkomensval” 8 en sommige blijven worstelen met hoge werkloosheid, met name onder jongeren. Andere zijn op hun beurt weer kwetsbaarder voor de gevolgen van de dubbele transitie (klimaat en digitalisering) of de aanhoudende gevolgen van de vluchtelingen- en migratiecrisis. Deze geografische discrepanties hebben voeding gegeven aan anti-Europese sentimenten 9 .

De ESI-fondsen, waarvan de middelen beschikbaar worden gesteld via gedeeld beheer, stellen plaatselijke en regionale actoren in staat om deze trends te keren door het ondersteunen van territoriale cohesie, groeibevorderende investeringen, het scheppen van banen, het concurrentievermogen van bedrijven, onderzoek en innovatie (O&I) en een gunstige omgeving voor start-ups, milieumaatregelen, aanpassing aan en weerbaarheid tegen de klimaatverandering, rampenrisicovermindering, sociale inclusie en gezondheids-, onderwijs- en voorlichtingsprojecten, dit alles om levens te verbeteren en de EU dichter bij de burger te brengen.


2. INVESTERINGEN IN SLIMME, DUURZAME EN INCLUSIEVE GROEI MOGELIJK MAKEN

2.1. Algehele vorderingen

Met de in Verordening (EU) nr. 1303/2013 geïntroduceerde nieuwe elementen, met name de concentratie van investeringen op de belangrijkste ontwikkelingsdoelstellingen en de sterkere nadruk op prestaties, waren de ESIF-programma’s al gericht op het op doeltreffende en doelmatige wijze bereiken van de EU-doelen van slimme, duurzame en inclusieve groei. Deze trend is verder versterkt door de praktijkgerichte en flexibele aanpak van de Commissie, die met name gestalte heeft gekregen via programma-aanpassingen, monitoring van programma’s die risico’s lopen, of meerdere proefacties 10 die hebben gezorgd voor bijstand op maat en waaruit lering voor de uitvoering in de toekomst is getrokken.


ESI-fondsen – Totaal van geplande investeringen (EU en nationaal) naar thematische doelstelling (miljard EUR) 11


Bron: ESIF Open Data – https://cohesiondata.ec.europa.eu/d/e4v6-qrrq


Wanneer we kijken naar de cijfers van alle ESI-fondsen tezamen, is het aantal geselecteerde projecten (waarvoor de financiering is vastgelegd) meer dan verdubbeld sinds het eerste strategisch verslag in 2017 en is het totale hiermee gemoeide bedrag opgelopen tot 464 miljard EUR (72 % van de totale geplande investeringen). De vorderingen zijn opmerkelijk in sectoren als O&I, wat vooral te danken is aan het katalysatoreffect van slimme specialisatiestrategieën, informatie- en communicatietechnologie (ICT) en vervoerinfrastructuren. Het aantal geselecteerde projecten is ook, zij het in een wat gematigder tempo, toegenomen op terreinen als de koolstofarme economie en duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid.

Wat de daadwerkelijke uitgaven betreft 12 , was eind december 2018 voor alle ESI-fondsen samen genomen 27 % van de beschikbare begroting aan de lidstaten uitbetaald (eind oktober 2019 was dit percentage 36 %). Deze gedeclareerde uitgaven zijn lager dan in voorgaande perioden, wat erop duidt dat de lidstaten hun uitgaven nog moeten opschroeven 13 .

Wat de uitvoering van de financieringsinstrumenten betreft kwamen de programmabedragen van geselecteerde acties van deze instrumenten eind 2018 op 21,9 miljard EUR, ofwel ongeveer 77 % van de in de programma’s geplande bedragen voor deze vorm van steun. Dit bevestigt dat de meeste financieringsinstrumenten in de praktijk resultaten opleveren.

2.2. Onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie, ICT en concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen

Investeringen in onderzoek en innovatie zijn in deze programmeringsperiode aangemerkt als belangrijke stimulans voor groei en convergentie. De met name via slimme specialisatiestrategieën verleende steun voor innovatiegerichte territoriale ontwikkeling heeft geleid tot een aanzienlijke toename van geselecteerde projecten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie, ICT en het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Eind 2018 waren er voor ruim 117 miljard EUR projecten geselecteerd (totale beschikbare som: 163 miljard EUR).

·Op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie is een bedrag van ruim 42,6 miljard EUR toegewezen aan projecten ten behoeve van de ondersteuning van bijna 20 000 nieuwe onderzoekers en de steun aan bijna 30 000 bedrijven in de vorm van hulp bij de marktintroductie van nieuwe producten.

·Meer dan 12,3 miljard EUR is toegewezen aan projecten in de digitale economie ter ondersteuning van, onder meer, de uitrol van breedband, digitale overheidsdiensten en e-handel. Dit bedrag is inclusief de 1,5 miljard EUR aan Elfpo-steun voor de ICT-infrastructuur in plattelandsgebieden. 8,3 miljoen huishoudens krijgen toegang tot betere breedband;

·Het bedrag van ruim 62,5 miljard EUR voor geselecteerde projecten ter verbetering van het concurrentievermogen van kmo’s mikt op het scheppen van het merendeel van de 300 000 nieuwe banen in het kader van het EFRO. In plattelandsgebieden krijgen meer dan 130 000 landbouwbedrijven financiële steun die herstructurering en modernisering gemakkelijker moet maken en tevens gericht is op productiviteitsverhoging.

·Het Europees Partnerschap voor innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (EIP-AGRI) ondersteunt 7 730 interactieve innovatieprojecten. De uit de EIP-AGRI-projecten voortvloeiende kennis en innovatie worden gedeeld via nationale innovatie- en plattelandsnetwerken en via het netwerk van EIP-AGRI zelf.

2.3. Koolstofarme economie, klimaatverandering, milieu, vervoer en energie

In deze programmeringsperiode was 20 % van de EU-begroting bestemd voor klimaatactie, een percentage dat in het voorstel van de Commissie zou moeten stijgen naar 25 % in de volgende EU-begroting 14 . De ESI-fondsen hebben in belangrijke mate mede vormgegeven aan zinvolle veranderingen. Dankzij de toegewezen bedragen en de basisvoorwaarden voor investeringen hebben de ESI-fondsen een stevige impuls gegeven aan het beleid op het gebied van klimaatactie en duurzame groei. Eind 2018 was een bedrag van ruim 169 miljard EUR toegewezen aan projecten in regio’s en steden ter ondersteuning van de omschakeling naar een koolstofarme economie, de weerbaarheid tegen de klimaatverandering en risicopreventie, energie-efficiëntie en duurzaam vervoer.

·Ruim 31,8 miljard EUR werd vastgelegd voor projecten op het gebied van de koolstofarme economie, gericht op de verbetering van het energieverbruik in meer dan 400 000 huishoudens met steun uit het EFRO.

·Ruim 52 miljard EUR werd toegekend aan projecten op het vlak van milieu- en hulpbronnenefficiëntie, met als doel een extra afvalrecyclingscapaciteit van meer dan 500 000 ton per jaar. Dankzij de vastgelegde projecten komt een betere afvalwaterzuivering binnen het bereik van 20 miljoen mensen.

·Wat de klimaatacties in de landbouwsector betreft (bv. koolstofvastlegging, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en ammoniak) is er behoorlijke vooruitgang geboekt, met name doordat landbouwers zich hebben aangesloten bij vrijwillige agro-milieu-klimaatregelingen ter bevordering van een milieuvriendelijke bedrijfsvoering. De streefpercentages voor de landbouwgrond in de EU zijn i) 18 % op het vlak van biodiversiteitsgericht beheer van deze grond, ii) 15 % op het vlak van beter bodembeheer en iii) 15 % op het vlak van beter waterbeheer. In alle drie de gevallen zijn deze streefcijfers voor meer dan 85 % gehaald.

·Ondersteuning van de digitalisering en het koolstofarmer maken van de vervoerssector geniet met name in stedelijke gebieden prioriteit. Met een voor vervoers- en energienetwerken bestemd bedrag van ruim 56 miljard EUR zullen de vastgelegde projecten onder meer resulteren in meer dan 3 900 km nieuwe of gereconstrueerde spoorlijn en ruim 400 km aan nieuwe of verbeterde tram- of metrolijnen.

·In het kader van het EFMZV is een bedrag van 1,25 miljard EUR vastgelegd ter bevordering van een duurzaam evenwicht tussen vissersvloten, beschikbare hulpbronnen en de bescherming van mariene ecosystemen. Daarnaast werden nog bedragen van 428 miljoen EUR voor de ondersteuning van duurzame aquacultuur en 625 miljoen EUR voor de ondersteuning van sociaaleconomische ontwikkelingen in de sector vastgelegd. Uit het fonds zijn ruim 34 000 activiteiten ondersteund, waarvan er 2 000 betrekking hadden op beter beheer van Natura 2000-gebieden en meer dan 1 500 op andere beschermde mariene gebieden.

Klimaatacties uitvoeren

De ESI-fondsen, en met name het Elfpo, het EFRO en het Cohesiefonds, leveren een bijdrage aan het vinden van langetermijnantwoorden op de uitdagingen waarvoor de lidstaten en regio’s zich gesteld zien op weg naar een klimaatneutrale economie. Hierbij worden belangrijke vorderingen gemaakt: eind 2018 was van het totaalbedrag van 115 miljard EUR dat is gepland voor klimaatveranderingsacties, 88,1 miljard EUR aan projecten toegewezen. De ESF-bijdrage aan de klimaatdoelstellingen overstijgt het oorspronkelijk geplande bedrag met een factor vijf, wat voornamelijk is toe te schrijven aan de hogere steun voor opleidings- en arbeidsmarktmaatregelen in verband met groene banen (zie bijlage 3).

2.4. Werkgelegenheid, sociale inclusie, gezondheid en onderwijs

Vooral met de vaststelling van de Europese pijler van sociale rechten in 2017 heeft de EU haar sociale agenda de afgelopen jaren een forse stimulans gegeven. In dit verband hebben de ESI-fondsen – met name het ESF – bijgedragen tot de ondersteuning van structurele hervormingen, waaronder de modernisering van overheidsdiensten, de bevordering van de werkgelegenheid onder jongeren en de terugdringing van armoede en ongelijkheid. Eind 2018 beliepen de geselecteerde projecten met een bedrag van bijna 103 miljard EUR twee derde van de totale geplande toewijzing.

·Met de geselecteerde projecten ter verbetering van de kansen op werk is een bedrag van ruim 34 miljard EUR gemoeid, wat erop neerkomt dat 23 miljoen mensen steun ontvangen uit het ESF. Eind 2018 hadden 2,1 miljoen mensen een baan gevonden, ook als zelfstandige.

·Naast het ESF laat het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief goede vooruitgang zien. Eind 2018 was bijna 8,8 miljard EUR aan geselecteerde projecten toegewezen. Op datzelfde tijdstip waren ongeveer 2,7 miljoen jongeren opgenomen in door het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief ondersteunde maatregelen:

oaan 820 000 van hen was een baan, een vervolgopleiding, een stageplaats of een training aangeboden; en

oruim 1,1 miljoen van hen die al een opleiding of training volgden, hadden inmiddels een kwalificatie behaald of waren reeds aan het werk, al dan niet als zelfstandige.

·Met betrekking tot sociale inclusie, waaraan het ESF het meest bijdraagt, zijn de tot nu toe geselecteerde projecten goed voor ruim 36 miljard EUR. Eind 2018 hadden 1,8 miljoen deelnemers met een handicap, 3,6 miljoen migranten, deelnemers met een buitenlandse achtergrond of tot een minderheid behorende personen, en 4,2 miljoen andere kansarmen hulp gekregen om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren en de op die markt gewenste vaardigheden te ontwikkelen. Via het Elfpo werden tevens meer dan 60 000 acties voor sociale inclusie in plattelandsgebieden ondersteund.

·Bij de investeringen in maatregelen op het gebied van gezondheid is eveneens vooruitgang geboekt. Er is tot dusver ruim 8 miljard EUR geïnvesteerd in meer dan 7 000 projecten op dit terrein (aanpak van ongelijkheden in de gezondheidszorg, hervorming van zorgstelsels, bevordering van e-gezondheid, onderzoek en innovatie). De geselecteerde projecten richten zich op de verbetering van de gezondheidsdiensten voor ruim 60 miljoen mensen.

·Wat onderwijs en opleiding aangaat is een bedrag van 28,3 miljard EUR vastgelegd voor concrete projecten. Dankzij de steun uit het ESF hadden eind 2018 11,6 miljoen laaggeschoolden hulp gekregen, hadden 3,4 miljoen mensen een kwalificatie behaald en volgden 1,2 miljoen mensen een opleiding of training. De EFRO-investeringen zullen ertoe leiden dat meer dan 8 miljoen mensen gebruik kunnen maken van betere kinderopvang- en onderwijsvoorzieningen. In plattelandsgebieden werden ruim een miljoen beroepsopleidingsactiviteiten ondersteund door het Elfpo.


3. HET EFFECT VAN DE BELANGRIJKSTE HERVORMINGEN IN DE PERIODE 2014-2020

3.1. Bijdrage van de ESI-fondsen aan het Europees semester

Het merendeel van de structurele en beleidsuitdagingen die in het kader van het Europees semester zijn vastgesteld, is relevant voor de ESI-fondsen. In de lopende programma’s is al rekening gehouden met de structurele uitdagingen zoals die zijn verwoord in de voor investeringen relevante landspecifieke aanbevelingen. Zoals in hun voortgangsverslagen ook door de lidstaten wordt benadrukt, is via de ESI-fondsen steun verleend aan hervormingen op terreinen als bescherming van werkgelegenheid en sociaal beleid, ondernemingsklimaat, O&I, energie- en hulpbronnenefficiëntie, telecommunicatie, vervoer, gezondheid, onderwijs en bestuurlijke hervormingen.

Daar de desbetreffende, in 2014-2015 gedane landspecifieke aanbevelingen voornamelijk betrekking hadden op gebieden met uitdagingen voor de ontwikkeling op de lange termijn, sluit de financiering van het cohesiebeleid van de EU in sterke mate aan bij de investeringsbehoeften die in die aanbevelingen voor 2019 zijn genoemd. Samen met de landverslagen van dit jaar verschaffen deze aanbevelingen voor 2019 een gedegen analytisch kader voor het vaststellen van de investeringsprioriteiten voor de periode 2021-2027.

3.2. Eerste voorwaarden voor financiering: ex-antevoorwaarden

Een van de belangrijkste hervormingen in de periode 2014-2020 was de introductie van specifieke eerste voorwaarden, de zogeheten “ex-antevoorwaarden”, die moeten zorgen voor een doeltreffend en doelmatig gebruik van de ESI-fondsen door de lidstaten en regio’s. Het proces voor de ex-antevoorwaarden voor 2014-2020 is inmiddels afgerond.

Over de hele linie bezien zijn de ex-antevoorwaarden een nuttig beleidsinstrument gebleken, met name door de bijdrage die ze leveren aan de verbetering van het investeringsklimaat in de EU en de prikkel tot diverse structurele hervormingen die van die voorwaarden is uitgegaan 15 . Voor de volgende programmeringsperiode doet de Commissie in haar voorstel voor een verordening gemeenschappelijke bepalingen 16 (het “voorstel voor een GB-verordening voor 2021-2027”) de suggestie aan de hand dat het mechanisme wordt voortgezet en verbeterd door een nieuw systeem van randvoorwaarden in te voeren, met eenvoudigere administratieve procedures en aangescherpte vereisten inzake naleving en follow-up.

3.3. De “N+3”-vrijmakingsregel

De “N+3”-vrijmakingsregel, waardoor vastgelegde financiële middelen van de EU die niet binnen drie jaar zijn uitgegeven verloren kunnen gaan, is in de verordening voor de periode 2014-2020 ingevoerd ter vervanging van de “N+2”-regel. Deze nieuwe regel is in 2018 voor alle lidstaten ingegaan.

Hoewel de beheersautoriteiten door deze hervorming meer tijd kregen om projecten te selecteren en uit te voeren, nam de prikkel om de begroting voortvarend uit te voeren hierdoor af. In combinatie met de jaarrekening- en jaarlijkse-afsluitingsprocessen, waarvan gebleken is dat ze een al te voorzichtige houding ten aanzien van risico’s op het vlak van financiële nettocorrecties in de hand werken, heeft de “N+3”-regel er in belangrijke mate toe bijgedragen dat er slechts weinig betalingen uit de EU-begroting aan de lidstaten zijn gedaan. De geleidelijke terugkeer naar de “N+2”-regel, die door de Commissie wordt voorgesteld voor de programmeringsperiode 2021-2027, moet samen met de algemene vereenvoudigingsmaatregelen en doorrolregelingen voor beheer en controle zorgen voor een snellere uitvoering in het belang van de Europese burgers.

3.4. Het prestatiekader

6 % van de toewijzing van de ESI-fondsen aan de programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” is opzijgezet als de prestatiereserve. In 2019 heeft de Commissie de programmaprestaties geëvalueerd (prestatie-evaluatie) en de prestatiereserve vrijgemaakt voor de prioriteiten die eind 2018 de tussentijdse mijlpalen hadden bereikt.

De prestatie-evaluatie is een goed instrument gebleken om met het oog op de uitvoering van het beleid de juiste prikkels toe te dienen. In het voorstel van de Commissie voor een GB-verordening voor 2021-2027 is de prestatiegerichte aanpak gehandhaafd, maar is er wel meer ruimte voor beleidsoverwegingen. De evaluatie zal een bredere en meer kwalitatieve beoordeling van de programmaprestaties gaan omvatten, waarbij rekening wordt gehouden met de uitdagingen die worden genoemd in de landspecifieke aanbevelingen voor 2024, de sociaaleconomische situatie van de lidstaten of regio’s en de vorderingen die worden gemaakt bij het bereiken van de tussentijdse mijlpalen van de programma’s. Ook in het voorstel van de Commissie betreffende de strategische plannen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) voor de periode 2021-2027 17 blijft de aandacht voor prestaties onverminderd groot, waarbij een link wordt gelegd tussen subsidiabiliteit van uitgaven en concrete resultaten.

3.5. Geïntegreerde territoriale ontwikkeling ondersteunen

De ESI-fondsen zijn het belangrijkste instrument van de EU om geïntegreerde territoriale ontwikkeling in de lidstaten en de regio’s te bevorderen. Meer dan 3 800 territoriale, stedelijke en lokale strategieën ontvangen financiële steun van de EU. Daarnaast helpen de ESI-fondsen de lidstaten bij de uitvoering van maatregelen die tegemoetkomen aan de behoeften van specifieke gebieden, zoals gebieden die te kampen hebben met armoede of sociale uitsluiting, dunbevolkte gebieden, bergachtige regio’s, eilanden en perifere regio’s. Deze aanpak op maat is, met name door de toegenomen aandacht voor functiegebieden (bv. stroomgebieden, kustgebieden, bergketens enz.) om bestuurlijke verkokering tegen te gaan, en voor plaatselijke initiatieven, verder versterkt in het voorstel van de Commissie voor een GB-verordening voor 2021-2027.

3.5.1. Geïntegreerde investeringen in steden

De sterkere nadruk op stedelijke aangelegenheden in deze programmeringsperiode heeft er in combinatie met het unieke politieke momentum dankzij de Stedenagenda voor de EU 18 voor gezorgd dat steden nu met ESIF-steun hun eigen geïntegreerde stedelijke strategieën kunnen opstellen. Op een totaalbedrag van 81 miljard EUR dat eind 2018 in stedelijke gebieden was geïnvesteerd, hebben steden projecten ten belope van circa 10,8 miljard EUR gekozen die via meer dan 900 geïntegreerde stedelijke strategieën zullen worden uitgevoerd. Vermeldenswaard is ook het succes van het initiatief voor stedelijke innovatieve acties, een initiatief waarbij stedelijke gebieden via 75 acties innovatieve oplossingen voor duurzame stedelijke ontwikkeling konden en kunnen uittesten 19 .

3.5.2. Toepassing van territoriale instrumenten

Geïntegreerde territoriale investeringen (“ITI’s”) en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (“CLLD”) zijn instrumenten die zijn geïntroduceerd om strategieën voor geïntegreerde territoriale ontwikkeling te stimuleren die verder gaan dan de traditionele nationale en regionale kaders.

Geïntegreerde territoriale investeringen zijn gebruikt om meer dan 200 stedelijke en 120 territoriale strategieën uit te voeren, waarmee in totaal een bedrag van 15,9 miljard EUR aan ESIF-financiering was gemoeid. Via het CLLD-instrument, dat zijn oorsprong vindt in de Leader-methode 20 , is in totaal een bedrag van 9,1 miljard EUR aan ESIF-financiering beschikbaar gesteld. Tot nu toe zijn er in de EU meer dan 3 000 plaatselijke actiegroepen opgezet, die verantwoordelijk zijn voor het mobiliseren van lokale gemeenschappen en het uitvoeren van de CLLD-strategieën. In veel gevallen kwamen geïntegreerde territoriale investeringen en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling langzaam op gang, omdat de desbetreffende overkoepelende strategieën eerst moesten worden opgesteld en de problemen in verband met de combinatie van de verschillende fondsen moesten worden opgelost. Toch blijkt uit de voortgangsverslagen dat deze instrumenten op veel enthousiasme kunnen rekenen: dankzij ITI’s en CLLD konden stedelijke-ontwikkelingsmaatregelen gemakkelijker worden doorgevoerd in meerdere sectoren tegelijk en kon er beter worden voorzien in territoriale behoeften.

In de nieuwe beleidsaanpak van de Commissie in haar voorstel voor een GB-verordening voor 2021-2027 wordt voortgebouwd op de positieve ervaringen die zijn opgedaan met geïntegreerde territoriale investeringen en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling. Territoriale investeringen worden eenvoudiger en efficiënter. In het voorstel van de Commissie betreffende de strategische plannen voor het GLB voor de periode 2021-2027 blijft Leader bovendien verplicht en wordt minstens 5 % van de totale Elfpo-bijdrage aan deze plannen hiervoor gereserveerd.

3.5.3. Territoriale samenwerking

Europese territoriale-samenwerkingsprogramma’s (Interreg) worden uitgevoerd op grensoverschrijdend, transnationaal en interregionaal niveau. Bij de selectie van projecten is vooruitgang geboekt bij alle Interreg-programma’s: eind 2018 was de hiermee gemoeide financiering opgelopen tot ongeveer 9,7 miljard EUR. De belangrijkste ondersteunde sectoren zijn milieubescherming en hulpbronnenefficiëntie (bv. overstromingspreventie, (bos)brandbescherming, natuurbescherming) en onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie (bv. grensoverschrijdende clusters, innovatienetwerken). In de afgelopen twee jaar is er ook meer aandacht gekomen voor het wegnemen van de juridische, bestuurlijke en institutionele belemmeringen die investeringen en economische ontwikkeling in grensregio’s in de weg staan. Zo is er bijvoorbeeld een speciaal “Border Focal Point” opgericht door de Commissie om deze belemmeringen te helpen wegnemen op specifieke terreinen als vervoer, arbeidsmarkt, gezondheid en onderwijs 21 .

Wat de macroregionale strategieën van de EU betreft wordt in het tweede verslag van de Commissie 22 in het bijzonder gewezen op het positieve effect van de macroregionale aanpak, met name voor wat betreft de bewustmaking van alle betrokkenen van gemeenschappelijke uitdagingen in functiegebieden (bv. functionele stedelijke gebieden, stroomgebieden, kustgebieden, bergketens enz.). Overigens wordt er in dit verslag ook op gewezen dat het in een aantal deelnemende lidstaten ontbreekt aan verantwoordelijkheid ten aanzien van deze strategieën, met als gevolg een ontoereikende toewijzing van administratieve en technische middelen. Desondanks komt uit de door de lidstaten ingediende verslagen naar voren dat de macroregionale strategieën steeds verder ingebed raken in de ESIF- programma’s. Om het momentum niet verloren te laten gaan, heeft de Commissie aanbevolen dat de deelnemende lidstaten de prioriteiten van de macroregionale strategieën overnemen in de ESIF-programmeringsdocumenten voor de periode 2021-2027. De Raad van de Europese Unie heeft zich achter deze aanbeveling geschaard.

4. BETER PROGRAMMABEHEER

4.1. Capaciteit van autoriteiten en begunstigden

De Commissie heeft gezorgd voor een breed specifiek instrumentarium 23 ter ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten die moeten bewerkstelligen dat programma-autoriteiten en begunstigden over voldoende administratieve capaciteit beschikken om de doeltreffende uitvoering van de ESI-fondsen te waarborgen. Deze steun loopt uiteen van het aanpakken van kortetermijnknelpunten – bijvoorbeeld het bijscholen van medewerkers die zich bezighouden met overheidsopdrachten en staatssteun – tot het ontwikkelen van strategischer en beter toegesneden acties op het gebied van administratieve-capaciteitsopbouw. Zo hadden eind 2018 2 600 deelnemers uit alle lidstaten deelgenomen aan meer dan 170 workshops, studiebezoeken en deskundigenmissies in het kader van het “TAIEX-REGIO Peer2Peer”-platform. Andere initiatieven in 2018 waren de introductie van een competentiekader en een zelfbeoordelingstool, waarmee overheden lacunes in hun competenties kunnen vaststellen en aanpakken.

Op het digitale vlak is het netwerk van breedbandcompetentiekantoren 24 inmiddels volledig operationeel. Dit netwerk brengt 113 nationale en regionale overheidsautoriteiten en -instanties samen om de uitrol van breedband in alle lidstaten te ondersteunen. Met de steun van de Commissie wisselen deze kantoren kennis, goede praktijken en ervaringen uit om een antwoord te vinden op de gemeenschappelijke uitdagingen bij de opzet en uitvoering van breedbandstrategieën en -projecten.

4.2. Vereenvoudigingen voor de begunstigden

Dankzij de in juli 2018 in een aantal ESI-fondsverordeningen doorgevoerde wijzigingen 25 zijn er nu nieuwe mogelijkheden om de administratieve rompslomp bij de uitvoering van de programma’s voor 2014-2020 terug te dringen. Deze wijzigingen betreffen onder meer een breder gebruik van vereenvoudigde kostenopties, waardoor autoriteiten zich meer op de resultaten kunnen richten. Tegelijkertijd wordt de rechtszekerheid voor alle actoren vergroot, zijn er meer mogelijkheden om financieringsbronnen te combineren en wordt de auditlast voor kleine acties verder teruggedrongen door de “slechts één audit”-regel op uitgebreidere schaal toe te passen.

Wat de vereenvoudigde kostenopties betreft, is in november 2018, als aanvulling op het bestaande transnationale netwerk in het ESF-domein, bovendien het startsein gegeven voor een specifiek platform waar autoriteiten kennis en goede praktijken kunnen delen voor de toepassing van vereenvoudigde kostenopties in het kader van het EFRO en het Cohesiefonds. De vereenvoudigde kostenopties in het kader van het Elfpo zijn krachtig ondersteund door netwerkactiviteiten en capaciteitsopbouw. Voor het ESF heeft de Commissie sinds augustus 2018 driemaal nieuwe eenheidskosten en vaste bedragen vastgesteld voor diverse lidstaten, waaronder – voor het eerst – Bulgarije en Portugal.

4.3. De rol van partners in de uitvoering van programma’s

De manier waarop het partnerschapsbeginsel wordt toegepast, varieert van lidstaat tot lidstaat en is afhankelijk van hun bestuurlijke en institutionele structuur. Desalniettemin komt, net zoals in 2017, uit de voortgangsverslagen naar voren dat er over de hele linie een inspanning wordt geleverd om de partners te betrekken overeenkomstig de gedragscode inzake partnerschap. In veel lidstaten zijn de voortgangsverslagen met partners besproken in de toezichtcomités of binnen speciale fora. De lidstaten hebben de partners voortdurend betrokken via toezichtcomités, adviesgroepen, overleg over aanbestedingen of het organiseren van voorlichtingscampagnes en workshops. Zo hebben in elf lidstaten maatschappelijke organisaties actief toezicht gehouden op de gehele aanbestedings- en projectuitvoeringscyclus in het kader van 17 door de Commissie en Transparency International samen bekostigde integriteitspacten 26 . Al met al wordt partnerbetrokkenheid gezien als factor met een positief effect op de uitvoering van programma’s.

4.4. Horizontale beginselen en beleidsdoelstellingen in de praktijk brengen

De Commissie blijft de lidstaten ondersteunen bij het nastreven van horizontale doelstellingen (waaronder milieu- en klimaatdoelstellingen) – met name door regelmatig overleg met de vertegenwoordigers van nationale energie- of milieuautoriteiten en beheersautoriteiten die zich bezighouden met energie of het milieu – en gendergelijkheid. In sommige lidstaten bestaan specifieke positieve prikkels voor projectpromotoren die een op integratie van het genderperspectief gerichte innovatieve aanpak hanteren.

4.5. Betere complementariteit voor meer impact

Het regelgevingskader voor de periode 2014-2020 heeft de coördinatie tussen de ESI-fondsen en hun complementariteit met andere EU-instrumenten versterkt. Uit de informatie in de voortgangsverslagen voor 2019 blijkt dat meerdere lidstaten in dit verband maatregelen, zoals de afstemming van nationale subsidiabiliteitsregels, sectoroverschrijdende en interministeriële regelingen en afspraken, gezamenlijke toezichtcomités en IT-oplossingen, hebben getroffen die de programmering en uitvoering van meerdere fondsen tegelijk bestrijken.

Daarnaast zijn er ook nieuwe projecten, die de complementariteit tussen de ESI-fondsen en het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) illustreren. Voorbeelden hiervan zijn de luchthaven op het eiland Réunion, dat tot stand is gekomen dankzij de steun uit het EFRO en het EFSI, en het medisch simulatiecentrum van de Medische Universiteit van Poznań, waar terugvorderbare steun uit het EFSI gecombineerd werd met een ESF-subsidie ter dekking van een deel van de kosten van uitrusting en deskundigheidsbevordering. Uit de verslagen komt evenwel ook naar voren dat de lidstaten nog steeds bezig zijn in kaart te brengen of, en zo ja hoe, zij gebruik willen maken van de middels de wijziging 27 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 geboden mogelijkheid die het combineren van het EFSI met de ESI-fondsen eenvoudiger maakt.

Verder hebben deelnemers uit de meeste lidstaten en diverse geassocieerde landen zich aangesloten bij de praktijkgemeenschap voor het initiatief “Seal of Excellence” (Keurmerk van uitmuntendheid). Dit initiatief helpt andere mogelijkheden van steunverlening, waaronder uit het EFRO, te ontsluiten voor innovatieve kmo-projecten die niet in aanmerking komen voor financiering uit Horizon 2020. Het zou moeten worden gefaciliteerd in het kader van het Commissievoorstel voor de volgende EU-begroting, dat de staatssteunregels van de Commissie beoogt te vereenvoudigen om de publieke financiering van innovatieve projecten verder te ondersteunen.

Ook heeft de Commissie een aantal synergieversterkende initiatieven gelanceerd die inschrijvingen op Horizon 2020-aanbestedingen eenvoudiger moeten maken, met name het proefproject “De weg naar topkwaliteit” om de lidstaten te helpen hun innovatiesystemen te verbeteren en aansluiting te vinden bij onderzoeksgemeenschappen in andere landen. Ondanks de mogelijkheid om subsidies te stapelen is echter nog maar zeer spaarzaam gebruikgemaakt van de optie om Horizon- en ESIF-financiering binnen één en hetzelfde project te combineren 28 .

Het door het Elfpo gesteunde Europees Partnerschap voor innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (EIP-AGRI) is nog een voorbeeld van de manier waarop in het kader van Horizon 2020 ontwikkeld onderzoek wordt vertaald naar de praktijk. Het EIP-AGRI bundelt financieringsstromen ter stimulering van interactieve innovatie die bijdraagt tot de EU-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei.

4.6. Synthese van de evaluatie van de ESI-fondsen

Voor de periode 2014-2020 is in een toenemend aantal evaluaties vooral aandacht besteed aan de uitvoering en de voortgang richting de gestelde doelen. Hoewel het aantal afgeronde projecten toeneemt, is het op dit moment nog te vroeg om de resultaten en effecten van de programma’s te evalueren. Vanwege de late start van de programma’s en de daaruit voortvloeiende vertraging bij de afronding van tal van steunmaatregelen kon er nog geen begin worden gemaakt met de effectbeoordelingen, die per definitie pas later in de programmacyclus plaatsvinden. De resultaten van de tot nu toe afgeronde nationale effectbeoordelingen maken duidelijk dat de kwaliteit van de evaluaties omhoog moet.

Het is de verwachting dat het aantal afgeronde beoordelingen snel zal toenemen naarmate het einde van de lopende programmeringsperiode naderbij komt. Dit neemt niet weg dat bijna de helft van de effectbeoordelingen volgens de planning pas zal gaan plaatsvinden na 2020, wanneer de programmaresultaten langzaamaan duidelijk zullen worden 29 .

4.7. Communicatie met betrekking tot de ESI-fondsen

De lidstaten hebben hun inspanningen voor wat betreft de communicatie over de resultaten van de ESI-fondsen opgevoerd. Dit was uitermate belangrijk, omdat de voordelen van EU-steun zo beter onder de aandacht van het publiek zijn gebracht, wat bijvoorbeeld ook naar voren komt uit de resultaten van de laatste Eurobarometer-enquête over regionaal beleid. Sinds de vorige enquête in 2017 is het EU-brede bewustzijn op dit vlak met vijf procentpunten gestegen naar 40 % 30 .

In 2018 leidde de populaire vlaggenschipcampagne #EuinmyRegion van de Commissie tot meer dan 1 700 opendeurevenementen met zo’n 450 000 deelnemers. Gezamenlijke inspanningen op verschillende institutionele niveaus waren ook van doorslaggevend belang voor de uitrol van twee innovatieve campagnes: i) het “Road Trip Project”, gericht op de leeftijdsgroep 18-24 jaar; en ii) een reeks van veertig samen met de regio’s opgezette regionale campagnes, die een overzicht geven van plaatselijke vlaggenschipprojecten.

In Elfpo-verband vinden regelmatig uiteenlopende communicatieactiviteiten zoals landbouwbeurzen, open dagen, conferenties en socialemediacampagnes plaats om financieringsmogelijkheden beter onder de aandacht te brengen. Het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling fungeert als podium voor het delen van informatie en goede praktijken over plattelandsontwikkeling.

De lidstaten en regio’s hebben ook aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het verhogen van de transparantie. Vrijwel alle programma’s voldoen inmiddels volledig aan de informatie- en communicatievereisten, zoals het publiceren van projectlijsten, het aanstellen van voorlichtings- en communicatiefunctionarissen en het beschrijven van geslaagde projecten op hun websites. Daarnaast konden mensen via ruim vierhonderd met steun uit de ESI-fondsen georganiseerde dialogen hun zegje doen over Europese aangelegenheden en aangeven waar volgens hen de financiële steun van de EU vooral naartoe moet.


CONCLUSIE

Voor miljoenen Europeanen wordt het leven er met de ESI-fondsen beter op. Of het nu gaat om mensen en hun vaardigheden of om ondernemingen, scholen, universiteiten, milieu, klimaat of infrastructuur, ESIF-investeringen spelen een cruciale rol bij de ondersteuning van regio’s, steden, plattelandsgebieden en kustgemeenschappen om niet alleen in de pas te blijven lopen met onze veranderende wereld, maar waar mogelijk ook op die veranderingen te anticiperen.

Na de eerste vijf uitvoeringsjaren liggen de programma’s goed op koers voor wat betreft slimme, duurzame en inclusieve groei. Volgens de verslagen van de lidstaten waren er eind september 2019 projecten ten belope van in totaal 500 miljard EUR geselecteerd – zo’n 77 % van het geplande totaal – waarvoor volgens diezelfde verslagen meer dan 210 miljard EUR aan uitgaven was gedaan. Hoewel deze projecten een tastbare invloed hebben op miljoenen Europeanen, moet er nog meer worden gedaan. De Commissie zal zich ervoor blijven inzetten om efficiënter en doelgerichter te leveren. Zij zal ook de lering uit de praktijk blijven trekken die nodig is om processen verder te vereenvoudigen en ervoor te zorgen dat er nog meer nadruk komt te liggen op de resultaten van de ESI-fondsen.

Via haar voorstellen voor een GB-verordening en het GLB voor de periode 2021-2027 wil de Commissie de bijdrage van de fondsen versterken om de doelen van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering te halen, te investeren in mensen, te innoveren en om regio’s, steden, plattelands- en kustgebieden in staat te stellen de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN te realiseren. Hoewel het Elfpo niet onder het voorstel van de Commissie voor een GB-verordening voor 2021-2027 valt, zal dit fonds nauw verbonden blijven met het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZV, bijvoorbeeld bij de ondersteuning van plaatselijke initiatieven via vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling of financiële instrumenten.

De volgende generatie programma’s, waar momenteel aan wordt gewerkt, biedt unieke kansen om het fundament te leggen voor de duurzame toekomst van de EU. Samen met het fonds voor een rechtvaardige transitie zullen deze programma’s bijdragen tot een eerlijke transitie voor iedereen, door nieuwe en andere kansen te bieden in heel Europa en niemand achter te laten.

(1) De Europese structuur- en investeringsfondsen zijn: het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV).
(2) In 2018 bedroeg de begroting voor de ESI-fondsen ongeveer 460 miljard EUR, en ruim 643 miljard EUR wanneer de medefinanciering door de lidstaten wordt meegerekend.
(3) In te dienen op basis van artikel 53 van de GB-verordening (Verordening (EU) nr. 1303/2013).
(4) Tenzij anders vermeld hebben alle waarden betrekking op eind 2018 volgens de gegevens zoals die op 5 november 2019 bekend waren.
(5) De in dit verslag genoemde projecten zijn projecten die zijn geselecteerd en tijdens deze programmeringsperiode worden uitgevoerd.
(6) Het Open Data Platform presenteert de meest recente beschikbare gegevens van afgeronde onderdelen van de ESIF-programma’s ( https://cohesiondata.ec.europa.eu ).
(7) Zevende verslag inzake economische, sociale en territoriale cohesie, september 2017.     https://ec.europa.eu/regional_policy/nl/information/publications/reports/2017/7th-report-on-economic-social-and-territorial-cohesion
(8) In het zevende verslag inzake economische, sociale en territoriale cohesie (2017) heeft de Europese Commissie gewezen op de specifieke uitdaging voor een aantal regio’s met een bbp per inwoner dat dicht bij het EU-gemiddelde ligt. Door de combinatie van hoge kosten, een krimpende verwerkende industrie, een geringe innovatiekracht en een bescheiden uitvoercapaciteit hebben deze regio’s aan concurrentievermogen ingeboet en zijn ze minder weerbaar tegen de globalisering dan regio’s met een lager en hoger bbp per inwoner.
(9) “The geography of EU discontent” door Lewis Dijkstra, Hugo Poelman en Andrés Rodríguez-Pose – Werkdocument 12/2018 van het directoraat-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling.
(10) Meer bepaald: regio’s die hun achterstand proberen in te lopen, regio’s die een industriële transitie doormaken, steenkoolregio’s, interregionale innovatie-investeringen en het initiatief Smart Villages (slimme dorpen).
(11) Zie voor nadere bijzonderheden de bijlagen 1.1 en 1.2. De cijfers in de bijlagen omvatten het aandeel dat wordt toegewezen aan thema’s met multithematische prioriteiten. De cijfers in bovenstaande grafiek niet.
(12) Van de lidstaten ontvangen betalingsaanvragen.
(13) De geselecteerde projecten en uitgaven zijn in de tabellen van de bijlagen 1 en 2 uitgesplitst naar thematische doelstelling en naar lidstaat.
(14) Voorstel voor een verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 – COM(2018) 322 final.
(15) Zie bijvoorbeeld: Viță, V 2018, Onderzoek voor de commissie REGI – Conditionalities in Cohesion Policy, Europees Parlement, Beleidsondersteunende afdeling voor structuur- en cohesiebeleid, Brussel.
(16) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor grensbeheer en visa – COM(2018) 375 final.
(17) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad – COM(2018) 392 final.
(18) https://ec.europa.eu/futurium/en/urban-agenda  
(19) https://www.uia-initiative.eu/en  
(20) Leader is een in 1991 geïntroduceerde en mede uit het Elfpo bekostigde lokale-ontwikkelingsmethode volgens het bottom-upprincipe, die plaatselijke actoren moet betrekken bij de ontwikkeling van plattelandsgebieden. In 2007 werd Leader uitgebreid naar het EFMZV, en in 2014 naar het EFRO en het ESF in de vorm van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling.
(21) “Groei en cohesie stimuleren in grensregio’s van de EU” – COM(2017) 534 final.
(22) COM(2019) 21 final.
(23) https://ec.europa.eu/regional_policy/nl/policy/how/improving-investment/  
(24) https://ec.europa.eu/digital-single-market/en/broadband-competence-offices  
(25) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(26) Zie voetnoot 23.
(27) Zie voetnoot 25.
(28) Bijvoorbeeld via gemeenschappelijke ondernemingen zoals ECSEL en CleanSky, die in Italiaanse en Spaanse regio’s EFRO-middelen hebben aangewend als aanvullende financiering voor hun Horizon-projecten.
(29) Zie het werkdocument van de diensten van de Commissie met de titel “Synthesis of the findings of the evaluations of ESIF programmes” (Synthese van de bevindingen van de evaluaties van ESIF-programma’s).
(30) Voornaamste punten van de Eurobarometer: https://cohesiondata.ec.europa.eu/stories/s/eyh3-tjuv