Artikelen bij COM(2020)226 - Samenvatting van de jaarverslagen over de uitvoering van operationele programma’s die in 2018 zijn medegefinancierd door het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 8.6.2020

COM(2020) 226 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Samenvatting van de jaarverslagen over de uitvoering van operationele programma’s die in 2018 zijn medegefinancierd door het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen


1. INLEIDING

Het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) richt zich op de ergste vormen van armoede, zoals voedselgebrek, kinderarmoede en dakloosheid. In totaal beschikt het FEAD over een bedrag van 3,8 miljard EUR (lopende prijzen) 1 voor de periode 2014‑2020. De EU voorziet in maximaal 85 % van de financiering, die wordt aangevuld met eigen middelen van de lidstaten. Dit brengt de totale waarde van het fonds op ongeveer 4,5 miljard EUR.

De lidstaten kunnen het fonds op twee manieren gebruiken: i) voor een operationeel programma voor voedselhulp en/of fundamentele materiële bijstand (OP I); en/of ii) voor een operationeel programma voor sociale inclusie (OP II). Voedselhulp en/of fundamentele materiële bijstand moeten worden aangevuld met begeleidende maatregelen, bijvoorbeeld een doorverwijzing naar sociale voorzieningen.

Overeenkomstig artikel 13, lid 9, van Verordening (EU) nr. 223/2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen is deze samenvatting gebaseerd op de informatie in de verslagen over de uitvoering van 2018, zoals deze door de Commissie zijn aanvaard 2 . Alle 27 lidstaten hebben een verslag over de uitvoering ingediend. Het VK heeft geen verslag ingediend omdat dit land het FEAD tot op heden niet heeft uitgevoerd. Zoals in de voorgaande jaren wordt in deze samenvatting ingegaan op ontwikkelingen en financiële gegevens na 2018, voor zover daarover informatie beschikbaar is. Het gaat dan met name over het volgende meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode 2021‑2027 en de initiatieven van de Commissie in haar mandaatsperiode 2019‑2024.


2. RECENTE ONTWIKKELINGEN IN DE EU

Initiatieven voor de aanpak van armoede op basis van het MFK 2021‑2027 en vanuit de Commissie 2019‑2024

Het percentage mensen dat blootstaat aan het risico van armoede of sociale uitsluiting is voor het zesde opeenvolgende jaar gedaald, in 2018 naar 21,9 %. Het percentage ernstige materiële deprivatie is gedaald van 6,6 % in 2017 naar 5,9 % in 2018. Qua inwonertal komt dit neer op 29,7 miljoen mensen. 110 miljoen mensen blijven echter blootstaan aan het risico van armoede en sociale uitsluiting. Het aantal mensen dat aan dit risico blootstaat, is met slechts 7 miljoen gedaald; daarmee heeft de EU haar doel voor 2020 van ten minste 20 miljoen niet gehaald. Kinderen – vooral die met laaggeschoolde ouders – en personen met een handicap lopen een aanmerkelijk hoger risico op armoede. Door aanhoudende druk op de woningmarkt is de stijgende trend van dakloosheid en uitsluiting van de woningmarkt geen halt toegeroepen. Voor de meest achtergestelde groepen in de samenleving is de hulp van het FEAD daarom van cruciaal belang.

De Commissie heeft voorgesteld het FEAD bij het MFK 2021‑2027 te laten opgaan in het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+). Met het ESF+-voorstel wordt beoogd de sociale inclusie te bevorderen door het aandeel van de nationale ESF+-toewijzingen te vergroten (van 20 % in het huidige ESF naar ten minste 25 %) en de materiële deprivatie aan te pakken door op EU‑niveau een streefcijfer vast te stellen van 4 % en een minimumtoewijzing van 2 % per lidstaat. De Commissie is van mening dat met dit voorstel de middelen voor de bestrijding van materiële deprivatie stabiel zullen blijven ten opzichte van het huidige MFK. De onderhandelingen met de medewetgevers over het voorstel zijn inmiddels ver gevorderd. In april 2019 heeft de Raad overeenstemming bereikt over een gedeeltelijk onderhandelingsmandaat voor de trialogen. In dezelfde maand heeft het Europees Parlement een verslag met amendementen aangenomen, bevestigd bij stemming in het nieuwe EP. Ondertussen zijn de ESF+-trialogen begonnen.

De Commissie werk tevens aan een beleidsinitiatief voor het instellen van een “kinderwaarborg”. Overeenkomstig beginsel 11 van de Europese pijler van sociale rechten hebben kinderen recht op betaalbare en goede opvang en onderwijs en op bescherming tegen armoede. In dit beginsel staat ook dat kinderen uit kansarme milieus recht hebben op specifieke maatregelen die gelijke kansen versterken. Het initiatief is daarom een concreet resultaat van het actieplan tot uitvoering van de pijler.

Ter bestrijding van de coronaviruspandemie zijn er twee Corona Response-investeringsinitiatieven uitgewerkt en goedgekeurd. In april 2020 is het tweede gerichte investeringsinitiatief coronavirusrespons plus vastgesteld (CRII+) 3 . Dit initiatief voorziet in een buitengewone flexibiliteit in het gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen. Het voorziet daarnaast in de invoering van specifieke maatregelen voor de meest behoeftigen, waarbij de regels voor het FEAD worden veranderd en de beheerautoriteiten, partnerorganisatie en andere actoren in staat worden gesteld snel het hoofd te bieden aan opkomende uitdagingen. Zo zal het bijvoorbeeld mogelijk zijn om voedselhulp en fundamentele materiële bijstand te verstrekken met behulp van vouchers en te voorzien in persoonlijke beschermingsmiddelen om zodoende het risico op besmetting te verminderen. Het zal mogelijk zijn om maatregelen 100 % te financieren voor het boekjaar 2020‑2021.

Daarnaast heeft de Commissie een herzien meerjarig financieel kader (MFK) voorgesteld in de context van het herstel van de gevolgen van de COVID‑19-pandemie. In het kader van dit voorstel krijgen de lidstaten de mogelijkheid te herinvesteren in het FEAD om ervoor te zorgen dat de steun aan de meest behoeftigen wordt voortgezet en versterkt.


3. COÖRDINATIE VAN HET FEAD OP EU‑NIVEAU

De FEAD-deskundigengroep blijft voor de beheerautoriteiten het belangrijkste forum voor de uitwisseling van informatie over de uitvoering van het fonds. De deskundigengroep is twee keer – in 2018 en 2019 – bijeengekomen om aspecten over de uitvoering van het FEAD-programma te bespreken, waaronder met name begeleidende maatregelen, levensmiddelenschenkingen, audits en coördinatie met andere structuurfondsen. De Commissie heeft de bevindingen en aanbevelingen van zowel de tussentijdse evaluatie van het FEAD als het Speciaal verslag van de Europese Rekenkamer over het FEAD gepresenteerd aan de lidstaten. De Commissie zorgde ook geregeld voor updates over de voortgang van de ESF+-onderhandelingen, waarbij zij zich richtte op maatregelen voor de aanpak van materiële deprivatie en de sociale integratie van de meest behoeftigen.

Wat de betrekkingen met belanghebbenden betreft, heeft de Commissie tussen 2016 en eind 2019 18 bijeenkomsten van het FEAD-netwerk gehouden. Op elke bijeenkomst werden de deelnemers in de gelegenheid gesteld om casestudy’s voor te stellen en te vertellen over uitdagingen en oplossingen met betrekking tot een specifiek aspect over de uitvoering van het FEAD, bijvoorbeeld specifiek op kinderen, daklozen en ouderen gerichte outreach-activiteiten. Op de bijeenkomst in 2019 lag het accent op monitoring en evaluatie van het fonds, waarbij met name aandacht werd besteed aan de aanzienlijke inspanningen van beheerautoriteiten en partnerorganisaties. Voorts heeft de Commissie in 2018 en 2019 de jaarlijkse vergaderingen op EU‑niveau als bedoeld in de verordening gehouden, over door vertegenwoordigers van de partnerorganisaties aangedragen onderwerpen. In deze vergaderingen lag de nadruk op de overgang naar een nieuwe fase van capaciteitsopbouw. In de komende 18 maanden zullen de netwerkbijeenkomsten van het FEAD worden vervangen door activiteiten voor wederzijds leren. Deze activiteiten zouden de “FEAD-Gemeenschap” moeten helpen de resterende uitvoeringsproblemen en de mogelijkheden van het komende ESF+ doeltreffender te bespreken.


4. VOORTGANG BIJ DE UITVOERING VAN DE OPERATIONELE PROGRAMMA’S

4.1.Financiële uitvoering

De financiële uitvoering van de FEAD-programma’s gaf in 2018 een versnelling te zien. Het totaalbedrag van de subsidiabele overheidsuitgaven dat werd vastgelegd ter ondersteuning van concrete FEAD-acties, steeg gestaag van 564,7 miljoen EUR in 2016 naar 637,1 miljoen EUR in 2017 en 762,2 miljoen EUR in 2018. Eind 2018 bedroegen de cumulatief vastgelegde uitgaven (voor de periode 2014‑2018) bijna 2 732 miljoen EUR, ofwel 61 % van de totale financiële middelen van de programma’s (met inbegrip van EU-middelen en nationale medefinanciering). Ook het bedrag aan betalingen aan begunstigden steeg in 2018 aanzienlijk ten opzichte van de jaren ervoor (497,9 miljoen EUR tegenover 409,9 miljoen EUR in 2017 en 436,0 miljoen EUR in 2016). Zie tabel I in de bijlage 4 voor een uitgebreide financiële specificatie, opgesplitst per indicator en per lidstaat.

De betalingsaanvragen die de lidstaten in 2018 bij de Commissie hebben ingediend, beliepen 345,3 miljoen EUR aan subsidiabele overheidsuitgaven. Dit bedrag was lager dan in de jaren ervoor (478,2 miljoen EUR in 2017 en 353,4 miljoen EUR in 2016), deels vanwege de flexibiliteit die de lidstaten hebben bij de indiening van hun betalingsaanvragen. Er is voor 2014‑2018 in totaal 1 223,3 miljoen EUR aan subsidiabele overheidsuitgaven gedeclareerd bij de Commissie.

Op 31 december 2019 had de Commissie in totaal 1,5 miljard aan tussentijdse betalingen verricht (955 miljoen EUR eind 2018). Dat komt neer op meer dan 38 % van de totale toewijzing voor 2014‑2020.

De financiële uitvoering van het FEAD ligt in het algemeen op koers en stemt overeen met de uitvoering van het programma in de praktijk (zie volgende punt). De indicatoren geven aan dat de uitvoering in het algemeen is versneld, ondanks een stagnatie in geaggregeerde betalingsaanvragen. Bovendien zijn er slechts enkele automatische vrijmakingen toegepast (alleen in het kader van het programma van het VK, dat niet werd uitgevoerd).


4.2 Uitvoering in de praktijk

Bereik van het FEAD en profiel van de eindontvangers

De FEAD-bijstand is in 2018 in 26 lidstaten voortgezet, waarbij is voortgebouwd op de vorderingen die in voorgaande jaren zijn gemaakt. De meeste lidstaten (22 van de 26) hebben levensmiddelen verstrekt en/of fundamentele materiële bijstand verleend en begeleidende maatregelen genomen (OP I – zie tabel 1), waarbij CY, HU en LT in 2018 voor het eerst fundamentele materiële bijstand hebben verleend 5 . Vier lidstaten gingen door met de uitvoering van programma’s voor sociale inclusie (OP II – zie tabel 1). RO moest vanwege institutionele veranderingen zijn operationele programma herzien. Daarbij is vertraging ontstaan, die verder is opgelopen door problemen op aanbestedingsgebied. Daardoor heeft RO in 2018 geen bijstand verleend.

Tabel 1Soorten verleende bijstand in 2018

OPSoort bijstandLidstaat
OP IVoedselhulpBE, BG, EE, ES, FI, FR, IT, MT, PL, PT, SI (11)
Fundamentele materiële bijstandAT (1)
BeideCY, CZ, EL, HR, HU, IE, LT, LU, LV, SK (10)
OP IISociale inclusieDE, DK, NL, SE (4)

Bron: SFC2014

In 2018 hebben naar schatting 12,6 miljoen mensen profijt gehad van voedselhulp uit het FEAD, een miljoen mensen ontving materiële bijstand en 39 000 mensen hadden profijt van bijstand voor sociale inclusie. In totaal hebben bijna 13 miljoen mensen profijt gehad van FEAD-bijstand. Dit cijfer berust op een conservatieve schatting op basis van het jaarlijkse gemiddelde dat is gerapporteerd in de tussentijdse evaluatie van het FEAD voor 2014‑2017 6 . De meest significante stijgingen in het bereiken van meer mensen werden aangetroffen in HU (185 000 mensen meer dan in 2017), IE (92 011 meer), BE (82 619 meer) en PT (41 276 meer, al is het aantal nog steeds klein). Zeventien lidstaten gaven een daling te zien, met name HR (214 068 mensen minder dan in 2017), BG 7 , ES, FR (hoewel het aantal nog steeds groot is) en CZ. RO kampt nog steeds met uitvoeringsproblemen (verderop meer hierover).

Figure 1.Aantal personen dat voedselhulp en/of fundamentele materiële bijstand ontvangt


Figure 2.Totaal aantal personen dat bijstand voor sociale inclusie ontvangt


Bron: SFC2014

Het algemene profiel van de eindontvangers van FEAD-bijstand is in grote lijnen ongewijzigd gebleven. Net als in de afgelopen jaren bestond de grootste groep van de personen die bijstand ontvingen uit vrouwen – iets minder dan de helft (48 %). Kinderen ontvingen bijna 30 % van de beschikbare steun, gevolgd door migranten, personen met een buitenlandse achtergrond of minderheden (10 %) en daklozen (7 %). In 2018 waren de eindontvangers van het FEAD voor 8 % personen van 65 jaar of ouder en voor 5 % personen met een handicap. Deze cijfers zijn ramingen van de partnerorganisaties en moeten voorzichtig worden gebruikt.

Van de mensen die in 2018 voedselhulp, fundamentele materiële bijstand of bijstand voor sociale inclusie ontvingen, was 29 % kind. Dit aandeel bleef stabiel ten opzichte van de jaren ervoor. In verscheidene lidstaten ontvingen kinderen het grootste deel van de voedselhulp – met name in CY, HR, MT, HU en CZ, waar het percentage varieerde van 44 % tot 92 % van het totale aantal eindontvangers. In andere lidstaten, CY, IE, HU en AT, maakten kinderen een groot aandeel uit van de eindontvangers van fundamentele materiële bijstand – dat varieerde van 93 % tot 100 %. Programma’s in deze landen voorzien in specifieke steun voor kinderen. Kinderen in andere lidstaten (bv. BE, ES en FR) vormen een grote groep in het aantal ontvangers van voedselhulp, omdat met hun programma’s gezinnen met kinderen in kwetsbare situaties worden bereikt.


Box 1.Nationale voorbeelden van activiteiten om kinderen te bereiken

Tsjechië: CZ verstrekt op scholen gesubsidieerde maaltijden aan kansarme kinderen. Men is van mening dat schoolmaaltijden van goede kwaliteit voor kinderen in het voorschools en basisonderwijs het schoolbezoek bevorderen. Het aantal scholen dat aan dergelijke regelingen deelneemt, groeit gestaag. Goederen die in CZ voor materiële bijstand worden verstrekt, zijn onder andere vijf soorten zuigelingenvoeding en opvolgmelk voor verschillende leeftijdsgroepen, en babyvoeding.

Cyprus: Kinderen vormden een grote groep in het aantal eindontvangers van zowel voedselhulp als materiële bijstand (respectievelijk aandeel van 92 % en 100 %). Schoolkantines verstrekken gratis maaltijden aan de kinderen.

Kroatië: Volgens een schoolprogramma wordt bijstand verleend aan kinderen die in armoede leven of blootstaan aan het risico op armoede. Aan deze kinderen worden schoolmaaltijden verstrekt, alsmede schooltassen en andere benodigdheden voor school.

Malta: In 2018 is (als begeleidende maatregel) een regeling ingesteld voor het uitreiken van fruit, groenten en melk aan schoolkinderen om de kinderen ontvankelijk te maken voor kwaliteit en duurzaam voedsel. Kinderen uit kwetsbare gezinnen en gezinnen met een zeer laag inkomen krijgen ook hulp bij het betalen van schoolbenodigdheden, zoals een schooluniform en schrijfmaterialen, buitenschoolse activiteiten en andere basisbehoeften.

Hongarije: Kinderen vormen binnen de eindontvangers een grote groep. Kinderen uit arme gezinnen ontvangen steun in de vorm van voedselpakketten en fundamentele materiële bijstand.

Ierland: Bij gezinnen die in aanmerking komen voor hulp van de voedselbank profiteren de kinderen mee. Aan vluchtelingenfamilies die een nieuwe woning betrekken, worden zogenaamde “home-starter kits” (die ook babypakketten bevatten) uitgereikt. Daar hebben ook kinderen voordeel bij. In 2018 hebben 40 000 schoolkinderen en 1 000 kinderen van aanvragers van internationale bescherming die in een door de staat toegewezen onderkomen zijn gehuisvest, schoolpakketten ontvangen.

Oostenrijk: Ondersteuning in de vorm van schooltassen en -spullen is rechtstreeks gericht op kinderen in de schoolgaande leeftijd uit gezinnen met een minimuminkomen.

Spanje: Om aan de specifieke behoeften van kinderen te voldoen en hun gezondheid, groei en ontwikkeling te bevorderen, worden aan achtergestelde gezinnen bepaalde levensmiddelen uitgereikt (bv. potjes babyvoeding, graanhoudende kindervoeding en vervolgmelkpoeder).

Circa 10 % van de eindontvangers bestond uit migranten, personen met een buitenlandse achtergrond of minderheden. Daarbij zij echter vermeld dat informatie over migranten die bijstand ontvangen, om redenen van gegevensbescherming niet altijd wordt verstrekt (EL, FR en SK). Onder deze groepen ging de meeste aandacht uit naar vluchtelingen en asielzoekers (vermeld in 45 % van de op migranten gerichte OP’s).

In 2018 bestond naar schatting 7 % van de eindontvangers van het FEAD uit daklozen. Dat is een stijging ten opzichte van 2017. Het aantal daklozen is echter heel moeilijk te schatten omdat zij niet ingeschreven staan en vaak weinig geneigd zijn persoonlijke informatie te verstrekken. De belangrijkste oorzaak van de stijging van het aantal daklozen is bovendien dat FR in 2017 daarover niet heeft gerapporteerd en in 2018 wel. In CZ, FR en IE krijgt meer dan 10 % van de daklozen voedselhulp. Met uitzondering van ES gaf het aandeel daklozen dat in 2018 bijstand ontving, een daling te zien ten opzichte van 2017, vooral in IT.

OP I – Voedselhulp

De voedselhulp bleef in grote lijnen stabiel ten opzichte van het jaar ervoor. De meeste van de 21 lidstaten die aan het programma deelnamen, hebben de hoeveelheid verstrekte levensmiddelen verhoogd of gehandhaafd. Er is in 2018 in totaal iets minder voedselhulp verleend dan in 2017, doordat er in enkele van de grotere lidstaten minder maaltijden of voedselpakketten werden verstrekt. Vijf lidstaten (ES, FR, PL, IT en BG) waren verantwoordelijk voor 82 % van de totale hoeveelheid verstrekte levensmiddelen in 2018. Drie lidstaten hebben de hoeveelheid verstrekte levensmiddelen aanzienlijk verhoogd (PT, HU en IE). Tien lidstaten hebben minder voedselhulp verleend dan in 2017 – waarvan BE, EE, HR, IT en SI aanzienlijk minder. 

Figuur 3: Verleende voedselhulp in 2014‑2018 (× 1 000 ton) per lidstaat


Bron: SFC2014

Meer dan de helft (55 %) van de voedselhulp bestond uit zuivelproducten en uit meel, brood, aardappelen en andere zetmeelrijke producten. Het percentage zuivelproducten was bijzonder hoog in BE en FR. In FI, IT, LV en SK was het percentage meel, brood, aardappelen en andere zetmeelrijke producten hoog. De gedistribueerde hoeveelheid groente en fruit is geleidelijk gestegen van 9 % in 2014 naar 17 % in 2018 8 . De hoeveelheid vetten en oliën varieerde en komt uit op gemiddeld 6 %. Het percentage kant-en-klare levensmiddelen is tamelijk hoog in HU en IE maar is met circa 11 % over de gehele EU gezien verder redelijk laag. In IE zijn kant-en-klare levensmiddelen opgenomen in de categorieën levensmiddelen waar partnerorganisaties om verzoeken. Dat heeft te maken met de vraag van de klant en, in verband daarmee, het verminderen van voedselverspilling. De kosten van per persoon verstrekt voedsel verschillen aanzienlijk tussen de lidstaten en van jaar tot jaar. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan de hoeveelheid en het soort verstrekte producten (bv. een hoog percentage versproducten) en de intensiteit van de steun.

Met uitzondering van CY hebben alle 21 lidstaten die voedselhulp hebben verleend, het voedsel verstrekt in de vorm van gestandaardiseerde voedselpakketten. Veertien lidstaten hebben ook maaltijden verstrekt: BE, BG, CY, CZ, EL, ES, FI, HR, HU, IE, IT, LV, PL en SK. Sommige lidstaten verstrekten ook kant-en-klaarmaaltijden aan schoolkinderen (CY, CZ, HR en IT) of daklozen (FI, HU, IT, LV, PL en SK). De voedselbank van EE heeft nauw samengewerkt met lokale autoriteiten en heeft zich in samenwerking met gemeenten ingespannen om de hulp zo dicht mogelijk bij de mensen thuis te brengen. Dankzij goede communicatie tussen de partners is 95 % van de voedselhulppakketten tijdens de doelperiode gedistribueerd. Net als in voorgaande jaren werd de voedselhulp die door partnerorganisaties in BG, CY, HU en ES werd verleend, helemaal gefinancierd uit het FEAD. In de andere lidstaten vulden partnerorganisaties de FEAD-voedselhulp aan met voedselproducten die vanuit andere bronnen werden gefinancierd of gedoneerd.

OP I – Fundamentele materiële bijstand

Het aantal ontvangers van fundamentele materiële bijstand is eveneens aanzienlijk gestegen. In 2018 hebben de lidstaten voor 13,2 miljoen EUR aan fundamentele materiële bijstand verleend, 29 % meer dan in 2017, toen al 25 % meer fundamentele materiële bijstand werd verleend dan in 2016. Deze aanzienlijke stijging is grotendeels toe te schrijven aan drie lidstaten die in 2018 voor het eerst fundamentele materiële bijstand hebben verleend: CY, HU en LT. Acht lidstaten zetten de verlening van fundamentele materiële bijstand op dezelfde voet voort als in 2017 (AT, CZ, EL, HR, IE, LU, LV en SK). De meeste goederen werden gedistribueerd in drie lidstaten: AT, CZ en EL (zie figuur 4). In CZ, EL, HR en SK was de bijstand gericht op daklozen, die werden voorzien van hygiëne- en andere producten. In HR ontvingen zij ook keukengerei en kleding, en in EL en HR ontvingen zij slaapzakken/dekens.

Schoolbenodigdheden en persoonlijke verzorgingsmiddelen voor gezinnen met kinderen bleven de belangrijkste goederen die in het kader van de fundamentele materiële bijstand werden verstrekt. Bijstand die in 2018 aan gezinnen werd verleend, bestond onder andere uit schrijfmateriaal en schoolbenodigdheden (AT, EL, HR, IE en LV), schooltassen (AT, EL, HR en LV), babyverzorgingspakketten (HR, HU en IE), luiers en babydoekjes (EL) en sportuitrusting en ‑kleding (HR). In EL, IE, HU, LU, LV en SK werden ook artikelen gedistribueerd zoals wasmiddel, waspoeder (voor bonte was), vaatwasmiddel, luiers, zalf en zeep voor baby’s en peuters, natte doekjes en luiers.

Figuur 4. Totale waarde in geld van goederen in 2014‑2018 en per lidstaat 


Bron: SFC2014

OP I – Begeleidende maatregelen

Alle lidstaten die in 2018 OP I‑programma’s hebben uitgevoerd, hebben ook begeleidende maatregelen ingevoerd. Succesvolle maatregelen omvatten: i) communicatie-activiteiten inzake “advies over het beheer van een huishoudbudget”, “voorkomen van voedselverspilling” en “selectie van voedselvoorraden” (PT); ii) een tijdschrift in de Estse en Russische taal met als titel “Help” 9 uitgedeeld aan ontvangers van voedselhulp (EE); iii) verspreiding van kookboekjes met recepten waarbij ingrediënten van FEAD-voedselpakketten en algemeen gedoneerde levensmiddelen worden gebruikt (FI); iv) het project van het Rode Kruis “We Are Together”, dat kinderen uit kansarme milieus culturele ervaringen laat opdoen, hulp bij huiswerk biedt, begeleiding verzorgt en andere bijstand verleent (SI); v) het project “Tackling economic vulnerability through volunteering opportunities” onder beheer van Zadar Archdiocese Caritas (HR), dat verder gaat dan materiële bijstand en deelnemers aanmoedigt in actie te komen om de oorzaken van armoede aan te pakken; en vi) bij de schooltassen een brochure meegeven waarin tips staan voor schoolkinderen over allerlei onderwerpen, variërend van school en huiswerk tot psychische problemen (AT).

De meeste lidstaten hebben een combinatie van begeleidende maatregelen toegepast, terwijl slechts enkele lidstaten ervoor kozen zich enkel op een of twee activiteiten te richten. In 2018 (zie figuur 5) werden onder meer de volgende begeleidende maatregelen genomen:

·advies over het bereiden en bewaren van levensmiddelen (BE, BG, EE, FI, FR, LT, LU, PL, PT, SK)

·voorlichtingsactiviteiten ter bevordering van gezonde voeding/kookworkshops (BE, BG, CZ, EE, ES, FI, FR, HR, IT, LT, LU, LV, MT, PL, PT, SI)

·advies over manieren om voedselverspilling te verminderen (BE, BG, LT, PL, PT)

·advies over persoonlijke verzorging (BG, HU, LT, LV, SK)

·verwijzing naar bevoegde diensten (sociaal/administratief) (AT, BE, BG, EE, ES, FI, FR, IE, IT, LT, LU, LV, MT, SK)

·individuele begeleiding en workshops (BE, BG, CZ, EE, EL, ES, FR, LT, LU, LV, MT, SI, SK)

·psychologische en therapeutische ondersteuning (BE, BG, CZ, CY, EE, EL, HU, IT, LT, LV, SI, SK)

·advies over het beheer van een huishoudbudget (BE, BG, CZ, EL, FI, IT, LT, LV, MT, PL, PT, SK)

·sociale en vrijetijdsactiviteiten (CZ, EL, FI, FR, LT, LU, PL, SI)

·educatieve activiteiten en vaardigheidstrainingen/-programma’s (EE, HR, IT, LT, MT, SI)

·verlening van juridische diensten (BE, EE, FR, IT, LT, SK)

andere (BE, EE, FI, IE, IT, LV, MT, SI).


Figuur 5: Soorten begeleidende maatregelen die in 2018 zijn genomen (n=22)


OP II — Sociale inclusie

Net als in voorgaande jaren hebben DE, DK, NL en SE maatregelen voor sociale inclusie genomen.

In DE bestond de belangrijkste activiteit uit contact leggen met volwassen nieuwkomers en daklozen en hun toegang tot begeleiding en ondersteuning verbeteren. DE heeft verschillende doelstellingen op dit gebied al overtroffen. Bijna 90 % van de volwassen nieuwkomers en daklozen die in 2018 aan activiteiten voor sociale inclusie hebben deelgenomen, bleven gebruikmaken van sociale voorzieningen (terwijl gemikt werd op 50 %). Het totale aantal daklozen en mensen met risico op dakloosheid dat in 2018 advies had ontvangen, bedroeg 21 564 – een aantal dat hoger is dan het specifieke programmadoel. Er werd ook goede vooruitgang geboekt in het bereiken van minderjarige nieuwkomers in de kleuterleeftijd (12 237) en hun ouders (13 734). Het doel om in 2020 19 700 kinderen en ouders te bereiken, zou daarom haalbaar moeten zijn.

In DK zijn de omstandigheden voor daklozen – en daklozen uit andere EU‑landen met toestemming om in DK te verblijven – verbeterd dankzij toegang tot opvang en sociaal werkers. Via outreach-activiteiten zijn deze mensen gehuisvest in tijdelijke onderkomens. Zij konden aan sociale en netwerkevenementen deelnemen en bij een particulier bedrijf werkervaring opdoen. De activiteiten werden aangepast aan de bijzonder kwetsbare situatie van dakloze migranten die te kampen hebben met taalbarrières en andere uitdagingen. In totaal hebben 1 412 personen profijt gehad van deze activiteiten in de periode 2014‑2018. Daarmee is het streefcijfer voor de programmaperiode 2014‑2020 (1 400) al overtroffen.

In NL werd het project “Ouderen in de wijk” in 2018 voortgezet met 776 deelnemers. Minder dan in 2017 maar ruim boven het aantal in 2016. Met dit project wordt beoogd de sociale uitsluiting onder achtergestelde ouderen te verminderen. Alle bereikte personen waren ouder dan 65 jaar. Het totale aantal deelnemers voor 2014‑2018 bedroeg 2 274 – 45 % van het streefcijfer (5 000). Een belangrijk resultaat was dat, toen het programma twee jaar liep, zo’n 84 % van de bereikte ouderen er nog steeds bij betrokken was, 45 % aangaf dat hun sociale netwerk was uitgebreid en 35 % een verbetering meldde van hun digitale en financiële vaardigheden. Er is in 2018 veel aandacht besteed aan het bereiken van ouderen met een migratieachtergrond, bv. ouderen van Turkse of Marokkaanse afkomst, die niet eenvoudig te bereiken zijn en daardoor eerder geïsoleerd raken. Van de deelnemers aan het project was 29 % niet in Nederland geboren.

De maatregelen voor sociale inclusie in SE zijn gericht op gezondheidsbevordering en basisinformatie over de Zweedse samenleving voor behoeftigen afkomstig uit andere EU-lidstaten of EVA-landen. De belangrijkste doelgroepen zijn daklozen (of mensen met risico op dakloosheid), migranten, mensen met een buitenlandse achtergrond, minderheden en vrouwen. Met het programma zijn tot dusver 2 016 mensen bereikt, waarvan 414 in 2018. Het percentage personen dat aangaf steun of bijstand te hebben ontvangen, is vanaf 2016 geleidelijk gestegen van 43 % naar 84 % in 2018. Het percentage personen dat aangaf dat zij door de omstandigheden beter in staat waren voor hun gezondheid en hygiëne te zorgen, is ook gestegen – van 38 % in 2016 naar 82 % in 2018. Het streefcijfer van 40 % voor beide indicatoren is aanzienlijk overschreden.

Obstakels voor de uitvoering

Negentien lidstaten hebben melding gemaakt van obstakels voor de uitvoering. Deze obstakels omvatten: i) resterende logistieke problemen, bv. levering en opslag (EL, FI, HU, PT); ii) juridische kwesties, bv. bij aanbestedingen of gegevensbescherming (BE, BG, EE, EL, HU, IT, MT, PT, RO); iii) gebrek aan capaciteit bij partnerorganisaties (DK, HU, PL); iv) problemen bij het bereiken van doelgroepen (EE, HU, LV, PL en SE); v) problemen bij het monitoren en verzamelen van gegevens over eindontvangers (HU, IT, RO); en vi) problemen met de verstrekte goederen, bv. met betrekking tot kwaliteit, diversiteit en gewicht 10 (FR, HU). RO had tevens te kampen met algemene uitvoeringsproblemen, met name op het gebied van aanbesteding en capaciteit. Ondanks dat de Commissie geregeld toezicht uitgeoefend en steun verleend heeft en de beschikbare technische bijstand actief is aangewend om de capaciteit van de beheerautoriteit voor het FEAD te verbeteren, konden de problemen tijdens het verslagjaar niet worden opgelost.

De flexibiliteit van het FEAD en de krachtige samenwerking tussen de beheerautoriteiten en partnerorganisaties hebben landen geholpen een groot deel van deze obstakels te overwinnen. De beheerautoriteiten hebben een bijeenkomst over IT georganiseerd met begunstigden van materiële bijstand om bij implementatieproblemen aanvullende ondersteuning te bieden. In 2018 heeft FR zijn beheersysteem gewijzigd en nieuwe procedures vastgesteld, met name voor interne controle, logistiek en technische bijstand om het controlespoor van het programma af te ronden.

Horizontale beginselen

In artikel 5 van de verordening betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen zijn horizontale beginselen vastgelegd die over de gehele linie moeten worden toegepast bij de ontwikkeling en uitvoering van het fonds. Het gaat daarbij onder meer om complementariteit van de financiering, gendergelijkheid, antidiscriminatie, voorkomen van voedselverspilling, evenwichtige voeding en aspecten op het gebied van milieu en klimaat. De lidstaten dienen deze beginselen in acht te nemen en hierover verslag uit te brengen in hun jaarverslagen over de uitvoering.

De lidstaten houden rekening met deze algemene beginselen. Zij voldoen aan het complementariteitsbeginsel door gebruik te maken van andere financieringsinstrumenten. In EE is het ministerie van Sociale Zaken ook de intermediaire instantie voor het ESF, waardoor een uniforme visie en informatiestroom ten aanzien van de door de twee fondsen te verlenen diensten verzekerd is. FI heeft melding gemaakt van synergieën tussen projecten voor sociale inclusie die door het ESF zijn medegefinancierd, en die gelden als begeleidende maatregelen voor de verstrekking van voedselhulp in het kader van het FEAD.

Verscheidene lidstaten hebben toegelicht hoe zij het beginsel van gendergelijkheid toepassen. CZ legt contact met alleenstaande moeders, die door het land als bijzonder kwetsbare groep is aangemerkt. DE richt zich op het adviseren van vrouwen over kinderopvang en gezondheidskwesties en heeft genderfactsheets uitgebracht voor gebruik door partnerorganisaties. Twee projecten in SE zijn specifiek gericht op de gezondheid van vrouwen en andere projecten zijn aangepast om ze beter af te stemmen op vrouwen. In SE en NL bedroeg het aandeel vrouwen onder de ontvangers van bijstand voor sociale inclusie 80 %.

De meeste lidstaten maakten uitdrukkelijk melding van antidiscriminatiemaatregelen. DE en LV verstrekken richtlijnen en houden workshops over non-discriminatie. In HU word rekening gehouden met de speciale behoeften van personen met een handicap. Zo wordt voedselhulp verleend op obstakelvrije locaties en wordt hulp geboden bij het in ontvangst nemen van het voedselpakket. LU zorgt voor toegankelijkheid voor personen met een handicap. BG stelt dat het FEAD bijdraagt tot gelijke kansen door op basis van etnische afkomst en godsdienst specifieke maaltijden aan te bieden.

De meeste nationale FEAD-programma’s geven prioriteit aan maatregelen voor de aanpak van voedselverspilling. IE gaat voedselverspilling tegen door levensmiddelen afkomstig van supermarkten te combineren met voedselhulp van het FEAD. In MT en ES worden voedselpakketten aangepast aan de behoeften van de ontvangers om verspilling te voorkomen. SI geeft prioriteit aan een doeltreffende werking van het voedseldistributiesysteem om te zorgen dat mensen snel en ruim voor de uiterste houdbaarheidsdatum het voedsel ontvangen. In BE wordt als onderdeel van het FEAD verse soep verstrekt dat met onverkochte levensmiddelen is bereid. Voorts moedigt BE levensmiddelenschenkingen aan met een btw-vrijstelling en een handvest tussen de voedselhulpsector en grootwinkelbedrijven. In FR wordt de “anti-afvalwet” uit 2016 op grote schaal toegepast door partnerorganisaties, wat heeft geleid tot een aanzienlijke afname van de voedselverspilling. In hun aanbestedingsprocedure voor de selectie van leveranciers is in 2016 de voorwaarde toegevoegd dat er rekening wordt gehouden met de koolstofvoetafdruk bij het vervoer van levensmiddelen. De aanbestedingsdocumentatie in HR met betrekking tot voedselgebrek, materiële ontbering en technische bijstand vermeldt wat er gedaan moet worden om voedselverspilling te voorkomen, de productveiligheid te waarborgen en de volksgezondheid en het milieu te beschermen. In LT gaan resten van voedselpakketten naar kantines die voedsel bereiden en aanbieden aan daklozen.

Veel lidstaten verklaarden dat zij zorgen voor gevarieerde en evenwichtige voeding. In FR worden de maaltijden aangepast aan de leeftijd en leefomstandigheden van de ontvangers. Bij de voedselpakketten in PT wordt beoogd om aan ten minste 50 % van de eisen voor de individuele voedingswaarde en energiebehoefte te voldoen. In de dagelijkse porties zijn alle zeven voedselgroepen vertegenwoordigd. Om te zorgen dat er uitgebalanceerd voedsel wordt verstrekt, heeft SK de samenstelling van zijn voedselpakketten laten beoordelen door de nationale volksgezondheidsinstantie. In EE is het nationaal instituut voor gezondheidsontwikkeling gevraagd om advies over de voedselpakketten. Het instituut beval aan om voedsel met algemeen voorkomende allergenen (zoals noten en noothoudende producten) te vermijden. BG volgde de instructies van het ministerie van Volksgezondheid en nam de feedback van ontvangers ter harte. LV organiseerde activiteiten voor gezondheidsbevordering waarbij niet alleen aandacht werd besteed aan een gezond voedingspatroon en een gezonde levensstijl, maar ook aandacht werd besteed aan zaken als kinderopvang, verslavingspreventie, EHBO-vaardigheden, noodmaatregelen en ziektepreventie. 

Veel lidstaten houden rekening met klimaat- en milieuaspecten. AT meldt dat om milieuredenen werd gekozen voor kwalitatief hoogwaardige, duurzame producten. In CZ worden via het FEAD alleen producten besteld die vriendelijk zijn voor het milieu en recyclage stimuleren. Bij de keuze van artikelen uit een warenmand laten partnerorganisaties zich leiden door behoeften van de gebruikers om het risico dat er producten worden aangeboden die niemand wil, zoveel mogelijk te beperken en verspilling te voorkomen.


Evaluaties

Uit grondige evaluaties is gebleken dat FEAD-activiteiten in het algemeen positieve effecten hebben in de lidstaten. Zo bevat het verslag van LU de conclusie dat de bijstand uit het FEAD het land in staat stelt begrotingsmiddelen vrij te maken voor andere openbare behoeften. Een nationaal onderzoek in PT laat zien dat dankzij de voedselhulp 72 % van de mensen waarvoor het OP is bedoeld, hun huishoudbudget beter kan beheren. In de evaluatie van FR wordt gesteld dat de complexe en multidimensionale aard van armoede onzekerheden schept betreffende het verband tussen het FEAD-programma en armoedevermindering. Omdat voedselhulp echter het eerste contact vormt met mensen die in problemen zijn en het pad effent naar geïndividualiseerde ondersteuning, zou het positieve effect ervan na verloop van tijd zichtbaar moeten worden.

Enkele lidstaten hebben gebruikgemaakt van specifieke evaluatiecriteria en/of specifieke kwesties geëvalueerd. BE deed marktonderzoek om te bepalen welke gezonde producten kunnen worden gekocht en verstrekt met zo min mogelijk effect op het milieu. EL deed onderzoek naar de bijdrage van het programma aan de bestrijding van voedselonzekerheid. Gekeken werd of de bereikte voedingsinname met de wetenschappelijke aanbevelingen overeenkwam en bij de ontvangers de kwaliteit van leven verbeterde. 

Box 2.Evaluatieactiviteiten in IE en ES

De beheerautoriteit voor het FEAD in IE houdt regelmatig enquêtes onder belanghebbenden. De belangrijkste bevindingen zijn dat de bijstand een positief effect heeft op kansarme groepen. De hulp helpt hen vooruit te komen in het leven, hun sociale contacten te vergroten en geld vrij te maken voor andere essentiële zaken. Er was lof voor de hoge kwaliteit van de schoolpakketten en de kinderen die er profijt van hadden, waren erg blij dat zij spullen hadden die kwalitatief niet onderdeden voor die van hun vriendjes. Een ander groot voordeel is dat voedselbanken hun voorraden konden vergroten en de regelmaat van de verstrekkingen kon worden gewaarborgd. Bovendien heeft “FoodCloud Hubs”, de belangrijkste partnerorganisatie, levensmiddelen van supermarkten kunnen combineren met door het FEAD-gefinancierd voedsel. Dat is goed voor het milieu want hoe minder voedselafval er wordt gestort en verbrand, des te lager de koolstofemissies.

In ES hebben het Rode Kruis en het landelijk verbond van voedselbanken in 2018 een uitgebreide beoordeling gemaakt van het FEAD 11 . In het verslag wordt geconcludeerd dat de FEAD-bijstand door de ontvangers zeer wordt gewaardeerd; 96 % zou de bijstand aanbevelen aan anderen en 76 % zegt dat de voedselhulp “hun veel problemen bespaart”. Het bevat echter ook de bevestiging dat het programma – in weerwil van alle hulp om de ergste armoede te verlichten en de voedingsbehoeften van gezinnen te lenigen – gezinnen en individuen onvoldoende in staat stelt te ontsnappen uit de precaire situatie waarin zij verkeren.


5.CONCLUSIES

De financiële vastleggingen in het kader van het FEAD-programma zijn aanzienlijk gestegen en hebben in 2018 een niveau bereikt van 762,2 miljoen EUR. De cumulatief vastgelegde uitgaven voor de periode 2014‑2018 kwamen uit op bijna 2 732 miljoen EUR, ofwel 61 % van de totale financiële middelen van de programma’s (EU- en nationale medefinanciering). Hieruit blijkt dat de uitvoering van de FEAD-begroting op koers ligt. De betalingen vertoonden eveneens een sterke groei: op 31 december 2019 bedroegen de tussentijdse betalingen door de Commissie meer dan 38 % van de totale toewijzing voor 2014‑2020 (25 % eind 2018).

De meeste lidstaten hebben de positieve resultaten van de afgelopen jaren geconsolideerd en goede vorderingen gemaakt bij het verwezenlijken van hun doelstellingen. In 2018 hebben 26 lidstaten succesvol FEAD-bijstand verleend. De voedselhulp bleef in grote lijnen stabiel ten opzichte van het jaar ervoor. De verlening van fundamentele materiële bijstand nam verder toe; er werd in 2018 29 % meer bijstand verleend dan in 2017. CY, HU en LT hebben in 2018 voor het eerst fundamentele materiële bijstand verleend. Niettemin bestaan er nog steeds een aantal problemen bij de uitvoering (met name vertragingen), evenals logistieke en juridische knelpunten, problemen bij het bereiken van de doelgroepen, moeilijkheden op het gebied van toezicht en evaluatie en capaciteitstekorten bij partnerorganisaties. De meeste lidstaten konden deze problemen oplossen dankzij het vertrouwen van en de samenwerking met belanghebbenden, al waren soms programmawijzigingen nodig. Als gevolg van institutionele veranderingen en hardnekkige aanbestedingsproblemen slaagde RO er niet in om in 2018 bijstand te verlenen, ondanks nauwlettende monitoring door de Commissie.

In 2018 hebben naar schatting bijna 13 miljoen mensen FEAD-steun gekregen. De FEAD-steun is door de jaren heen stabiel gebleken. Voedselhulp blijft de meest voorkomende vorm van bijstand. Van het totale aantal eindontvangers kregen ruim 12,5 miljoen (92 %) voedselhulp en ongeveer 998 000 (7 %) fundamentele materiële bijstand in 2018, terwijl bijna 39 000 personen aan programma’s ter bevordering van sociale inclusie deelnamen (FEAD OP II). Net als de afgelopen jaren vormden kinderen de grootste groep ontvangers van bijstand (29 % van alle eindontvangers). Daklozen (7 %) en personen met een handicap (5 %) behoorden tot de specifieke doelgroepen. Naar schatting 10 % van alle ontvangers van bijstand waren migranten, personen met een buitenlandse achtergrond of minderheden. 8 % van de ontvangers waren personen van 65 jaar of ouder.

Net als de afgelopen jaren blijkt uit de verslagen dat de doeltreffende en efficiënte uitvoering van het FEAD te danken is aan de flexibiliteit ervan. Wat kennis van de doelgroepen en outreach betreft, hebben de partnerorganisaties een zeer belangrijke rol gespeeld. Het FEAD heeft partnerorganisaties geholpen efficiënter te opereren, bijvoorbeeld met betrekking tot leveringstijden en institutionele samenwerking. Bovendien hebben de lidstaten en de partnerorganisaties besluiten kunnen nemen over hoe en wanneer ze doelgroepen bereiken. Dit was essentieel voor het tot stand brengen van relaties van wederzijds vertrouwen met de eindontvangers.

Begeleidende maatregelen zijn algemeen gangbaar en meer divers geworden. Alle OP I‑lidstaten die in 2018 het FEAD hebben uitgevoerd, hebben volgens hun verslagen begeleidende maatregelen ingevoerd. Educatieve activiteiten ter bevordering van een gezonde voeding/kookworkshops waren de meest voorkomende begeleidende maatregelen, gevolgd door individuele coaching en workshops, en psychologische en therapeutische ondersteuning. De doorverwijzing naar bevoegde diensten is nog steeds van cruciaal belang om armoede te bestrijden. Al met al is er een reeks goede praktijken ontstaan.

In het algemeen geven de lidstaten aan dat zij zich hebben gehouden aan de horizontale beginselen. Alle lidstaten hebben ervoor gezorgd dat mannen en vrouwen gelijke toegang tot bijstand hebben en de meeste lidstaten benadrukten dat er niet werd gediscrimineerd op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Sommige lidstaten hebben inspanningen geleverd om de inhoud van de FEAD-voedselpakketten op de wensen van de partnerorganisaties en de eindontvangers af te stemmen om voedselverspilling te voorkomen. De lidstaten hebben inspanningen geleverd om voornamelijk gezond voedsel te verstrekken en ze hebben bijzondere aandacht geschonken aan opslag, tijdige distributie en het gebruik van gerecycleerde materialen. Deze aspecten hebben ook bijgedragen tot de bescherming van klimaat en milieu.

Nu het FEAD de laatste stadia van uitvoering ingaat, verschuift de aandacht naar de succesvolle integratie van steun aan de meest behoeftigen in het ESF+-programma. De Commissie heeft met het ESF+-voorstel uit 2018 de basis gelegd voor een succesvolle voortzetting van steun aan de meest behoeftigen. Uit de huidige onderhandelingen tussen de medewetgevers blijkt dat de intentie om synergieën te creëren, vereenvoudigingen door te voeren en de steun stevig te verankeren in een brede aanpak ter bevordering van sociale inclusie ten zeerste wordt gewaardeerd. Het is nu zaak dat de onderhandelingen tot een succesvol einde worden gebracht zodat de dialoog over de programmering van het ESF+ de laatste fase kan ingaan en de programma’s zonder vertraging kunnen worden ingediend. Het ESF+-programma is van cruciaal belang om het economisch en sociaal herstel na de coronaviruspandemie te ondersteunen en een rechtvaardige transitie naar een klimaatneutrale economie te bevorderen overeenkomstig de ambities van de Europese Green Deal 12 en in combinatie met het Fonds voor een rechtvaardige transitie 13 . Het zal ook een belangrijke rol spelen bij de verwezenlijking van de Europese pijler van sociale rechten 14 .

(1)

Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (PB L 72 van 12.3.2014, blz. 1). Deze verordening is in augustus 2018 gewijzigd via een herziening van het financieel reglement: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1537946431022&uri=CELEX:02014R0223-20180802

(2)

De lidstaten hebben de uitvoeringsverslagen halverwege 2019 ingediend, waarna de Commissie ze aan een goedkeuringsprocedure heeft onderworpen. De algehele verslaglegging heeft hierdoor vertraging opgelopen.

(3)

https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/qanda_20_574

(4)

Verscheidene lidstaten hebben bepaalde waarden van de gemeenschappelijke inputindicatoren van het FEAD voor 2015, 2016 en 2017 bijgewerkt. De waarden die in dit punt worden vermeld, kunnen daarom afwijken van de waarden die in eerdere jaren zijn gepubliceerd.

(5)

Italië is in 2018 begonnen met het verlenen van fundamentele materiële bijstand in het kader van maatregel 4, maar heeft niets in het toezichtsysteem ingevoerd.

(6)

In operationele programma’s waarbij zowel voedselhulp als fundamentele materiële bijstand wordt verleend aan dezelfde mensen, zijn bij de rapportage van geaggregeerde cijfers duidelijk overlappende gegevens uit de uitvoeringsverslagen in mindering gebracht op het resultaat.

(7)

In hun uitvoeringsverslag over 2018 hebben de autoriteiten van BG hun outputindicatoren voor dit jaar en voorgaande jaren herzien. De in dit verslag vermelde waarden kunnen daarom afwijken van de waarden die in eerdere jaren zijn gerapporteerd.

(8)

Dit kan ook worden toegeschreven aan de toegenomen voedselverstrekking in PT, waarin het aandeel groenten en fruit hoog is.

(9)

De editie van 2018 was gewijd aan gezond eten, waarbij een voedingsdeskundige adviseert hoe je gezonde maaltijden kunt bereiden met de levensmiddelen in het pakket. In het tijdschrift zijn de contactgegevens opgenomen van 38 organisaties die verdere steun kunnen verlenen.

(10)

Er werden ook andere, meer geïsoleerde problemen gerapporteerd, zoals: niet-geleverd voedsel (EL), vernietigde of beschadigde goederen (EL), rekenfout van de beheerautoriteit bij een indicator die moest worden hersteld (CY), onvoldoende voedsel beschikbaar voor de doelgroep (HR), administratieve last en beperkte financiële middelen (EE), gebrek aan interesse bij partnerorganisaties (SK), maatregelen die vooralsnog ontoereikend werden geacht, met vertraging in de uitvoering tot gevolg (RO), sociale houding ten opzichte van de doelgroep (SE).

(11)

Spaanse Rode Kruis (2018): effectbeoordeling van het FEAD in Spanje.

(12)

  https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/european-green-deal-communication_en.pdf

(13)

  https://ec.europa.eu/regional_policy/nl/newsroom/news/2020/01/14-01-2020-financing-the-green-transition-the-european-green-deal-investment-plan-and-just-transition-mechanism

(14)

  https://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=en&catId=1226&furtherNews=yes&newsId=9524