Artikelen bij COM(2020)169 - Mededeling Commissie over toepassing van boekhoudkundige en prudentiële kaders om bancaire kredietverlening te vergemakkelijken voor ondernemingen en huishoudens ikv COVID-19

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 28.4.2020

COM(2020) 169 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Interpretatieve mededeling van de Commissie over de toepassing van de boekhoudkundige en prudentiële kaders om de bancaire kredietverlening in de EU te vergemakkelijken

Ondersteuning van ondernemingen en huishoudens in het kader van COVID-19


Interpretatieve mededeling van de Commissie over de toepassing van de boekhoudkundige en prudentiële kaders om de bancaire kredietverlening in de EU te vergemakkelijken

Ondersteuning van ondernemingen en huishoudens in het kader van COVID-19


1.Inleiding en context

De zware economische schok als gevolg van de COVID-19-pandemie en de uitzonderlijke inperkingsmaatregelen hebben een verstrekkende impact op de aanbod- en de vraagzijde van de economie. Ondernemingen krijgen te maken met verstoringen in de toeleveringsketens, tijdelijke sluitingen en lagere vraag terwijl huishoudens met werkloosheid en een daling van hun inkomen worden geconfronteerd.

De economische krimp zal de komende maanden in haar meest acute vorm te voelen zijn. Huishoudens en solvabele ondernemingen moeten worden ondersteund zodat zij deze vertraging van de economische activiteit en de daardoor veroorzaakte liquiditeitstekorten het hoofd kunnen bieden.

1.1.De rol van de banken bij het verzachten van de economische impact van COVID-19

Anders dan in de mondiale financiële crisis vindt de economische schok door de uitbraak van COVID-19 zijn oorsprong niet in de banksector of het bredere financiële stelsel. De banken in de EU zijn tegenwoordig veel veerkrachtiger dan in 2008. De kapitaalratio’s en de liquiditeitsbuffers zijn aanzienlijk verbeterd, en de hefboomwerking van de banken en de afhankelijkheid van kortetermijnfinanciering zijn afgenomen. Uit de door de Europese Bankautoriteit (EBA) gecoördineerde stresstests is gebleken dat de bankensector in de EU voldoende bestand is tegen een ernstige recessie in een groot aantal scenario’s. Ondertussen heeft het bredere financiële stelsel ook goed ingespeeld op de gespannen omstandigheden ten gevolge van de COVID-19-crisis.

De banken in de Unie moeten, afgaande op hun soliditeit, in staat zijn een sleutelrol op te nemen in het beheer van de economische schok ten gevolge van COVID-19 en bij de voorbereidingen voor een snel herstel. Toch is het onvermijdelijk dat zij ook nadeel zullen ondervinden van de moeilijkheden die hun cliënten treffen en van de toegenomen volatiliteit op de financiële markten. De banken kunnen deze rol spelen door de kredietstroom op gang te houden naar hun meest getroffen cliënten en met name de kleine en middelgrote ondernemingen.

Overheidsinstanties en -organen in de Unie, in de lidstaten en op internationaal niveau hebben snel en doortastend opgetreden en de banken voorzien van de nodige maatregelen om daadwerkelijk middelen te kanaliseren naar bedrijven en huishoudens. 

-De centrale banken hebben hun liquiditeitssteun aan banken opgevoerd om bancaire kredietverlening aan de zwaarste slachtoffers van de COVID-19-crisis te bevorderen, en zij hebben hun programma’s voor aankoop van activa uitgebreid om de financieringsvoorwaarden voor ondersteuning voor alle sectoren van de economie zelfs nog krachtiger te maken.


-De bankentoezichthouders in de EU hebben tijdelijke kapitaal-, liquiditeits- en operationele bijstand aan de banken verleend om ervoor te zorgen dat hun rol bij de financiering van de reële economie vervuld blijft in een omgeving die moeilijker is geworden 1 . Zo heeft het Bazels Comité voor bankentoezicht (BCBS) een uitstel van één jaar aangekondigd in de internationaal overeengekomen termijn voor de tenuitvoerlegging van de definitieve Bazel III-normen 2 , met als doel operationele capaciteit van banken en toezichthouders vrij te maken, en is overeengekomen dat banken meer flexibiliteit zullen krijgen bij de gefaseerde invoering van de regelgevende aanpak inzake de voorzieningen voor te verwachten kredietverliezen (ECL) om de weerslag daarvan op hun toetsingsvermogen te beperken 3 .


-De Europese Commissie heeft in het raam van een gecoördineerde EU-respons ter bestrijding van de economische gevolgen van de COVID-19-crisis 4 gebruik gemaakt van de volledige flexibiliteit die de staatssteunkaders 5 alsook het stabiliteits- en groeipact 6 verlenen aan lidstaten om een doorslaggevende en gecoördineerde budgettaire respons te kunnen bieden. Gebruikmakend van deze flexibiliteit hebben de lidstaten steunmaatregelen ingevoerd, met name in de vorm van door de overheid ondersteunde leninggaranties of regelingen voor uitstel van betaling (“moratoria”), waardoor banken stimulansen krijgen om de kredietverlening in de huidige onzekere omstandigheden voort te zetten en de onmiddellijke financiële druk op ondernemingen en huishoudens te verlichten.

Met deze alomvattende monetaire, regelgevende en fiscale maatregelen worden aan banken de nodige middelen en flexibiliteit verleend om de economie van de EU te ondersteunen tijdens de COVID-19-crisis. De banken moeten nu binnen de grenzen van prudentieel gezond gedrag de vrijgemaakte kapitalen en liquiditeiten gebruiken om middelen te kanaliseren naar de ondernemingen en particuliere huishoudens die rechtstreeks door de plotselinge krimp van de economische activiteit worden getroffen. Op die manier kan de omvang van de schade aan de EU-economie worden ingedamd en zal het herstel sneller en krachtiger optreden.

De Commissie erkent en verwelkomt de inspanningen van banken om huishoudens en bedrijven te helpen deze ongekende crisis te doorstaan 7 . Gezien de omvang van de crisis kan worden verwacht dat de banksector en het bredere financiële stelsel volledig betrokken zullen worden bij de ondersteuning van de beleidsrespons. De economische uitdagingen die zich door de COVID-19-pandemie aandienen, kunnen alleen worden overwonnen als publieke en private actoren nauw samenwerken. In zijn resolutie van 17 april heeft het Europees Parlement 8 aangedrongen op een proactieve rol van de banksector in deze crisis, terwijl de Europese ministers van Financiën in hun verklaring van 16 april 9 de banksector hebben opgeroepen door de uitbraak van COVID-19 getroffen huishoudens en ondernemingen te ondersteunen teneinde de bedrijfscontinuïteit te waarborgen.

1.2.Flexibiliteit binnen het regelgevingskader in de context van de COVID-19-crisis

Het regelgevingskader voor banken biedt publieke en particuliere initiatieven voldoende speelruimte om voortgezette kredietverlening aan door de COVID-19-crisis getroffen cliënten te bevorderen, en daarbij een prudente aanpak te behouden. De Commissie moedigt de banken aan ten volle gebruik te maken van de flexibiliteit die in de bestaande boekhoudkundige 10 en prudentiële 11 regels is opgenomen, om de EU-economie te ondersteunen in de uitzonderlijke omstandigheden van de COVID-19-uitbraak. Het loutere toepassen van steunmaatregelen, die bedoeld zijn om liquiditeitsbehoeften op korte termijn te overbruggen, mag niet automatisch leiden tot een strengere boekhoudkundige of prudentiële behandeling wanneer de financiële situatie niet op een andere wijze aan het verslechteren is.

Tegelijkertijd is het van cruciaal belang dat banken risico’s blijven meten op een accurate, consistente en transparante manier. Dit is immers noodzakelijk om de effecten van de COVID-19-crisis op de EU-economie te monitoren en vormt de grondslag voor een veerkrachtige banksector. Dit betekent dat banken situaties moeten blijven opsporen waarin kredietnemers te kampen krijgen met financiële moeilijkheden die van invloed zouden kunnen zijn op hun capaciteit op langere termijn om hun kredietverplichtingen af te lossen. De banken moeten eveneens deugdelijke underwritings- en ken-uw-klantnormen blijven toepassen, zoals vereist door de EU-wetgeving.

1.3.Behoefte aan een gecoördineerde respons

In haar mededeling over een gecoördineerde economische respons op de COVID-19-crisis 12 heeft de Commissie de prudentiële en boekhoudkundige autoriteiten verzocht nader in te vullen hoe de door het bestaande regelgevingskader geboden flexibiliteit het best wordt benut. De EBA 13 , de dienst voor bankentoezicht van de Europese Centrale Bank (ECB) 14 , de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) 15 en het Comité van Europese auditorstoezichthouders (Ceaob) 16 hebben verduidelijkt hoe de ruime flexibiliteit die in de huidige boekhoudkundige en prudentiële kaders is ingebouwd, de mogelijkheid biedt om de uitzonderlijke maatregelen die in deze ongekende situatie worden genomen, robuust aan te pakken, zonder echter voor ontwrichting te zorgen. De Commissie verheugt zich ook over de recente verklaringen van het BCBS 17 en de International Accounting Standards Board (IASB) 18 .

Het is absoluut noodzakelijk dat alle autoriteiten op een gecoördineerde en consistente wijze blijven handelen wanneer zij toelichten hoe de in hun respectieve regels ingebouwde flexibiliteit moet worden gebruikt, zodat maximale duidelijkheid wordt geschapen en gezorgd wordt voor een gelijk speelveld op de eengemaakte markt. Het gemeenschappelijke rulebook is van toepassing op alle banken in de EU en de door de pandemie veroorzaakte schok mag niet leiden tot een gedifferentieerde toepassing van de regels in de lidstaten. Garanties of betalingsmoratoria die bijvoorbeeld in de context van COVID-19 worden verleend en die dezelfde kenmerken hebben, moeten door de toezichthouders in de hele Unie op dezelfde wijze worden behandeld. Het streven naar een consistente toepassing van de flexibiliteit in de regels draagt bij tot het behoud van de integriteit van de eengemaakte markt, hetgeen belangrijk is om tot een sneller herstel te komen. De Commissie verzoekt de EBA een balans op te maken van manieren om in respons op de COVID-19-crisis verstrekte overheidsgaranties aan te wenden voor risicolimiteringsdoeleinden, en vraagt om verdere richtsnoeren indien nodig.

In een aantal steunmaatregelen van de EU en de nationale autoriteiten is daadwerkelijk gebruik gemaakt van de flexibiliteit die in de regels is ingebouwd om de kredietverleningscapaciteit van banken te maximaliseren. Toezichthoudende autoriteiten hebben de banken toegestaan tijdelijk gebruik te maken van liquiditeits- en kapitaalkussens, terwijl de aangewezen nationale autoriteiten een aantal macroprudentiële kapitaalbuffervereisten hebben verlaagd, waardoor de facto een aanzienlijk bedrag aan kapitaal aan regelgevingsbeperkingen is onttrokken. Deze steunmaatregelen zijn welkom en weerspiegelen de motivering die aan de prudentiële buffers ten grondslag ligt, en geven aan hoe belangrijk het is deze vrij te maken zodat ze bruikbaar worden wanneer dat noodzakelijk is. De banken moeten de kapitaalbuffers gebruiken om de kredietverlening aan de reële economie te handhaven en de markten mogen het gebruik daarvan in de huidige omstandigheden op geen enkele manier stigmatiseren. De Commissie moedigt het ESRB aan om een EU-brede aanpak te coördineren met betrekking tot het gebruik van macroprudentiële buffers in de crisis- en herstelfase.

Om ervoor te zorgen dat de banken tijdens de COVID-19-crisis hun sleutelrol kunnen spelen in de ondersteuning van de EU-economie, wordt in deze mededeling de flexibiliteit bevestigd die door de EBA 19 , de ECB 20 , de ESMA 21 , het Ceaob 22 alsmede het BCBS 23 en de IASB 24 naar voren is geschoven, teneinde in de huidige situatie een zo groot mogelijk zekerheid te bieden. Deze mededeling herhaalt de voornaamste componenten van de door deze autoriteiten verstrekte richtsnoeren, met de bedoeling het collectieve engagement te versterken voor een consequente en gecoördineerde toepassing van de in het regelgevingskader van de Unie ingebouwde flexibiliteit (delen 2 en 3). In deze mededeling wordt voorts gewezen op de sleutelrol die van de banksector in de EU, naast de overheidssector, wordt verwacht wanneer het erom gaat de economische impact van de COVID-19-crisis te beperken en een snel herstel na de crisis te bevorderen, en worden gebieden omschreven waarin de banken verzocht wordt hun verantwoordelijkheid op te nemen (deel 4). Ten slotte belicht de mededeling de behoefte om gerichte wijzigingen aan te brengen in specifieke aspecten van het prudentiële kader, zodat banken hun capaciteit om aan ondernemingen en huishoudens krediet te blijven verstrekken, maximaal benutten. Tegelijkertijd wordt ook gemonitord hoe de banken de vrijgemaakte middelen aanwenden om bij te dragen tot bancaire kredietverlening (deel 5).


2.Flexibiliteit in IFRS 9 – Financiële instrumenten

Op verzoek van de Raad voor financiële stabiliteit (FSB) en de G20 heeft de IASB via de International Financial Reporting Standard (IFRS) 9 een meer toekomstgerichte aanpak ingevoerd ten aanzien van voorzieningen voor verliezen op leningen. IFRS 9 is een respons op een van de lessen die uit de laatste financiële crisis zijn getrokken, toen tal van banken te weinig voorzieningen voor verliezen op leningen hadden om in geval van wanbetaling door de kredietnemer verliezen op te vangen. Er is bezorgdheid gerezen over het feit dat de toepassing van de in het kader van IFRS 9 gekozen aanpak van verwachte kredietverliezen (“expected credit loss” - ECL) automatisch zou resulteren in een plotselinge en sterke toename van de voorzieningen voor kredietverliezen van banken, hetgeen op zijn beurt zou leiden tot een vermindering van de bancaire capaciteit om krediet te verstrekken aan cliënten.

Voor de ECL-aanpak in het kader van IFRS 9 zijn beoordelingsvermogen en flexibiliteit nodig. Zoals aangegeven door de IASB, wordt van banken (en andere ondernemingen) niet verwacht dat zij hun bestaande ECL-aanpak automatisch toepassen om in een uitzonderlijke situatie zoals de COVID-19-crisis het bedrag van de voorzieningen vast te stellen. De Commissie verwacht van de banken dat zij binnen de grenzen van IFRS 9 ten volle gebruik maken van hun beoordelingsvermogen en flexibiliteit om de ongewenste effecten van de COVID-19-crisis op de ECL-voorzieningen van banken in te perken, zonder het vertrouwen van investeerders te ondermijnen.

Beoordeling van een significante toename van het kredietrisico

Wanneer banken een significante toename van het kredietrisico (“significant increase in credit risk” – SICR) beoordelen, moet dit gebaseerd zijn op de resterende levensduur van de betrokken financiële activa. Een plotselinge punctuele toename van de kans op wanbetaling (“probability of default” – PD) ten gevolge van de COVID-19-crisis, die naar verwachting tijdelijk zou zijn, mag niet leiden tot een significante toename van de PD in de resterende looptijd. Redelijkerwijze mag dit dus geen aanleiding geven tot een significante toename van het kredietrisico in vergelijking met de verwachte PD voor de komende twaalf maanden.

Bij de beoordeling van de vraag of er zich een SICR heeft voorgedaan, moeten de banken voldoende gewicht toekennen aan scenario’s die gebaseerd zijn op stabiele macro-economische vooruitzichten op lange termijn. IFRS 9 gebruikt een verwijzing naar een bepaald tijdstip (de verslagleggingsdatum) om te beoordelen of er zich een SICR heeft voorgedaan. Gelet op de unieke aard van de COVID-19-crisis is het voor de banken moeilijk om voldoende redelijke en gefundeerde informatie te verkrijgen om betrouwbare toekomstgerichte scenario’s voor het bepalen van de SICR op te stellen. In plaats van de huidige onzekerheid gewoon te extrapoleren naar de komende jaren, moeten de banken voldoende gewicht toekennen aan scenario’s die gebaseerd zijn op stabiele macro-economische vooruitzichten op lange termijn, zoals aanbevolen door de ECB 25 . De ECB heeft in een brief aan belangrijke instellingen uiteengezet hoe deze de macro-economische prognoses van de diensten van de ECB moeten gebruiken voor hun SICR-beoordeling op basis van IFRS 9 en voor de ECL-voorzieningen 26 .

Gebruik van moratoria en bepaling van wijzigingen en SICR

Het is onwaarschijnlijk dat tijdelijke steunmaatregelen in het kader van de COVID-19-crisis, zoals particuliere of wettelijke moratoria, substantiële “herzieningen” 27 in de zin van IFRS 9 vormen. Banken moeten gebruik maken van kwantitatieve en kwalitatieve beoordelingen en rekening houden met de specifieke kenmerken van de moratoria, om te bepalen of deze zouden resulteren in een “herziening” in de zin van IFRS 9 dan wel of een herziening “substantieel” zou zijn en bijgevolg tot verwijdering van de lening uit de balans zou leiden. De Commissie gaat akkoord met de verklaring door de ESMA dat, indien de steunmaatregelen tijdelijk zijn en verband houden met de uitbraak van COVID-19, en indien de netto economische waarde van de lening niet in aanzienlijke mate is aangetast, de herzieningen waarschijnlijk niet substantieel zullen zijn.

Voor leningen mag niet automatisch worden aangenomen dat zij aan een SICR zijn blootgesteld gewoonweg omdat er een particulier of wettelijk moratorium voor is vastgesteld. Door een moratorium wordt herbepaald ten opzichte van welke datum de “days past due” van kredietnemers moeten worden berekend 28 . Moratoria zijn derhalve van invloed op het weerlegbare vermoeden van 30 dagen om een SCIR aan te nemen, alsmede op de “past due” van 90 dagen om wanbetaling van een kredietnemer aan te nemen. Leningen die vóór de COVID-19-crisis goed presteerden en waarvoor een tijdelijk particulier of wettelijk moratorium is vastgesteld, zouden echter niet automatisch resulteren in significant hogere verwachte ECL-provisies in de zin van IFRS 9.

In hun verklaringen van 25 maart 29 hebben de EBA en de ESMA verduidelijkt dat steunmaatregelen niet automatisch leiden tot een SICR in de zin van IFRS 9. Voorts heeft de IASB op 27 maart een document over de toepassing van IFRS 9 in de context van de COVID-19-crisis gepubliceerd waarin de flexibiliteit in IFRS 9 wordt bevestigd en uitdrukkelijk wordt verwezen naar de verklaringen van de ECB, de EBA en de ESMA 30 . De Commissie gaat akkoord met de verschillende verklaringen van de autoriteiten dat, indien de steunmaatregelen tijdelijk zijn en verband houden met de uitbraak van de COVID-19-crisis, het onwaarschijnlijk is dat de herzieningen substantieel zullen zijn.

Gebruik van leninggaranties en ECL-voorzieningen in de zin van IFRS 9

Leninggaranties doen het wanbetalingsrisico van de kredietnemer niet toenemen noch verminderen, maar verkleinen het bedrag van de kredietverliezen indien de wanbetaling van de kredietnemer zich daadwerkelijk voordoet. Wanneer een overheid of een andere entiteit kredietnemers garanties voor bankleningen verstrekt, moeten de banken bij de berekening van het te verwachten kredietverlies rekening houden met deze leninggaranties. Bijgevolg zal het bedrag van de te verwachten kredietverliezen lager zijn omdat een deel van de verliezen door de garantie zal worden gecompenseerd.

Banken moeten inzichtelijke informatie over de vaststelling van te verwachten kredietverliezen in de zin van IFRS 9 bekendmaken, waaronder informatie over neerwaartse scenario’s. Banken moeten in de toelichting ook melding maken van de specifieke grondslagen voor financiële verslaggeving die zijn vastgesteld met betrekking tot de COVID-19-crisis. Deze informatie stelt marktdeelnemers in staat om met kennis van zaken beoordelingen te verrichten van de kredietrisicoposities van banken.

Van externe accountants wordt verwacht dat zij bij hun controlewerkzaamheden rekening houden met de verklaringen van het BCBS, de EBA 31 , de ESMA 32 , de ECB 33 , de IASB 34 en met de verklaringen in deze mededeling. Dit betekent dat zij bij het opstellen van hun auditoordeel geacht worden rekening te houden met het oordeel van banken en het gebruik dat deze overeenkomstig deze richtsnoeren hebben gemaakt van de in IFRS 9 ingebouwde flexibiliteit. Andere effecten van de COVID-19-crisis op de wettelijke controle van de financiële staten in het algemeen zijn te vinden in de verklaring van het Ceaob 35 .

Overgangsregeling in de verordening kapitaalvereisten

De banken worden ertoe aangespoord de overgangsregelingen van IFRS 9 ten uitvoer te leggen om het effect van de ECL-voorziening van IFRS 9 op hun toetsingsvermogen te verminderen. 36 De verordening kapitaalvereisten (VKV) bevat een overgangsregeling 37 op grond waarvan banken elke verhoging van de voorzieningen ten gevolge van de ECL-boekhouding in het kader van IFRS 9 weer kunnen toevoegen aan hun tier 1-kernkapitaal (CET1) 38 . Vanaf het tweede kwartaal van 2018 heeft slechts 56 % van de banken in de EU gebruik gemaakt van de overgangsregelingen 39 . In de eurozone hebben slechts 34 banken van deze optie gebruik gemaakt onder rechtstreeks toezicht van de ECB. Banken die ervoor hebben gekozen de IFRS 9-overgangsregelingen in 2018 niet te gebruiken, zouden dat besluit kunnen terugdraaien met de voorafgaande toestemming van hun bevoegde autoriteit.

De bevoegde autoriteiten moeten de huidige uitzonderlijke omstandigheden naar behoren in aanmerking nemen en aanvragen van banken om te kiezen voor de toepassing van de in de VKV bepaalde overgangsregelingen voor IFRS 9 tijdig verwerken 40 . Om de mogelijke volatiliteit van het toetsingsvermogen te beperken die zich zou kunnen voordoen indien de COVID-19-crisis zou resulteren in een significante stijging van de ECL, heeft het BCBS ingestemd met wijzigingen in de bestaande overgangsregelingen. Deze wijzigingen zouden het mogelijk maken de overgangsperiode van vijf jaar opnieuw vast te stellen en de kalibratie van de regelingen voor het toevoegen van voorzieningen aan het tier 1-kernkapitaal aan te passen. De Commissie neemt vandaag een wetgevingsvoorstel aan om deze wijzigingen in het recht van de Unie in te voeren 41 .

3.Flexibiliteit in de prudentiële regels inzake de classificatie van niet-renderende leningen

De prudentiële regels inzake de classificatie van niet-renderende leningen (NPL’s) kunnen ondersteunende maatregelen bieden zoals garanties en particuliere of wettelijke moratoria. In dit verband hebben de EBA 42 en de ECB 43 verklaringen en richtsnoeren uitgebracht met als doel duidelijkheid te verschaffen voor een consistente behandeling van aspecten die betrekking hebben op i) de classificatie van leningen met betalingsachterstand en ii) de identificatie van respijtblootstellingen.

Gebruik van garanties en definitie van wanbetaling

De prudentiële regels verplichten een bank niet om een debiteur automatisch als wanbetaler te beschouwen wanneer een beroep wordt gedaan op een garantie. Hoewel krachtens de VKV 44 moet worden nagegaan of het onwaarschijnlijk is geworden dat een debiteur zal betalen zonder een beroep te doen op een garantie, is het beroep op een garantie op zich geen aanleiding om het krediet aan te merken als noodlijdend 45 . Tegelijkertijd sluit een garantie niet uit dat een debiteur als wanbetaler wordt aangemerkt. Ongeacht het bestaan van een garantie moet de bank zich uitspreken over de vraag of de debiteur in staat is aan zijn verplichtingen te voldoen.

In dit stadium van de COVID-19-crisis hebben veel kredietnemers te kampen met tijdelijke problemen om aan hun verplichtingen te voldoen. Bij het beoordelen van het vermogen van een kredietnemer om aan zijn verplichtingen te voldoen moeten de banken rekening houden met de langetermijnvooruitzichten van de kredietnemer, en aandacht schenken aan situaties waarin tijdelijke problemen zich met grote waarschijnlijkheid zullen ontwikkelen tot moeilijkheden op langere termijn en uiteindelijk tot insolventie zullen leiden.

Gebruik van moratoria op betalingen en definities van respijt en wanbetaling

De publieke en particuliere moratoriumregelingen die in reactie op de COVID-19-crisis zijn ingevoerd, leiden niet automatisch tot een herclassificatie van een blootstelling als “respijtblootstelling” of als een “renderende” of “niet-renderende respijtblootstelling”. Volgens de definitie van respijt 46 bieden banken doorgaans specifieke maatregelen (bv. om de betaling van de hoofdsom en/of de rentebetalingen van een lening tijdelijk op te schorten) om individuele kredietnemers die tijdelijke financiële moeilijkheden ondervinden of mogelijk kunnen ondervinden, te helpen met hun terugbetalingsverplichtingen. Indien een respijtmaatregel tot een verminderde financiële verplichting (een zogenoemde “gedwongen herstructurering”) leidt, wijst dit erop dat de kredietnemer zijn verplichting waarschijnlijk niet zal aflossen 47 . De publieke en particuliere moratoriumregelingen die in reactie op de COVID-19-crisis zijn ingevoerd, hebben echter overwegend een preventief en algemeen karakter. Zij zijn gericht op het aanpakken van systeemrisico’s en het verlichten van potentiële risico’s die zich in de toekomst in de bredere EU-economie kunnen voordoen. Zij zijn niet specifiek aan een kredietnemer gebonden aangezien de duur van de betalingsachterstand voor elke kredietnemer wordt vastgesteld ongeacht zijn specifieke financiële situatie 48 . Om deze redenen kan worden aangenomen dat deze geen invloed hebben op de classificatie van de betrokken leningen. Publieke en particuliere moratoria moeten gelijk worden behandeld voor zover zij hetzelfde doel hebben en vergelijkbare kenmerken vertonen.

In de EBA-richtsnoeren van 2 april 2020 inzake moratoria op betalingen 49 wordt bepaald onder welke voorwaarden publieke of particuliere moratoria niet leiden tot een classificatie als respijt. Wanneer de aflossing van een verplichting wordt opgeschort als gevolg van een moratorium, wordt het tellen van de “days past due” 50 opgeschort en wordt elke achterstand geteld op basis van het gewijzigde betalingsschema 51 . Hoewel de banken nog steeds verplicht zijn om de onwaarschijnlijkheid van de betaling door een debiteur geval per geval te beoordelen, wordt in deze beoordeling verwezen naar het gewijzigde betalingsschema, en indien er in dat verband geen bezorgdheid rijst, kan de blootstelling de status “renderend” behouden.

In de richtsnoeren van de EBA over betalingsmoratoria wordt echter verduidelijkt dat banken hun gebruikelijke beleid voor de beoordeling van onwaarschijnlijkheid van betaling op een risicogebaseerde wijze moeten blijven toepassen. Banken moeten een risicogebaseerde aanpak toepassen bij het beoordelen van het kredietrisico van debiteuren die een moratorium op betaling genieten. Zelfs indien de betalingsmoratoria niet als respijtmaatregelen worden aangemerkt, moeten banken de kredietkwaliteit van hun blootstellingen waarvoor deze maatregelen gelden, zorgvuldig beoordelen en voor de definitie van wanbetaling 52 alle situaties omschrijven waarin sprake is van onwaarschijnlijke betaling door debiteurs. Dit betekent dat banken bijzondere aandacht en prioriteit moeten schenken aan de beoordeling van die debiteuren die het meest waarschijnlijk betalingsmoeilijkheden zouden ondervinden.


4.Rol en verantwoordelijkheid van de banksector

Om doeltreffend te zijn, moeten de overheidsmaatregelen voor economische ondersteuning en herstel kunnen rekenen op effectieve transmissiekanalen en volle samenwerking met de banksector. Daarom moeten de banken onderling en met de overheid samenwerken om ervoor te zorgen dat er voldoende liquide middelen beschikbaar zijn om de kredietverlening in de hele Unie te garanderen. De steunmaatregelen van de overheid hebben de sector extra liquiditeit verschaft en de liquiditeitsbuffers van individuele banken vrijgemaakt om hun capaciteit voor de bediening van de eengemaakte markt te vergroten. De banken hebben als taak de liquiditeitsstromen op gang te houden en moeten hun collectieve plicht blijven opnemen om de interbancaire kredietmarkt te vrijwaren. Daarom is het van cruciaal belang dat banken leningen blijven verstrekken aan huishoudens en ondernemingen en in de hele Unie.

De banken moeten de digitale transformatie van hun bedrijven versnellen en waakzaam blijven voor fraude. 53 . In het kader van de door de overheid opgelegde social distancing zal digitaal bankieren steeds meer terrein winnen als een manier om de continuïteit van bankdiensten te waarborgen. 54 .

De verschillende toezichtsmaatregelen waardoor banken tijdelijk van bepaalde kapitaal-, liquiditeits- en operationele verplichtingen worden vrijgesteld, creëren betere voorwaarden voor de banksector zodat deze de collectieve inspanning mee kan ondersteunen en via zijn belangrijke sociale en economische rol maatregelen voor overheidssteun kan doorgeven. De steunmaatregelen zijn preventief van aard en beogen de onmiddellijke effecten van de COVID-19-crisis alsook de moeilijke prognoses over het vermoedelijke tempo van het herstel op te vangen. Hoewel de banken een aanzienlijke herkapitalisatie hebben ondergaan en veel beter uitgerust zijn en opgewassen tegen ongunstige scenario’s dan gedurende de financiële crisis van 2008-2009, moeten zij zich toch voorbereiden op een verslechtering van de economische vooruitzichten, die onvermijdelijk zal leiden tot een verhoging van de risico’s en de daaraan verbonden kosten. De banken moeten voorzichtig handelen om ervoor te zorgen dat zij hun kapitaalbasis en impliciet hun vermogen om leningen te blijven verstrekken, handhaven of versterken.

In de huidige uitzonderlijke situatie betekent het inhouden van dividenden een prudente correctie op het uitkeringsbeleid van de banken. Toezichthouders hebben de banken opgeroepen tijdens de COVID-19-crisis geen dividenden uit te keren noch aandelen terug te kopen 55 . Het is lovenswaardig dat steeds meer banken in de EU hebben besloten de uitkering van dividenden op te schorten. Alle banken in de EU worden opgeroepen geen dividenden uit te keren noch aandelen terug te kopen waarmee aandeelhouders vergoed zouden worden tijdens de COVID-19-crisis. Daarmee zou het bankwezen een krachtig signaal geven dat het collectieve engagement is aangegaan zijn aandeel te dragen in de aanpak van de noodsituatie.

In de huidige omstandigheden wordt de banken ook verzocht een conservatieve benadering aan te houden wat de betaling van variabele beloning betreft. De EBA en de voorzitter van de raad van toezicht van de ECB hebben de banken ertoe aangespoord zich terughoudend op te stellen aangaande bonussen, en een aantal nationale toezichthouders heeft in dat verband reeds maatregelen genomen. In de huidige context is het van het hoogste belang dat alle middelen waarover de banken beschikken, onder meer de middelen die voor bonussen bestemd zijn, zoveel mogelijk worden ingezet om de robuustheid van de banken te versterken, hun kredietverleningscapaciteit te vergroten en uiteindelijk hun cliënten te ondersteunen. Voor de banken is het matigen van de uit te betalen bonussen aan het hoger management en aan grootverdieners in deze moeilijke tijden dan ook een manier om solidariteit te betuigen met mensen die door de uitbraak van COVID-19-crisis zijn getroffen.


5.Controle en toezicht

De EU heeft getoond dat zij in staat is snel op de crisis te reageren. De EBA, de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten hebben steunmaatregelen genomen om operationele middelen van banken vrij te maken, en hebben banken richtsnoeren verschaft om ten volle gebruik te maken van de flexibiliteit van het regelgevingskader.

De Commissie verheugt zich over deze maatregelen en moedigt de banken aan deze flexibiliteit te gebruiken. Deze maatregelen zijn genomen met de duidelijke bedoeling de banken te ondersteunen zodat deze hun rol kunnen spelen bij de aanpak van de COVID-19-crisis. De Commissie zal samen met de ECB, de EBA en de nationale autoriteiten toezien hoe de banken gebruik zullen maken van de flexibiliteit en het vrijgemaakte kapitaal, en zij zullen nagaan in welke mate de steunmaatregelen bijdragen tot de bancaire kredietverlening. Zo zullen onder meer de kredietvolumes worden onderzocht alsmede de kredietverleningsnormen, zoals de underwritingscriteria van banken, om te beoordelen of de huidige crisis een krapper wordend aanbod van krediet tot gevolg zou hebben.

Tegelijkertijd zal de Commissie blijven meewerken aan een internationaal gecoördineerde respons op het niveau van de G20, de G7 en de FSB, en met de internationale normalisatie-instellingen zoals het BCBS, de FSB en de IASB. Dankzij de wereldwijde regelgevingsmaatregelen die genomen zijn in de nasleep van de financiële crisis van 2008/2009, beschikt het mondiale bankstelsel momenteel over een aanzienlijk hoger niveau van kapitaal en liquiditeit in vergelijking met het begin van die crisis. De banken verkeren dan ook in een sterkere positie om de schok van de wereldwijde gezondheidscrisis op te vangen en om te zorgen voor een voortdurende financiering van de economie. Aangezien de pandemie wereldwijd is en bancaire activiteiten vaak de nationale grenzen overschrijden, moet de regulerende respons opnieuw op mondiaal niveau worden gecoördineerd. In dit verband heeft de G20 tijdens de bijeenkomst van ministers van 15 april een actieplan uitgebracht waarmee een brede respons wordt geboden op de COVID-19-crisis en de economische gevolgen daarvan, onder meer door maatregelen op het gebied van financiële regelgeving en toezicht. De werkzaamheden van de Commissie op mondiaal niveau omvatten: i) uitwisselen van informatie over de maatregelen die de EU neemt, ii) bijdragen tot de wereldwijde beleidsrespons, en iii) verder uitvoeren van mondiaal overeengekomen maatregelen in de EU. De Commissie is ingenomen met de besluiten van het BCBS van respectievelijk 27 maart 56 en 3 april 57 om de tenuitvoerlegging van de sluitstenen van de Bazel III-hervorming met een jaar uit te stellen en om de overgangsregelingen voor de aanpak van de ECL-voorzieningen binnen het toetsingsvermogen te verlengen. De Commissie verwelkomt verder de aankondiging van de FSB van 2 april 58 om nieuwe prioriteiten in zijn werkprogramma vast te stellen en zijn werkzaamheden maximaal ten dienste te stellen van de aanpak van de COVID-19-crisis. De Commissie is voornemens de goedkeuring van haar wetgevingsvoorstel over de sluitstenen van het Bazel III-raamwerk uit te stellen, maar wil nog steeds de niet-afgewerkte Bazel III-normen tijdig aannemen zodat deze uiterlijk in januari 2023 daadwerkelijk in de EU ten uitvoer worden gelegd. De Commissie zal in de effectbeoordeling die bij dit voorstel zal worden gevoegd, rekening houden met de gevolgen van de COVID-19-crisis voor de financiële situatie van de banken.

In de regelgeving en het toezicht blijkt een ruime mate van flexibiliteit aanwezig te zijn om de voortzetting van de kredietverlening aan door de COVID-19-crisis getroffen cliënten te bevorderen binnen de grenzen van het regelgevingskader van de Unie. Ingrijpende veranderingen zijn in deze situatie niet raadzaam en zouden de operationele last van de banken veeleer nog verhogen, want banken zouden daarvoor aanpassingen moeten verrichten. Bovendien kunnen plotselinge veranderingen in de boekhoudkundige en prudentiële kaders van de EU – in het midden van een crisis – het vertrouwen van het publiek in de Europese banken doen afkalven.

Tegelijkertijd zijn gerichte wijzigingen van specifieke aspecten van het prudentiële kader noodzakelijk om banken hun cruciale rol te laten spelen bij de ondersteuning van mensen en de economie. Daarom stelt de Commissie, samen met deze interpretatieve mededeling, een wetgevingsvoorstel 59 vast om de wijzigingen in de bestaande overgangsregelingen voor ECL-voorzieningen ten uitvoer te leggen alsmede om uitstel te bewerkstelligen voor het nieuwe door het BCBS voorgestelde hefboomratiobuffervereiste voor te verwachten kredietverliezen. Ook is het de bedoeling enkele beperkte wijzigingen aan te brengen in specifieke elementen van de VKV om de capaciteit van banken te maximaliseren wanneer het erom gaat verliezen ten gevolge van de uitbraak van COVID-19 te compenseren en de kredietverlening aan ondernemingen en huishoudens voort te zetten, terwijl de veerkracht van de banken voortdurend gegarandeerd blijft.

Ook blijft het mogelijk dat maatregelen om consumenten te helpen moeten worden versterkt, omdat de vermindering van het beschikbare inkomen van huishoudens ten gevolge van banenverlies of dalende economische activiteit in de EU waarschijnlijk tot een toename van zware schuldenlasten zal leiden. Deze kwesties zullen worden behandeld bij de herziening van de richtlijn consumentenkrediet (2008/48/EG) en de richtlijn hypothecair krediet (2014/17/EU), die in 2021 is gepland.

Voor de toekomst zal de Commissie verder samenwerken met de Europese financiële sector, wat betreft de rol die deze sector speelt in de strijd tegen het coronavirus en de sociaaleconomische gevolgen ervan, en bij de ondersteuning van een duurzaam economisch herstel. De respons moet van Europa komen en nationale versnippering en ongecoördineerd optreden moeten worden vermeden.

Met het oog daarop zal de Commissie een dialoog aangaan met de Europese financiële sector en andere relevante belanghebbenden (vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en de consumenten) om na te gaan hoe de sector, in de loop van de hele crisisperiode en tijdens het daaropvolgende herstel, op basis van beste praktijken moet deelnemen aan de ondersteuning van burgers en bedrijven, en in de toekomst een duurzaam economisch herstel moet bevorderen op basis van de groene en digitale transitie in het kader van de komende hernieuwde EU-strategie voor duurzame financiering. Daartoe zal de Commissie nauw samenwerken met alle relevante belanghebbenden in de financiële sector om hun rol en betrokkenheid bij de ondersteuning van Europese bedrijven en huishoudens te versterken.

(1)

 Zie bijvoorbeeld de maatregelen die de ECB op 12 maart heeft aangekondigd, beschikbaar op: https://www.bankingsupervision.europa.eu/press/pr/date/2020/html/ssm.pr200312~43351ac3ac.en.html .

(2)

Zie persbericht “Governors and Heads of Supervision announce deferral of Basel III implementation to increase operational capacity of banks and supervisors to respond to Covid-19”, 27 maart 2020, beschikbaar op: https://www.bis.org/press/p200327.htm .

(3)

Zie persbericht “Basel Committee sets out additional measures to alleviate the impact of Covid-19”, 3 april 2020, beschikbaar op: https://www.bis.org/press/p200403.htm.

(4)

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, de Europese Centrale Bank, de Europese Investeringsbank en de Eurogroep – Gecoördineerde economische respons op de uitbraak van Covid-19, COM(2020) 112 final van 13.3.2020.

(5)

Mededeling van de Commissie – Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak, COM(2020) 1863 final van 19.3.2020, als gewijzigd bij COM(2020) 2215 final van 3.4.2020.

(6)

Mededeling van de Commissie aan de Raad over de activering van de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact, COM (2020) 123 final van 20.3.2020.

(7)

 Banken en nationale bankverenigingen hebben met name uitstelregelingen ingevoerd voor huurbetalingen van kwetsbare gezinnen alsook voor aflossingen van bedrijfsleningen en leasingcontracten van ondernemingen en voor consumentenleningen van cliënten die door COVID-19 zijn getroffen. Banken hebben ook aanvullende kredietlijnen geboden waarover kmo’s en zelfstandigen onmiddellijk kunnen beschikken, en hebben werkloosheidsuitkeringen voorgeschoten. Zij spelen ook een essentiële rol bij de behandeling van aanvragen voor stimuleringsleningen en bij de uitgifte daarvan in het kader van de COVID-19-crisis. Voorts hebben zij de limiet voor contactloze betalingen verhoogd om de betalingsmethoden voor consumenten en detailhandelaren veiliger te maken.

(8)

 Resolutie van het Europees Parlement van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden (2020/2616(RSP)).

(9)

 Statement of EU ministers of finance on continuing bank lending and on maintaining a well-functioning insurance sector amid the COVID-19 pandemic, 16 april 2020.

(10)

Verordening (EU) nr. 2016/2067 van de Commissie van 22 november 2016 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standard (IFRS) 7 betreft.

(11)

Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen.

(12)

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, de Europese Centrale Bank, de Europese Investeringsbank en de Eurogroep – Gecoördineerde economische respons op de uitbraak van Covid-19, COM(2020) 112 final van 13.3.2020.

(13)

Zie verklaring van de EBA “Statement on the application of the prudential framework regarding Default, Forbearance and IFRS9 in light of COVID-19 measures”, 25 maart 2020.

(14)

Zie persbericht “ECB Banking Supervision provides further flexibility to banks in reaction to coronavirus” en de bijbehorende FAQ’s, 20 maart 2020.

(15)

Zie ESMA “Statement on Accounting implications of the COVID-19 outbreak on the calculation of expected credit losses in accordance with IFRS 9”, 25 maart 2020.

(16)

Zie Ceaob “Statement emphasising areas that are of high importance in view of Covid-19 impact on audits of financial statements”, 25 maart 2020.

(17)

Zie BCBS, “Measures to reflect the impact of Covid-19”, 3 april 2020.

(18)

Zie IASB, “Statement on IFRS 9 and Covid-19 - Accounting for expected credit losses applying IFRS 9 Financial Instruments in the light of current uncertainty resulting from the covid-19 pandemic”, 27 maart 2020.

(19)

 Zie verklaring van de EBA “Statement on the application of the prudential framework regarding Default, Forbearance and IFRS9 in light of COVID-19 measures”, 25 maart 2020. ; EBA, “Guidelines on legislative and non-legislative moratoria on loan repayments applied in the light of the COVID-19 crisis”, 2 april 2020.

(20)

Zie ECB Bankentoezicht, “FAQs on ECB supervisory measures in reaction to the coronavirus”, 20 maart 2020; ECB Bankentoezicht, Brief aan belangrijke instellingen, “IFRS 9 in the context of the coronavirus (COVID-19) pandemic”, 1 april 2020.

(21)

Zie ESMA, “Statement on Accounting implications of the COVID-19 outbreak on the calculation of expected credit losses in accordance with IFRS 9”, 25 maart 2020.

(22)

Zie Ceaob “Statement emphasising areas that are of high importance in view of Covid-19 impact on audits of financial statements”, 25 maart 2020.

(23)

Zie BCBS, “Measures to reflect the impact of Covid-19”, 3 april 2020.

(24)

Zie IASB, “Statement on IFRS 9 and Covid-19 - Accounting for expected credit losses applying IFRS 9 Financial Instruments in the light of current uncertainty resulting from the covid-19 pandemic”, 27 maart 2020.

(25)

Zie persbericht “ECB Banking Supervision provides further flexibility to banks in reaction to coronavirus” en de bijbehorende FAQ’s, 20 maart 2020.

(26)

Zie de brief van de ECB aan belangrijke instellingen, “IFRS 9 in the context of the coronavirus (COVID-19) pandemic”, 1 april 2020.

(27)

Zoals gedefinieerd in IFRS 9, punt 5.4.3 (bijlage bij Verordening (EU) 2016/2067 van de Commissie van 22 november 2016).

(28)

Zie de richtsnoeren van de EBA over de toepassing van de definitie van wanbetaling, beschikbaar op: https://eba.europa.eu/sites/default/documents/files/documents/10180/1597103/004d3356-a9dc-49d1-aab1-3591f4d42cbb/Final%20Report%20on%20Guidelines%20on%20default%20definition%20(EBA-GL-2016-07).pdf .

(29)

Zie https://eba.europa.eu/eba-provides-clarity-banks-consumers-application-prudential-framework-light-covid-19-measures ; en https://www.esma.europa.eu/sites/default/files/library/esma32-63-951_statement_on_ifrs_9_implications_of_covid-19_related_support_measures.pdf

(30)

Zie https://cdn.ifrs.org/-/media/feature/supporting-implementation/ifrs-9/ifrs-9-ecl-and-coronavirus.pdf?la=nl

(31)

 Zie verklaring van de EBA “Statement on the application of the prudential framework regarding Default, Forbearance and IFRS9 in light of COVID-19 measures”, 25 maart 2020. ; EBA, “Guidelines on legislative and non-legislative moratoria on loan repayments applied in the light of the COVID-19 crisis”, 2 april 2020.

(32)

Zie ESMA, “Statement on Accounting implications of the COVID-19 outbreak on the calculation of expected credit losses in accordance with IFRS 9”, 25 maart 2020.

(33)

Zie ECB Bankentoezicht, “FAQs on ECB supervisory measures in reaction to the coronavirus”, 20 maart 2020; ECB Bankentoezicht, Brief aan belangrijke instellingen, “IFRS 9 in the context of the coronavirus (COVID-19) pandemic”, 1 april 2020.

(34)

Zie IASB, “Statement on IFRS 9 and Covid-19 - Accounting for expected credit losses applying IFRS 9 Financial Instruments in the light of current uncertainty resulting from the covid-19 pandemic”, 27 maart 2020.

(35)

Zie Ceaob, “Statement emphasising areas that are of high importance in view of Covid-19 impact on audits of financial statements”, 25 maart 2020.

(36)

De ECB beveelt alle banken die binnen haar prudentieel mandaat vallen, aan van de overgangsregelingen gebruik te maken en verklaart zich bereid alle aanvragen dienaangaande tijdig te verwerken, zie de FAQ’s over ECB-toezichtmaatregelen in reactie op het coronavirus, 20 maart 2020.

(37)

Artikel 473 bis van de VKV.

(38)

Over een periode van vijf jaar (van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2022) neemt het bedrag dat banken weer aan hun tier 1-kernkapitaal kunnen toevoegen, geleidelijk af. De mogelijke impact op het tier 1-kernkapitaal kan worden verminderd met 70 % in 2020, 50 % in 2021 en 25 % in 2022.

(39)

EBA-verslag “First observations on the impact and implementation of IFRS 9 by EU institutions”, 20 december 2018. Dit aantal kan in de tussentijd veranderd zijn omdat banken hun initiële besluit om de overgangsregeling al dan niet toe te passen eenmalig kunnen terugdraaien.

(40)

Zie de aanbeveling van de EBA in haar verklaring van 25 maart 2020. Op 20 maart 2020 heeft de ECB alle binnen haar prudentieel mandaat vallende banken aanbevolen de overgangsregelingen in te voeren, en heeft zij zich bereid verklaard alle aanvragen dienaangaande tijdig te verwerken.

(41)

Zie deel 5. Controle en toezicht.

(42)

 Zie verklaring van de EBA “Statement on the application of the prudential framework regarding Default, Forbearance and IFRS9 in light of COVID-19 measures”, 25 maart 2020. ; EBA, “Guidelines on legislative and non-legislative moratoria on loan repayments applied in the light of the COVID-19 crisis”, 2 april 2020.

(43)

Zie ECB Bankentoezicht, “FAQs on ECB supervisory measures in reaction to the coronavirus”, 20 maart 2020; ECB Bankentoezicht, Brief aan belangrijke instellingen, “IFRS 9 in the context of the coronavirus (COVID-19) pandemic”, 1 april 2020.

(44)

Artikel 178, lid 1, onder a), van de VKV.

(45)

Zie ook de FAQ’s die de ECB op 20 maart 2020 heeft uitgebracht.

(46)

Artikel 47 ter van de VKV.

(47)

Artikel 178, lid 3, onder d), van de VKV.

(48)

Zie verklaring van de EBA “Statement on the application of the prudential framework regarding Default, Forbearance and IFRS9 in light of COVID-19 measures”, 25 maart 2020. ; EBA, “Guidelines on legislative and non-legislative moratoria on loan repayments applied in the light of the COVID-19 crisis”, 2 april 2020.

(49)

“Guidelines on legislative and non-legislative moratoria on loan repayments applied in the light of the COVID-19 crisis”, beschikbaar op: https://eba.europa.eu/regulation-and-policy/credit-risk/guidelines-legislative-and-non-legislative-moratoria-loan-repayments-applied-light-covid-19-crisis .

(50)

Artikel 178, lid 1, onder b), van de VKV.

(51)

Zie EBA, “Statement on the application of the prudential framework regarding Default, Forbearance and IFRS9 in light of COVID-19 measures”, 25 maart 2020, beschikbaar op: https://eba.europa.eu/eba-provides-clarity-banks-consumers-application-prudential-framework-light-covid-19-measures .

(52)

Artikel 178, lid 1, onder a), van de VKV.

(53)

Zie de verklaring van de EBA over “actions to mitigate financial crime risks in the COVID-19 pandemic”, 31 maart 2020.

(54)

 Zie de raadpleging van de Commissie over een nieuwe digitale financiële strategie voor Europa.

(55)

Zie aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 27 maart 2020 betreffende dividenduitkeringen tijdens de COVID-19 pandemie en de verklaring van de EBA van 31 maart 2020 over uitkering van dividenden, terugkoop van aandelen en variabele beloning. Ook de nationale bevoegde autoriteiten hebben vergelijkbare verklaringen afgelegd.

(56)

Zie https://www.bis.org/press/p200327.htm  

(57)

Zie https://www.bis.org/press/p200403.htm .

(58)

Zie https://www.fsb.org/work-of-the-fsb/addressing-financial-stability-risks-of-covid-19/  

(59)

 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 575/2013 en (EU) 2019/876 wat betreft aanpassingen in respons op de COVID-19-pandemie, COM(2020)310 van 28.4.2020.