Artikelen bij COM(2020)248 - Naar een duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2021

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 16.6.2020

COM(2020) 248 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Naar een duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2021

{SWD(2020) 112 final}


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Naar een duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2021

1.Inleiding

Deze mededeling geeft een overzicht van de vooruitgang die is geboekt bij het duurzaam maken van de visserijactiviteiten van de EU-vloten en gaat in op de sociaal-economische prestaties van de EU-vloot, het evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de vangstmogelijkheden, en de uitvoering van de aanlandingsverplichting. Deze mededeling moet ook worden gelezen in samenhang met de informatie in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.


Voorts geeft deze mededeling de voornaamste oriëntaties aan die de richting van de Commissievoorstellen voor de vangstmogelijkheden voor 2021 zullen bepalen. De lidstaten, adviesraden, belanghebbenden en het publiek worden uitgenodigd zich te beraden over de hier beschreven beleidsoriëntaties en de Commissie uiterlijk op 31 augustus 2020 feedback te geven.


2.Vorderingen bij het bereiken van FMDO 1  

In het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan nam de visserijdruk op de visbestanden tussen 2003 en 2018 geleidelijk af. Terwijl de mediaan voor visserijsterfte begin jaren 2000 meer dan anderhalf maal groter was dan de visserijsterfte bij maximale duurzame opbrengst (FMDO), heeft die zich nu gestabiliseerd op ongeveer 1,0. Dat is een indicatie dat de visserij gestaag duurzamer is geworden, en betekent ook dat de doelstelling inzake maximale duurzame opbrengst (MDO) grotendeels is gehaald, hoewel er nog een aantal uitdagingen moeten worden aangegaan.

Een van de belangrijkste beheersinstrumenten van het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn totale toegestane vangsten (TAC’s). In het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en aangrenzende gebieden heeft de Commissie met betrekking tot alle 78 TAC’s waarvoor FMDO-advies beschikbaar was, TAC’s voor 2020 voorgesteld die in overeenstemming zijn met of lager liggen dan de duurzame niveaus (in termen van visserijsterfte — FMDO), met uitzondering van 6 gevallen waarvoor de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) nulvangsten had aanbevolen. In die gevallen is besloten lage TAC’s vast te stellen die uitsluitend voor bijvangsten gelden, zodat de uitgeputte bestanden zich kunnen herstellen, zonder dat commercieel belangrijke visserijtakken vroegtijdig hoeven te worden stilgelegd of wetenschappers worden belet wetenschappelijke gegevens te verzamelen.

Daarnaast hebben de regionale meerjarenplannen (MAP’s) voor de Oostzee 2 , de Noordzee 3 en de westelijke wateren 4 hun waarde bewezen door te zorgen voor de nodige flexibiliteit bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden en tegelijk toe te staan de vangstniveaus binnen de MDO-bandbreedte vast te leggen. In bepaalde welomschreven gevallen maakten de plannen het mogelijk TAC’s vast te stellen in het bovenste segment van de MDO-bandbreedte, waardoor de verlagingen voor andere gezonde bestanden konden worden opgevangen. Dit was het geval voor zuidelijke en noordelijke heek. Tegelijkertijd waren de meerjarenplannen van cruciaal belang voor het vaststellen van de TAC’s in het onderste segment van de FMDO-bandbreedte voor een aantal bestanden die niet in een goede toestand verkeerden.

De Raad heeft 62 van de 78 TAC’s in overeenstemming met FMDO vastgesteld. Derhalve wordt verwacht dat in 2020 meer dan 99 % van de exclusief door de EU beheerde aanlandingen in de Oostzee, de Noordzee en de Atlantische Oceaan afkomstig zal zijn van duurzaam beheerde visserij.

De positieve algemene tendens die tot 2014 in de EU-wateren werd waargenomen bij 11 door derde landen beheerde bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan zet zich voort, met een mediaanwaarde van de F/FMDO-indicator die spoort met de voor de EU-wateren berekende waarde. De indicator geeft echter aan dat na 2014 een toenemend aantal bestanden boven FMDO 5 wordt geëxploiteerd.

Naast de TAC’s heeft de Raad in 2019 ook herstelmaatregelen aangenomen in het kader van de meerjarenplannen, om bepaalde visbestanden (kabeljauw en wijting in de Keltische Zee en kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee) de kans te geven zich te herstellen. Eveneens werden in het kader van het overleg tussen de EU en Noorwegen herstelmaatregelen overeengekomen voor kabeljauw in de Noordzee en kabeljauw in het Skagerrak en het Kattegat. Voor deze bestanden, die in een uitzonderlijk precaire situatie verkeren, ligt de nadruk bij het beheer nu op een herstel van de biomassa. Om die reden werden buitengewone beschermingsmaatregelen genomen teneinde de vangsten ervan in de belangrijkste commerciële visserijtakken tot een minimum te beperken (met behulp van selectiever vistuig) en ervoor te zorgen dat er een goed inzicht in de visserijpatronen kon worden verkregen door volledig gedocumenteerde visserijen.

Hoewel deze herstelmaatregelen nuttig zullen zijn, had de Commissie, om te zorgen voor een sneller herstel van het kabeljauwbestand in de Keltische Zee overeenkomstig de doelstellingen van het meerjarenplan voor de westelijke wateren, echter liever gezien dat de TAC voor 2020 op een voorzichtiger niveau was vastgesteld.

De indicator voor de visserijsterfte (F/FMDO) in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee bleef gedurende de hele periode 2003-2017 op een zeer hoog niveau. De F/FMDO bereikte in 2011 zijn historisch hoogtepunt en is sindsdien op 2,4 blijven hangen. Een indicatie dat de bestanden ruim boven de duurzaamheidsdoelstelling van het GVB worden bevist.

2.1.Ontwikkeling van de biomassa 6

De biomassa in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan is sinds 2007 verder toegenomen en bedroeg in 2018 voor bestanden met een volledige beoordeling 48 % meer dan in 2003 7 .

In de Middellandse Zee en de Zwarte Zee is de situatie sinds de aanvang van de gegevensreeks in 2003 nagenoeg ongewijzigd gebleven, hoewel mogelijk sprake is van een lichte toename van de biomassa vanaf 2012. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) wijst echter op de grote mate van onzekerheid omtrent deze indicator.

Ondanks aanzienlijke verbeteringen bij het verlagen van de visserijdruk in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de toenemende biomassa, blijven er uitdagingen bestaan. Sommige bestanden worden nog steeds overbevist en/of bevinden zich nog steeds buiten veilige biologische grenzen, en het is duidelijk dat meer inspanningen nodig zijn om deze bestanden op duurzame niveaus te brengen. Voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee moeten de krachtige instandhoudingsinspanningen worden volgehouden, met name wat betreft de uitvoering van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee en de talrijke acties die zijn ondernomen om de MedFish4Ever-verklaring en de Verklaring van Sofia waar te maken, zoals het in 2019 aangenomen meerjarenplan voor demersale visserij van de GFCM.

2.2.De toestand van de EU-vloot 8

Het aantal vaartuigen van de EU-vloot is wederom afgenomen. In december 2019 waren in het EU-vlootregister (inclusief de ultraperifere gebieden) 81 279 vaartuigen ingeschreven, of 365 vaartuigen minder dan in het voorgaande jaar. De totale capaciteit bedroeg 1 521 189 brutotonnage (BT), een vermindering met 11 991 BT ten opzichte van het jaar ervoor. De totale capaciteit in kW bedroeg 6 047 356 kW, wat overeenkomt met een afname van 428 278 kW in vergelijking met december 2018. Terwijl de capaciteit van de EU-vloot in het algemeen onder de capaciteitsmaxima blijft liggen, moet die notie worden gerelativeerd omdat de capaciteit voor een groot aantal vlootsegmenten waarschijnlijk nog steeds niet in balans is met de beschikbare vangstmogelijkheden. Uit de meest recente bevindingen blijkt dat 182 van de 247 beoordeelde vlootsegmenten in 2017 niet in evenwicht waren volgens een van de belangrijkste biologische indicatoren (de “duurzame exploitatie”-indicator).

De economische prestaties van de EU-vloot bleven zeer goed, met een nettowinst van ongeveer 1,4 miljard euro en een gemiddelde nettowinstmarge van 18 % in 2018. Dit niveau van winstgevendheid houdt een grote verbetering in, aangezien de EU-vloot slechts marginaal winstgevend was in 2008. Dat de prestaties verder verbeterden, was voornamelijk te danken aan de verbetering van de situatie van sommige belangrijke bestanden, de hoge gemiddelde visprijzen (meer waarde voor minder aangelande vis) en de blijvend lage brandstofprijzen.


Hoewel voor 2019 nog geen cijfers beschikbaar zijn, wordt ook voor dat jaar een zeer goed niveau van winstgevendheid verwacht, met een nettowinst en een gemiddelde nettowinstmarge die vergelijkbaar zijn met 2018. Er blijven echter grote verschillen bestaan tussen de verschillende visserijregio’s van de EU, waarbij de Oostzee, de Middellandse Zee en de Zwarte Zee lagere winstgevendheidsniveaus vertonen. Een positieve economische trend werd geconstateerd voor een aantal vloten die vissen op duurzaam geëxploiteerde bestanden (zoals zeeduivel en schartong in de Ierse Zee, tong in het westelijke deel van het Kanaal en schartong in de Noordzee). In die gevallen is meestal sprake van een stijgende winstgevendheid en hogere lonen. Omgekeerd zijn de economische prestaties van vloten die overbeviste bestanden exploiteren (kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee en kabeljauw in de Keltische Zee), meestal minder goed.


De totale werkgelegenheid in de EU-vloot, uitgedrukt in voltijdequivalenten (VTE), is sinds 2008 elk jaar met gemiddeld 1,2 % afgenomen, deels als gevolg van de gedaalde vlootcapaciteit. Het gemiddelde loon per VTE is echter met 2,5 % per jaar gestegen en het gemiddelde jaarinkomen per VTE bedraagt 25 000 EUR. Voor een aantal vloten in de Noordzee en de Atlantische Oceaan lijkt de werkgelegenheidsgroei zich te stabiliseren, dit in tegenstelling tot in andere regio’s.


Tot dusver blijven de prognoses voor de economische prestaties van de EU-vloot in 2020 hoogst onzeker wegens het gecumuleerde effect van een gedaalde vraag en de verstoring van de toeleveringsketens door de COVID-19-gezondheidscrisis. Vroege indicaties suggereren echter dat de visserijsector initieel zwaar is getroffen door de marktverstoring als gevolg van de COVID-19-pandemie, gezien de plotselinge daling van de vraag. Wegens die daling en de daaropvolgende val van de prijzen bij eerste verkoop hebben vele vaartuigen hun activiteiten stopgezet. De sluiting van de horeca had een impact op de vlootsegmenten die hoogwaardige soorten bevissen en de kleinschalige kustvisserij. Ook vloten die van exportmarkten afhankelijk zijn, ondervonden veel schade. Afgezien van de problemen aan de vraagzijde, vormden de sanitaire maatregelen een hindernis voor een aantal visserijtakken.


Sinds midden april lijkt de situatie voor zowel de visserijsector als de visverwerkende industrie te verbeteren 9 . De zeer lage brandstofprijzen in 2020 zouden de exploitatiekosten van de EU-vloten kunnen helpen reduceren.


Om deze nooit geziene situatie het hoofd te bieden, heeft de Commissie een reeks dringende steunmaatregelen voorgesteld, die door de EU-wetgevers zijn goedgekeurd. Die maatregelen zullen duizenden banen in de kustgebieden van de EU helpen veiligstellen en de voedselzekerheid helpen handhaven. De maatregelen houden een uitbreiding van het toepassingsgebied van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) in en bieden compensatie voor de economische verliezen als gevolg van de volksgezondheidscrisis. Daarnaast omvatten ze een flexibeler toewijzing van financiële middelen binnen het operationele programma van elke lidstaat en een vereenvoudigde procedure voor het wijzigen van operationele programma’s, zodat de nieuwe maatregelen er snel kunnen komen. Een nieuwe tijdelijke kaderregeling voor staatssteun biedt de lidstaten de mogelijkheid steun te verlenen aan marktdeelnemers die actief zijn in de visserijsector en door de crisis zijn getroffen.


Zelfs indien de capaciteit van de EU-vloot in het algemeen de capaciteitsmaxima niet zou overschrijden, blijft het zorgwekkend dat een groot aantal vlootsegmenten waarschijnlijk nog steeds niet in balans is. Dat moeten worden verholpen door middel van geschikte maatregelen in de actieplannen van de lidstaten.


2.3.De aanlandingsverplichting 10

In 2019 is de verplichting om alle vangsten aan te landen volledig in werking getreden. Teneinde de vorderingen met de aanlandingsverplichting te beoordelen, heeft de Commissie in 2018 verslagen ontvangen van 18 lidstaten 11 en 5 adviesraden. Daartoe zijn ook andere informatiebronnen gebruikt, zoals een door de Commissie georganiseerde workshop van 14 juni 2019 over de uitvoering, controle en handhaving van de aanlandingsverplichting.

In het algemeen lijkt de verplichting nog steeds niet goed te worden nageleefd. De lidstaten moeten meer aandacht besteden aan controle en handhaving. Grote aandachtspunten blijven het feit dat de meeste landen niet nauwkeurig rapporteren over de hoeveelheid vis die op basis van vrijstellingen van de aanlandingsverplichting wordt teruggegooid, evenals de zeer lage hoeveelheden aangelande ondermaatse vis en de moeilijkheden die de lidstaten ondervinden bij de monitoring van zulke vangsten. Mede door deze tekortkomingen blijft de impact van de aanlandingsverplichting op de lidstaten en de visserijsector klein, ondanks de ernstige initiële bezorgdheid bij belanghebbenden voorafgaand aan de volledige toepassing ervan in 2019.

Aanzienlijk minder lidstaten hebben specifieke studies en proefprojecten uitgevoerd om selectief vistuig of ontwijkingsstrategieën te testen. In 2019 verschoof de aandacht naar bemonsteringsprogramma’s of naar economische studies ter ondersteuning van de-minimisvrijstellingen en op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstellingen. Ook in 2019 hebben de regionale groepen van de lidstaten mogelijke verstikkingssituaties met succes aangepakt door middel van oplossingen die samen met de Commissie en andere belanghebbenden zijn ontwikkeld. Sommige lidstaten hebben bijvoorbeeld toegezegd quota te ruilen om uitsluitend voor bijvangsten geldende TAC’s vast te stellen, in combinatie met maatregelen ter beperking van bijvangsten. Het ruilmechanisme werd met succes gebruikt. Het WTECV oordeelde echter dat sommige bijvangstbeperkende maatregelen niet doeltreffend genoeg waren. Om daar iets aan te doen, heeft de Commissie in haar voorstel voor de vangstmogelijkheden derhalve intrinsiek verbonden herstelmaatregelen 12 opgenomen.

De controle op de aanlandingsverplichting blijft een onopgelost probleem 13 . In februari 2020 is de Commissie gestart met een reeks audits over de wijze waarop bepaalde lidstaten de controle en de handhaving van de aanlandingsverplichting waarborgen. Uit de eerste bevindingen van de tot nu toe uitgevoerde audits blijkt dat de betrokken lidstaten niet de nodige maatregelen hebben genomen en dat sprake is van aanzienlijke ongedocumenteerde teruggooi. Die bevindingen worden gestaafd door verschillende verslagen, waaronder drie evaluatieverslagen 14 met betrekking tot de naleving van de aanlandingsverplichting door het Europees Bureau voor visserijcontrole (EBVC). De verslagen bevestigen dat de aanlandingsverplichting in de Noordzee en de noordwestelijke wateren in bepaalde vlootsegmenten en in bepaalde visserijtakken tijdens de evaluatieperiode (2015/2016 tot en met 2017) op grote schaal niet is nageleefd.

Blijvende inspanningen zijn nodig om de selectiviteit van vistuig en vangsttechnieken te verhogen. Er moet meer aandacht gaan naar controle en handhaving van de aanlandingsverplichting, in het bijzonder door geschikte, moderne controle-instrumenten te gebruiken, zoals systemen voor elektronische monitoring op afstand, die de meest doeltreffende en kostenefficiënte manier zijn om de naleving van de aanlandingsverplichting op zee te controleren. De Commissie zal met de medewetgevers blijven samenwerken om tot een akkoord te komen over het herziene visserijcontrolesysteem 15 , dat het gebruik van deze instrumenten kan vergemakkelijken.

3.Voorstellen voor vangstmogelijkheden voor 2021

3.1.Doelstellingen van de voorstellen voor vangstmogelijkheden voor 2021

Sinds 2020 moeten alle bestanden overeenkomstig de streefcijfers voor de maximale duurzame opbrengst worden beheerd. De voornaamste doelstelling van de Commissievoorstellen voor de Atlantische Oceaan, de Noordzee en de Oostzee is derhalve om bestanden met een MDO-beoordeling 16 op een niveau te brengen of te houden waarmee de maximale duurzame opbrengst (FMDO) kan worden gehaald. De Commissie zal de beheersplannen onverkort ten uitvoer leggen. De Commissie zal hetzij de MDO-puntwaarde voorstellen, hetzij gebruikmaken van de door de ICES aangegeven MDO-bandbreedte indien dat in het kader van een meerjarenplan wettelijk mogelijk is. Indien de ICES nulvangsten aanbeveelt voor doelbestanden, zal de nadruk liggen op een herstel van die bestanden aan de hand van herstelmaatregelen uit de meerjarenplannen. In de voorstellen zal ook opnieuw worden bekeken hoe de doeltreffende uitvoering van de aanlandingsverplichting kan worden gefaciliteerd. De werkzaamheden met alle belanghebbenden gaan verder om ervoor te zorgen dat de bestanden waarop deze plannen betrekking hebben, zo spoedig mogelijk een volledige wetenschappelijke MDO-evaluatie krijgen.

Hoewel de slechte toestand van sommige bestanden ook te wijten is aan andere antropogene factoren die moeten worden aangepakt (zoals klimaatverandering en vervuiling), blijft het nodig de visserijdruk op zulke bestanden te beperken. Samen met wetenschappers intensiveert de Commissie de werkzaamheden inzake visserijecosystemen, met als ambitie die elementen in het visserijbeheer te integreren.

Het voorstel voor een verordening over de vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee zal, met het oog op de uitvoering van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee in 2021, verdere beperkingsinspanningen bevatten in het licht van de doelstelling van het meerjarenplan om uiterlijk in 2025 FMDO te bereiken op basis van het beschikbare wetenschappelijke advies. Het voorstel zal eveneens de reeds van kracht zijnde maatregelen van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) omvatten, met inbegrip van de maatregelen die in 2019 zijn vastgesteld, zoals het meerjarenplan voor demersale bestanden in de Adriatische Zee, de noodmaatregelen voor kleine pelagische soorten in de Adriatische Zee, maatregelen voor aal en TAC’s voor tarbot in de Zwarte Zee, alsmede het autonome quotum voor sprot in dat zeebekken 17 .


3.2.Belangrijke stappen voor de vaststelling van de volgende vangstmogelijkheden

De voorstellen van de Commissie over de vangstmogelijkheden zullen worden gebaseerd op het wetenschappelijk vangstadvies van de ICES, dat in verschillende delen wordt uitgebracht. De ICES publiceert zijn vangstadvies in mei en juni en werkt een deel van dat advies bij na de najaarsonderzoeken op zee. Het advies over de grote pelagische bestanden verschijnt in september. De Commissie is voornemens zo veel mogelijk bestanden op te nemen in haar voorlopige voorstellen. De vangstmogelijkheden van bestanden die samen met internationale partners als Noorwegen worden beheerd en waarvoor pas later in het jaar advies wordt uitgebracht, zullen in de voorstellen voor vangstmogelijkheden opnieuw worden aangegeven als “pro memorie” (p.m.).

Tenzij ze wordt verlengd, verstrijkt de overgangsperiode waarin is voorzien in het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk eind 2020. De bestanden waarvoor de Commissie overleg moet plegen met het VK, alsmede met het VK en Noorwegen samen, en de vangstmogelijkheden voor die bestanden voor 2021, zullen ook worden aangegeven als “pro memorie”, in afwachting van het verloop en de resultaten van dat overleg.

De COVID-19-pandemie heeft reeds een impact gehad op de verstrekking van wetenschappelijk advies en de continuïteit van de indiening van gegevens, waardoor het tijdschema en de vorm van het advies kunnen verschillen ten opzichte van voorgaande jaren.

De Commissie verzoekt de lidstaten en belanghebbenden rekening te houden met het wetenschappelijk advies zodra het publiekelijk beschikbaar is 18 . De belanghebbenden zullen eveneens de mogelijkheid hebben aanbevelingen over vangstmogelijkheden te doen via de respectieve adviesraden en de lidstaten.

Rekening houdend met dit overleg streeft de Commissie ernaar vier voorstellen aan te nemen: voor de Oostzee (augustus), voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (september), voor de diepzeebestanden in het noordoodstelijke deel van de Atlantische Oceaan (oktober), en voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee (oktober) 19 . De voorstellen zullen worden besproken in afzonderlijke zittingen van de Raad, namelijk in oktober voor de Oostzee, in november voor de diepzeebestanden, de Middellandse Zee en de Zwarte Zee, en in december voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee 20 .

3.3.Vaststelling van vangstmogelijkheden voor verschillende zeebekkens

De vangstmogelijkheden voor bestanden die enkel door de EU worden beheerd in de Oostzee, de Noordzee en de westelijke wateren zullen worden gebaseerd op de betrokken meerjarenplannen, waarin de FMDO-bandbreedtes worden gedefinieerd en die dus onder bepaalde voorwaarden een mate van flexibiliteit bieden. De ICES wordt verzocht advies uit te brengen aan de hand waarvan de noodzaak en de toepasselijkheid van die flexibiliteit kunnen worden beoordeeld. Bij het voorstellen van TAC’s kan het bovenste segment van de FMDO-bandbreedtes alleen worden voorgesteld voor gezonde bestanden en alleen indien dat op basis van wetenschappelijk advies nodig zou blijken om de doelstellingen van het meerjarenplan te bereiken in het geval van gemengde visserij of om ernstige schade aan een bestand door wisselwerkingen binnen of tussen soorten te vermijden of grote jaarlijkse schommelingen te beperken.

Tegen de achtergrond van de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting is de Commissie voornemens voor de Oostzee, de Noordzee en de westelijke wateren vangstmogelijkheden vast te stellen overeenkomstig het ICES-vangstsadvies, en in voorkomend geval tegelijkertijd de de-minimistoewijzingen of op hoge overlevingskansen gebaseerde toewijzingen daarvan af te trekken.

Om de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting te blijven faciliteren, is het van belang dat alle beschikbare mitigatie-instrumenten worden benut, inclusief ICES-advies over de aanpak van gemengde visserijen, waar van toepassing. In dit verband zal de Commissie de door de lidstaten geboekte vooruitgang met betrekking tot de bijvangstbeperkende maatregelen evalueren, terwijl de betrokken regionale groepen herstelmaatregelen op middellange termijn voor de kwetsbare bestanden moeten ontwikkelen.

Voor bestanden met een FMDO-beoordeling waarover met derde landen overleg wordt gepleegd, zal de Commissie streven naar een overeenkomst die in lijn is met de langetermijnbeheerstrategieën, of bij ontstentenis daarvan, met het FMDO-advies. De EU moet tevens blijven zoeken naar oplossingen ter voorkoming van overbevissing van de pelagische bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, aangezien er geen verdeelregelingen bestaan tussen de kuststaten onderling.

De Commissie zal de vangstmogelijkheden voor bestanden die worden beheerd door regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s), met inbegrip van bestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee, voorstellen op basis van de besluiten van deze organisaties. Vanwege de COVID-19-pandemie en de moeilijkheden bij het organiseren van vergaderingen, waaronder vergaderingen van de wetenschappelijke comités die van invloed zullen zijn op het advies dat voor visserijbeheerders beschikbaar is, zullen de agenda’s van de vergaderingen van vele ROVB’s in 2020 mogelijk worden beperkt tot de meest essentiële besluiten.

In het kader van de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij die de EU met een aantal derde landen heeft, worden de bestanden beheerd op basis van specifiek wetenschappelijk advies voor gemengde overeenkomsten. Bij tonijnovereenkomsten volgen de beschikbare vangstmogelijkheden en visserijmethoden de aanbevelingen van de ROVB’s.

In het kader van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee moet de Raad voor 2021 verdere streefdoelen voor de vermindering van de visserij-inspanning vastleggen op basis van wetenschappelijk advies, tegen de achtergrond van de doelstelling van het meerjarenplan om de visserijsterfte uiterlijk in 2025 op het niveau van de MDO te brengen.

De huidige verstoring van de visserijactiviteiten als gevolg van de COVID-19-pandemie zou in veel lidstaten kunnen leiden tot een onderbenutting van de vangstmogelijkheden. Momenteel is nog niet bekend hoelang de lockdownperiode zal duren en in welke mate de quota onderbenut zullen worden. Dat kan afhankelijk zijn van de beviste bestanden en de visseizoenen. De Commissie zal nauwlettend toezien op de vorderingen met de visserijactiviteiten en op de wijze waarop de lidstaten gebruikmaken van de “jaarflexibiliteit”-clausule, die het mogelijk maakt 10 % van het ongebruikte quotum voor 2020 op te sparen en in 2021 te gebruiken. Potentiële verdere flexibiliteit zal worden beoordeeld in het licht van het bestaande rechtskader en de beleidsdoelen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, en moet berusten op het beste beschikbare wetenschappelijke advies. In ieder geval blijft het de verantwoordelijkheid van de lidstaten om te waarborgen dat alle vangsten in mindering worden gebracht op de beschikbare quota en dat alle visreizen gedetailleerd en nauwkeurig worden gedocumenteerd.

4.Conclusie

Gezonde visbestanden blijven de economische prestaties van de EU-vloot ten goede komen, hoewel wegens het gecumuleerde effect van de COVID-19-gezondheidscrisis onzekerheid blijft bestaan over de prestaties van de vloot in 2020.

De bestanden duurzaam bevissen door ze uiterlijk in 2020 op het niveau van de maximale duurzame opbrengst te beheren en teruggooi uit te bannen, is de belangrijkste doelstelling van het gemeenschappelijk visserijbeleid en blijft de prioriteit. Het halen van deze doelstelling zal ook bijdragen tot het bereiken van een goede milieutoestand van de Europese zeeën en tot het verkleinen van de negatieve effecten van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen. Een en ander is evenzeer van belang voor het herstel van de visserijsector. Ondanks aanzienlijke verbeteringen in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan blijven er in alle zeebekkens uitdagingen bestaan. Sommige bestanden worden nog steeds overbevist en/of bevinden zich nog steeds buiten veilige biologische grenzen, en het is duidelijk dat in dat verband meer inspanningen nodig zijn.

De situaties in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee blijven zorgwekkend en er zijn meer gezamenlijke inspanningen nodig. De Commissie zal met alle belanghebbenden nauw samenwerken aan de uitvoering van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee.

Een duurzame visserij en selectievere vangsttechnieken zijn de wezenlijke onderdelen van een duurzaam voedselsysteem dat voordelig is voor producenten en consumenten, en vormen ook fundamentele eisen waaraan we moeten voldoen als we de biodiversiteit in onze natuurlijke omgeving willen beschermen en herstellen ten behoeve van toekomstige generaties. De “van boer tot bord”-strategie en de biodiversiteitsstrategie van de Commissie onderstrepen de behoefte aan duurzame visserij en geven een overzicht van de concrete maatregelen die de Commissie moet nemen om de negatieve effecten van visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem tot een minimum te beperken.

De duurzaamheidsdoelstelling van het gemeenschappelijk visserijbeleid en het doel om de verspillende teruggooi van vis te verminderen, maken deel uit van dat streven. Belangrijk is dat duurzaam vissen de beste manier is om banen en inkomens in onze vissersgemeenschappen veilig te stellen en hen te helpen een weg uit de huidige crisis te vinden. De aanzienlijke successen van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de afgelopen tien jaar geven aan welke richting we moeten volgen in de toekomst.

De lidstaten, adviesraden, belanghebbenden en het publiek worden uitgenodigd zich te beraden over de hier beschreven beleidsoriëntaties en de Commissie uiterlijk op 31 augustus 2020 feedback te geven.


Planning van de werkzaamheden 21   22

WanneerWat
Mei/juni/oktoberBestandsadvies van de ICES
Juni-eind augustusOpenbare raadpleging over de mededeling
Eind augustusGoedkeuring door de Commissie van de voorstellen voor vangstmogelijkheden voor de Oostzee
Medio septemberGoedkeuring door de Commissie van het voorstel voor vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee
OktoberRaadszitting over de vangstmogelijkheden voor de Oostzee

Goedkeuring door de Commissie van het voorstel voor vangstmogelijkheden voor de diepzeebestanden
Eind oktoberGoedkeuring door de Commissie van het voorstel voor vangstmogelijkheden voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee
NovemberRaadszitting over het voorstel voor vangstmogelijkheden voor de diepzeebestanden

Raadszitting over het voorstel voor vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee 23
DecemberRaadszitting over het voorstel voor vangstmogelijkheden voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee



(1) Te lezen in samenhang met deel 1 van het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.
(2) Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1).
(3) Verordening (EU) 2018/973 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van een meerjarenplan voor demersale bestanden in de Noordzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot vastlegging van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting in de Noordzee en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 676/2007 en (EG) nr. 1342/2008 van de Raad (PB L 179 van 16.7.2018, blz. 1).
(4) Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden die worden gevangen in de westelijke wateren en daaraan grenzende wateren en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordeningen (EU) 2016/1139 en (EU) 2018/973, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007 en (EG) nr. 1300/2008 van de Raad (PB L 83 van 25.3.2019, blz. 1).
(5) Niettemin wijst het WTECV erop dat de indicator voor de bestanden in ICES-gebieden buiten de wateren van de Unie op relatief weinig bestanden gebaseerd is, waarvoor de onzekerheid groot is.
(6) Te lezen in samenhang met deel 1 van het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.
(7) Het WTECV gebruikt 2003 als referentiejaar, aangezien de gegevensreeks in dat jaar aanving.
(8) Te lezen in samenhang met de delen 4 en 5 van het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.
(9) Informatie daarover is beschikbaar op de website van de Waarnemingspost voor de Europese markt voor visserij- en aquacultuurproducten (Eumofa): https://www.eumofa.eu .
(10) Te lezen in samenhang met deel 6 van het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.
(11) Van Litouwen werd een verslag ontvangen, dat wegens doorzendingsproblemen echter niet is gebruikt bij de beoordeling.
(12) Het gaat bijvoorbeeld om herstelmaatregelen voor kabeljauw en wijting in de Keltische Zee en voor kabeljauw in de Noordzee en het Kattegat, die beperkingen in de vorm van technische aanpassingen (maaswijdte, vistuig) of gesloten gebieden behelzen, teneinde de selectiviteit te verbeteren en de bijvangsten van het bestand in kwestie te verkleinen. De artikelen 13, 14 en 15 van Verordening (EU) 2020/123 van de Raad.
(13) Het is met traditionele controle-instrumenten niet mogelijk na te gaan of teruggooi al dan niet heeft plaatsgevonden of is geregistreerd. Tests hebben uitgewezen dat instrumenten voor elektronische monitoring op afstand (Remote Electronic Monitoring – REM), zoals gesloten televisiecircuits (CCTV) en sensorgegevens de meest doeltreffende en kostenefficiënte manier zijn om de naleving van de aanlandingsverplichting op zee te controleren, maar die instrumenten worden nog niet gebruikt. De Commissie heeft haar steun toegezegd voor deze maatregelen in haar voorstel voor een herzien visserijcontrolesysteem, dat momenteel door het Europees Parlement en de Raad wordt besproken.
(14) Link naar de samenvattingen: https://www.efca.europa.eu/en/content/pressroom/evaluation-suggests-non-compliance-landing-obligations-certain-fisheries-north-sea
(15) Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1005/2008 van de Raad, en Verordening (EU) nr. 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft visserijcontroles; COM(2018) 368 final.
(16) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(17) Als gevolg van de COVID-19-pandemie zal de jaarvergadering 2020 van de GFCM waarschijnlijk worden uitgesteld tot begin 2021, waardoor de verordening wellicht later dat jaar zal moeten worden gewijzigd.
(18) Het advies van ICES is beschikbaar via http://www.ices.dk/publications/library/Pages/default.aspx .
(19) Door de onvoorziene impact van de COVID-19-pandemie op het wetenschappelijk advies zou het tijdschema van de Commissievoorstellen kunnen worden gewijzigd.
(20) Door de onvoorziene impact van de COVID-19-pandemie op het wetenschappelijk advies zou het tijdschema van de Raadszittingen kunnen worden gewijzigd.
(21) Door de onvoorziene impact van de COVID-19-pandemie op de beschikbaarheid van het wetenschappelijk advies zou het tijdschema van de Commissievoorstellen kunnen worden herzien.
(22) Voor de bestanden die worden beheerd via ROVB’s in EU-wateren en in bepaalde niet-EU-wateren worden de vangstmogelijkheden vastgesteld na de jaarlijkse vergadering van de ROVB’s door middel van periodieke herzieningen van de verordening van de Raad tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vissersvaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU van toepassing zijn.
(23) Aangezien het tijdsbestek van de jaarvergadering van de GFCM wegens de COVID-19-pandemie niet zeker is, wordt deze datum mogelijk ook gewijzigd.