Artikelen bij COM(2020)205 - Wijziging van Verordening (EU) 2019/1838 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden voor 2020 in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2020/123 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in 2020 in Uniewateren en niet-Uniewateren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1 - Wijziging van Verordening (EU) 2019/1838

De bijlage bij Verordening (EU) 2019/1838 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EU) 2020/123

Verordening (EU) 2020/123 wordt als volgt gewijzigd:

(1) Artikel 14 wordt vervangen door:

“Artikel 14

Herstelmaatregelen voor kabeljauw in de Noordzee

1. De voor visserij, met uitzondering van de visserij met pelagisch vistuig (ringzegens en trawls) gesloten gebieden, en de periodes tijdens welke de sluitingen van toepassing zijn, zijn vermeld in bijlage IV.

2. Vaartuigen die met bodemtrawls en zegens met een maaswijdte van ten minste 70 mm, kieuwnetten en beugen 12 vissen, mogen niet vissen in de Uniewateren van de ICES-sectoren 4a, ten noorden van 58° 30’00 NB en ten zuiden van 61° 30’00 NB en in de Uniewateren van de ICES-sectoren 3a.20 (Skagerrak), 4a en 4b, ten noorden van 57° 00’00 NB en ten oosten van 005 00’.00 OL.

3. In afwijking van lid 2 mogen de in lid 2 bedoelde vissersvaartuigen in de in lid 1 bedoelde gebieden vissen mits zij aan ten minste een van de volgende criteria voldoen:

(a)het percentage kabeljauwvangsten bedraagt niet meer dan 5 % van de totale vangsten per visreis;

(b) er wordt gebruikgemaakt van een gereguleerde en zeer selectieve bodemtrawl of zegen, hetgeen volgens een wetenschappelijke studie resulteert in een vermindering van de kabeljauwvangsten met ten minste 50 % in vergelijking met vaartuigen die met vistuig met een maaswijdte van 120 mm vissen. Dergelijke studies kunnen door het WTECV worden geëvalueerd. Bij een negatieve evaluatie van het WTECV mag dit vistuig niet meer worden aangemerkt als geldig voor gebruik in de in lid 2 omschreven gebieden;

(c)bij vaartuigen die werken met bodemtrawls en zegens met een maaswijdte van 100 mm en groter, [TR1] wordt het volgende zeer selectieve vistuig gebruikt:

–belly trawls met een maaswijdte van de buik van ten minste 600 mm;

–horizontale vislijn (0,6 m);

–horizontale zeeflap met een wijdmazig ontsnappingspaneel;

(d)bij vaartuigen die werken met bodemtrawls en zegens met een maaswijdte van 70 tot 100 mm TR2, wordt het volgende zeer selectieve vistuig gebruikt:

–horizontaal sorteerrooster met een afstand van ten hoogste 50 mm tussen de staven voor het scheiden van platvis en rondvis, met een vrije uitlaat voor rondvis;

–seltra-paneel met vierkante mazen met een maaswijdte van 300 mm;

–sorteerrooster met een afstand van ten hoogste 35 mm tussen de staven, met een vrije uitlaat voor de vis;

(e)vaartuigen waarop een nationaal kabeljauwvermijdingsplan van toepassing is dat door middel van ruimtelijke of technische maatregelen of een combinatie ervan moet resulteren in kabeljauwvangsten die ten minste 50 % lager zijn dan de niveaus van 2019. Dergelijke plannen worden uiterlijk twee maanden na de invoering ervan in het geval van de EU-lidstaten door het WTECV en in het geval van een derde land door de desbetreffende nationale wetenschappelijke instantie van dat derde land beoordeeld en waar nodig herzien indien het doel om de kabeljauwvangsten met 50 % terug te dringen, volgens dergelijke beoordelingen niet wordt gehaald;

(f) er is elektronische apparatuur geïnstalleerd overeenkomstig artikel 15, lid 13, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 zodat de visserijactiviteiten volledig worden gedocumenteerd.

4. De in lid 3 bedoelde vaartuigen zijn aan een intensievere monitoring, een intensievere controle en een intensiever toezicht onderworpen en ontvangen een vismachtiging overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. De voorwaarden van artikel 2, onder a) tot en met e), worden gemonitord en geverifieerd door middel van een regeling voor wetenschappelijke waarnemers of door middel van inspecties op zee met analyse van de laatste binnenhaal.”.


(2) Artikel 16, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

Het volgende punt o) wordt ingevoegd:

“o) roodbaars (Beryx splendens) in NAFO-deelgebied 6.”.


(3) Artikel 27 wordt vervangen door:

“Artikel 27
Niet-verankerde FAD’s en bevoorradingsvaartuigen

1. Een ringzegenvaartuig zet op ongeacht welk moment niet meer dan 300 niet-verankerde FAD’s in.

2. Het aantal met instrumenten uitgeruste boeien dat jaarlijks voor elk ringzegenvaartuig mag worden verworven, wordt vastgesteld op ten hoogste 500. Geen enkel ringzegenvaartuig beschikt op ongeacht welk moment over meer dan 500 met instrumenten uitgeruste boeien (boeien in voorraad en operationele boeien).

3. Het aantal bevoorradingsvaartuigen bedraagt niet meer dan twee bevoorradingsvaartuigen ter ondersteuning van niet minder dan vijf ringzegenvaartuigen, die alle de vlag van dezelfde lidstaat voeren. Deze bepaling is niet van toepassing op lidstaten met slechts één bevoorradingsvaartuig.

4. Eén ringzegenvaartuig wordt op geen enkel moment door meer dan één bevoorradingsvaartuig van dezelfde vlaggenlidstaat ondersteund.

5. De Unie registreert geen nieuwe of aanvullende bevoorradingsvaartuigen in het IOTC-register van gemachtigde vaartuigen.”.


(4) Artikel 46 wordt vervangen door:

“Artikel 46
Beperkingen op de bodemvisserij

“De lidstaten zorgen ervoor dat de onder hun vlag varende vissersvaartuigen die in het SIOFA-overeenkomstgebied vissen:

a) hun jaarlijkse visserijinspanning en vangsten in de bodemvisserij beperken tot hun gemiddelde jaarlijkse niveau voor de jaren waarin hun vaartuigen in het overeenkomstgebied actief waren gedurende een representatieve periode waarvoor bij de Commissie ingediende gegevens beschikbaar zijn;

b) de ruimtelijke spreiding van hun bodemvisserijinspanning, uitgezonderd methoden met lijnen en vallen, niet uitbreiden tot buiten de in de recente jaren beviste gebieden;

c) niet gemachtigd worden om te vissen in de tussentijds beschermde gebieden Atlantis Bank, Coral, Fools Flat, Middle of What, Walter’s Shoal, zoals bepaald in bijlage IK, behalve indien lijnen en vallen worden gebruikt en mits tijdens de visserij in die gebieden te allen tijde een wetenschappelijk waarnemer aan boord is.”.


(5) De bijlagen IA, ID, IH en V worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.