Artikelen bij COM(2020)204 - Ervaring lidstaten met het behalen van nationale streefcijfers m.b.t. duurzaam gebruik van pesticiden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 20.5.2020

COM(2020) 204 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de ervaring die de lidstaten hebben opgedaan met de tenuitvoerlegging van de nationale streefcijfers die in hun nationale actieplannen zijn vastgesteld en de vooruitgang op het gebied van de uitvoering van Richtlijn 2009/128/EG betreffende een duurzaam gebruik van pesticiden


1.INLEIDING

De Europese Unie profiteert van een van de strengste systemen ter wereld, zo niet het strengste, om vergunningen te verlenen voor en toezicht te houden op het gebruik van pesticiden 1 (soms ook “bestrijdingsmiddelen” genoemd). Richtlijn 2009/128/EG (de “richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden”) 2 , Verordening (EG) nr. 1107/2009 3 , Verordening (EG) nr. 396/2005 4 , Verordening (EU) 2017/625 5 en Verordening (EG) nr. 1185/2009 6 vormen de rechtsgrondslag voor het veilig en duurzaam gebruik van pesticiden in de Europese Unie.


De doelstelling van dit kader voor pesticiden is de effecten van pesticiden op de menselijke gezondheid en het milieu tot een minimum te beperken door verminderde afhankelijkheid en door het toegenomen gebruik van pesticiden met een laag risico en niet-chemische pesticiden.


De richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden voorziet in een reeks maatregelen om tot een duurzaam gebruik van pesticiden te komen door de risico’s en gevolgen van het gebruik ervan voor de menselijke gezondheid en het milieu te beperken. Een van de belangrijkste elementen daarvan is de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming (IPM, Integrated Pest Management) en het aanmoedigen van alternatieve benaderingswijzen of technieken om de afhankelijkheid van het gebruik van pesticiden te beperken. Het huidige en toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) omvat verschillende instrumenten ter ondersteuning van de toepassing van IPM door de gebruikers 7 .

De richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden is grotendeels gebaseerd op maatregelen die op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, gezien de verscheidenheid in de landbouw in de EU. De lidstaten moeten krachtens de richtlijn nationale actieplannen (NAP’s) opstellen waarin hun kwantitatieve doelstellingen, streefcijfers, maatregelen en tijdschema’s worden uiteengezet. De volledige tenuitvoerlegging van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden zou de risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu verminderen en de afhankelijkheid van pesticiden beperken.


Op grond van artikel 4, lid 3, van de richtlijn moet de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voorleggen over de ervaring die de lidstaten hebben opgedaan met de tenuitvoerlegging van de nationale streefcijfers die in hun NAP’s zijn vastgesteld om de doelstellingen van de richtlijn te verwezenlijken. Bovendien moet de Commissie krachtens artikel 16 van de richtlijn op periodieke tijdstippen bij het Europees Parlement en de Raad een rapport indienen over de met de uitvoering van de richtlijn geboekte vooruitgang. Middels dit verslag wordt aan deze rapportagevereisten voldaan.


In de samenleving groeit het bewustzijn over de duurzaamheid van de voedselproductie, waarvan het duurzame gebruik van pesticiden een belangrijk onderdeel is, zoals aangegeven in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties 8 en de discussienota van de Europese Commissie “Naar een duurzaam Europa in 2030” 9 . Dit bewustzijn kwam tot uiting in een Europees burgerinitiatief in 2017 10 waarin de Commissie onder meer werd verzocht om bindende EU-streefcijfers voor het terugdringen van het gebruik van pesticiden vast te stellen. In haar antwoord op het Europees burgerinitiatief 11 heeft de Commissie toegezegd dit verslag te zullen gebruiken als gelegenheid om na te gaan of er voldoende vooruitgang is geboekt bij het verminderen van de risico’s van pesticiden. Indien er onvoldoende vooruitgang is geboekt, heeft de Commissie zich ertoe verbonden te overwegen een voor de hele EU geldend bindend streefcijfer voor de beperking van de risico's van pesticiden vast te stellen.


Daarnaast heeft de Rekenkamer onlangs een verslag gepubliceerd over het “duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen” 12 , waarin werd beoordeeld of de maatregelen van de Commissie en de lidstaten hebben geleid tot een vermindering van de risico’s van het gebruik van pesticiden en of de desbetreffende wetgeving doeltreffende stimulansen heeft geboden om de afhankelijkheid van pesticiden te verminderen. Het verslag bevat een aantal aanbevelingen aan de Commissie, waaronder de omzetting van de IPM-beginselen in praktische criteria, en de verbetering van zowel de statistieken over pesticiden als de geharmoniseerde indicatoren.


De biodiversiteit in de landbouwecosystemen is aanzienlijk afgenomen, wat tot uiting komt in een daling van het aantal akker- en weidevogels en een achteruitgang van de insectenpopulaties in delen van de EU. Naast andere factoren is het gebruik van pesticiden aangemerkt als een belangrijke factor voor deze ontwikkelingen.  

De Commissie pakt de maatschappelijke bezorgdheid over duurzaamheid aan in het kader van de Europese Green Deal 13 , en met name in het kader van haar “van boer tot bord”-strategie en de strategie voor biodiversiteit. Deze initiatieven zullen gezonde ecosystemen en biodiversiteit, duurzamere voedselproductiesystemen en gezondere eetgewoonten bevorderen en tegelijkertijd zorgen voor duurzame bestaansmiddelen voor landbouwers en voor toegang tot hoogwaardige en voedzame levensmiddelen voor de consument. Het is duidelijk dat innovatieve technieken nodig zullen zijn om deze ambities te verwezenlijken.


Voor dit verslag is gebruikgemaakt van de volgende informatiebronnen:

·de 15 herziene NAP’s die uiterlijk op 31 maart 2019 aan de Commissie zijn meegedeeld en in het Engels beschikbaar zijn 14 ,

·antwoorden op een brief van de Commissie aan elke lidstaat in oktober 2017 waarin de specifieke zwakke punten van hun initiële NAP’s werden uiteengezet,

·de audits van de Commissie in vier lidstaten 15 in 2018 en in zeven lidstaten 16 in 2019 om de algemene voortgang bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake duurzaam gebruik van pesticiden te onderzoeken,

·antwoorden op een brief van de Commissie aan vier lidstaten 17 in oktober 2018, waarin specifieke tekortkomingen in hun initiële NAP’s werden verduidelijkt,

·de antwoorden van 24 lidstaten 18 op een enquête van de Commissie in december 2018 over de herzieningen van hun initiële NAP’s,

·door de lidstaten verstrekte informatie in door de Commissie georganiseerde vergaderingen van de werkgroep duurzaam gebruik van pesticiden,

·de resultaten van een door de Commissie ontwikkelde nalevingstoezichtindex om de door de lidstaten geboekte voortgang bij de uitvoering van elk artikel van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden te kwantificeren (bijlage). De nalevingstoezichtindex maakt het mogelijk om voor elk artikel van de richtlijn de mate van naleving op EU-niveau te meten, op basis van de bovengenoemde informatiebronnen en rechtstreekse communicatie met de lidstaten.


Op de specifieke webpagina van de Commissie over duurzaam gebruik van pesticiden ( https://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/sustainable_use_pesticides/nap_en ) staan alle NAP’s (zowel de initiële als de herziene versies). Op http://ec.europa.eu/food/audits-analysis/audit_reports zijn alle auditverslagen te vinden.


2.NATIONALE ACTIEPLANNEN

Krachtens artikel 4 van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden moesten de lidstaten uiterlijk op 14 november 2012 hun NAP’s aan de Commissie en aan de andere lidstaten meedelen. In deze NAP’s moesten kwantitatieve doelstellingen, streefcijfers, maatregelen en tijdschema’s zijn vastgesteld om de risico’s en de effecten van het gebruik van pesticiden voor de menselijke gezondheid en het milieu te verminderen. De lidstaten moesten hun NAP’s ten minste iedere vijf jaar opnieuw bezien.

Meer dan twee derde van de lidstaten heeft de herziening van zijn initiële NAP niet binnen de wettelijke termijn van vijf jaar afgerond.


Acht lidstaten hebben de herziening van hun initiële NAP binnen de termijn van vijf jaar afgerond 19 . Zeven lidstaten hebben na deze herziening nieuwe NAP’s aangenomen, terwijl Duitsland geen substantiële wijzigingen heeft aangebracht, omdat het ervan overtuigd was dat zijn initiële NAP voldoende flexibel was. Ten tijde van de bekendmaking van dit verslag hadden nog dertien andere lidstaten 20 de herziening van hun initiële NAP afgerond, maar niet binnen de termijn van vijf jaar. De resterende zeven lidstaten hadden de herziening van hun initiële NAP nog niet afgerond.

Slechts een kleine minderheid van de lidstaten heeft specifieke voorbeelden van nuttige streefcijfers en indicatoren vastgesteld op basis van de herziening van hun initiële NAP.

Drie lidstaten 21 hebben nuttige streefcijfers vastgesteld op basis van een herziening van hun initiële NAP’s. Duitsland heeft als streefcijfer voor 2023 een vermindering met 30 % van het potentiële risico voor het milieu in vergelijking met het gemiddelde voor de periode 1996-2005 vastgesteld. Denemarken heeft als streefcijfers voor eind 2015 een verlaging met 40 % van de indicator voor pesticidebelasting (PLI, Pesticide Load Indicator) 22 en een vermindering met 40 % van de belasting van zeer zorgwekkende stoffen ten opzichte van 2011 vastgesteld. Frankrijk ten slotte heeft als streefcijfers een vermindering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met 25 % tegen 2020 en met 50 % tegen 2025 ten opzichte van 2015 vastgesteld.

Sommige lidstaten hebben in hun oorspronkelijke NAP streefcijfers in verband met de opleiding van exploitanten en het testen van apparatuur voor de toepassing van pesticiden (hierna “nalevingsgerichte streefcijfers” genoemd) als nuttig beschreven. Hoewel dit wettelijke vereisten zijn, zijn zij van mening dat het vaststellen van een streefcijfer in het NAP het belang van de naleving van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden in deze gebieden heeft helpen versterken.

Drie lidstaten 23 hebben de aandacht gevestigd op nuttige indicatoren voor risicovermindering op basis van de herziening van hun oorspronkelijke NAP’s. Dit was de Synops-risico-indicator 24 in Duitsland, de PLI in Denemarken en de risico-index voor gezondheid en milieu in Zweden 25 . Andere lidstaten wezen op maatregelen, los van indicatoren, die zij nuttig achtten. Deze omvatten het aantal dosiseenheden (NODU) 26 , de residuen van werkzame stoffen in levensmiddelen, de werkzame stoffen die worden aangetroffen in het water, het aantal opgeleide personen en de hoeveelheden in de handel gebrachte gewasbeschermingsmiddelen.

De meeste lidstaten hebben de door de Commissie in hun oorspronkelijke NAP’s vastgestelde tekortkomingen niet in hun herziene NAP’s aan de orde gesteld, waardoor de meeste herziene NAP’s niet ambitieus genoeg zijn en er niet in slagen op resultaten gebaseerde streefcijfers op hoog niveau vast te stellen teneinde de risico’s en de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen te beperken.


In 13 27 van de 15 herziene NAP’s die uiterlijk op 31 maart 2019 bij de Commissie zijn ingediend, wordt de nadruk gelegd op risicovermindering, terwijl Frankrijk en Luxemburg zich richten op de vermindering van het totale gebruik als manier om de risico's te verminderen.


Slechts drie lidstaten 28 hebben uit hoofde van artikel 4, lid 1, van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden duidelijke, resultaatgerichte streefcijfers op hoog niveau vastgesteld. Denemarken heeft voor de PLI 1,96 als streefcijfer vastgesteld, en dus vastgehouden aan het in zijn oorspronkelijke NAP vastgestelde streefcijfer. Frankrijk heeft zich ten doel gesteld het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen tegen 2020 met 25 % en tegen 2025 met 50 % terug te dringen, zonder dat dit negatieve gevolgen heeft voor de landbouwinkomens. Tot slot heeft Luxemburg een doelstelling op hoog niveau vastgesteld om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen tegen 2030 met 50 % te verminderen.


Andere lidstaten hebben ofwel actiegerichte ofwel nalevingsgerichte streefcijfers. Polen heeft een indicator 29 vastgesteld op basis van de nalevingsniveaus voor specifieke aspecten van Verordening (EG) nr. 1107/2009 (bv. het gebruik van goedgekeurde gewasbeschermingsmiddelen) en de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden (bv. naleving van de verplichting voor professionele gebruikers om te worden opgeleid) en stelt een streefcijfer op hoog niveau vast op basis van de resultaten op deze indicator. Zowel Spanje als België stelt duidelijke streefcijfers vast, maar ze zijn allemaal sectorspecifiek en hebben betrekking op acties (bv. het aantal voorlichtingscampagnes per jaar of het aantal op te richten demonstratiebedrijven) in plaats van kwantificeerbare effecten (bv. het aantal professionele gebruikers dat IPM toepast). Zowel Slovenië als Finland stelt streefcijfers vast die reeds wettelijke vereisten zijn (bv. de verplichting om alle relevante exploitanten op te leiden en de verplichting ervoor te zorgen dat er tijdens inspecties geen verstreken gewasbeschermingsmiddelen worden aangetroffen).


Hoewel de algemene doelstelling van het NAP een redelijk ambitieniveau moet vertonen, is het merendeel van de herziene NAP’s niet ambitieus genoeg. Dit wordt geïllustreerd in het geval van Cyprus, dat ernaar streeft de inbreuken op het maximumresidugehalte naar 3 % te verlagen voor levensmiddelen die in Cyprus worden geproduceerd, en Spanje, een lidstaat met bijna één miljoen landbouwbedrijven 30 die ernaar streeft om met ten minste twee proefbedrijven IPM te bevorderen.

Slechts de helft van de herziene NAP’s bevatte prioritaire punten of goede praktijken, en in slechts één NAP werden werkzame stoffen aangemerkt die aanleiding geven tot bijzondere bezorgdheid.


De lidstaten zijn op grond van artikel 15, lid 2, onder c), van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden verplicht om in hun NAP’s prioritaire punten of goede praktijken aan te wijzen. Voorbeelden van prioritaire punten zijn werkzame stoffen, gewassen, regio’s of praktijken die extra aandacht verdienen. Vijf lidstaten 31 hebben in hun herziene NAP’s prioritaire werkzame stoffen aangewezen. Een aantal lidstaten, waaronder Frankrijk, Spanje en Polen, hebben kleine gewassen, en de uitbreiding van het scala van plaagbestrijdingstechnieken op deze gewassen, als prioritair punt aangewezen. Tot slot zijn in geen enkel herzien NAP uitdrukkelijk prioritaire regio’s of goede praktijken aangewezen.


De NAP’s moeten indicatoren bevatten voor het toezicht op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die werkzame stoffen bevatten die aanleiding geven tot bijzondere bezorgdheid in de zin van artikel 4, lid 1, van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden. Frankrijk is de enige lidstaat die in zijn NAP voorziet in toezicht op het gebruik van werkzame stoffen die aanleiding geven tot bijzondere bezorgdheid. Het houdt toezicht op de hoeveelheden die elk jaar worden verkocht van werkzame stoffen die als kankerverwekkend, mutageen en giftig voor de voortplanting zijn ingedeeld.


Hoewel in geen enkel herzien NAP goede praktijken in de zin van artikel 15, lid 2, onder c), van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden formeel zijn aangewezen, omvatten alle NAP’s een aantal acties die als goede praktijken kunnen worden beschouwd. Tijdens audits van de Commissie zijn er tal van voorbeelden geweest van lidstaten die verder gaan dan de minimumeisen van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden. Bijvoorbeeld:

·Denemarken, Luxemburg en Ierland vereisen dat een opgeleide en gecertificeerde persoon beschikbaar moet zijn om advies te geven op het moment van de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen voor amateurgebruik, terwijl Frankrijk een verbod heeft ingesteld op de aankoop van gewasbeschermingsmiddelen voor amateurgebruik in selfservice;

·België is van plan de verkoop van alle chemische gewasbeschermingsmiddelen aan amateurgebruikers, met uitzondering van basisstoffen en stoffen met een laag risico, te verbieden en reclame voor gewasbeschermingsmiddelen voor amateurgebruik te verbieden;

·Tsjechië plant verplichte online-registratie van alle aanvragen voor gewasbeschermingsmiddelen door professionele gebruikers tegen 2022 om meer gericht watertoezicht te ondersteunen;

·Spanje is van plan om een IT-applicatie te ontwikkelen die het mogelijk maakt alle transacties van gewasbeschermingsmiddelen elektronisch te registreren en streeft ernaar dat ten minste 50 % van de distributeurs dit systeem gebruikt binnen de looptijd van het NAP;

·Spanje eist dat de apparatuur voor de toepassing van pesticiden die eigendom is van contractanten vaker wordt getest, aangezien deze apparatuur waarschijnlijk vaker en over een groter gebied wordt gebruikt;

·Slovenië eist de verplichte registratie van alle nieuwe apparatuur voor de toepassing van pesticiden, waarbij eventuele tekortkomingen moeten worden verholpen, in plaats van dat ze tijdens de eerste verplichte inspectie vijf jaar later worden ontdekt;

·België heeft vastgesteld dat binnen de looptijd van het NAP 100 % van de apparatuur voor de toepassing van pesticiden moet beschikken over sproeikoppen die verwaaiing tegengaan;

·Ierland beschikt over een geïntegreerd systeem van door de overheid gefinancierd landbouwonderwijs, onderzoek en informatieverspreiding, dat helpt ervoor te zorgen dat de telers over actuele, relevante IPM-informatie beschikken;

·Denemarken is voornemens een partnerschap voor besproeiing op te richten en precisietechnologie in te stellen om het gebruik van instrumenten zoals satellietnavigatiesystemen (GPS) en drones te bevorderen, en zo een goed voorbeeld te geven van samenwerking met een heel aantal belanghebbenden om de doelstellingen van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden te verwezenlijken.


3.GEHARMONISEERDE RISICO-INDICATOREN

De Commissie heeft twee geharmoniseerde risico-indicatoren ontwikkeld, waaruit blijkt dat, hoewel het risico dat verbonden is aan de verkochte gewasbeschermingsmiddelen is gedaald, er sinds de inwerkingtreding van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden ook sprake is geweest van een significante toename van de indicator inzake noodtoelatingen.


Overeenkomstig de verplichtingen van artikel 15, lid 1, van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden werden geharmoniseerde risico-indicatoren vastgesteld op grond van Richtlijn 2019/782 van de Commissie 32 . Dit was ook in overeenstemming met de verbintenis die was aangegaan in reactie op het Europees burgerinitiatief “Verbied glyfosaat en bescherm mens en milieu tegen giftige bestrijdingsmiddelen”. Deze indicatoren stellen de Commissie in staat de algemene vooruitgang te kwantificeren bij het verminderen van de risico’s in verband met gewasbeschermingsmiddelen in het kader van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden.


De eerste geharmoniseerde risico-indicator is gebaseerd op de hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen die in elke lidstaat in de handel zijn gebracht (verkocht), terwijl de tweede is gebaseerd op het aantal noodtoelatingen dat krachtens artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 door elke lidstaat is verleend. Beide indicatoren omvatten een weging om de intrinsieke gevaarlijke eigenschappen van de werkzame stoffen erin weer te geven. Het is passend om bij de berekening van deze indicatoren een referentiewaarde van drie jaar te hanteren, aangezien de hoeveelheid en de aard van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen van jaar tot jaar schommelen als gevolg van variaties in de omvang en de ernst van uitbraken van plaagorganismen tussen jaren.


Figuur 1. Ontwikkeling van geharmoniseerde risico-indicator 1 (HRI 1), met referentiewaarde 100, gebaseerd op het gemiddelde van 2011, 2012 en 2013.


Bron: Europese Commissie. 

Uit geharmoniseerde risico-indicator 1 blijkt dat het risico van de referentieperiode tot 2017 met 20 % verminderde, hoewel de op de markt gebrachte hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen vrij constant is gebleven in die periode 33 . Dit pleit voor een verschuiving naar een meer wijdverbreid gebruik van minder gevaarlijke stoffen. Niettemin is er ruimte voor verdere vermindering van de risico's en het gebruik door een betere toepassing van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden en een breder gebruik van IPM, met inbegrip van de bredere toepassing van niet-chemische plaagbestrijdingstechnieken.


Figuur 2. Ontwikkeling geharmoniseerde risico-indicatoren 2 (HRI 2), met een basisscenario van 100, gebaseerd op het gemiddelde van 2011, 2012 en 2013.


Bron: Europese Commissie.


Geharmoniseerde risico-indicator 2 geeft een stijging van 50 % aan in de periode vanaf de referentieperiode tot en met 2017. Deze indicator is gebaseerd op het aantal noodtoelatingen, gewogen naar de intrinsieke gevaarlijke eigenschappen van de werkzame stoffen in de gewasbeschermingsmiddelen. De omvang van de individuele noodtoelatingen (en dus ook de hoeveelheden van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen) varieert echter aanzienlijk, bijvoorbeeld van een klein aantal hectaren in het geval van zeer kleine gewassen, tot wijdverbreid gebruik op grootschalige veldgewassen in andere gevallen. Aangezien de gebruikte hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen of gerelateerde informatie niet op dezelfde wijze zijn geregistreerd door alle lidstaten die in de periode 2011-2017 deze noodtoelatingen hebben verleend, was het niet mogelijk een meer verfijnde indicator vast te stellen.

Deze vergunningen worden verleend om uiteenlopende redenen, waaronder opkomende fytosanitaire kwesties en kleine toepassingen, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 26, van Verordening (EG) nr. 1107/2009. In sommige gevallen kunnen zij een belangrijk onderdeel vormen van de strategie van de Europese Unie om de verspreiding van nieuwe plaagorganismen te bestrijden, aangezien de lidstaten deze vergunningen vrij snel na de ontdekking van het plaagorganisme kunnen verlenen. De aanzienlijke toename van deze vergunningen kan echter worden toegeschreven aan het feit dat de lidstaten zowel de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden als Verordening (EG) nr. 1107/2009 niet volledig ten uitvoer hebben gelegd, en wel om de hierna uiteengezette redenen.

De trend in geharmoniseerde risico-indicator 2 toont aan dat alternatieve technieken om uitbraken van plagen te voorkomen, waardoor de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen kan worden verminderd, nog niet beschikbaar zijn of niet voldoende worden toegepast. Tevens wordt er hierdoor op gewezen dat de lidstaten moeten voldoen aan hun wettelijke verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 wat betreft het halen van de termijnen voor het nemen van beslissingen over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en dat zij de mogelijkheden voor kleine toepassingen als bedoeld in artikel 51 van de verordening (uitbreiding van toelatingen voor kleine toepassingen) volledig moeten benutten. Dit zou helpen om het scala aan regelmatig toegelaten gewasbeschermingsmiddelen waarover de telers beschikken, uit te breiden, zoals vermeld in de Refit-evaluatie van de wetgeving van de Europese Unie inzake gewasbeschermingsmiddelen en residuen van bestrijdingsmiddelen (Verordening (EG) nr. 1107/2009 en Verordening (EG) nr. 396/2005) 34 .

De lidstaten moeten de geharmoniseerde risico-indicatoren 1 en 2 allebei berekenen, teneinde tendensen in het gebruik van bepaalde werkzame stoffen in kaart brengen en prioritaire items vast te stellen, zoals werkzame stoffen, gewassen, regio’s of praktijken die extra aandacht verdienen, of goede praktijken. Zij moeten ook de resultaten van deze evaluaties aan de Commissie en de andere lidstaten meedelen en deze informatie openbaar maken. Tot op heden hebben twintig lidstaten de geharmoniseerde risico-indicatoren 1 en 2 berekend en gepubliceerd, maar slechts een klein aantal lidstaten heeft tendensen vastgesteld in het gebruik van bepaalde werkzame stoffen, prioritaire punten of goede praktijken 35 .


De geharmoniseerde risico-indicatoren 1 en 2 zijn beide indicatoren op hoog niveau en in overeenstemming met artikel 15 van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden. De lidstaten kunnen gebruik blijven maken van bestaande nationale indicatoren of ter aanvulling andere passende indicatoren aannemen, om beter rekening te houden met de tendensen in de risico’s die relevant zijn voor hun grondgebied.

Tot slot heeft de Commissie zich ertoe verbonden om samen met de lidstaten te werken aan de ontwikkeling van verdere geharmoniseerde risico-indicatoren, rekening houdend met nieuwe gegevensbronnen om de ontwikkeling van de risico’s in verband met het gebruik en de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen beter te meten. De Commissie heeft met name als de eerste prioriteit op dit gebied de noodzaak aangeduid om een alternatief voor geharmoniseerde risico-indicator 2 te ontwikkelen teneinde de risico’s in verband met noodtoelatingen beter te weerspiegelen. Dit zou inhouden dat een nieuwe indicator wordt ontwikkeld op basis van het aantal toelatingen, de omvang van het gebruik dat het gevolg is van individuele toelatingen (bv. het aantal behandelde hectaren) en de eigenschappen van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen. Deze indicator zou dan beter de risico’s weerspiegelen die voortvloeien uit de noodtoelatingen.

Op https://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/sustainable_use_pesticides/harmonised-risk-indicators_en is een meer gedetailleerde analyse van de geharmoniseerde risico-indicatoren beschikbaar.


4.ALGEMENE TENUITVOERLEGGING VAN DE RICHTLIJN

Ondanks de veelvoorkomende vertragingen bij de herziening van de NAP’s en het ontbreken van resultaatgerichte streefcijfers op hoog niveau in het merendeel van de herziene NAP’s, hebben de lidstaten de afgelopen twee jaar vooruitgang geboekt bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden. In gevallen waarin de vooruitgang niet bevredigend is geweest, overweegt de Commissie momenteel een aantal acties, waaronder inbreukprocedures.


In het verslag van de Commissie van 2017 36 werd de aanzienlijke vooruitgang erkend, maar werd geconcludeerd dat de lidstaten meer moeten doen om de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden ten uitvoer te leggen om de beoogde verbeteringen op het gebied van milieu en gezondheid te realiseren. In het verslag werden de inspectie van apparatuur voor de toepassing van pesticiden, informatie over vergiftiging op basis van pesticiden en de beoordeling van de toepassing van IPM aangemerkt als specifieke verbeterpunten.


In het verslag werd geconcludeerd dat de lidstaten de kwaliteit van hun NAP’s moesten herzien en verbeteren door specifieke en meetbare streefcijfers en indicatoren vast te stellen in het kader van een langetermijnstrategie om de risico’s en de gevolgen van het gebruik van pesticiden te beperken. Deze streefcijfers zouden de lidstaten dan in staat stellen de voortgang van de uitvoering van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden te volgen en hun strategie zo nodig aan te passen.


De Commissie heeft een veelzijdige aanpak gekozen om deze tekortkomingen in de tenuitvoerlegging door de lidstaten aan te pakken. De Commissie heeft alle lidstaten in oktober 2017 individuele brieven gestuurd op basis van een gedetailleerde evaluatie van hun oorspronkelijke NAP’s, waarin hun specifieke zwakke punten werden toegelicht. De lidstaten werd verzocht zich over deze kwesties te beraden met het oog op een mogelijke herziening van hun NAP’s.


Op basis van het antwoord op deze brieven heeft de Commissie een reeks gerichte audits uitgevoerd om de tenuitvoerlegging van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden in elf lidstaten te beoordelen, en daarnaast aan vier lidstaten een brief gestuurd om bepaalde aspecten van de tenuitvoerlegging van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden te verduidelijken.


Ten slotte heeft de Commissie een nalevingstoezichtindex ontwikkeld om een samenvatting te geven van de door de lidstaten geboekte vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van elk artikel van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden. Deze index laat een verbetering zien van 10 % in de totale tenuitvoerlegging van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden in de periode 2017-2019, zoals beschreven in de bijlage.

Op basis van de antwoorden op deze twee reeksen brieven, de resultaten van de audits en de vooruitgang die op basis van de indicator is aangetoond, merkt de Commissie op dat sinds 2017 verdere vooruitgang is geboekt bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden. Er worden bijvoorbeeld steeds minder gebieden middels sproeien vanuit de lucht behandeld, de meeste lidstaten hebben uitgebreide systemen voor de opleiding en certificering van exploitanten en het testen van apparatuur voor de toepassing van pesticiden opgezet, en hebben maatregelen vastgesteld om het aquatische milieu te beschermen en ervoor te zorgen dat pesticiden veilig worden opgeslagen en behandeld.

In sommige lidstaten blijven echter specifieke tekortkomingen bestaan bij de tenuitvoerlegging van sommige aspecten van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden. De meest voorkomende tekortkomingen hebben betrekking op vertragingen bij de herziening van NAP’s, vertragingen bij het testen van apparatuur voor de toepassing van pesticiden, en tekortkomingen in de controles van de lidstaten bij de beoordeling van de tenuitvoerlegging van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden, bijvoorbeeld met betrekking tot IPM. In gevallen waarin de vooruitgang niet bevredigend is geweest, overweegt de Commissie momenteel een aantal acties, waaronder inbreukprocedures.


4.1GEÏNTEGREERDE GEWASBESCHERMING

De beoordeling van de toepassing van IPM door de lidstaten blijft de meest voorkomende tekortkoming bij de toepassing van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden.


Bij artikel 3, lid 6, van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden is geïntegreerde gewasbescherming gedefinieerd als “de zorgvuldige afweging van alle beschikbare gewasbeschermingsmethoden, gevolgd door de integratie van passende maatregelen die de ontwikkeling van populaties van schadelijke organismen tegengaan, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en andere vormen van interventie tot economisch en ecologisch verantwoorde niveaus beperkt houden en het risico voor de gezondheid van de mens en voor het milieu tot een minimum beperken”. De Commissie beschouwt IPM als een van de hoekstenen van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden en is van mening dat de volledige tenuitvoerlegging ervan noodzakelijk is om de afhankelijkheid van het gebruik van pesticiden te verminderen.


De acht algemene beginselen van geïntegreerde gewasbescherming zijn opgenomen in bijlage III bij de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden, maar de richtlijn bepaalt niet hoe deze beginselen in de praktijk moeten worden toegepast, zodat het definiëren ervan aan de lidstaten wordt overgelaten. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moeten deze criteria op nationaal of zelfs subnationaal niveau worden vastgesteld, gezien de diversiteit van de landbouw tussen en binnen de lidstaten in termen van klimaat, verbouwde gewassen en productietechnieken. De lidstaten hebben de algemene IPM-beginselen echter niet omgezet in normatieve en meetbare criteria die door de gebruikers moeten worden toegepast. De bevoegde autoriteiten hebben derhalve geen normatieve en meetbare criteria om de naleving van IPM vast te stellen, en er is dan ook weinig bewijs dat IPM systematisch wordt toegepast.


Op grond van de huidige en de toekomstige, voorgestelde GLB-wetgeving moeten de lidstaten een systeem opzetten voor het adviseren van de begunstigden over grondbeheer en landbouwbedrijfsbeheer, en met name de in artikel 14 van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden bedoelde vereiste inzake IPM. In het kader van het systeem kunnen begunstigden en landbouwers op vrijwillige basis toegang krijgen tot advies over goede landbouwpraktijken, met inbegrip van IPM.


Alle lidstaten nemen maatregelen om IPM te bevorderen, maar de omvang van het door de overheid gefinancierd onderzoek naar toegepaste landbouw verschilt aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat. In veel lidstaten zijn er ook zwakke structuren die onderzoekers en landbouwers met elkaar verbinden om landbouwers het praktisch advies dat ze nodig hebben te helpen verstrekken.


Om het zwakke punt in de beoordeling van de toepassing van IPM, zoals benadrukt in het verslag van de Commissie van 2017, aan te pakken, heeft de Commissie een reeks cursussen binnen het programma “Betere opleiding voor veiliger voedsel” (BTSF) en een eendaagse IPM-workshop georganiseerd om de lidstaten een kader te bieden op grond waarvan zij normatieve en meetbare criteria kunnen vaststellen die kunnen worden gebruikt om de toepassing van IPM te beoordelen. 


Hoewel er veel goede voorbeelden zijn van onderzoek naar en bevordering van IPM door de lidstaten, blijft de beoordeling van de toepassing van IPM het grootste zwakke punt bij de toepassing van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden. Bijgevolg zijn de lidstaten er niet in geslaagd het aanzienlijke potentieel te benutten voor een ruimere toepassing van IPM, met inbegrip van de bredere toepassing van niet-chemische plaagbestrijdingstechnieken.


5.ACTIES VAN DE COMMISSIE TER ONDERSTEUNING VAN DE TENUITVOERLEGGING VAN DE RICHTLIJN

In dit deel worden een aantal acties beschreven die de Commissie, onder meer naar aanleiding van de verzoeken van het Parlement, heeft ondernomen om de tenuitvoerlegging van de richtlijn te ondersteunen.


De ministers erkenden dat het van belang is de doelstellingen van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden te verwezenlijken en de toepassing van de IPM-beginselen te bespoedigen na de presentatie van het verslag van de Commissie van 2017 tijdens de zitting van de Raad Landbouw en Visserij van 6 november 2017 37 . Zij hebben gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico, systemen voor het toezicht op schadelijke organismen, financiële steun, niet-chemische bestrijdingsmethoden en geharmoniseerde risico-indicatoren aangemerkt als belangrijke gebieden voor de verbetering van de toepassing van de IPM-beginselen.

Meer recentelijk, in februari 2019, heeft het Europees Parlement een niet-wetgevende resolutie inzake de uitvoering van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden 38 aangenomen. Het Parlement betreurde dat het algemene niveau van uitvoering door de lidstaten ontoereikend is om de risico’s en de afhankelijkheid van het gebruik van pesticiden te beperken. Het adviseerde meer aandacht te schenken aan risicoverlaging en onderstreepte dat het doorvoeren van geïntegreerde gewasbescherming, zoals niet-chemische alternatieven en gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico, bijzonder belangrijk is bij de inspanningen om de volledige tenuitvoerlegging van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden te realiseren. Het riep ten slotte de Commissie en de lidstaten op om een reeks maatregelen te nemen om de tenuitvoerlegging van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden te verbeteren. Deze omvatten het opstellen van richtsnoeren voor de evaluatie van de toepassing van IPM, de bescherming van kwetsbare groepen en het brede publiek, meer nadruk op het ontwikkelen van alternatieven met een laag risico voor pesticiden, en het bevorderen van precisielandbouw en digitale landbouw als middel om het aan pesticiden verbonden risico te beperken.


5.1BETERE OPLEIDING VOOR VEILIGER VOEDSEL (BTSF) 39

De Commissie heeft de lidstaten aangemoedigd om de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden ten uitvoer te leggen via BTSF-cursussen.


De Commissie heeft van 2015 tot en met 2018 een reeks van 12 BTSF-cursussen over apparatuur voor de toepassing van pesticiden georganiseerd, die werden bijgewoond door meer dan 200 ambtenaren uit alle 28 lidstaten. Middels deze cursussen werd ervoor gezorgd dat de lidstaten over de nodige kennis beschikken om hun verplichtingen met betrekking tot het testen van apparatuur voor de toepassing van pesticiden na te komen.

De Commissie heeft ook een tweede reeks BTSF-cursussen over apparatuur voor de toepassing van pesticiden georganiseerd, die in het derde kwartaal van 2019 is opgestart. Deze zes cursussen zijn toegespitst op inspectie- en kalibratietechnieken, en naar verwachting zullen ongeveer 120 deelnemers deze cursussen bijwonen.

De Commissie heeft ook een reeks BTSF-cursussen georganiseerd over de toepassing van IPM. Deze 14 cursussen gingen van start in 2018 en lopen tot en met 2020. De cursussen zijn afgestemd op de verschillende gangbare teelten en landbouwpraktijken in de hele Europese Unie. De door middel van deze cursussen opgedane kennis moet de lidstaten de nodige instrumenten verschaffen om de toepassing van IPM op het niveau van de landbouwbedrijven te beoordelen.


5.2GOEDKEURING VAN WERKZAME STOFFEN

Het aantal goedgekeurde niet-chemische, werkzame stoffen met een laag risico en werkzame basisstoffen vertoont een constante stijgende tendens.


De Commissie heeft een reeks maatregelen genomen om de procedures voor het in de handel brengen van gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico te versnellen. Het gaat onder meer om het prioriteren van de actualisering, voor eind 2020, van de gegevensvereisten en beoordelingsmethoden voor micro-organismen, en het opstarten van de BTSF-opleiding in 2020 om de deskundigheid in de lidstaten voor de beoordeling van aanvragen voor micro-organismen en andere biobestrijdingsmiddelen te versterken. 

Het aantal goedgekeurde niet-chemische, werkzame stoffen met een laag risico en werkzame basisstoffen vertoont een constante stijgende tendens, van minder dan 60 in 2009 tot bijna 120 in 2019. Met deze werkzame stoffen krijgen landbouwers de instrumenten in handen om ongedierte te bestrijden en tegelijkertijd de aan gewasbeschermingsmiddelen verbonden risico’s te beperken.

Bovendien worden de gevaarlijkste werkzame stoffen uit het instrumentarium voor gewasbescherming verwijderd, zoals beschreven in de Refit-evaluatie van de EU-wetgeving inzake gewasbeschermingsmiddelen en residuen van bestrijdingsmiddelen (Verordening (EG) nr. 1107/2009 en Verordening (EG) nr. 396/2005).

De noodzaak wordt echter erkend om het scala goedgekeurde niet-chemische, werkzame stoffen met een laag risico en werkzame basisstoffen uit te breiden om de voor landbouwers beschikbare opties voor plaagbestrijding te vergroten, teneinde hun afhankelijkheid van de meest gevaarlijke werkzame stoffen te verminderen.


5.3ONDERZOEK EN INNOVATIE

De Commissie ondersteunt een reeks onderzoeksprojecten om het scala alternatieve strategieën, instrumenten en technologieën voor plaagbestrijding uit te breiden en de effecten van pesticidegebruik op het milieu en de menselijke gezondheid te bepalen.


Via het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 ondersteunt de Commissie onderzoek en innovatie met het oog op de ontwikkeling van duurzamere strategieën, instrumenten en technologieën voor plaagbestrijding en technologieën ter ondersteuning van IPM, zoals nieuwe producten met een gering risico, biologische controles, beslissingsondersteunende instrumenten, en het bepalen van de effecten van pesticidegebruik op het milieu en de menselijke gezondheid 40 .

In het kader van maatschappelijke uitdaging 2 heeft de Commissie 159 miljoen EUR 41 ter beschikking gesteld ter ondersteuning van onderzoek naar IPM, opkomende risico’s voor de plantgezondheid, alternatieven voor chemische pesticiden en beslissingsondersteunende systemen. Bovendien wordt in het kader van dit werkprogramma in 2020 voorzien in de financiering van een gecoördineerd en ondersteunend optreden van een Europabreed netwerk van IPM-demonstratiebedrijven met een budget van 6 miljoen EUR 42 . Naast IPM en plantgezondheid ondersteunt de Commissie ook onderzoek naar ecologische benaderingen en biologische landbouw om de veerkracht van de landbouw te bevorderen 43 .

Voorts verbindt het Europees Innovatiepartnerschap voor “productiviteit en duurzaamheid in de landbouw” 44 (EIP-AGRI) Europese onderzoeks- en innovatieprojecten die in het kader van Horizon 2020 worden gefinancierd met kleinere operationele groepen 45 die op nationaal en regionaal niveau in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid werkzaam zijn. De interactieve aanpak op het gebied van innovatie die door het EIP-AGRI wordt bevorderd op basis van de zogenoemde multipartiete benadering, moedigt samenwerking tussen actoren met verschillende, maar complementaire soorten kennis (onderzoekers, landbouwers, adviseurs, bedrijven, ngo’s en andere) aan, waardoor de kloof tussen onderzoek en praktijk wordt gedicht en de toepassing van innovaties in de praktijk wordt bevorderd, met name op het gebied van gewasbescherming en geïntegreerde plaagbestrijding.


5.4WERKGROEP RICHTLIJN DUURZAAM GEBRUIK VAN PESTICIDEN

De vergaderingen van de werkgroep richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden van de Commissie bieden de lidstaten de gelegenheid om de uitvoering van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden te bespreken en beste praktijken uit te wisselen.


De Commissie organiseert halfjaarlijkse bijeenkomsten van de werkgroep richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden van de lidstaten om de uitvoering van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden te bespreken en beste praktijken uit te wisselen. Daarnaast hebben relevante belanghebbenden zoals Pesticide Action Network (PAN) Europe, European Crop Protection Association (ECPA) en Standardised Procedure for the Inspection of Sprayers in Europe (SPISE) hun werkzaamheden tijdens recente vergaderingen van de werkgroep gepresenteerd.

De Commissie heeft in mei 2019 een gezamenlijke vergadering van de werkgroep richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden en de werkgroep voor handhaving op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen georganiseerd om kwesties van wederzijds belang aan te pakken, in samenhang met een workshop over IPM. Het doel van de workshop was de lidstaten te helpen bij de beoordeling van de toepassing van IPM op het niveau van de landbouwbedrijven, voortbouwend op de ervaringen die zijn opgedaan met de BTSF-cursussen over IPM.

De meest recente vergadering van de werkgroep richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden was een gezamenlijke vergadering met de werkgroep landbouw-milieustatistiek in november 2019, waarop kwesties van wederzijds belang werden behandeld, met name wat betreft de ontwikkeling van meer bruikbare geharmoniseerde risico-indicatoren.


5.5WEBPORTAAL VOOR DE RICHTLIJN DUURZAAM GEBRUIK VAN PESTICIDEN

Op het webportaal voor de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden wordt de uitwisseling van relevante informatie tussen de lidstaten en andere belanghebbenden over de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden en IPM vergemakkelijkt.


In 2017 heeft de Commissie een specifiek webportaal voor de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden ( https://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/sustainable_use_pesticides_en ) opgericht , zoals voorgesteld door de in 2016 onder het Nederlandse voorzitterschap opgerichte deskundigengroep inzake duurzame gewasbescherming, om de uitwisseling van relevante informatie over de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden en IPM te vergemakkelijken.

Zevenentwintig lidstaten 46 hebben in totaal 240 links naar websites gedeeld, die zowel op thema als op lidstaat doorzoekbaar zijn, teneinde de uitwisseling van relevante informatie tussen de betrokken partijen te vergemakkelijken.


5.6DUURZAAM GEBRUIK VAN PESTICIDEN IN HET HUIDIGE EN TOEKOMSTIGE GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID

Het GLB steunt vele aspecten van het duurzaam gebruik van pesticiden, en de toekomstige strategische plannen van het GLB zullen hier steun aan blijven verlenen.


Het huidige GLB bevat verschillende instrumenten, die relevant en doeltreffend zijn voor het duurzame gebruik van pesticiden en IPM, en dit zal in de toekomst zelfs nog meer het geval zijn. Een belangrijk voorbeeld is de manier waarop het GLB heeft bijgedragen tot een aanzienlijke groei van de biologische landbouw, waardoor in 2018 7,5 % van de oppervlakte cultuurgrond onder biologische productiesystemen werd bewerkt, in vergelijking met 2 % in 2000 47 .


De voorgestelde toekomstige conditionaliteit 48 zal de meest relevante onderdelen van de IPM-beginselen omvatten, met name gewasrotatie en vereisten voor het minimumaandeel landbouwareaal in de vorm van niet-productieve elementen, alsmede de andere relevante bepalingen van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden. Belangrijk is dat de Commissie ook een betere integratie met enerzijds het adviessysteem voor landbouwers en anderzijds het onderzoek en de kennisoverdracht van de GLB-netwerken voorstelt. Voorts handhaaft het voorstel de huidige agromilieu- en klimaatsteun om landbouwers ertoe aan te zetten alternatieve (bijvoorbeeld biologische) methoden voor plaagbestrijding toe te passen. Het huidige GLB omvat vergroeningspraktijken die worden ondersteund door rechtstreekse betalingen aan landbouwers. In de toekomst zullen de lidstaten meer ruimte krijgen om de zogenaamde ecoregelingen te definiëren, onder meer om alternatieven voor pesticiden te bevorderen. De duidelijkheid waarmee de verplichte IPM-beginselen worden gedefinieerd is van cruciaal belang voor deze stimulansen, die verder gaan dan de verplichte vereisten.

Belangrijk is dat de lidstaten nu in hun strategische GLB-plannen moeten aantonen hoe deze plannen zullen bijdragen aan nationale langetermijndoelstellingen die zijn vastgesteld in het kader van de milieu- en klimaatwetgeving, met inbegrip van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden. Dit omvat de NAP’s van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden met hun kwantitatieve doelstellingen, streefcijfers, maatregelen, tijdschema’s en indicatoren die zijn gericht op het verminderen van de risico’s en de gevolgen van het gebruik van pesticiden voor de menselijke gezondheid en het milieu. De resultaten van de uitvoering van de GLB-plannen van de lidstaten zullen worden gemonitord en het effect zal worden gemeten aan de hand van de vastgestelde indicatoren. Dit zal er onder toezicht van de Commissie voor zorgen dat het GLB landbouwpraktijken voor het duurzame gebruik van pesticiden zal ondersteunen in overeenstemming met de behoeften en met de richtsnoeren voor de Green Deal.


5.7HERZIENING VAN DE RICHTLIJN

In het licht van de diverse tekortkomingen die bij de uitvoering van de richtlijn zijn geconstateerd en de bezorgdheid van belanghebbenden over het gebruik van pesticiden, zal de Commissie evalueren in hoeverre de doelstellingen van de richtlijn zijn bereikt. De resultaten van de evaluatie zullen als input dienen voor toekomstige maatregelen ter beperking van het gebruik en het risico van chemische pesticiden in het kader van de “van boer tot bord”-strategie en de strategie voor biodiversiteit, en zullen worden gebruikt als feitenbasis voor de vaststelling en ondersteuning van toekomstige beleidsopties, waaronder de herziening van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden.


6. CONCLUSIES

Minder dan een derde van de lidstaten heeft de herziening van zijn NAP binnen de wettelijke termijn van vijf jaar afgerond. Van de lidstaten die hun NAP’s hebben herzien, hebben de meeste verzuimd de door de Commissie in hun oorspronkelijke NAP’s vastgestelde tekortkomingen aan te pakken. In slechts 20 % van de herziene NAP’s zijn op resultaten gebaseerde doelstellingen op hoog niveau vastgesteld, in het kader van een strategie voor de langere termijn om de risico’s en de gevolgen van het gebruik van pesticiden te beperken. Ondanks deze tekortkomingen in de NAP’s hebben de lidstaten vooruitgang geboekt bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden. De meeste lidstaten hebben uitgebreide systemen voor de opleiding en certificering van exploitanten en een reeks maatregelen voor waterbescherming en veilige behandeling en opslag van pesticiden opgezet. Anderzijds is de handhaving van IPM laag en is er weinig bewijs dat de IPM-beginselen systematisch worden toegepast.

Uit geharmoniseerde risico-indicator 1 blijkt dat het risico voor de gezondheid van de mens en voor het milieu van de gewasbeschermingsmiddelen die sinds de inwerkingtreding van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden in de Europese Unie worden verkocht, afneemt. Bovendien heeft deze risicovermindering plaatsgevonden terwijl de hoeveelheden verkochte en gebruikte gewasbeschermingsmiddelen vrij constant zijn gebleven. Dit weerspiegelt het veranderende profiel van de pesticiden die in de Europese Unie verkocht en gebruikt worden. Niettemin vertoont geharmoniseerde risico-indicator 2 tezelfdertijd een toename in verband met noodtoelatingen. Er is echter een aanzienlijk potentieel voor verdere risicovermindering door middel van een volledigere uitvoering van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden en, in het bijzonder, meer wijdverspreide toepassing van IPM, met inbegrip van de bredere toepassing van niet-chemische plaagbestrijdingstechnieken. In overeenstemming met de recente aanbevelingen van de Rekenkamer heeft de Commissie zich er ook toe verbonden verdere indicatoren te ontwikkelen om de ontwikkeling van het gebruik van pesticiden en de daaraan verbonden risico’s beter te weerspiegelen, met name met betrekking tot noodtoelatingen.


Door de lopende werkzaamheden van de Commissie, middels de hierboven beschreven acties en via audits, monitoring en opleidingen, gaat de tenuitvoerlegging van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden, zo niet de kwaliteit van de NAP’s, erop vooruit. In gevallen waarin de lidstaten hun verplichtingen uit hoofde van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden niet nakomen, overweegt de Commissie momenteel verdere stappen te ondernemen, met inbegrip van mogelijke inbreukprocedures. In samenhang met de evaluatie zal de Commissie een wetgevingsvoorstel voorbereiden om de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden te herzien.


Ten slotte zal de Commissie in het kader van de “van boer tot bord”-strategie en de strategie voor biodiversiteit maatregelen nemen om het gebruik en het risico van chemische pesticiden tegen 2030 met 50 % te verminderen en tegen 2030 het gebruik van de gevaarlijkere pesticiden met 50 % te verminderen. Daartoe zal de Commissie de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden herzien, de bepalingen inzake IPM versterken en een groter gebruik van alternatieve methoden voor de bescherming van oogsten tegen plagen en ziekten bevorderen.


(1)

     De term “pesticide” heeft in het kader van dit verslag betrekking op gewasbeschermingsmiddelen als gedefinieerd in artikel 3, lid 10, onder a), van Richtlijn 2009/128/EG.

(2)

     Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71).

(3)

     Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).

(4)

     Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).

(5)

     Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).

(6)

     Verordening (EG) nr. 1185/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende statistieken over pesticiden (PB L 324 van 10.12.2009, blz. 1).

(7)

     Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

Verordening (EU) nr. 1305/2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

Verordening (EU) nr. 1306/2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).

Voorstel voor een verordening tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) (COM(2018) 392).

(8)

     Beschikbaar op: https://www.un.org/ga/search/view_doc.asp?symbol=A/RES/70/1&Lang=E

(9)

     Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/commission/files/reflection-paper-towards-sustainable-europe_nl

(10)

     Beschikbaar op: https://europa.eu/citizens-initiative/initiatives/details/2017/000002_nl

(11)

     Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/3/2017/NL/C-2017-8414-F1-NL-MAIN-PART-1.PDF

(12)

     Beschikbaar op: https://www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/SR20_05/SR_Pesticides_NL.pdf

(13)

     Europese Commissie, Mededeling over de Europese Green Deal, COM(2019) 640 final.

(14)

     België, Cyprus, Denemarken, Finland, Frankrijk, Ierland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje en Tsjechië.

(15)

     Bulgarije, Frankrijk, Hongarije en Spanje.

(16)

     Cyprus, Griekenland, Ierland, Litouwen, Oostenrijk, Portugal en Roemenië.

(17)

     Cyprus, Luxemburg, Malta en Roemenië.

(18)

     België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

(19)

     België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Litouwen, Luxemburg, Oostenrijk en Spanje.

(20)

     Cyprus, Estland, Finland, Hongarije, Ierland, Letland, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Tsjechië en Zweden

(21)

     Denemarken, Duitsland en Frankrijk.

(22)

     In het Deense NAP wordt de PLI gedefinieerd als een indicator van de potentiële totale belasting op de gezondheid en het milieu, op basis van verkoopgegevens en de milieu- en gezondheidskenmerken van pesticiden.

(23)

     Denemarken, Duitsland en Zweden.

(24)

     De Synops-risico-indicator is een model voor het beoordelen van het potentiële risico van gewasbeschermingsmiddelen in het milieu ( https://www.nap-pflanzenschutz.de/en/practice/assessment-of-pesticide-use/risk-analysis-synops/ ). 

(25)

     De indicator wordt beschreven in het Zweedse NAP, dat beschikbaar is via: https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/plant/docs/pesticides_sup_nap_swe_en.pdf  

(26)

     Het NODU wordt berekend op basis van de verkoopgegevens en stemt overeen met een aantal gemiddelde behandelingen die jaarlijks in Frankrijk op nationaal niveau op alle gewassen worden toegepast ( https://agriculture.gouv.fr/quest-ce-que-le-nodu ). 

(27)

     België, Cyprus, Denemarken, Finland, Ierland, Litouwen, Malta, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje en Tsjechië.

(28)

     Denemarken, Frankrijk en Luxemburg.

(29)

     Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/plant/docs/pesticides_sup_nap_pol-rev-2018_en.pdf  

(30)

     Beschikbaar op: https://appsso.eurostat.ec.europa.eu/nui/show.do?dataset=ef_m_farmleg&lang=en  

(31)

     België, Denemarken, Frankrijk, Luxemburg en Slovenië. 

(32)

     Richtlijn (EU) 2019/782 van de Commissie van 15 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de vaststelling van geharmoniseerde risico-indicatoren betreft (PB L 127 van 16.5.2019, blz. 4).

(33)

     Beschikbaar op: http://appsso.eurostat.ec.europa.eu/nui/show.do?dataset=aei_fm_salpest09&lang=en  

(34)

     Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/refit_en

(35)

         De relevante informatie voor elke lidstaat is beschikbaar op  https://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/sustainable_use_pesticides/harmonised-risk-indicators/trends-hri-ms_en  

(36)

     Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake de nationale actieplannen van de lidstaten en de vooruitgang op het gebied van de uitvoering van Richtlijn 2009/128/EG betreffende een duurzaam gebruik van pesticiden (COM(2017) 587 final) (beschikbaar op https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/plant/docs/pesticides_sup_report-overview_en.pdf ). 

(37)

     Beschikbaar op: https://www.consilium.europa.eu/nl/meetings/agrifish/2017/11/06/  

(38)

     Resolutie van het Europees Parlement van 12 februari 2019 inzake de uitvoering van Richtlijn 2009/128/EG betreffende een duurzaam gebruik van pesticiden ( 2017/2284(INI) ). Beschikbaar op: https://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+TA+P8-TA-2019-0082+0+DOC+XML+V0//NL  

(39)

     “Betere opleiding voor veiliger voedsel” (BTSF) is een opleidingsinitiatief van de Commissie op het gebied van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en de regels inzake de gezondheid en het welzijn van dieren en de plantgezondheid. Voor meer informatie, zie https://ec.europa.eu/food/safety/btsf_en

(40)

     Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/research/participants/data/ref/h2020/wp/2016_2017/main/h2020-wp1617-food_en.pdf (werkprogramma voor maatschappelijke uitdaging 2 voor 2016-2017) en  https://ec.europa.eu/research/participants/data/ref/h2020/wp/2018-2020/main/h2020-wp1820-food_en.pdf (werkprogramma voor maatschappelijke uitdaging 2 voor 2018-2020 (SFS-04, SFS-05 en SFS-6)).

(41)

     Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/food-farming-fisheries/farming/documents/factsheet-agri-plant-health_en.pdf  

(42)

     Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/research/participants/data/ref/h2020/wp/2018-2020/main/h2020-wp1820-food_en.pdf (SFS-6-2018-2020). 

(43)

     Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/information_society/newsroom/image/document/2018-18/agri_factsheets_07_ecological-approaches_ok_1545C778-C5D7-AA24-163D1DD06A4CDF2F_51894.pdf

(44)

     Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/eip/agriculture/en  

(45)

     Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/eip/agriculture/en/about/operational-groups  

(46)

     Bulgarije heeft nog geen links gedeeld op het webportaal over de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden.

(47)

     Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Organic_farming_statistics  

(48)

     Door de huidige randvoorwaarden en de toekomstige voorgestelde conditionaliteitsregelingen is er een verband tussen de ontvangst van volledige GLB-steun voor landbouwers en de naleving van basisregels inzake het milieu en de volksgezondheid.