Artikelen bij COM(2020)22 - Fonds voor een rechtvaardige transitie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2020)22 - Fonds voor een rechtvaardige transitie.
document COM(2020)22 NLEN
datum 24 juni 2021


Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied

1. Bij deze verordening wordt het Fonds voor een rechtvaardige transitie (Just Transition Fund, “JTF”) opgericht om steun te verlenen aan gebieden die met ernstige sociaaleconomische uitdagingen worden geconfronteerd als gevolg van het transitieproces naar een klimaatneutrale economie van de Unie tegen 2050.

2. Bij deze verordening worden de specifieke doelstelling van het JTF, het geografisch bereik en de middelen ervan, het toepassingsgebied van de steun ervan met betrekking tot de in [artikel 4, lid 2, onder a),] van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening] bedoelde doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” en specifieke bepalingen voor de programmering en de voor de monitoring noodzakelijke indicatoren vastgesteld.

Artikel 2
Specifieke doelstelling

Overeenkomstig de tweede alinea van artikel [4, lid 1,] van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening] draagt het JTF bij tot de specifieke doelstelling “regio’s en mensen in staat te stellen de sociale, economische en milieueffecten van de transitie naar een klimaatneutrale economie aan te pakken”.

Artikel 3
Geografisch bereik en middelen voor het JTF in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”

1. Het JTF ondersteunt de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” in alle lidstaten.

2. De middelen voor het JTF in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” die voor de periode 2021‑2027 beschikbaar zijn voor vastlegging in de begroting, bedragen 7,5 miljard EUR in prijzen van 2018, die al naargelang het geval verhoogd kunnen worden met in de begroting van de Unie toegewezen aanvullende middelen en andere middelen overeenkomstig de toepasselijke basishandeling.

Voor de programmering en de daaropvolgende opvoering op de begroting van de Unie wordt het in de eerste alinea vermelde bedrag met 2 % per jaar geïndexeerd.

0,35 % van het in de eerste alinea vermelde bedrag wordt toegewezen voor technische bijstand op initiatief van de Commissie.

3. De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een besluit vast tot vaststelling van de jaarlijkse verdeling van de middelen — met inbegrip van de eventuele in lid 2 bedoelde aanvullende middelen — per lidstaat volgens de in bijlage I beschreven methode.

4. In afwijking van artikel [21 bis] van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening] vereisen de eventuele in lid 2 bedoelde aanvullende middelen die aan het JTF in de begroting van de Unie worden toegewezen of uit andere middelen worden verstrekt, geen aanvullende steun uit het EFRO of het ESF+.

Artikel 4
Toepassingsgebied van de steun

1. Het JTF verleent alleen steun aan activiteiten die rechtstreeks met de in artikel 2 bedoelde specifieke doelstelling van het JTF verband houden en tot de uitvoering van de overeenkomstig artikel 7 opgestelde territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie bijdragen.

2. Overeenkomstig lid 1 ondersteunt het JTF uitsluitend de volgende activiteiten:

a) productieve investeringen in kmo’s — met inbegrip van startende ondernemingen — die leiden tot economische diversificatie en reconversie;

b) investeringen in de oprichting van nieuwe bedrijven, onder meer via bedrijfsincubatoren en adviesdiensten;

c) investeringen in onderzoek en innovatie en de bevordering van de overdracht van geavanceerde technologieën;

d) investeringen in het gebruik van technologie en infrastructuur voor betaalbare schone energie, in de vermindering van broeikasgasemissies, energie-efficiëntie en hernieuwbare energie;

e) investeringen in digitalisering en digitale connectiviteit;

f) investeringen in de regeneratie en decontaminatie van sites, bodemherstel en herbestemmingsprojecten;

g) investeringen in de bevordering van de circulaire economie, onder meer door het voorkomen en verminderen van afval, efficiënt gebruik van hulpbronnen, hergebruik, herstel en recycling;

h) bij- en omscholing van werknemers;

i) hulp voor werkzoekenden bij het zoeken van een baan;

j) actieve inclusie van werkzoekenden;

k) technische bijstand.

Daarnaast kan het JTF in gebieden die zijn aangewezen als steungebieden in de zin van artikel 107, lid 3, onder a) en c), van het VWEU, steun verlenen voor productieve investeringen in andere ondernemingen dan kmo’s, op voorwaarde dat dergelijke investeringen zijn goedgekeurd als onderdeel van het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie op basis van de krachtens artikel 7, lid 2, onder h), vereiste informatie. Dergelijke investeringen komen alleen in aanmerking als ze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie.

Het JTF kan ook steun verlenen voor investeringen ter vermindering van de broeikasgasemissies van de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad vermelde activiteiten, op voorwaarde dat dergelijke investeringen zijn goedgekeurd als onderdeel van het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie op basis van de krachtens artikel 7, lid 2, onder i), vereiste informatie. Dergelijke investeringen komen alleen in aanmerking als ze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie.

Artikel 5
Uitsluiting van het toepassingsgebied van de steun

Het JTF verleent geen steun aan:

a) de ontmanteling of de bouw van kerncentrales;

b) de productie, de verwerking en de afzet van tabak en tabaksproducten;

c) ondernemingen in moeilijkheden, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) nr. 651/2014 16 ;

d) investeringen met betrekking tot de productie, de verwerking, de distributie, de opslag of de verbranding van fossiele brandstoffen;

e) investeringen in breedbandinfrastructuur in gebieden met ten minste twee breedbandnetwerken van een gelijkwaardige categorie.

Artikel 6
Programmering van de JTF-middelen

1. De JTF-middelen worden geprogrammeerd voor de categorieën regio’s waar de betrokken gebieden zich bevinden, op basis van de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie die overeenkomstig artikel 7 zijn opgesteld en door de Commissie zijn goedgekeurd als onderdeel van een programma of een programmawijziging. De geprogrammeerde middelen bestaan uit een of meer specifieke programma’s of een of meer prioriteiten binnen een programma.

De Commissie keurt een programma alleen goed wanneer de vaststelling van de zwaarst door het transitieproces getroffen gebieden in het betrokken territoriale plan voor een rechtvaardige transitie naar behoren is gemotiveerd en het betrokken territoriale plan voor een rechtvaardige transitie consistent is met het nationale energie- en klimaatplan van de betreffende lidstaat.

2. De prioriteit of prioriteiten van het JTF omvatten de JTF-middelen die bestaan uit de volledige of gedeeltelijke JTF-toewijzing voor de lidstaten en de overeenkomstig artikel [21 bis] van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening] overgedragen middelen. Het totaal van de naar de JTF-prioriteit overgedragen middelen van het EFRO en het ESF+ bedraagt ten minste anderhalf maal het bedrag van steun uit het JTF voor die prioriteit, maar niet meer dan driemaal dat bedrag.

Artikel 7
Territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie

1. De lidstaten stellen samen met de betrokken autoriteiten van de betreffende gebieden en volgens het model in bijlage II een of meer territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie op voor een of meer getroffen gebieden van niveau 3 van de bij Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 868/2014 van de Commissie 17 , vastgestelde gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (“regio’s van NUTS-niveau 3”) of delen daarvan. Het betreft gebieden die het zwaarst getroffen zijn door de economische en sociale effecten van de transitie, met name wat betreft het verwachte banenverlies bij de productie en het gebruik van fossiele brandstoffen en de transformatiebehoeften van de productieprocessen van industriële installaties met de hoogste broeikasgasintensiteit.

2. Een territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie bevat de volgende elementen:

a) een beschrijving van het transitieproces op nationaal niveau naar een klimaatneutrale economie, met inbegrip van een tijdschema voor belangrijke stappen in het transitieproces die consistent zijn met de meest recente versie van het nationale energie- en klimaatplan (“NECP”);

b) een motivering voor het vaststellen van de gebieden die het zwaarst door het onder a) bedoelde transitieproces worden getroffen en door het JTF moeten worden ondersteund overeenkomstig lid 1;

c) een beoordeling van de transitieproblemen in de zwaarst getroffen gebieden — met inbegrip van de sociale, economische en milieueffecten van de transitie naar een klimaatneutrale economie — waarbij het potentiële aantal getroffen banen en banenverlies, de ontwikkelingsbehoeften en de tegen 2030 te verwezenlijken doelstellingen worden vastgesteld met betrekking tot de transformatie of de stopzetting van broeikasgasintensieve activiteiten in die gebieden;

d) een beschrijving van de bijdrage die de JTF-steun naar verwachting zal leveren tot het aanpakken van de sociale, economische en milieueffecten van de transitie naar een klimaatneutrale economie;

e) een beoordeling van de samenhang ervan met andere nationale, regionale of territoriale strategieën en plannen;

f) een beschrijving van de governancemechanismen, die bestaan uit de partnerschapsregelingen, de geplande monitoring- en evaluatiemaatregelen en de verantwoordelijke instanties;

g) een beschrijving van het soort voorgenomen concrete acties en de verwachte bijdrage ervan om het effect van de transitie te verzachten;

h) wanneer steun wordt verleend voor productieve investeringen aan andere ondernemingen dan kmo’s, een volledige lijst van dergelijke concrete acties en ondernemingen en een motivering van de noodzaak van dergelijke steun op basis van een kloofanalyse waaruit blijkt dat het verwachte banenverlies zonder de investering groter zou zijn dan het verwachte aantal gecreëerde banen;

i) wanneer steun wordt verleend voor investeringen ter vermindering van de broeikasgasemissies van activiteiten die zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG, een volledige lijst van de te ondersteunen concrete acties en een motivering dat ze bijdragen tot de transitie naar een klimaatneutrale economie en leiden tot een aanzienlijke vermindering van de broeikasgasemissies die aanzienlijk verder gaat dan de betreffende benchmarks voor kosteloze toewijzing in het kader van Richtlijn 2003/87/EG, en noodzakelijk zijn voor de bescherming van een aanzienlijk aantal banen;

j) synergie en complementariteit met andere programma’s van de Unie en pijlers van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie om in de vastgestelde ontwikkelingsbehoeften te voorzien.

3. Bij het opstellen en uitvoeren van territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie worden de betreffende partners betrokken overeenkomstig artikel  van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening].

4. Territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie zijn consistent met de in artikel  van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening] bedoelde territoriale strategieën, de betreffende strategieën voor slimme specialisatie, de nationale energie- en klimaatplannen en de Europese pijler van sociale rechten.

Wanneer de herziening van een nationaal energie- en klimaatplan overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2018/1999 een herziening van een territoriaal plan voor een rechtvaardige transitie vereist, wordt deze herziening uitgevoerd als onderdeel van de tussentijdse evaluatie overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening].

Artikel 8
Indicatoren

1. De in bijlage III vermelde gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren en — indien naar behoren gemotiveerd in het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie — programmaspecifieke output- en resultaatindicatoren worden vastgesteld overeenkomstig [artikel 12, lid 1, tweede alinea, onder a)], [artikel 17, lid 3, onder d), ii),] en [artikel 37, lid 2, onder b),] van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening].

2. Voor de outputindicatoren bedragen de uitgangswaarden nul. De mijlpalen voor 2024 en de streefcijfers voor 2029 zijn cumulatief. De streefcijfers worden niet herzien nadat het overeenkomstig artikel [14, lid 2,] van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening] ingediende verzoek tot wijziging van het programma door de Commissie is goedgekeurd.

3. Wanneer een JTF-prioriteit de in artikel 4, lid 2, onder h), i) of j), bedoelde activiteiten ondersteunt, worden gegevens over de indicatoren voor deelnemers alleen verstrekt, als alle overeenkomstig bijlage III vereiste gegevens met betrekking tot die deelnemer beschikbaar zijn.

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 10 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage III te wijzigen teneinde de nodige aanpassingen aan te brengen in de lijst van te gebruiken indicatoren.

Artikel 9
Financiële correcties

Wanneer de Commissie op basis van het onderzoek van het eindverslag over de prestaties van het programma concludeert dat voor een of meer output- of resultaatindicatoren voor de JTF-middelen minder dan 65 % van het streefcijfer is gehaald, kan zij financiële correcties toepassen overeenkomstig artikel  van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening] door de steun uit het JTF voor de betreffende prioriteit in verhouding tot de resultaten te verminderen.

Artikel 10
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 8, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 8, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikelen 8, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 11
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de [twintigste] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.