Artikelen bij COM(2020)539 - Zweden Verslag opgesteld in overeenstemming met artikel 126, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 20.5.2020

COM(2020) 539 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Zweden

Verslag opgesteld in overeenstemming met artikel 126, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie


VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Zweden

Verslag opgesteld in overeenstemming met artikel 126, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie


1. Inleiding

Op 20 maart 2020 heeft de Commissie een mededeling aangenomen over de activering van de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact. De clausule, die in artikel 5, lid 1, artikel 6, lid 3, artikel 9, lid 1, en artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 en artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 is neergelegd, vergemakkelijkt de coördinatie van het begrotingsbeleid in tijden van ernstige economische neergang. In haar mededeling heeft de Commissie de Raad haar standpunt meegedeeld dat, gezien de verwachte ernstige economische neergang ten gevolge van de COVID-19-uitbraak, de huidige omstandigheden de activering van de clausule toelaten. Op 23 maart 2020 hebben de ministers van Financiën van de lidstaten ingestemd met de beoordeling van de Commissie. De activering van de algemene ontsnappingsclausule maakt het mogelijk tijdelijk af te wijken van het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting, mits de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt. Voor het corrigerende deel kan de Raad ook, op grond van een aanbeveling van de Commissie, een herzien begrotingstraject vaststellen. De algemene ontsnappingsclausule schorst de procedures van het stabiliteits- en groeipact niet. De clausule maakt het voor de lidstaten mogelijk af te wijken van de budgettaire vereisten die normaal gesproken van toepassing zouden zijn, terwijl de Commissie en de Raad in staat worden gesteld om de nodige beleidsmaatregelen op het gebied van beleidscoördinatie binnen het kader van het pact te nemen.

Uit gegevens waarvan de Zweedse autoriteiten op 31 maart 2020 kennisgeving hebben gedaan en die vervolgens door Eurostat zijn gevalideerd 1 , blijkt dat het overheidsoverschot in Zweden in 2019 uitkwam op 0,5 % van het bbp, terwijl de bruto-overheidsschuld 35,1 % van het bbp bedroeg. In het convergentieprogramma 2020 voorziet Zweden voor 2020 een tekort van 3,8 % van het bbp en een schuld van 39,9 % van het bbp.

Het voor 2020 voorziene tekort wijst op het eerste gezicht op het bestaan van een buitensporig tekort in de zin van het stabiliteits- en groeipact.

Tegen deze achtergrond heeft de Commissie daarom dit verslag opgesteld, waarin wordt geanalyseerd of Zweden het tekortcriterium van het Verdrag naleeft. Het schuldcriterium kan worden geacht te zijn nageleefd, aangezien de schuldquote in 2019 onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het bbp ligt. In dit verslag is met alle relevante factoren rekening gehouden, en is terdege rekening gehouden met de grote economische schok als gevolg van de COVID-19-pandemie.


Tabel 1. Overheidstekort en -schuld (% van het bbp)

20162017201820192020

COM
2021

COM
TekortcriteriumOverheidssaldo1,01,40,80,5-5,6-2,2
Bruto-overheidsschuld42,240,838,835,142,642,5

Bron: Eurostat, voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie.

2. Tekortcriterium


Volgens het convergentieprogramma 2020 voorziet Zweden dat het overheidstekort in 2020 3,8 % van het bbp zal bedragen, boven en niet dicht bij de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp.

De voorziene overschrijding van de referentiewaarde van het Verdrag in 2020 is uitzonderlijk, omdat deze het gevolg is van een ernstige economische neergang. Rekening houdend met de impact van de COVID-19-pandemie wordt in de voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie uitgegaan van een krimp van het reële bbp met 6,1 % in 2020.

De voorziene overschrijding van de referentiewaarde van het Verdrag zou volgens de voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie tijdelijk zijn: voorspeld wordt dat het overheidstekort in 2021 tot onder 3 % van het bbp zal dalen. Deze prognoses worden echter omgeven door een uitzonderlijk grote onzekerheid.

Kortom, het voor 2020 voorziene tekort ligt boven en niet dicht bij de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp. De voorziene overschrijding wordt als uitzonderlijk in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact beschouwd en wordt op dit moment ook als tijdelijk beschouwd. De analyse wijst er dus op dat op het eerste gezicht niet aan het tekortcriterium in het kader van het Verdrag en Verordening (EG) nr. 1467/97 is voldaan.

3. Relevante factoren

In artikel 126, lid 3, van het Verdrag is bepaald dat indien een lidstaat niet voldoet aan deze of aan een van deze criteria, de Commissie een verslag moet opstellen. In dat verslag moet “er tevens rekening mee [worden] gehouden of het overheidstekort groter is dan de investeringsuitgaven van de overheid en worden alle andere relevante factoren in aanmerking genomen, met inbegrip van de economische en budgettaire situatie van de lidstaat op middellange termijn”.

Die factoren worden nader omschreven in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1467/97, dat ook bepaalt dat terdege rekening moet worden gehouden met “alle andere factoren die naar het oordeel van de betrokken lidstaat relevant zijn om de naleving van de tekort- en schuldcriteria uitvoerig te kunnen beoordelen, welke factoren die lidstaat aan de Raad en de Commissie kenbaar heeft gemaakt”.

In de huidige situatie is een belangrijke extra factor waarmee voor 2020 rekening moet worden gehouden, de economische impact van de COVID-19-pandemie, die zeer aanzienlijke gevolgen heeft voor de begrotingssituatie en leidt tot hoogst onzekere vooruitzichten. De pandemie heeft ook geleid tot de activering van de algemene ontsnappingsclausule.


3.1.        De COVID-19-pandemie

De COVID-19-pandemie heeft geleid tot een grote economische schok die in de hele Europese Unie aanzienlijke negatieve gevolgen heeft. De gevolgen voor de bbp-groei zullen afhangen van de duur van de pandemie en de duur van de maatregelen die door de nationale autoriteiten en op Europees en mondiaal niveau worden genomen om de verspreiding ervan te vertragen, de productiecapaciteit te beschermen en de totale vraag te ondersteunen. De lidstaten hebben al begrotingsmaatregelen genomen – of werken daar op dit moment aan – om de capaciteit van hun gezondheidszorgstelsels te versterken en steun te verlenen aan de personen en sectoren die bijzonder hard door de crisis worden getroffen. Ook zijn belangrijke maatregelen ter ondersteuning van de liquiditeit en andere garanties goedgekeurd. Onder voorbehoud van nadere informatie moeten de bevoegde statistische instanties onderzoeken of die maatregelen een onmiddellijk effect op het overheidssaldo hebben of niet. Samen met de afname van de economische activiteit zullen die maatregelen ertoe bijdragen dat het overheidstekort en de schuldpositie van de overheid aanzienlijk hoger uitvallen.


3.2    Economische situatie op middellange termijn

De economie is in 2019 met 1,2 % gegroeid, vooral dankzij de sterke prestatie van de netto-uitvoer. Als gevolg van de COVID-19-pandemie wordt er in de voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie echter van uitgegaan dat het bbp van Zweden in 2020 met 6,1 % zal dalen door de verstoring van de economische activiteit als gevolg van de lockdownmaatregelen en een ongekende daling van de buitenlandse vraag. Verwacht wordt dat de particuliere consumptie zal worden getroffen door een toename van de werkloosheid en een zwak consumentenvertrouwen. Ook de investeringen zullen in 2020 naar verwachting sterk dalen doordat de onzekerheid groeit en de verwachte lagere vraag waarschijnlijk een impact zal hebben op de investeringsplannen van bedrijven. Deze vooruitzichten worden gekenmerkt door een uitzonderlijke onzekerheid over de duur van de pandemie en de economische impact daarvan. De sterke daling van het bbp is een verzachtende factor bij de beoordeling of Zweden het tekortcriterium van het Verdrag in 2020 naleeft.


3.3        Begrotingssituatie op middellange termijn

Volgens de begrotingsresultaten en de voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie heeft Zweden zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2019 meer dan bereikt.

Zweden heeft substantiële maatregelen vastgesteld om de pandemie in te perken en de economie te ondersteunen. In het convergentieprogramma wordt de budgettaire impact van die rechtstreekse steunmaatregelen voor 2020 op 2,4 % van het bbp geraamd. Het programma verwacht een verbetering van het overheidssaldo, vooral dankzij het terugdraaien van deze steunmaatregelen zodra de crisis achter de rug is.

Tegen de achtergrond van een uitzonderlijk grote onzekerheid over de economische vooruitzichten op middellange termijn, zijn de begrotingsvooruitzichten onderhevig aan vergelijkbare onzekerheidsmarges. Dit geldt ook voor de prognoses voor de kosten van budgettaire steunmaatregelen om de neergang op te vangen.


3.4    Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren

Op 11 mei 2020 hebben de Zweedse autoriteiten een brief gezonden met relevante factoren overeenkomstig artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1467/97. In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds in grote lijnen ingegaan op de belangrijkste factor die de autoriteiten naar voren hebben gebracht.


4. Conclusies

Volgens het convergentieprogramma zal het overheidstekort van Zweden in 2020 naar verwachting stijgen tot 3,8 % van het bbp, boven en niet dicht bij de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp. De voorziene overschrijding van de referentiewaarde wordt als uitzonderlijk en op dit moment ook als tijdelijk beschouwd.

In overeenstemming met het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact zijn in dit verslag ook de relevante factoren onderzocht. Aangezien een tekort van ruim boven de 3 % van het bbp wordt voorzien en rekening houdend met alle relevante factoren, wijst de analyse erop dat niet is voldaan aan het tekortcriterium in de zin van het Verdrag en van Verordening (EG) nr. 1467/97.

(1) https://ec.europa.eu/eurostat/documents/2995521/10294648/2-22042020-AP-EN.pdf/6c8f0ef4-6221-1094-fef7-a07764b0369f