Artikelen bij COM(2020)290 - Jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds 2019 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2020)290 - Jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds 2019. |
---|---|
document | COM(2020)290 |
datum | 26 juni 2020 |
CERTIFICERING VAN DE REKENINGEN
UITVOERING EN FINANCIËLE VERSLAGLEGGING VAN DE EOF-MIDDELEN
DOOR DE EUROPESE COMMISSIE BEHEERDE MIDDELEN
FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF
FINANCIËLE STATEN VAN IN HET EOF GECONSOLIDEERDE EU-TRUSTFONDSEN
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN DE EU-TRUSTFONDSEN
EOF VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN
JAARVERSLAG OVER DE UITVOERING - DE DOOR DE EUROPESE INVESTERINGSBANK BEHEERDE MIDDELEN
CERTIFICERING VAN DE REKENINGEN
De jaarrekening van het Europees Ontwikkelingsfonds voor het jaar 2019 is opgesteld volgens de bepalingen van titel X van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds en overeenkomstig de in de toelichting bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.
Ik verklaar dat ik verantwoordelijk ben om ervoor te zorgen dat de jaarrekeningen van het Europees Ontwikkelingsfonds worden opgesteld en gepresenteerd overeenkomstig artikel 18 van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds.
Ik heb van de ordonnateur en de EIB, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekeningen die een beeld van de activa en de passiva van het Europees Ontwikkelingsfonds en de uitvoering van de begroting geven.
Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de financiële positie van het Europees Ontwikkelingsfonds geeft.
Rosa ALDEA BUSQUETS
Rekenplichtige
16 juni 2020
UITVOERING EN FINANCIËLE VERSLAGLEGGING VAN DE EOF-MIDDELEN
1.ACHTERGROND
De Europese Unie (hierna “EU”) werkt met een groot aantal ontwikkelingslanden samen. De belangrijkste doelstelling is hierbij het bevorderen van de economische, sociale en ecologische ontwikkeling, waarbij de aandacht in eerste instantie wordt toegespitst op het terugdringen en bestrijden van armoede op lange termijn door aan de begunstigde landen ontwikkelingshulp en technische bijstand te verstrekken. Hiertoe stelt de EU samen met de partnerlanden ontwikkelingsstrategieën op en besteedt zij financiële middelen om die strategieën ten uitvoer te leggen. De middelen die de EU voor ontwikkeling uittrekt, zijn afkomstig van drie bronnen:
-de begroting van de Europese Unie,
-het Europees Ontwikkelingsfonds,
-de Europese Investeringsbank.
Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is het voornaamste instrument voor het verstrekken van steun van de EU in het kader van de ontwikkelingssamenwerking aan de de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten) en de landen en gebieden overzee (LGO).
Het EOF wordt niet gefinancierd met middelen uit de EU-begroting. Het EOF is opgericht krachtens een interne overeenkomst van de vertegenwoordigers van de lidstaten in de Raad bijeen en wordt beheerd door een eigen comité. De Europese Commissie (hierna “Commissie” genoemd) is verantwoordelijk voor de financiële uitvoering van de verrichtingen die met middelen van het EOF worden uitgevoerd. De Europese Investeringsbank (hierna “EIB” genoemd) beheert de investeringsfaciliteit.
De geografische steun aan de ACS-staten en de LGO zal voor de periode 2014-2020 verder grotendeels via het EOF worden gefinancierd. Elk EOF wordt doorgaans gesloten voor een periode van ongeveer vijf jaar en op elk EOF is een eigen Financieel Reglement van toepassing dat het opmaken van financiële staten voor elk afzonderlijk EOF verplicht stelt. Financiële staten worden bijgevolg afzonderlijk opgemaakt voor elk EOF met betrekking tot het deel dat door de Commissie wordt beheerd. Door middel van de gecumuleerde voorstelling van deze financiële staten komt een totaalbeeld tot stand van de financiële situatie van de middelen waarvoor de Commissie verantwoordelijk is.
Het Intern Akkoord tot oprichting van het 11e EOF is in juni 2013 door de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, ondertekend 1 . De overeenkomst is op 1 maart 2015 in werking getreden.
In 2018 heeft de Raad het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF vastgesteld. Hiermee is de vorige geldende verordening ingetrokken 2 . Het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF is ook van toepassing op de uit eerdere EOF’s gefinancierde verrichtingen, onverminderd de bestaande juridische verbintenissen. Deze verordening is niet van toepassing op de investeringsfaciliteit van voorgaande EOF's.
In het kader van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst werd de investeringsfaciliteit opgericht, beheerd door de EIB, en gebruikt om de ontwikkeling van de particuliere sector in de ACS-staten te ondersteunen door hoofdzakelijk – maar niet uitsluitend – particuliere investeringen te financieren. De faciliteit is opgezet als een duurzaam fonds, in die zin dat terugbetalingen opnieuw in andere verrichtingen kunnen worden geïnvesteerd, waardoor de faciliteit over eigen middelen kan beschikken en financieel onafhankelijk is. Aangezien de investeringsfaciliteit niet door de Commissie wordt beheerd, wordt zij niet geconsolideerd in het eerste deel van de jaarrekening – de financiële staten van het EOF en het bijhorende financiële uitvoeringsverslag. De financiële staten van de investeringsfaciliteit zijn opgenomen als een afzonderlijk onderdeel van de jaarrekening (deel II) om een volledig beeld te geven van de ontwikkelingshulp van het EOF.
2.HOE WORDT HET EOF GEFINANCIERD?
Op 2 december 2013 heeft de Europese Raad het meerjarig financieel kader 2014-2020 goedgekeurd. In dit kader is besloten dat de geografische samenwerking met de ACS-staten niet in de begroting van EU zou worden opgenomen, maar verder zou worden gefinancierd met de middelen uit het bestaande intergouvernementele EOF.
De EU-begroting wordt jaarlijks opgesteld en volgens het jaarperiodiciteitsbeginsel in begrotingszaken gelden de raming van en de machtiging voor de ontvangsten en uitgaven voor één jaar. In tegenstelling tot de EU-begroting heeft de werking van het EOF een meerjarig karakter. Voor elk EOF wordt een algemeen fonds opgericht voor de tenuitvoerlegging van de ontwikkelingssamenwerking gedurende een periode van doorgaans vijf jaar. Aangezien de middelen op meerjarige basis worden toegekend, kunnen de toegewezen middelen tijdens de looptijd van het EOF worden benut. In de begrotingsverslaggeving, waar de budgettaire tenuitvoerlegging van de EOF wordt afgemeten aan de totale middelen, wordt gewezen op het ontbreken van de jaarperiodiciteit.
De EOF-middelen zijn ad-hoc bijdragen van de EU-lidstaten. Ongeveer elke vijf jaar komen vertegenwoordigers van de lidstaten op intergouvernementeel niveau bijeen om het totale bedrag vast te stellen dat aan het fonds zal worden toegewezen en om toezicht te houden op de besteding ervan. Vervolgens worden de middelen door de Commissie beheerd overeenkomstig het EU-ontwikkelingsbeleid. Naast het beleid dat op het niveau van de EU wordt gevoerd, hebben de lidstaten hun eigen ontwikkelingsbeleid en moeten zij met het oog op complementariteit hun eigen beleid met dat van de EU coördineren.
Naast de bovenvermelde bijdragen kunnen lidstaten ook medefinancieringsregelingen aangaan of kunnen zij op vrijwillige basis financieel bijdragen aan het EOF.
3.JAARRAPPORTAGE
3.1.JAARREKENING
Overeenkomstig artikel 18, lid 3, van het Financieel Reglement van het EOF heeft het EOF zijn financiële staten voorbereid op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zelf zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels worden toegepast in alle instellingen en organen van de EU en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging te komen. Die boekhoudregels van de EU worden toegepast op het EOF rekening houdende met de specifieke aard van de activiteiten.
De voorbereiding van de jaarrekening van het EOF is toevertrouwd aan de rekenplichtige van de Commissie, die ook de rekenplichtige van het EOF is. Zij zorgt ervoor dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de vermogenspositie van het EOF.
De jaarrekening is als volgt opgebouwd:
Deel I: De door de Commissie beheerde middelen
(I)Financiële staten en toelichtingen van het EOF
(II)Financiële staten van in het EOF geconsolideerde EU-trustfondsen
(III)Geconsolideerde financiële staten van het EOF en EU-trustfondsen
(IV)Verslag over de financiële uitvoering van het EOF
Deel II: Jaarverslag over de uitvoering - de door de EIB beheerde middelen
(I)Financiële staten van de investeringsfaciliteit
In het onderdeel 'Financiële staten van in het EOF geconsolideerde EU-trustfondsen' zijn de financiële staten opgenomen van de twee in het kader van het EOF opgerichte trustfondsen: het EU-trustfonds Bêkou (zie afdeling “Financiële staten van het EU-trustfonds Bêkou”) en het EU-trustfonds voor Afrika (zie afdeling “Financiële staten van het EU-trustfonds voor Afrika”). De individuele financiële staten van de trustfondsen worden opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige van de Commissie en worden aan een externe audit onderworpen die door een accountant uit de particuliere sector wordt uitgevoerd. De bedragen van de trustfondsen die in deze jaarrekeningen zijn opgenomen, zijn voorlopig.
De jaarrekening van het EOF moet uiterlijk op 31 juli van het jaar na de balansdatum door de Commissie worden goedgekeurd en ter kwijting aan het Europees Parlement en de Raad worden voorgelegd.
4.CONTROLE EN KWIJTING
4.1.CONTROLE
De jaarrekening van het EOF worden gecontroleerd door de externe controleur van het fonds, zijnde de Europese Rekenkamer, die een jaarverslag opstelt voor het Europees Parlement en de Raad.
4.2.KWIJTING
De eindcontrole van de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor een bepaald begrotingsjaar is de kwijting. Na de controle en de voltooiing van de jaarrekening dient de Raad een aanbeveling te doen en het Europees Parlement daarna dient te beslissen of het kwijting verleent aan de Commissie voor de financiële tenuitvoerlegging van de EOF-middelen voor een bepaald begrotingsjaar. Deze beslissing is gebaseerd op een controle van de rekeningen, het jaarverslag van de Europese Rekenkamer (dat een officiële betrouwbaarheidsverklaring bevat) en de antwoorden van de Commissie op vragen en aanvullende verzoeken van de kwijtingsautoriteit om meer informatie.
EUROPESE ONTWIKKELINGSFONDS
BEGROTINGSJAAR 2019
DOOR DE EUROPESE COMMISSIE BEHEERDE MIDDELEN
INHOUDSOPGAVE
FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF
EOF BALANS
EOF STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
EOF KASSTROOMOVERZICHT
EOF MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
BALANS – EOF
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN PER EOF
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA PER EOF
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF
FINANCIËLE STATEN VAN IN HET EOF GECONSOLIDEERDE EU-TRUSTFONDSEN
FINANCIËLE STATEN 2019 VAN HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU
FINANCIËLE STATEN VAN HET EUTF AFRIKA 2019
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN DE EU-TRUSTFONDSEN
GECONSOLIDEERDE BALANS
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
GECONSOLIDEERD KASSTROOMOVERZICHT
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
EOF VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN
FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
EOF BALANS
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
VASTE ACTIVA | |||
Financiële activa | 2.1 | 36 | – |
Voorfinanciering | 2.2 | 910 | 887 |
Bijdragen trustfonds | 2.3 | 266 | 201 |
1 213 | 1 088 | ||
VLOTTENDE ACTIVA | |||
Voorfinanciering | 2.2 | 1 288 | 1 448 |
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | 2.4 | 123 | 138 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 2.5 | 1 179 | 387 |
2 590 | 1 973 | ||
TOTAAL ACTIVA | 3 803 | 3 061 | |
LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN | |||
Financiële verplichtingen | 2.6 | (19) | (18) |
(19) | (18) | ||
KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN | |||
Schulden | 2.7 | (516) | (241) |
Overlopende posten | 2.8 | (1 319) | (1 281) |
(1 835) | (1 523) | ||
TOTAAL PASSIVA | (1 854) | (1 540) | |
NETTOACTIVA | 1 948 | 1 521 | |
MIDDELEN EN RESERVES | |||
Reëlewaardereserve | 2.9 | (2) | – |
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's | 2.10 | 54 809 | 50 423 |
Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF's | 2.10 | 2 252 | 2 252 |
Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat | (51 155) | (47 037) | |
Economisch resultaat over het jaar | (3 956) | (4 118) | |
NETTOACTIVA | 1 948 | 1 521 |
EOF STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 2019 | 2018 | |
ONTVANGSTEN | |||
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties | 3.1 | ||
Terugvorderingen | 28 | 4 | |
28 | 4 | ||
Ontvangsten uit wisseltransacties | 3.2 | ||
Financiële ontvangsten | 7 | 10 | |
Overige ontvangsten | 39 | 46 | |
46 | 57 | ||
Totaal ontvangsten | 74 | 60 | |
UITGAVEN | |||
Steuninstrumenten | 3.3 | (3 755) | (4 054) |
Cofinancieringsuitgaven | 3.4 | (14) | 17 |
Financieringskosten | 3.5 | (1) | 7 |
Overige uitgaven | 3.6 | (260) | (148) |
Totaal uitgaven | (4 030) | (4 178) | |
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR | (3 956) | (4 118) |
EOF KASSTROOMOVERZICHT
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 2019 | 2018 | |
Economisch resultaat over het jaar | (3 956) | (4 118) | |
Operationele activiteiten | |||
Kapitaalverhoging — bijdragen (netto) | 4 385 | 4 250 | |
(Toename)/afname bijdragen trustfonds | (65) | (38) | |
(Toename)/afname voorfinanciering | 136 | (235) | |
(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | 15 | (46) | |
Toename/(afname) voorzieningen | – | (4) | |
Toename/(afname) financiële verplichtingen | 2 | 3 | |
Toename/(afname) schulden | 275 | (322) | |
Toename/(afname) in overlopende posten | 37 | 548 | |
Overige non-cash mutaties | (2) | – | |
Investeringsactiviteiten | |||
(Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa | (36) | – | |
NETTOKASSTROOM | 792 | 40 | |
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten | 792 | 40 | |
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar | 2.5 | 387 | 347 |
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar | 2.5 | 1 179 | 387 |
EOF MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
in miljoen EUR | |||||||
Middelen van het fonds - actieve EOF's (A) | Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B) | Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B) | Gecumuleerde reserves (D) | Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF's (E) | Reëlewaarde-reserve (F) | Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E)+(F) | |
SALDO OP 31.12.2017 | 73 264 | 27 090 | 46 173 | (47 037) | 2 252 | – | 1 389 |
Kapitaalverhoging — bijdragen | – | (4 250) | 4 250 | – | – | 4 250 | |
Economisch resultaat over het jaar | – | – | – | (4 118) | – | (4 118) | |
SALDO OP 31.12.2018 | 73 264 | 22 840 | 50 423 | (51 155) | 2 252 | – | 1 521 |
Mutaties reële waarde | (2) | (2) | |||||
Kapitaalverhoging — bijdragen | – | (4 385) | 4 385 | – | – | 4 385 | |
Economisch resultaat over het jaar | – | – | – | (3 956) | – | (3 956) | |
SALDO OP 31.12.2019 | 73 264 | 18 455 | 54 809 | (55 111) | 2 252 | (2) | 1 948 |
BALANS – EOF
in miljoen EUR | |||||||||||
31.12.2019 | 31.12.2018 | ||||||||||
Toelichting | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | TOTAAL | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | TOTAAL | |
VASTE ACTIVA | |||||||||||
Financiële activa | 2.1 | – | – | – | 36 | 36 | – | – | – | – | – |
Voorfinanciering | 2.2 | – | 6 | 325 | 580 | 910 | – | 23 | 520 | 344 | 887 |
Bijdragen trustfonds | 2.3 | – | – | – | 266 | 266 | – | – | – | 201 | 201 |
– | 6 | 325 | 882 | 1 213 | – | 23 | 520 | 546 | 1 088 | ||
VLOTTENDE ACTIVA | |||||||||||
Voorfinanciering | 2.2 | 0 | 26 | 441 | 821 | 1 288 | 0 | 19 | 445 | 984 | 1 448 |
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | 2.4 | 183 | 121 | 2 201 | (2 382) | 123 | 183 | 176 | 2 457 | (2 679) | 138 |
Rekeningen tussen EOF’s | 182 | 53 | 2 160 | (2 395) | (0) | 183 | 111 | 2 421 | (2 715) | (0) | |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 2.5 | – | – | – | 1 179 | 1 179 | – | – | – | 387 | 387 |
365 | 201 | 4 801 | (2 777) | 2 590 | 367 | 306 | 5 323 | (4 023) | 1 973 | ||
TOTAAL ACTIVA | 365 | 207 | 5 127 | (1 896) | 3 803 | 367 | 329 | 5 843 | (3 477) | 3 061 | |
LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN | |||||||||||
Financiële verplichtingen | 2.6 | – | – | (1) | (18) | (19) | – | – | (1) | (16) | (18) |
– | – | (1) | (18) | (19) | – | – | (1) | (16) | (18) | ||
KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN | – | ||||||||||
Schulden | 2.7 | – | (5) | (108) | (404) | (516) | (0) | (6) | (125) | (111) | (241) |
Overlopende posten | 2.8 | – | (96) | (240) | (983) | (1 319) | (0) | (83) | (358) | (840) | (1 281) |
– | (101) | (348) | (1 386) | (1 835) | (0) | (89) | (482) | (951) | (1 522) | ||
TOTAAL PASSIVA | – | (101) | (349) | (1 405) | (1 854) | (0) | (89) | (484) | (967) | (1 540) | |
– | |||||||||||
NETTOACTIVA | 365 | 106 | 4 778 | (3 300) | 1 948 | 366 | 240 | 5 359 | (4 444) | 1 521 | |
Reëlewaardereserve | 2.9 | – | – | – | (2) | (2) | – | – | – | – | – |
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's | 2.10 | 12 164 | 10 758 | 20 960 | 10 927 | 54 809 | 12 164 | 10 773 | 20 960 | 6 527 | 50 423 |
Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF's | 2.10 | 627 | 1 625 | – | – | 2 252 | 627 | 1 625 | – | – | 2 252 |
Overschrijvingen van afgeroepen middelen van het fonds tussen actieve EOF's | 2.10 | (2 510) | 2 109 | 265 | 136 | – | (2 509) | 2 137 | 55 | 317 | – |
Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat | (10 098) | (14 406) | (18 077) | (8 573) | (51 155) | (10 098) | (14 352) | (17 078) | (5 508) | (47 037) | |
Economisch resultaat over het jaar | (0) | (34) | (529) | (3 393) | (3 956) | 0 | (53) | (1 000) | (3 065) | (4 118) | |
NETTOACTIVA | 183 | 53 | 2 618 | (905) | 1 948 | 184 | 129 | 2 938 | (1 729) | 1 521 |
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN PER EOF
in miljoen EUR | |||||||||||
2019 | 2018 | ||||||||||
Toelichting | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | TOTAAL | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | TOTAAL | |
ONTVANGSTEN | |||||||||||
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties | 3.1 | ||||||||||
Terugvorderingen | 0 | – | 18 | 10 | 28 | 0 | 3 | (3) | 4 | 4 | |
0 | 0 | 18 | 10 | 28 | 0 | 3 | (3) | 4 | 4 | ||
Ontvangsten uit wisseltransacties | 3.2 | ||||||||||
Financiële ontvangsten | (0) | – | 3 | 4 | 7 | 0 | 2 | 8 | 1 | 10 | |
Overige ontvangsten | 1 | 6 | 21 | 12 | 39 | 1 | 6 | 27 | 12 | 46 | |
1 | 6 | 24 | 16 | 46 | 1 | 8 | 35 | 13 | 57 | ||
Totaal ontvangsten | 1 | 6 | 42 | 26 | 74 | 1 | 11 | 32 | 17 | 60 | |
UITGAVEN | |||||||||||
Steuninstrumenten | 3.3 | (0) | (35) | (579) | (3 141) | (3 755) | 0 | (59) | (984) | (3 012) | (4 054) |
Cofinancieringsuitgaven | 3.4 | – | – | (9) | (5) | (14) | – | – | 18 | (1) | 17 |
Financieringskosten | 3.5 | (0) | 2 | (2) | (1) | (1) | 0 | 1 | 5 | 1 | 7 |
Overige uitgaven | 3.6 | (1) | (8) | 20 | (272) | (260) | (1) | (7) | (71) | (70) | (148) |
Totaal uitgaven | (1) | (40) | (571) | (3 418) | (4 030) | (0) | (64) | (1 031) | (3 082) | (4 178) | |
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR | (0) | (34) | (529) | (3 393) | (3 956) | 0 | (53) | (1 000) | (3 065) | (4 118) |
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA PER EOF
in miljoen EUR | |||||||
8e EOF | Middelen van het fonds - actieve EOF's (A) | Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B) | Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B) | Gecumuleerde reserves (D) | Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF's (E) | Overschrijvin-gen van afgeroepen middelen van het fonds tussen actieve EOF's (F) | Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E)+(F) |
SALDO OP 31.12.2017 | 12 164 | – | 12 164 | (10 098) | 627 | (2 503) | 190 |
Overdrachten naar en van het 10e EOF | – | (7) | (7) | ||||
SALDO OP 31.12.2018 | 12 164 | – | 12 164 | (10 098) | 627 | (2 509) | 183 |
Overdrachten naar en van het 10e EOF | – | (1) | (1) | ||||
SALDO OP 31.12.2019 | 12 164 | – | 12 164 | (10 098) | 627 | (2 510) | 183 |
in miljoen EUR | |||||||
9e EOF | Middelen van het fonds - actieve EOF's (A) | Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B) | Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B) | Gecumuleerde reserves (D) | Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF's (E) | Overschrijvin-gen van afgeroepen middelen van het fonds tussen actieve EOF's (F) | Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E)+(F) |
SALDO OP 31.12.2017 | 10 773 | – | 10 773 | (14 352) | 1 625 | 2 177 | 222 |
Overdrachten naar en van het 10e EOF | – | (40) | (40) | ||||
Economisch resultaat over het jaar | – | (53) | (53) | ||||
SALDO OP 31.12.2018 | 10 773 | – | 10 773 | (14 406) | 1 625 | 2 137 | 129 |
Kapitaalverhoging — bijdragen | 15 | (15) | (15) | ||||
Overdrachten naar en van het 10e EOF | – | (27) | (27) | ||||
Economisch resultaat over het jaar | – | (34) | – | (34) | |||
SALDO OP 31.12.2019 | 10 773 | 15 | 10 758 | (14 440) | 1 625 | 2 109 | 53 |
in miljoen EUR | |||||||
10e E0F | Middelen van het fonds - actieve EOF's (A) | Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B) | Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B) | Gecumuleerde reserves (D) | Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF's (E) | Afgeroepen middelen van het fonds - overschrijvingen tussen actieve EOF's (F) | Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E)+(F) |
SALDO OP 31.12.2017 | 20 960 | 0 | 20 960 | (17 078) | – | 120 | 4 003 |
Overdrachten naar en van het 8e en 9e EOF | – | 47 | 47 | ||||
Overdrachten naar en van het 11e EOF | – | (112) | (112) | ||||
Economisch resultaat over het jaar | – | (1 000) | (1 000) | ||||
SALDO OP 31.12.2018 | 20 960 | 0 | 20 960 | (18 077) | – | 55 | 2 938 |
Overdrachten naar en van het 8e en 9e EOF | – | 28 | 28 | ||||
Overdrachten naar en van het 11e EOF | – | 181 | 181 | ||||
Economisch resultaat over het jaar | – | (529) | – | (529) | |||
SALDO OP 31.12.2019 | 20 960 | – | 20 960 | (18 606) | – | 265 | 2 618 |
in miljoen EUR | ||||||||
11e EOF | Middelen van het fonds - actieve EOF's (A) | Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B) | Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B) | Gecumuleerde reserves (D) | Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF's (E) | Overschrijvingen van afgeroepen middelen van het fonds tussen actieve EOF's (F) | Reëlewaardereserve (G) | Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E)+(F) |
SALDO OP 31.12.2017 | 29 367 | 27 090 | 2 277 | (5 508) | – | 206 | – | (3 025) |
Kapitaalverhoging — bijdragen | (4 250) | 4 250 | – | 4 250 | ||||
Overdrachten naar en van het 8e, 9e en 10e EOF | – | – | 112 | 112 | ||||
Economisch resultaat over het jaar | – | (3 065) | – | (3 065) | ||||
SALDO OP 31.12.2018 | 29 367 | 22 840 | 6 527 | (8 573) | – | 317 | – | (1 729) |
Mutaties reële waarde | (2) | (2) | ||||||
Kapitaalverhoging — bijdragen | (4 400) | 4 400 | (181) | 4 219 | ||||
Economisch resultaat over het jaar | – | (3 393) | – | (3 393) | ||||
SALDO OP 31.12.2019 | 29 367 | 18 440 | 10 927 | (11 966) | – | 136 | (2) | (905) |
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.
1.BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
1.1.BOEKHOUDBEGINSELEN
Financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie.
De algemene overwegingen (of boekhoudbeginselen) die moeten worden gevolgd bij de opstelling van de financiële staten zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel nr. 1 “Financiële staten” en zijn dezelfde als die welke zijn beschreven in IPSAS 1, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit,hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. De kwalitatieve aspecten van financiële verslaglegging zijn relevantie, getrouwe weergave (betrouwbaarheid), begrijpelijkheid, tijdigheid, vergelijkbaarheid en controleerbaarheid.
1.2.OPSTELLINGSGRONDSLAG
2.Verslagperiode
De financiële staten worden jaarlijks opgemaakt. Het boekjaar start op 1 januari en eindigt op 31 december.
3.Munteenheid en omrekeningsbeginselen
De jaarrekeningen worden opgemaakt in duizend euro, aangezien de euro de functionele valuta van de EU is. Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de materiële vaste activa en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.
De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB)
Wisselkoersen met de euro
Munteenheid | 31.12.2019 | 31.12.2018 | Munteenheid | 31.12.2019 | 31.12.2018 |
BGN | 1,9558 | 1,9558 | PLN | 4,2568 | 4,3014 |
CZK | 25,4080 | 25,7240 | RON | 4,783 | 4,6635 |
DKK | 7,4715 | 7,4673 | SEK | 10,4468 | 10,2548 |
GBP | 0,8508 | 0,8945 | CHF | 1,0854 | 1,1269 |
HRK | 7,4395 | 7,4125 | JPY | 121,9400 | 125,8500 |
HUF | 330,5300 | 320,9800 | USD | 1,1234 | 1,145 |
4.Gebruik van ramingen
Overeenkomstig de Ipsas en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, overlopende posten, voorzieningen, financiële risico's verbonden aan vorderingen, voorwaardelijke activa en passiva en waardevermindering van activa. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken.
Redelijke schattingen zijn een essentieel onderdeel van het opstellen van financiële staten en ondergraven hun betrouwbaarheid niet. Een schatting moet mogelijk herzien worden als de omstandigheden waarop de schatting was gebaseerd, veranderen, of als men over nieuwe informatie of meer ervaring beschikt. Vanwege de aard van een schattingswijziging heeft een schattingswijziging geen betrekking op voorgaande perioden en houdt zij geen correctie van een fout in. Het effect van een schattingswijziging zal worden weergegeven in het overschot of tekort in de periodes waarin het bekend wordt.
4.1.BALANS
5.Immateriële activa
Een immaterieel actief is een identificeerbaar, niet-monetair actief zonder fysieke vorm. Een actief is identificeerbaar als het ofwel scheidbaar is (dat wil zeggen als het kan worden afgescheiden of losgemaakt van de entiteit en kan worden verkocht, overgedragen, in licentie gegeven, gehuurd of geruild, hetzij individueel, hetzij samen met een gerelateerd contract, gerelateerd identificeerbaar actief of gerelateerde identificeerbare verplichting, ongeacht of de entiteit voornemens is dit te doen); of voortvloeit uit bindende overeenkomsten (met inbegrip van contractuele of andere juridische rechten), ongeacht of deze rechten overdraagbaar zijn aan of gescheiden kunnen worden van de entiteit of van andere rechten en verplichtingen).
Verworven immateriële activa worden geboekt tegen kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. Intern ontwikkelde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en de kosten uitsluitend betrekking hebben op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer zij zich voordoen.
Immateriële activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur (3 tot 11 jaar). De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst.
6.Materiële vaste activa
Alle materiële vaste activa worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend. De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de entiteit zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen. Terreinen worden niet afgeschreven, aangezien ervan wordt uitgegaan dat zij een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:
Soort activa | Lineair afschrijvingspercentage |
Onroerend goed | 4 % tot 10 % |
Materieel en apparatuur | 10 % tot 25 % |
Meubilair en wagenpark | 10 % tot 25 % |
Computerhardware | 25 % tot 33 % |
Overige | 10 % tot 33 % |
Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Zij worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Leaseovereenkomsten
Een leaseovereenkomst is een overeenkomst waarbij de lessor in ruil voor een betaling of een reeks betalingen het gebruiksrecht van een actief voor een overeengekomen periode overdraagt aan de leasenemer. Leases worden geclassificeerd als operationele leases, of als financiële leases.
Een financiële lease is een leaseovereenkomst die vrijwel alle aan de eigendom van een onderliggend actief verbonden risico's en voordelen overdraagt aan de leasenemer. Bij het aangaan van een financiële lease als leasenemer worden de activa die in het kader van de financiële lease zijn verworven, als activa en de daarmee verbonden leaseverplichtingen opgenomen als verplichtingen vanaf het begin van de leaseperiode. De activa en passiva worden opgenomen tegen bedragen die gelijk zijn aan de reële waarde van het geleasede actief of, indien ze lager zijn, tegen de contante waarde van de minimale leasebetalingen. Beide worden bepaald op het tijdstip van het aangaan van de leaseovereenkomst. Gedurende de leastermijn worden de via financiële lease verkregen activa afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is. De minimale leasebetalingen worden verdeeld tussen de financieringskosten (rentebestanddeel) en de vermindering van de uitstaande verplichting (het kapitaalonderdeel). De financieringskosten moeten zodanig aan elke periode tijdens de leaseperiode worden toegerekend dat voor elke periode een constante periodieke rente over het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen, die naargelang het geval als kortlopend/langlopend wordt opgenomen. Voorwaardelijke leasebetalingen moeten als lasten worden verwerkt in de perioden waarin ze zijn uitgevoerd.
Een operationele lease is een andere leaseovereenkomst dan een financiële lease, d.w.z. een leaseovereenkomst waarbij de leasegever een significant deel van alle aan de eigendom van een actief verbonden risico's en voordelen behoudt. Bij het opnemen van een operationele lease als leasenemer, worden de operationele-leasebetalingen als last opgenomen in de staat van de financiële resultaten, lineair gespreid over de leaseperiode, met noch een geleased actief, noch een leaseverplichting in het overzicht van de financiële positie.
7.Waardevermindering van niet-financiële activa
Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; ze worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijvingen/waardeverminderingen worden toegepast, worden op waardevermindering getoetst wanneer er op de verslagdatum een indicatie is die wijst op een mogelijke waardevermindering van een actief. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.
De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.
8.Financiële activa
De financiële activa worden geclassificeerd in de volgende categorieën: “financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten”, “leningen en vorderingen”, “tot einde looptijd aangehouden beleggingen” en “voor verkoop beschikbare financiële activa”. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.
(I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten
Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als zij hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als zij als zodanig door de entiteit zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie opgenomen. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat zij binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd. De entiteit had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.
(II)Leningen en vorderingen
Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de entiteit rechtstreeks aan een debiteur geld, goederen of diensten verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen. Zij worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, behalve die met vervaldatum binnen de twaalf maanden na de balansdatum. Termijndeposito's waarvan de oorspronkelijke looptijd meer dan drie maanden bedraagt, vallen onder leningen en vorderingen.
(III)Tot het einde van de looptijd aangehouden beleggingen
Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de entiteit voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De entiteit had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.
(IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Zij worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de entiteit verwacht om ze aan te houden, hetgeen doorgaans de vervaldatum is. De entiteit had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.
Eerste opname en waardering
Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, d.w.z. de dag waarop de entiteit tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Kasequivalenten en leningen worden opgenomen wanneer contanten bij een financiële instelling op een depositorekening worden geplaatst of aan kredietnemers worden uitgekeerd. Financiële instrumenten worden initieel opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten, worden bij de eerste opname transactiekosten toegevoegd aan de reële waarde.
Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen of de entiteit in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen.
Waardering na eerste opname
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd met baten en verliezen als gevolg van veranderingen in hun reële waarde in de staat van de financiële resultaten van de periode waarin zij zich voordoen.
Leningen en vorderingen en tot einde looptijd aangehouden beleggingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode.
Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde worden opgenomen in de reëlewaardereserve. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
De entiteit beoordeelt bij elke balansdatum of er objectieve aanwijzingen zijn dat financiële activa een waardevermindering hebben ondergaan en of er een waardevermindering moet worden opgevoerd in de staat van de financiële resultaten.
9.Voorfinanciering
Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basishandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt hetzij gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt, hetzij terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de entiteit terugbetalen. Aangezien de entiteit de controle over de voorfinanciering behoudt en recht heeft op terugbetaling van het niet-subsidiabele deel, wordt het bedrag gepresenteerd als een actief.
Voorfinanciering wordt oorspronkelijk opgenomen op de balans wanneer de geldmiddelen aan de ontvanger worden overgemaakt. Voorfinanciering wordt gewaardeerd tegen het bedrag van de vergoeding. In daaropvolgende perioden wordt voorfinanciering gewaardeerd tegen het initieel in de balans opgenomen bedrag, verminderd met tijdens de periode gedane subsidiabele uitgaven (inclusief in voorkomend geval geraamde bedragen).
10.Vorderingen en verhaalbare bedragen
De boekhoudregels van de EU vereisen een afzonderlijke presentatie van wissel- en niet-wisseltransacties. Om een onderscheid te maken tussen beide categorieën, is de term “vordering” voorbehouden voor wisseltransacties, terwijl voor niet-wisseltransacties, d.w.z. waarbij de EU waarde van een andere entiteit ontvangt zonder onmiddellijk een gelijkwaardige tegenprestatie te leveren, de term “verhaalbare bedragen” wordt gebruikt (bv. op de lidstaten verhaalbare bedragen betreffende de eigen middelen).
Vorderingen uit ruiltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten (zie 1.3.4 above).
Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag (aangepast voor rente en boetes) minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de entiteit niet alle verschuldigde bedragen volgens de oorspronkelijke voorwaarden van de verhaalbare bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
11.Geldmiddelen en kasequivalenten
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito's, andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.
12.Voorzieningen
Voorzieningen worden opgenomen wanneer de entiteit een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verbintenis op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verbintenis geraamd door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen (methode van de 'verwachte waarde').
Voorzieningen voor verlieslatende contracten worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de verwachte kosten om de overeenkomst te beëindigen of de verwachte nettokosten om de overeenkomst voort te zetten, afhankelijk van welk bedrag het laagst is.
13.Schulden
Opgenomen onder schulden zijn bedragen die betrekking hebben op zowel wisseltransacties zoals de aankoop van goederen en diensten als niet-wisseltransacties die bijvoorbeeld betrekking hebben op kostendeclaraties van begunstigden, subsidies of andere vormen van EU-financiering (zie toelichting 1.4.1).
Bij de verstrekking van subsidies en andere financiering aan begunstigden worden de kostendeclaraties geboekt als schulden voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.
Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de entiteit worden aanvaard.
14.Overlopende posten
Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de entiteit of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een contract) worden de aan de periode toerekenbare ontvangsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.
Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn uitgegeven door de rekenplichtige en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven. Evenzo wordt de uitgave uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt wanneer een vooruitbetaling plaatsvond voor diensten of goederen die nog niet zijn ontvangen.
14.1.STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
15.Ontvangsten
Ontvangsten omvatten uitsluitend de bruto-instroom van economische voordelen of door de entiteit ontvangen of te ontvangen dienstenpotentieel, die een toename van de netto activa vertegenwoordigt, zonder de toenames die verband houden met bijdragen van de eigenaars.
Afhankelijk van de aard van de onderliggende transacties in de staat van de financiële resultaten wordt een onderscheid gemaakt tussen:
(I)Ontvangsten uit niet-wisseltransacties
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties zijn belastingen en overdrachten omdat de overdragende partij middelen ter beschikking stelt van de ontvangende partij zonder dat de ontvangende partij in ruil hiervoor rechtstreeks een ongeveer gelijke waarde verstrekt.
Overdrachten zijn de instroom van toekomstige economische voordelen of dienstenpotentieel van niet-wisseltransacties, behalve belastingen. De entiteit neemt een actief op met betrekking tot overdrachten wanneer de entiteit de middelen controleert als gevolg van een gebeurtenis in het verleden (de overdracht) en ervan uitgaat in de toekomst van deze middelen economische voordelen of dienstenpotentieel te ontvangen en wanneer de reële waarde op een betrouwbare wijze kan worden gemeten. Een instroom van middelen uit een niet-wisseltransactie die als een actief (d.i. cash) is opgenomen, wordt ook opgenomen als ontvangsten, tenzij de entiteit een bestaande verplichting heeft met betrekking tot deze overdracht (voorwaarde), waaraan moet worden voldaan voordat de ontvangsten kunnen worden geboekt. Tot aan de voorwaarde is voldaan, worden de ontvangsten uitgesteld en geboekt als een verplichting (ontvangen voorfinanciering).
(II)Ontvangsten uit wisseltransacties
Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico's en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Ontvangsten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.
16.Uitgaven
Uitgaven zijn afgenomen economische baten of dienstenpotentieel tijdens de verslagperiode in de vorm van de uitstroom of verbruik van activa of mutatie van passiva die resulteert in de afname van de netto activa/vermogen. Zij omvatten zowel uitgaven die voortvloeien uit wisseltransacties als uitgaven die voortvloeien uit niet-wisseltransacties.
De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de entiteit zijn aanvaard. Zij worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden uitgaven die verband houden met de diensten die tijdens de desbetreffende periode zijn verstrekt en waarvoor nog geen factuur is ingediend of aanvaard, op de balansdatum opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
Uitgaven die voortvloeien uit niet-wisseltransacties hebben betrekking op overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften. Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.
Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgave opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.
16.1.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA
17.Voorwaardelijke activa
Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de entiteit niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt vermeld wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is geworden.
18.Voorwaardelijke passiva
Een voorwaardelijk passief is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de entiteit niet de volledige controle heeft; of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald. Een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen tenzij een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen zeer onwaarschijnlijk is.
18.1.COFINANCIERING
De ontvangen cofinancieringsbijdragen worden als aan de lidstaten en niet-lidstaten en andere entiteiten te betalen bedragen geboekt, aangezien zij voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties. Het EOF moet de bijdragen gebruiken voor dienstverlening aan derden. Anders moet het EOF de activa (de ontvangen bijdragen) teruggeven. De openstaande schuld voor cofinancieringsovereenkomsten is de ontvangen cofinancieringsbijdrage verminderd met de uitgaven die met betrekking tot het project zijn gedaan. Dit heeft geen effect op de nettoactiva.
Uitgaven met betrekking tot cofinancieringsprojecten worden opgenomen wanneer zij zich voordoen. Het overeenkomstige bedrag van de bijdragen wordt geboekt als exploitatiebaten. Er is geen effect op het economisch resultaat van het jaar.
19.TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS
ACTIVA
19.1.FINANCIËLE ACTIVA
De financiële activa van het EOF beliepen 36 miljoen EUR op 31 december 2019 (2018: geen). Zij omvatten beschikbaar voor verkoop beschikbare financiële activa die grotendeels bestaan uit beleggingen in eigenvermogensinstrumenten.
19.2.VOORFINANCIERING
Talrijke contracten voorzien in de betaling van voorschotten voor de aanvang van werken, de levering van voorraden of de verrichting van diensten. Soms wordt in de betalingsregeling van contracten bepaald dat de betalingen op basis van voortgangsverslagen zullen plaatsvinden. Voorfinanciering wordt normaal gesproken uitbetaald in de munteenheid van het land of gebied waar het project wordt uitgevoerd.
De termijn waarbinnen de voorfinanciering kan worden gebruikt, bepaalt of zij wordt opgenomen als kortlopende of langlopende voorfinanciering. Het gebruik is vastgelegd in de onderliggende overeenkomst van het project. Indien het gebruik binnen de twaalf maanden na de verslagdatum moet plaatsvinden, gaat het om een kortlopende voorfinanciering. Omdat uit het EOF veel langetermijnprojecten worden gefinancierd, moeten de desbetreffende voorfinancieringen langer dan een jaar beschikbaar zijn. Daarom worden sommige voorfinancieringen geboekt als niet-vlottende activa.
in miljoen EUR | |||||||
Toelichting | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Niet-vlottende voorfinanciering | 2.2.1 | – | 6 | 325 | 580 | 910 | 887 |
Vlottende voorfinanciering | 2.2.2 | 0 | 26 | 441 | 821 | 1 288 | 1 448 |
TOTAAL | 0 | 32 | 766 | 1 401 | 2 199 | 2 335 |
De daling van de totale voorfinanciering op 31 december 2019 wordt hoofdzakelijk verklaard door een daling van de voorfinanciering van het 10e EOF (2018: 964 miljoen EUR). In overeenstemming met de levenscyclus van het EOF zijn vele contracten in verband met het 10e EOF afgerond en afgesloten. Het aantal lopende contracten in het kader van dit EOF is gedaald van ongeveer 2 600 in 2018 tot ongeveer 2 300 in 2019. Bijgevolg ging de daling van het niveau van de voorfinancieringen die aan de begunstigden worden betaald gepaard met een toename van de vereffening van voorfinanciering.
Deze daling werd gedeeltelijk gecompenseerd door een stijging van de voorfinanciering voor het 11e EOF (2018: 1 328 miljoen EUR). Het 11e EOF ging in 2015 van start en was in 2019 op kruissnelheid gekomen bij de uitvoering van de goedgekeurde acties. Het aantal lopende contracten steeg van ongeveer 2 300 in 2018 tot 3 400 in 2019, hetgeen resulteerde in een toename van de totale openstaande voorfinanciering van 73 miljoen EUR.
20.Niet-vlottende voorfinanciering
in miljoen EUR | ||
31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Direct beheer | ||
Uitgevoerd door: | ||
Commissie | 190 | 140 |
Uitvoerende agentschappen van de EU | 6 | – |
EU-delegaties | 49 | 48 |
244 | 188 | |
Indirect beheer | ||
Uitgevoerd door: | ||
EIB en EIF | 313 | 367 |
Internationale organisaties | 291 | 280 |
Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak | 22 | 6 |
Publiekrechtelijke organen | 22 | 24 |
Derde landen | 17 | 21 |
EU-organen en publiek-private partnerschappen | 1 | – |
665 | 698 | |
Totaal | 910 | 887 |
21.Vlottende voorfinanciering
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Voorfinanciering (bruto) | 0 | 115 | 1 627 | 3 288 | 5 030 | 5 153 |
Afgewikkeld in het kader van afsluiting | – | (89) | (1 186) | (2 467) | (3 742) | (3 705) |
Totaal | 0 | 26 | 441 | 821 | 1 288 | 1 448 |
22.Garanties met betrekking tot voorfinanciering
Er worden waarborgen aangehouden om de voorfinancieringen te garanderen. Deze worden vrijgegeven wanneer de laatste kostendeclaratie voor een project is betaald. Op 31 december 2019 was de waarde van de door het EOF verkregen waarborgen met betrekking tot voorfinanciering gedaald tot 46 miljoen EUR (2018: 79 miljoen EUR).
De meeste voorfinanciering wordt uitbetaald in het kader van indirect beheer. In dit geval is de begunstigde van de waarborg niet het EOF maar wel de aanbestedende dienst. Zelfs indien het EOF niet de begunstigde is, worden de activa van het EOF door deze waarborgen gegarandeerd.
22.1.BIJDRAGEN TRUSTFONDS
Deze rubriek omvat het bedrag dat als bijdrage is betaald aan het EU-trustfonds voor Afrika en het EU-trustfonds Bêkou. Van de bijdragen zijn de kosten afgetrokken die het trustfonds heeft gemaakt en die door het EOF moeten worden gedragen.
De bijdragen uit het trustfonds worden onder direct beheer door het EOF uitgevoerd.
in miljoen EUR | ||||
Nettobijdrage op 31.12.2018 | In 2019 betaalde bijdragen | Toewijzing netto-uitgaven trustfondsen 2019 | Nettobijdrage op 31.12.2019 | |
Afrika | 193 | 600 | (530) | 263 |
Bêkou | 9 | – | (5) | 4 |
Totaal | 201 | 600 | (535) | 266 |
22.2.Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties | 2.4.1 | 32 | 37 |
Vorderingen uit wisseltransacties | 2.4.2 | 91 | 101 |
Totaal | 123 | 138 |
23.Verhaalbare bedragen uit niet-wisseltransacties
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Lidstaten | – | 0 | – | 1 | 1 | 5 |
Klanten | 1 | 4 | 17 | 4 | 27 | 26 |
Overheidsinstanties | – | 9 | 11 | 1 | 21 | 25 |
Derde staten | 0 | 2 | 4 | 0 | 7 | 5 |
Afschrijving | (2) | (13) | (12) | (1) | (27) | (27) |
Rekeningen tussen ondernemingen met EU-instellingen | – | – | – | 4 | 4 | 3 |
Totaal | 0 | 3 | 20 | 9 | 32 | 37 |
24.Vorderingen uit wisseltransacties
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Toegerekende baten | 1 | 65 | 21 | 0 | 88 | 81 |
Te ontvangen bedrag van EU | – | – | – | 4 | 4 | 20 |
Rekeningen tussen EOF’s | 182 | 53 | 2 160 | (2 395) | (0) | (0) |
Totaal | 183 | 119 | 2 181 | (2 391) | 91 | 101 |
Opgenomen onder toegerekende baten zijn bedragen van opgelopen rente op voorfinanciering met betrekking tot projecten (65 miljoen EUR) en voorfinanciering met betrekking tot het EU-trustfonds voor Afrika (21 miljoen EUR).
De vordering op de EU is het bedrag dat is overgedragen naar de trustrekening van de Europese Commissie.
Om redenen van doelmatigheid is de enige kas voor alle EOF's ondergebracht bij het 11e EOF; dit leidt tot wederzijdse verrichtingen tussen de verschillende EOF’s; deze worden gesaldeerd door middel van verbindingsrekeningen tussen de verschillende EOF-balansen.
Deze verbindingsrekeningen tussen EOF’s zijn alleen opgenomen in de afzonderlijke EOF’s. Het totaal van de verbindingsrekeningen tussen EOF’s is nul.
24.1.GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN 3
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Speciale rekeningen | ||||||
Centrale banken | – | – | – | 729 | 729 | 276 |
– | – | – | 729 | 729 | 276 | |
Lopende rekeningen | ||||||
Handelsbanken | – | – | – | 421 | 421 | 87 |
Geldmiddelen van financieringsinstrumenten | – | – | – | 30 | 30 | 24 |
– | – | – | 450 | 450 | 111 | |
Totaal | – | – | – | 1 179 | 1 179 | 387 |
De stijging van de bedragen in deze rubriek met 792 miljoen EUR kan vooral worden verklaard door een lager uitvoeringspercentage van de betalingen dan geraamd. De betalingen van het EOF bedroegen op 31 december 2019 in totaal 3 910 miljoen EUR, ten opzichte van het jaarlijkse streefcijfer van 4 400 miljoen EUR. Twee belangrijke redenen voor dit verschil zijn de opschorting van de ondertekening van het contract inzake het wereldwijde partnerschap voor onderwijs met de Wereldbank en het uitstel van de betalingen voor begrotingssteun aan Tsjaad, Haïti en Benin.
Daarnaast heeft de stijging in de rubriek Handelsbanken betrekking op een bedrag van 264 miljoen EUR van de kapitaalinbreng 2020 die eind december van het Verenigd Koninkrijk is ontvangen op de rekening van Natwest Bank (zie toelichting 2.7.2.1).
Evenals in voorgaande jaren en om het tegenpartijrisico te beperken, worden meer liquide middelen bijgehouden op rekeningen bij centrale banken dan bij de handelsbanken (zie noot 5.1).
PASSIVA
24.2.FINANCIËLE VERPLICHTINGEN
25.Cofinanciering — schulden
De cofinancieringsschulden zijn de middelen die het EOF heeft ontvangen in het kader van de cofinancieringsovereenkomsten. Het EOF is verplicht deze bijdragen te gebruiken om de overeengekomen diensten aan derden te leveren en de ongebruikte middelen aan de contribuanten terug te storten. De timing van het gebruik van de cofinancieringsbedragen bepaalt of zij als kortlopend of langlopende financiering worden opgenomen.
Op het einde van het jaar worden alle cofinancieringsschulden geval per geval beoordeeld en worden alle bedragen die in de volgende 12 maanden waarschijnlijk niet zullen worden gebruikt, als langlopend beschouwd.
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Niet-vlottende cofinancieringssschulden | – | – | 1 | 18 | 19 | 18 |
Vlottende cofinancieringsschulden | – | – | 38 | 31 | 69 | 68 |
Totaal | – | – | 39 | 50 | 88 | 86 |
De stijging van de totale cofinancieringsschulden met 2,6 miljoen EUR is een gecombineerd effect van de in 2019 ontvangen nieuwe cofinanciering (17 miljoen EUR) en van de uitgaven voor cofinancieringsprojecten (14,4 miljoen EUR). Overeenkomstig de boekhoudregels voor cofinanciering hebben de bedragen geen invloed gehad op het resultaat van het jaar omdat zij zowel in de cofinancieringsuitgaven (toelichting 3.4) als in de cofinancieringsontvangsten (toelichting 3.1.1) zijn opgenomen.
25.1.SCHULDEN
in miljoen EUR | |||||||
Toelichting | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Kortlopende schulden | 2.7.1 | – | 5 | 72 | 106 | 182 | 173 |
Diverse schulden | 2.7.2 | – | (0) | 36 | 298 | 334 | 68 |
Totaal | – | 5 | 108 | 404 | 516 | 241 |
26. Kortlopende schulden
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Leveranciers | – | 4 | 67 | 27 | 97 | 102 |
Lidstaten | – | 0 | 0 | 2 | 2 | 1 |
Derde staten | 0 | – | 4 | 74 | 78 | 37 |
Overheidsinstanties | – | 2 | 70 | 20 | 92 | 43 |
Andere kortlopende schulden | (0) | (1) | (70) | (17) | (88) | (10) |
Totaal | – | 5 | 72 | 106 | 182 | 173 |
Schulden omvatten door het EOF ontvangen kostendeclaraties met betrekking tot de subsidieverlening. Zij worden geboekt voor het gevraagde bedrag op het moment dat het betalingsverzoek wordt ontvangen. Dezelfde procedure wordt gevolgd voor facturen en kredietnota's bij opdrachten. Bij de afsluitprocedure aan het einde van het jaar is rekening gehouden met de betrokken kostendeclaraties. Bij de afsluitboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Niet-subsidabele bedragen zijn opgenomen als andere lopende schulden.
27.Diverse schulden
in miljoen EUR | |||||||
Toelichting | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Cofinanciering — schulden | 2.6.1 | – | – | 38 | 31 | 69 | 68 |
Uitgestelde bijdragen aan middelen van het fonds | 2.7.2.1 | – | – | – | 264 | 264 | – |
Overige diverse schulden | – | – | (2) | 3 | 1 | 0 | |
Totaal | – | – | 36 | 298 | 334 | 68 |
28.Uitgestelde bijdragen aan de middelen van het fonds
Op 31 december 2019 heeft het totale bedrag van 264 miljoen EUR betrekking op de bijdrage 2020 van het VK die eind december aan het EOF is betaald. Op 31 december 2018 waren er geen vooruitbetaalde bijdragen aan de middelen van het fonds.
28.1.OVERLOPENDE POSTEN
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Toegerekende lasten | – | 96 | 240 | 982 | 1 318 | 1 279 |
Overige overlopende posten | – | – | 0 | 1 | 1 | 3 |
Totaal | – | 96 | 240 | 983 | 1 319 | 1 281 |
Toegerekende lasten omvatten geraamde exploitatiekosten voor lopende of beëindigde contracten zonder gevalideerde kostendeclaraties waarbij de subsidiabele uitgaven van de begunstigden werden geraamd door gebruik te maken van de best beschikbare informatie. Het deel geraamde toegerekende lasten dat betrekking heeft op de betaalde voorfinanciering, is geboekt als een vermindering van de voorfinancieringsbedragen (zie toelichting 2.2 above).
De stijging in deze rubriek is een gecombineerd effect van een stijging van de toegerekende lasten in het kader van het 11e EOF (2018: 838 miljoen EUR) en daling van de toegerekende lasten in het kader van het 10e EOF (2018: 358 miljoen EUR). Dit is in overeenstemming met de levenscyclus van het EOF en ook met de ontwikkeling van het aantal lopende contracten in het kader van deze EOF’s: Het 11e EOF bevond zich in 2019 op kruissnelheid en op 31 december 2019 waren er dus veel meer lopende contracten waarvoor de kosten geschat en toegerekend moesten worden. Daarentegen waren in het kader van het 10e EOF in 2019 vele contracten voltooid en afgesloten, hetgeen heeft geresulteerd in een daling van de lopende contracten en minder toegerekende lasten in het kader van dit EOF.
NETTOACTIVA
28.2.REËLEWAARDERESERVE
Overeenkomstig de boekhoudregels wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve.
in miljoen EUR | ||
31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Opgenomen in de reëlewaardereserve | (2) | – |
Opgenomen in de staat van de financiële resultaten | – | – |
Totaal | (2) | – |
28.3.MIDDELEN VAN HET FONDS
29.Afgeroepen middelen van het fonds– actieve EOF's
in miljoen EUR | |||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | Totaal | |
Middelen van het fonds | 12 164 | 10 773 | 20 960 | 29 367 | 73 264 |
Niet-afgeroepen middelen van het fonds | – | (0) | (0) | (22 840) | (22 840) |
Afgeroepen middelen van het fonds op 31.12.2018 | 12 164 | 10 773 | 20 960 | 6 527 | 50 423 |
Middelen van het fonds | 12 164 | 10 773 | 20 960 | 29 367 | 73 264 |
Niet-afgeroepen middelen van het fonds | – | (15) | (0) | (18 440) | (18 455) |
Afgeroepen middelen van het fonds op 31.12.2019 | 12 164 | 10 758 | 20 960 | 10 927 | 54 809 |
De middelen van het fonds zijn het totale bedrag van bijdragen van de lidstaten voor het desbetreffende EOF zoals in elk van de Interne Akkoorden is vastgelegd. De niet-afgeroepen middelen vertegenwoordigen de bedragen die nog niet bij de lidstaten zijn opgevraagd. De afgeroepen middelen van het fonds zijn de bijdragen die door het EOF zijn afgeroepen en door de lidstaten worden overgemaakt naar de rekeningen van de kasmiddelen (zie hieronder 2.10.2.).
30.Afgeroepen en niet-afgeroepen middelen van het fonds per lidstaat
in miljoen EUR | ||||
Bijdragen 11e EOF | % | Niet-afgeroepen middelen 31.12.2018 | Afgeroepen middelen in 2019 | Niet-afgeroepen middelen 31.12.2019 |
Oostenrijk | 2,40 | 548 | (105) | 442 |
België | 3,25 | 742 | (143) | 599 |
Bulgarije | 0,22 | 50 | (10) | 40 |
Kroatië | 0,23 | 51 | (10) | 42 |
Cyprus | 0,11 | 25 | (5) | 21 |
Tsjechië | 0,80 | 182 | (35) | 147 |
Denemarken | 1,98 | 452 | (87) | 365 |
Estland | 0,09 | 20 | (4) | 16 |
Finland | 1,51 | 345 | (66) | 278 |
Frankrijk | 17,81 | 4 068 | (784) | 3 285 |
Duitsland | 20,58 | 4 700 | (906) | 3 795 |
Griekenland | 1,51 | 344 | (66) | 278 |
Hongarije | 0,61 | 140 | (27) | 113 |
Ierland | 0,94 | 215 | (41) | 173 |
Italië | 12,53 | 2 862 | (551) | 2 311 |
Letland | 0,12 | 27 | (5) | 21 |
Litouwen | 0,18 | 41 | (8) | 33 |
Luxemburg | 0,26 | 58 | (11) | 47 |
Malta | 0,04 | 9 | (2) | 7 |
Nederland | 4,78 | 1 091 | (210) | 881 |
Polen | 2,01 | 458 | (88) | 370 |
Portugal | 1,20 | 273 | (53) | 221 |
Roemenië | 0,72 | 164 | (32) | 132 |
Slowakije | 0,38 | 86 | (17) | 69 |
Slovenië | 0,22 | 51 | (10) | 41 |
Spanje | 7,93 | 1 812 | (349) | 1 463 |
Zweden | 2,94 | 671 | (129) | 542 |
Verenigd Koninkrijk | 14,68 | 3 353 | (646) | 2 707 |
Totaal | 100,00 | 22 840 | (4 400) | 18 440 |
Aangezien de middelen van het 8e, 9e en 10e EOF zijn opgevraagd en in vorige jaren volledig zijn ontvangen, is in 2019 een bedrag van 4 400 miljoen EUR opgevraagd, dat volledig betrekking heeft op het 11e EOF.
31.Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF's
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Overgedragen middelen van afgesloten EOF's | 627 | 1 625 | – | – | 2 252 | 2 252 |
In deze rubriek zijn de middelen opgenomen die zijn overgedragen van afgesloten EOF's naar het 8e en 9e EOF.
32.Overschrijvingen van afgeroepen middelen van het fonds tussen actieve EOF's
in miljoen EUR | |||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | Totaal | |
Saldo op 31.12.2017 | (2 503) | 2 177 | 120 | 206 | – |
Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 10e EOF prestatiereserve van vorige EOF's | (7) | (40) | 47 | – | 0 |
Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 11e EOF prestatiereserve van vorige EOF's | – | – | (112) | 112 | – |
Saldo op 31.12.2018 | (2 509) | 2 137 | 55 | 317 | – |
Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 10e EOF prestatiereserve van vorige EOF's | (1) | (27) | 28 | – | (0) |
Overdracht van geannuleerde bedragen naar het 11e EOF prestatiereserve van vorige EOF's | – | – | 181 | (181) | – |
Saldo op 31.12.2019 | (2 510) | 2 109 | 265 | 136 | – |
Deze rubriek omvat de middelen die zijn overgedragen tussen de actieve EOF's.
Sinds de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Cotonou worden alle onbestede middelen in de eerdere, actieve EOF's na vrijmaking naar het meest recentelijk geopende EOF overgedragen. Door de overgedragen middelen van andere EOF's nemen de kredieten van het ontvangende fonds toe en die van het overdragende fonds af. Middelen die zijn overgedragen naar de prestatiereserve van het 10e en 11e EOF, kunnen alleen onder de in de interne akkoorden opgenomen specifieke voorwaarden worden vastgelegd.
33.TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
ONTVANGSTEN
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 2019 | 2018 | |
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties | 3.1 | 28 | 4 |
Ontvangsten uit wisseltransacties | 3.2 | 46 | 57 |
Totaal | 74 | 60 |
33.1.ONTVANGSTEN UIT NIET-WISSELTRANSACTIES
in miljoen EUR | |||||||
Toelichting | 8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 2019 | 2018 | |
Teruggevorderde uitgaven | 0 | 0 | 9 | 4 | 13 | 21 | |
Recovery of STABEX funds | – | – | 0 | – | 0 | 0 | |
Cofinanciering — ontvangsten | 3.1.1 | – | – | 9 | 5 | 14 | (17) |
Totaal | 0 | 0 | 18 | 10 | 28 | 4 |
De ontvangsten uit niet-wisseltransacties kunnen op basis van de beheersvorm als volgt worden opgesplitst:
in miljoen EUR | ||
2019 | 2018 | |
Direct beheer | ||
Uitgevoerd door: | ||
Commissie | 1 | 1 |
EU-delegaties | 6 | 3 |
6 | 4 | |
Indirect beheer | ||
Uitgevoerd door: | ||
Derde landen | 15 | (13) |
Internationale organisaties | 5 | 12 |
Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak | 2 | 1 |
22 | – | |
Totaal | 28 | 4 |
34.Cofinanciering — ontvangsten
De ontvangen co-financieringsbijdragen voldoen aan de criteria van ontvangsten uit voorwaardelijke niet-wisseltransacties en mogen als dusdanig niet van invloed zijn op de staat van de financiële resultaten als zij worden ontvangen. De bijdragen blijven geboekt onder verplichtingen (zie toelichting 2.6.1) totdat aan de voorwaarden is voldaan die verbonden zijn aan de gedoneerde middelen, dat wil zeggen dat de subsidiabele uitgaven zijn verricht (zie toelichting 3.4). Het desbetreffende bedrag wordt vervolgens geboekt in de staat van de financiële resultaten als niet-handelsbaten uit cofinanciering. Bijgevolg is het effect op het economisch resultaat van het jaar nul.
34.1.ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 2019 | 2018 | |
Financiële ontvangsten | (0) | (0) | 3 | 4 | 7 | 10 |
Overige ontvangsten | 1 | 6 | 21 | 12 | 39 | 46 |
Totaal | 1 | 6 | 24 | 16 | 46 | 57 |
De financiële ontvangsten omvatten voornamelijk rente over achterstallige terugvorderingsopdrachten (6,6 miljoen EUR) en rente op voorfinanciering. Andere ontvangsten hebben volledig betrekking op valutawinsten. De overeenkomstige wisselkoersverliezen worden geboekt onder overige uitgaven (zie toelichting 3.6).
UITGAVEN
34.2.STEUNINSTRUMENTEN
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 2019 | 2018 | |
Programmeerbare hulp | 0 | (0) | 295 | 1 824 | 2 119 | 2 001 |
Macro-economische steun | – | 29 | – | – | 29 | 26 |
Sectoraal beleid | – | 0 | – | – | 0 | 2 |
Intra-ACS-projecten | – | 2 | 272 | 678 | 951 | 827 |
Spoedhulp | – | 4 | 12 | 97 | 112 | 873 |
Institutionele steun | – | – | 0 | 7 | 7 | 18 |
Bijdragen aan trustfondsen | – | – | – | 535 | 535 | 307 |
Totaal | 0 | 35 | 579 | 3 141 | 3 755 | 4 054 |
De operationele uitgaven van het EOF hebben betrekking op meerdere steuninstrumenten en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd.
De daling in deze rubriek is een gecombineerd effect van een stijging van de uitgaven in het kader van het 11e EOF (2018: 3 012 miljoen EUR) en daling van de uitgaven in het kader van de 10e EOF (2018:984 miljoen EUR). Dit is in overeenstemming met de levenscyclus van het EOF en ook met de ontwikkeling van het aantal lopende contracten in het kader van deze EOF’s: Het 11e EOF bevond zich in 2019 op kruissnelheid en op 31 december 2019 waren er dus veel meer lopende contracten waarvoor uitgaven zijn gemaakt. Daarentegen waren in het kader van het 10e EOF in 2019 vele contracten voltooid en afgesloten, hetgeen heeft geresulteerd in een daling van de in het kader van dit EOF opgelopen uitgaven.
Zoals opgemerkt is de structuur van de uitgaven voor steuninstrumenten in het kader van het 11e EOF gewijzigd ten opzichte van 2018. In het kader van dit EOF zijn de uitgaven voor Spoedhulp (2018: 811 miljoen EUR) aanzienlijk gedaald, terwijl de uitgaven voor Programmeerbare hulp, Intra-ACS-projecten en Bijdragen van de EU-trustfondsen sterk zijn gestegen (2018: respectievelijk 1 468 miljoen EUR, 410 miljoen EUR, 307 miljoen EUR).
34.3.COFINANCIERINGSUITGAVEN
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 2019 | 2018 | |
Cofinanciering | – | – | 9 | 5 | 14 | (17) |
Onder deze rubriek zijn de uitgaven opgenomen die werden gemaakt voor cofinancieringsprojecten in 2019. Er zij op gewezen dat de gedane uitgaven de geraamde bedragen met betrekking tot de afsluiting van het boekjaar bevatten (en bijgevolg terugboekingen van de geraamde bedragen met betrekking tot vorig jaar).
De overeenkomstige ontvangsten zijn geboekt in de staat van de financiële resultaten (zie toelichting 3.1.1).
STEUNINSTRUMENTEN EN COFINANCIERINGSUITGAVEN PER BEHEERSVORM
in miljoen EUR | ||
2019 | 2018 | |
Direct beheer | ||
Uitgevoerd door: | ||
Commissie | 86 | 122 |
Uitvoerende agentschappen van de EU | (13) | 31 |
Trustfondsen | 483 | 594 |
EU-delegaties | 1 141 | 1 003 |
1 697 | 1 750 | |
Indirect beheer | ||
Uitgevoerd door: | ||
EIB en EIF | 145 | 44 |
Internationale organisaties | 1 003 | 920 |
Privaatrechtelijke entiteiten die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak | 126 | 114 |
Publiekrechtelijke organen | 184 | 231 |
Derde landen | 613 | 977 |
EU-organen en publiek-private partnerschappen | 1 | 1 |
2 073 | 2 287 | |
Totaal | 3 770 | 4 037 |
34.4.FINANCIERINGSKOSTEN
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 2019 | 2018 | |
Waardevermindering van vorderingen | 0 | (2) | 2 | 1 | 1 | (7) |
In deze rubriek zijn de geraamde uitgaven voor oninbare bedragen opgenomen.
34.5.OVERIGE UITGAVEN
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 2019 | 2018 | |
Administratieve en IT-uitgaven | – | – | (41) | 262 | 220 | 112 |
Voorzieningen voor risico's en lasten | – | – | – | – | – | (4) |
Gerealiseerde verliezen op handelsdebiteuren | – | 2 | 1 | 1 | 3 | 1 |
Wisselkoersverliezen | 1 | 6 | 21 | 9 | 37 | 39 |
Totaal | 1 | 8 | (20) | 272 | 260 | 148 |
Deze rubriek omvat hoofdzakelijk ondersteuningsuitgaven: d.w.z. administratieve kosten voor de programmering en tenuitvoerlegging van de EOF’s. Dit omvat uitgaven voor de voorbereiding, opvolging, controle en evaluatie van projecten alsook uitgaven voor computernetwerken, technische bijstand enz.
35.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN ANDERE BELANGRIJKE BEKENDMAKINGEN
35.1.VOORWAARDELIJKE ACTIVA
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Uitvoeringsgaranties | – | 10 | 5 | 0 | 15 | 11 |
Inhoudingsgaranties | – | 5 | 4 | – | 9 | 7 |
Totaal | – | 15 | 8 | 0 | 24 | 17 |
Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van EOF-middelen voldoen aan de verplichtingen van hun contracten met het EOF.
Inhoudingsgaranties hebben alleen betrekking op contracten voor de uitvoering van werken. Meestal wordt 10% van de tussentijdse betalingen aan begunstigden ingehouden om ervoor te zorgen dat de aannemers hun verplichtingen nakomt. Deze ingehouden bedragen worden als te betalen bedragen opgenomen. Met instemming van de opdrachtgever kan de aannemer de inhoudingen op de tussentijdse betalingen desgewenst vervangen door een inhoudingsgarantie. Deze verkregen garanties worden opgenomen als voorwaardelijke activa.
Bij contracten die in indirect beheer worden beheerd, vallen de waarborgen onder een andere aanbestedende dienst dan het EOF en worden zij derhalve door het EOF niet vermeld.
35.2.ANDERE BELANGRIJKE BEKENDMAKINGEN
36.Vastleggingen ten laste van nog niet gebruikte kredieten
Dit onderstaande bedrag bestaat uit de budgettaire RAL ("reste à liquider") verminderd met de daarmee verband houdende bedragen die in de staat van de financiële resultaten zijn opgenomen als uitgaven. De budgettaire RAL is een bedrag dat de vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s.
in miljoen EUR | ||||||
8e EOF | 9e EOF | 10e E0F | 11e EOF | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Vastleggingen ten laste van nog niet gebruikte kredieten | (0) | 42 | 576 | 7 946 | 8 564 | 9 071 |
Op 31 december 2019 was met de niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen een bedrag van in totaal 10 270 miljoen EUR gemoeid (2018: 10 616 miljoen EUR).
37.FINANCIEEL RISICOBEHEER
De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het financieel risicobeheer van het EOF betreft de kasverrichtingen die door de Commissie werden verricht namens het EOF met het oog op de besteding van EOF-middelen.
37.1.BELEID INZAKE RISICOBEHEER EN AFDEKKINGSACTIVITEITEN
De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen zijn vastgelegd in het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF en het Intern Akkoord.
Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:
(a)De EOF-bijdragen worden door elke lidstaat gestort op een speciale rekening die bij de centrale bank van de betrokken lidstaat of bij de door hem aangewezen financiële instelling is geopend. Deze bijdragen blijven op die speciale rekeningen totdat de betalingen van het EOF moeten worden uitgevoerd.
(b)EOF-bijdragen worden door de lidstaten in EUR betaald, terwijl de EOF-betalingen in EUR en in andere valuta luiden.
(c)Bankrekeningen die door de Commissie namens het EOF zijn geopend, mogen geen negatief saldo vertonen.
Naast de speciale rekeningen heeft de Commissie namens het EOF nog andere bankrekeningen geopend bij financiële instellingen (centrale banken en commerciële banken) om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.
De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de internecontrolenormen van de Commissie en de controleprincipes.
Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.
37.2.VALUTARISICO
Blootstelling van het EOF aan valutarisico aan het einde van het jaar - nettopositie.
in miljoen EUR | ||||||||||||||
31.12.2019 | 31.12.2018 | |||||||||||||
USD | GBP | DKK | SEK | EUR | Overige | TOTAAL | USD | GBP | DKK | SEK | EUR | Overige | TOTAAL | |
Financiële activa | ||||||||||||||
Vorderingen en verhaalbare bedragen | – | – | – | – | 115 | 8 | 123 | 63 | – | 0 | – | 67 | 8 | 138 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 1 | – | – | – | 1 178 | – | 1 179 | 1 | 0 | – | – | 386 | – | 387 |
1 | – | – | – | 1 293 | 8 | 1 302 | 64 | 0 | 0 | – | 453 | 8 | 525 | |
Financiële verplichtingen | ||||||||||||||
Niet-vlottende financiële verplichtingen | – | – | – | – | (19) | – | (19) | – | – | – | – | (18) | – | (18) |
Schulden | (7) | – | – | – | (509) | – | (516) | (1) | – | – | – | (218) | (22) | (241) |
(7) | – | – | – | (528) | – | (535) | (1) | – | – | – | (236) | (22) | (259) | |
TOTAAL | (6) | – | – | – | 765 | 8 | 767 | 63 | 0 | 0 | – | 217 | (14) | 267 |
Alle bijdragen luiden in euro en andere valuta worden slechts aangekocht wanneer zij noodzakelijk zijn voor de uitvoering van betalingen. Bijgevolg zijn de kasverrichtingen van het EOF niet blootgesteld aan een valutarisico.
37.3.RENTERISICO
Het EOF ontleent geen geldmiddelen; bijgevolg is het EOF niet blootgesteld aan een renterisico.
De rente wordt opgebouwd op de saldi die het EOF op zijn verschillende bankrekeningen aanhoudt. Namens het EOF heeft de Commissie dus maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de op gezette tijd verworven rente in overeenstemming is met de marktrentevoeten en hun mogelijke fluctuatie.
Bijdragen aan de EOF-begroting worden door elke lidstaat op een speciale rekening geboekt die geopend is bij de door de lidstaat hiertoe aangewezen financiële instelling. Aangezien de vergoedingen voor sommige van deze rekeningen momenteel negatief kunnen zijn, gelden thans kasbeheerprocedures om de saldi op de desbetreffende rekeningen zo beperkt mogelijk te houden. Voorts komt elke negatieve vergoeding op deze rekeningen ten laste van de desbetreffende lidstaat, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/888 van de Raad.
Overnightsaldi op commerciële bankrekeningen worden dagelijks vergoed. De vergoeding voor saldi op dergelijke rekeningen is gebaseerd op variabele marktrentevoeten waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. Voor de meeste rekeningen is de renteberekening gekoppeld aan het marktreferentietarief en wordt zij aangepast aan de schommelingen van dit tarief. Bijgevolg loopt het EOF geen risico dat haar saldi tegen een lager tarief dan de marktrentevoeten worden vergoed.
37.4.KREDIETRISICO (TEGENPARTIJRISICO)
Financiële activa die niet vervallen zijn en evenmin een waardevermindering hebben ondergaan
in miljoen EUR | |||||
TOTAAL | Niet vervallen en evenmin in waarde verminderd | Achterstallig maar niet aan bijzondere waardevermindering onderhevig | |||
< 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | |||
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | 123 | 100 | 16 | 7 | – |
Totaal op 31.12.2019 | 123 | 100 | 16 | 7 | – |
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | 138 | 121 | 12 | 5 | – |
Totaal op 31.12.2018 | 138 | 121 | 12 | 5 | – |
Financiële activa per risicocategorie:
in miljoen EUR | ||||||
31.12.2019 | 31.12.2018 | |||||
Vorderingen | Contant geld | TOTAAL | Vorderingen | Contant geld | TOTAAL | |
Tegenpartijen met externe kredietrating | ||||||
Beste en uitstekende rating | 7 | 958 | 965 | 5 | 303 | 308 |
Rating hogere middensegment | – | 220 | 220 | – | 80 | 80 |
Rating lagere middensegment | – | 1 | 1 | – | 4 | 4 |
Niet-investeringswaardig | – | 0 | 0 | – | 0 | 0 |
7 | 1 179 | 1 186 | 5 | 387 | 391 | |
Tegenpartijen zonder externe kredietrating | ||||||
Groep 1 (debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden) | 116 | 0 | 116 | 133 | 0 | 134 |
Groep 2 (debiteuren met wanbetalingen in het verleden) | – | – | – | – | – | – |
Totaal | 116 | 0 | 116 | 133 | 0 | 134 |
Totaal | 123 | 1 179 | 1 302 | 138 | 387 | 525 |
Middelen in de ratingcategorieën niet-investeringswaardig en lagere middensegment hebben hoofdzakelijk betrekking op EOF-bijdragen van de lidstaten op de speciale rekeningen die door lidstaten zijn geopend overeenkomstig artikel 20, lid 3, van het Financieel Reglement van toepassing op het EOF. Overeenkomstig dit Financieel Reglement moet het bedrag van deze bijdragen op die speciale rekeningen blijven totdat de betalingen moeten worden uitgevoerd.
De meeste kasmiddelen van het EOF worden conform het Financieel Reglement van toepassing op het EOF aangehouden op de speciale rekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen. De meeste van deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale bank van de lidstaten. Deze instellingen houden voor het EOF het laagste tegenpartijrisico in (risico ligt bij de lidstaten).
Wat betreft het deel van de kasmiddelen van het EOF die worden aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden deze rekeningen precies op tijd aangevuld. Deze aanvulling wordt automatisch beheerd door het kasbeheersysteem van de thesaurie van de Commissie. Minimumkassaldi, evenredig met het gemiddelde bedrag van de uitgevoerde dagelijkse betalingen, worden op elke rekening aangehouden. Derhalve zijn de bedragen die overnight op deze rekeningen staan, voortdurend laag. Hierdoor is het EOF slechts in beperkte mate aan risico blootgesteld.
Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het tegenpartijrisico waaraan het EOF is blootgesteld, te minimaliseren.
Alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, dienen de banken minimaal over een kredietrating op korte termijn te beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig (S&P A-1 of Fitch F1). In bepaalde en naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan een lager niveau aanvaard worden.
37.5.LIQUIDITEITSRISICO
Vervaldagenanalyse van de financiële verplichtingen op basis van resterende contractuele vervaldag
in miljoen EUR | ||||
< 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | Totaal | |
Financiële verplichtingen | 516 | 2 | 17 | 535 |
Totaal op 31.12.2019 | 516 | 6 | 22 | 516 |
Financiële verplichtingen | 241 | 7 | 11 | 259 |
Totaal op 31.12.2018 | 241 | 7 | 11 | 259 |
Voor het EOF geldende begrotingsbeginselen zorgen ervoor dat de totale kasmiddelen voor de begrotingsperiode steeds toereikend zijn voor de uitvoering van de betalingen. De totale bijdragen van de lidstaten stemmen immers overeen met het totale bedrag van de betalingskredieten voor de desbetreffende begrotingsperiode.
De bijdragen van de lidstaten aan het EOF worden evenwel betaald in drie tranches per jaar, terwijl de betalingen seizoensgebonden zijn.
Om ervoor te zorgen dat de kasmiddelen steeds toereikend zijn om de in een bepaalde maand uit te voeren betalingen te dekken, worden op gezette tijden gegevens over de kassituatie uitgewisseld tussen de thesaurie van de Commissie en de desbetreffende uitgevende diensten.
Naast het bovenstaande zorgen geautomatiseerde kasbeheerinstrumenten er in het kader van de kasverrichtingen van het EOF voor dat dagelijks voldoende liquiditeit beschikbaar is op elke bankrekening van het EOF.
38.INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN
De verbonden partijen van het EOF zijn het EU-trustfonds Bêkou, het EU-trustfonds voor Afrika en de Europese Commissie. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van het EOF en derhalve gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.
Er is geen afzonderlijk beheer voor het EOF, aangezien het door de Commissie wordt beheerd. De rechten van de leidinggevenden van de EU, met inbegrip van de Commissie, zijn openbaar gemaakt in de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie in rubriek 7.2 'Rechten van leidinggevenden'.
39.GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM
Op de datum van indiening van deze voorlopige rekeningen zijn, afgezien van de hieronder toegelichte aangelegenheid, geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van het EOF die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem aangemeld. Bij het opstellen van de jaarrekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruik gemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.
Vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie
Sedert 1 februari 2020 is het Verenigd Koninkrijk geen lidstaat van de Europese Unie meer. Na de sluiting van het akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het “terugtrekkingsakkoord”) tussen beide partijen, heeft het Verenigd Koninkrijk toegezegd dat het al zijn verplichtingen uit hoofde van het huidige MFK en eerdere financiële vooruitzichten zou nakomen alsof het nog een lidstaat was.
In het terugtrekkingsakkoord wordt bepaald dat het Verenigd Koninkrijk partij blijft bij het EOF tot de sluiting van het 11e EOF en alle vorige nog niet afgesloten EOF's en dat het Verenigd Koninkrijk in dit verband dezelfde verplichtingen zal nakomen als de lidstaten overeenkomstig het Interne Akkoord waarbij het EOF is opgericht, alsook de verplichtingen die voortvloeien uit de vorige EOF's tot hun afsluiting. Het Verenigd Koninkrijk kan als waarnemer zonder stemrechten deelnemen aan het Comité van het EOF.
In het terugtrekkingsakkoord wordt ook bepaald dat wanneer de bedragen van projecten in kader van het 10e EOF of van vorige EOF's niet zijn vastgelegd of zijn geannuleerd op de datum van inwerkingtreding van dit akkoord, het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in deze bedragen niet opnieuw benut zal worden. Hetzelfde geldt voor het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de middelen in het kader van het 11e EOF die na 31 december 2020 niet zijn vastgelegd of geannuleerd.
Op de datum van indiening van deze voorlopige rekeningen en op basis van het tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord dat reeds in werking was, zijn er geen financiële gevolgen die in de jaarrekening 2019 van het EOF moeten worden gerapporteerd.
Coronavirus 2019 (COVID-19)
In het eerste kwartaal van 2020 heeft de COVID-19-pandemie wereldwijd enorme gevolgen gehad, onder meer op de financiële markten waar alle belangrijke indices sterk zijn gedaald. Dit heeft geleid tot een grotere volatiliteit van de waarde van financiële instrumenten die tegen reële waarde zijn geregistreerd, met inbegrip van die op de balans van het EOF. Aangezien de COVID-19-pandemie kan worden beschouwd als een gebeurtenis na de verslagperiode is het niet noodzakelijk de gerapporteerde cijfers bij te stellen. Voor de volgende verslagperioden zal de COVID-19-pandemie waarschijnlijk van invloed zijn op de opname en waardering van bepaalde activa en passiva in de financiële staten. Op basis van de informatie die beschikbaar is op het tijdstip van de indiening van deze voorlopige rekeningen kunnen de financiële gevolgen van de COVID-19-pandemie niet op betrouwbare wijze worden ingeschat.
40.AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT EN HET BEGROTINGSRESULTAAT
Het economisch resultaat van het jaar is berekend op transactiebasis. Het begrotingsresultaat is evenwel gebaseerd op de beginselen van de kasboekhouding. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of ze op elkaar kunnen worden afgestemd. In onderstaande tabel is deze afstemming opgenomen, met vermelding van de belangrijkste afgestemde bedragen, opgesplitst in ontvangsten en uitgaven. De toelichting bij de tabel bevat aanvullende informatie over de aard van de belangrijkste afstemmingsposten.
in miljoen EUR | ||
2019 | 2018 | |
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR | (3 956) | (4 118) |
Ontvangsten | ||
Rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden | – | (1) |
Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet geïnd zijn | (16) | (11) |
Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn | 23 | 11 |
Netto-effect van voorfinanciering | 53 | 36 |
Toegerekende baten (netto) | (67) | (39) |
Overige | (3) | (1) |
Uitgaven | ||
Nog niet betaalde uitgaven van het lopende jaar | 107 | 115 |
Uitgaven van het vorige jaar betaald in het lopende jaar | (672) | (366) |
Netto-effect van voorfinanciering | (44) | (179) |
Toegerekende uitgaven (netto) | 719 | 484 |
BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR | (3 856) | (4 069) |
40.1.AFSTEMMINGSPOSTEN — ONTVANGSTEN
De begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van tijdens het begrotingsjaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die zijn vastgesteld tijdens voorafgaande begrotingsjaren.
De rechten die het begrotingsresultaat niet beïnvloeden, worden geboekt in de economische resultatenrekening. Vanuit begrotingsoogpunt kunnen zij evenwel niet als ontvangsten worden beschouwd, aangezien het ontvangen bedrag naar de reserve wordt overgeheveld en zonder een besluit van de Raad niet opnieuw kan worden vastgelegd.
De rechten die in het huidige jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd, moeten ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien zij geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die tijdens vorige jaren zijn vastgesteld en in het huidige jaar geïnd, ten behoeve van de afstemming bij het economische resultaat worden opgeteld.
Het netto-effect van de voorfinanciering heeft betrekking op de verrekening van de voorfinanciering met de van de begunstigden teruggevorderde bedragen. Deze kasontvangsten vertegenwoordigen begrotingsinkomsten, maar hebben geen invloed op het economisch resultaat en moeten daarom ten behoeve van de afstemming worden toegevoegd.
De netto toegerekende ontvangsten bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende baten voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.
40.2.AFSTEMMINGSPOSTEN - UITGAVEN
Uitgaven van het lopende jaar die nog niet zijn betaald, moeten ten behoeve van de afstemming worden toegevoegd, aangezien zij in het economisch resultaat zijn opgenomen maar geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de uitgaven van vorige jaren die in het huidige jaar zijn betaald, ten behoeve van de afstemming van het economische resultaat worden afgetrokken, aangezien zij deel uitmaken van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar, maar zij het economische resultaat niet beïnvloeden of in het geval van correcties de uitgaven verminderen.
De kasmiddelen van betalingsannuleringen hebben geen invloed op de economische resultaten, maar wel op het begrotingsresultaat.
Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van de nieuwe voorfinancieringsbedragen die tijdens het lopende jaar zijn betaald (geboekt als begrotingsuitgaven van het jaar en de vereffening van de voorfinancieringen die tijdens het lopende jaar of vorige jaren werden betaald via de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, doch geen uitgave in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.
De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, dat wil zeggen subsidiabele uitgaven die begunstigden van EOF-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan het EOF hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, dat wil zeggen de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar minus de terugboekte toegerekende uitgaven van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.
FINANCIËLE STATEN VAN IN HET EOF GECONSOLIDEERDE EU-TRUSTFONDSEN
FINANCIËLE STATEN 2019 VAN HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot duizend euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.
ACHTERGRONDINFORMATIE OVER HET EU-TRUSTFONDS BÊKOU
Algemene achtergrond bij de EU-trustfondsen
Overeenkomstig de artikelen 234 en 235 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie 4 en artikel 35 van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF 5 is de Commissie gemachtigd EU-trustfondsen op te richten voor externe maatregelen (“trustfondsen van de Unie”). De trustfondsen van de Unie zijn opgericht uit hoofde van een overeenkomst met andere donoren voor acties in en na noodsituaties die nodig zijn om te reageren op een crisis, of voor thematische acties.
Trustfondsen van de Unie worden opgericht door de Europese Commissie, met een besluit na raadpleging of goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad. Dit besluit omvat de oprichtingsovereenkomst met andere donoren.
Trustfondsen van de Unie worden alleen opgericht en uitgevoerd onder de volgende voorwaarden:
•er is toegevoegde waarde voor het optreden van de Unie: de doelstellingen van trustfondsen van de Unie, met name vanwege de omvang of de mogelijke gevolgen, kunnen beter op het niveau van de Unie dan op nationaal niveau worden bereikt en het gebruik van de bestaande financieringsinstrumenten zou niet voldoende zijn om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken;
•trustfondsen van de Unie leveren duidelijke politieke zichtbaarheid van de Unie en voordelen met betrekking tot het beheer op, evenals betere controle door de Unie op de risico’s en het gebruik van de bijdragen van de Unie en andere donoren;
•trustfondsen van de Unie vormen geen doublure van andere financieringskanalen of vergelijkbare instrumenten, zonder enige additionaliteit op te leveren;
•de doelstellingen van trustfondsen van de Unie zijn afgestemd op de doelstellingen van het instrument van de Unie of de begrotingspost waaruit zij gefinancierd worden.
Bij elk trustfonds van de Unie wordt een door de Commissie voorgezeten raad van bestuur opgericht om de donoren billijk te vertegenwoordigen en te beslissen hoe de middelen worden gebruikt. In de raad van bestuur is elke niet-bijdragende lidstaat vertegenwoordigd als waarnemer. De regels voor de samenstelling van de raad van bestuur en zijn reglement van orde worden vastgesteld in de oprichtingsovereenkomst van het trustfonds van de Unie.
Trustfondsen van de Unie worden opgericht voor een bepaalde duur als bepaald in de oprichtingsovereenkomst ervan. Die termijn kan op verzoek van de raad van bestuur van het trustfonds van de Unie worden verlengd en na indiening door de Commissie van een verslag ter rechtvaardiging van de verlenging. Het Europees Parlement en/of de Raad kunnen de Commissie verzoeken de kredieten voor het trustfonds stop te zetten of de oprichtingsakte te herzien om het trustfonds zo nodig te liquideren.
De rekenplichtige van de Commissie treedt op als rekenplichtige van de trustfondsen van de Unie. De rekenplichtige is verantwoordelijk voor het vaststellen van de boekhoudprocedures en een rekeningstelsel die alle trustfondsen van de Unie gemeenschappelijk hebben. De intern controleur van de Commissie, OLAF en de Rekenkamer oefenen ten aanzien van de trustfondsen van de Unie dezelfde bevoegdheden uit als ten aanzien van andere acties die door de Commissie worden uitgevoerd. De trustfondsen van de Unie worden jaarlijks aan een onafhankelijke externe audit onderworpen.
De huidige EU-trustfondsen
Momenteel heeft de Commissie vier EU-trustfondsen opgericht:
- Het EU-trustfonds BÊKOU, dat tot doel heeft de Centraal-Afrikaanse Republiek in alle opzichten te helpen bij het vinden van een uitweg uit de crises en bij de wederopbouw. Opgericht op 15 juli 2014;
- Het EU-trustfonds MADAD, een regionaal trustfonds van de Europese Unie dat is opgericht naar aanleiding van de crisis in Syrië. Opgericht op 15 december 2014;
- Het EU-trustfonds AFRIKA, een noodtrustfonds van de Europese Unie voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika. Opgericht op 12 november 2015;
- Het EU-trustfonds COLOMBIA voor de ondersteuning van de uitvoering van het vredesakkoord bij spoedig herstel en stabilisatie na afloop van het conflict. Opgericht op 12 december 2016.
Het EU-trustfonds Bêkou
Het eerste EU-multidonortrustfonds, dat de naam “Bêkou” draagt (hetgeen “hoop” betekent in het Sango), is op 15 juli 2014 opgericht door de Europese Commissie (vertegenwoordigd door de DG's DEVCO en ECHO, en de EDEO) en drie EU-lidstaten (Duitsland, Frankrijk en Nederland) met als doel de stabilisering en wederopbouw van de Centraal-Afrikaanse Republiek te bevorderen. Het heeft een maximale looptijd van 60 maanden. In mei 2019 keurde de EU een verlenging van het EU-trustfonds Bêkou tot december 2020 goed, waardoor de totale duur ervan 78 maanden bedraagt.
De raad van bestuur en het operationeel comité van het EU-trustfonds Bêkou bestaan uit vertegenwoordigers van de donoren, de Commissie en waarnemers. De strategie van het EU-trustfonds wordt vastgesteld en herzien door de raad van bestuur. De raad van bestuur komt ten minste eenmaal per jaar bijeen.
Het operationeel comité is belast met het onderzoek van, de goedkeuring van en het toezicht op de uitvoering van de acties die door het trustfonds worden gefinancierd. Daarnaast keurt het comité de jaarrekening en de jaarverslagen over door het trustfonds gefinancierde activiteiten goed.
Jaarrekening van het EU-trustfonds Bêkou
Overeenkomstig artikel 8 van de overeenkomst tot oprichting van het EU-trustfonds voor de Centraal-Afrikaanse Republiek, het zogeheten 'EU-trustfonds Bêkou' en artikel 11, lid 2, punt 1, van de oprichtingsovereenkomst, bestaat de jaarrekening uit twee delen: (1) het financieel jaarverslag dat wordt opgesteld door de beheerder van het EU-trustfonds en (2) de jaarrekening die wordt opgesteld door de rekenplichtige van de Europese Commissie, die op grond van hetzelfde artikel ook de rekenplichtige van het trustfonds is.
Overeenkomstig artikel 8 van de oprichtingsovereenkomst worden de jaarrekeningen opgesteld op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudkundige regels (de boekhoudregels van de EU) die gebaseerd zijn op de internationale standaarden voor overheidsboekhouding (IPSAS).
De jaarrekening wordt onderworpen aan een onafhankelijke externe audit en de definitieve jaarrekening wordt door de beheerder van het EU-trustfonds en de rekenplichtige ter goedkeuring voorgelegd aan het operationeel comité (artikel 8, lid 3, punt 4, onder c)).
De jaarrekening van het EU-trustfonds Bêkou wordt geconsolideerd in de jaarrekening van het European Developement Fund.
Belangrijkste gebeurtenissen tijdens het jaar
Sinds de oprichting van het EU-trustfonds Bêkou in juli 2014 heeft het trustfonds 19 programma’s vastgesteld en meer dan 2,5 miljoen begunstigden bereikt. De programma’s zijn bedoeld om de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) en haar bevolking bij te staan in de nasleep van de crisis van 2013. Het EU-trustfonds BÊKOU heeft in het bijzonder tot doel de toegang tot basisdiensten (voornamelijk gezondheidszorg, water en sanitaire voorzieningen) te garanderen, het economisch herstel en het scheppen van banen te ondersteunen en sociale cohesie en verzoening te bevorderen.
Ondanks het bestuur door een democratisch gekozen regering en de ondertekening van een vredesakkoord in februari 2019, blijft de veiligheidssituatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek volatiel. Het is in deze complexe en fragiele context dat het EU-trustfonds Bêkou zijn comparatieve voordelen benut die het fonds heeft op vlak van flexibiliteit om zich aan de veranderende omstandigheden aan te passen. Daarnaast blijft het EU-trustfonds Bêkou het enige instrument waarmee de weerbaarheid van zowel de bevolking als de staat wordt opgebouwd, in een aanpak waarbij noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling (LRRD - Linking Relief, Rehabilitation and Development) daadwerkelijk aan elkaar worden gekoppeld.
Gezien de huidige situatie in Centraal-Afrikaanse Republiek keurde de EU in mei 2019 een verlenging van het EU-trustfonds Bêkou tot december 2020 goed, waardoor de totale looptijd van het trustfonds wordt verlengd van 60 tot 78 maanden. De officiële procedure, met inbegrip van een raadpleging van het Europees Parlement en de Raad, is in december 2018 van start gegaan na het officiële verzoek van de raad van bestuur van het EU-trustfonds Bêkou.
Belangrijke operationele gebeurtenissen in 2019 zijn onder meer:
·In de nasleep van de ondertekening van het vredesakkoord heeft het EU-trustfonds Bêkou in mei een nieuwe multisectorale actie goedgekeurd om het sociaal-economisch herstel in het zuidoosten, een gebied dat voorheen niet toegankelijk was, te ondersteunen. Deze actie heeft tot doel het sociale contract tussen de staat en de bevolking te vernieuwen, door het economisch herstel te ondersteunen, de basisgezondheidszorg en de watervoorziening en sanitaire voorzieningen te herstellen, de dialoog en de sociale cohesie te bevorderen en de lokale autoriteiten te versterken en de staat opnieuw te doen functioneren. Toegewezen middelen: 18 miljoen EUR.
·In oktober heeft het EU-trustfonds Bêkou een programma goedgekeurd ter bevordering van het ondernemerschap in stedelijke en plattelandsgebieden voor een totaalbedrag van 15 miljoen EUR. Ook werd een nieuwe faciliteit voor technische bijstand en communicatie goedgekeurd. Bovendien heeft het EU-trustfonds Bêkou extra middelen vrijgemaakt voor drie lopende acties in de sectoren gezondheid (21,76 miljoen EUR extra), versterking van de positie van de vrouw (0,5 miljoen EUR extra) en sociaal-economisch herstel (0,78 miljoen EUR extra).
·Na de verlenging van van de looptijd van het EU-trustfonds Bêkou werd de operationele strategie voor 2019-2020 vastgesteld op de raad van bestuur van november. In de strategie worden drie brede actiesectoren aangewezen die relevant blijven voor het EU-trustfonds Bêkou: i) sociale sectoren (voornamelijk gezondheidszorg, watervoorziening en sanitaire voorzieningen); ii) acties ten behoeve van de economische veerkracht en het herstel; en iii) versterkte ondersteuning om de overheid opnieuw te laten functioneren en verzoeningspogingen te bevorderen.
·De projecten van het EUTF werden geconfronteerd met een volatiele veiligheidssituatie (lokale conflicten in Bangui en het achterland, gevolgd door perioden van relatieve stabiliteit), maar waren ook gebaat bij de versterkte coördinatie tussen de regering, de partners en humanitaire actoren.
Wat de financiële kant betreft, bedroegen de toezeggingen van de deelnemers aan het EUTF eind 2019 bijna 296 miljoen EUR. Dit is een stijging met 53 miljoen EUR ten opzichte van 2018. Van dit bedrag van 295 miljoen EUR moet nog 31 miljoen gecertificeerd worden.
Wat de contracten betreft, heeft het EU-trustfonds Bêkou in 2019 11 nieuwe contracten ondertekend voor een totaalbedrag van meer dan 28 miljoen EUR. Met deze contracten wordt bijgedragen tot de uitvoering van programma’s van het EU-trustfonds Bêkou op het gebied van gezondheidszorg, weerbaarheid van het platteland en het scheppen van banen, het ontsluiten van regio’s en sociaal-economisch herstel.
En tot slot, maar daarom niet minder belangrijk, werd in 2019 bijna 32 miljoen EUR betaald bovenop de betalingen van de voorgaande jaren; sinds de oprichting van het EU-trustfonds Bêkou is bijna 151 miljoen EUR uitgekeerd.
In de financiële staten is de impact van de bovenvermelde activiteiten het meest zichtbaar bij:
•Voorfinanciering: een daling met 11 405 000EUR als gevolg van de boeking in 2019 van eind 2018 openstaande bedragen en minder uitbetaalde voorschotten;
•Geldmiddelen en kasequivalenten: een stijging met 3 506 000 EUR (zie kasstroomoverzicht) is vooral toe te schrijven aan het afgenomen aantal betalingen voor voorfinanciering.
BALANS
X 1000 EUR | |||
Toelichting | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
VASTE ACTIVA | |||
Voorfinanciering | 3 273 | 3 443 | |
3 273 | 3 443 | ||
VLOTTENDE ACTIVA | |||
Voorfinanciering | 18 312 | 29 546 | |
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | 1 853 | 1 138 | |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 17 432 | 13 926 | |
37 597 | 44 611 | ||
TOTAAL ACTIVA | 40 870 | 48 054 | |
LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN | |||
Financiële verplichtingen | (29 727) | (42 737) | |
(29 727) | (42 737) | ||
KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN | |||
Schulden | (10) | (918) | |
Overlopende posten | (11 133) | (4 399) | |
(11 143) | (5 317) | ||
TOTAAL PASSIVA | (40 870) | (48 054) | |
NETTOACTIVA | – | – | |
MIDDELEN EN RESERVES | |||
Bijdrage van leden | – | – | |
Gecumuleerd overschot | – | – | |
Economisch resultaat over het jaar | – | – | |
NETTOACTIVA | – | – |
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
X 1000 EUR | |||
Toelichting | 2019 | 2018 | |
ONTVANGSTEN | |||
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties | |||
Ontvangsten uit giften | 48 343 | 33 682 | |
Teruggevorderde uitgaven | 68 | – | |
48 410 | 33 682 | ||
Ontvangsten uit wisseltransacties | |||
Financiële ontvangsten | (2) | 1 | |
(2) | 1 | ||
Totaal ontvangsten | 48 408 | 33 683 | |
UITGAVEN | |||
Exploitatiekosten | (47 620) | (32 825) | |
Overige uitgaven | (789) | (858) | |
Totaal uitgaven | (48 408) | (33 683) | |
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR | – | – |
KASSTROOMOVERZICHT
X 1000 EUR | ||
2019 | 2018 | |
(Toename)/afname voorfinanciering | 11 405 | (24 839) |
(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | (715) | (261) |
Toename/(afname) financiële verplichtingen | (13 010) | (1 982) |
Toename/(afname) schulden | (908) | 202 |
Toename/(afname) in overlopende posten | 6 734 | 863 |
NETTOKASSTROOM | 3 506 | (26 017) |
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten | 3 506 | (26 017) |
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar | 13 926 | 39 943 |
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar | 17 432 | 13 926 |
FINANCIËLE STATEN VAN HET EUTF AFRIKA 2019
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot duizend euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.
ACHTERGRONDINFORMATIE OVER HET EU-TRUSTFONDS AFRIKA
Algemene achtergrond bij de EU-trustfondsen
Overeenkomstig de artikelen 234 en 235 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Unie 6 en artikel 35 van het Financieel Reglement van toepassing op het 11e EOF 7 is de Commissie gemachtigd EU-trustfondsen op te richten voor externe maatregelen (“trustfondsen van de Unie”). De trustfondsen van de Unie zijn opgericht uit hoofde van een overeenkomst met andere donoren voor acties in en na noodsituaties die nodig zijn om te reageren op een crisis, of voor thematische acties.
Trustfondsen van de Unie worden opgericht door de Europese Commissie, met een besluit na raadpleging of goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad. Dit besluit omvat de oprichtingsovereenkomst met andere donoren.
Trustfondsen van de Unie worden alleen opgericht en uitgevoerd onder de volgende voorwaarden:
·er is toegevoegde waarde voor het optreden van de Unie: de doelstellingen van trustfondsen van de Unie, met name vanwege de omvang of de mogelijke gevolgen, kunnen beter op het niveau van de Unie dan op nationaal niveau worden bereikt en het gebruik van de bestaande financieringsinstrumenten zou niet voldoende zijn om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken;
·trustfondsen van de Unie leveren duidelijke politieke zichtbaarheid van de Unie en voordelen met betrekking tot het beheer op, evenals betere controle door de Unie op de risico’s en het gebruik van de bijdragen van de Unie en andere donoren;
·trustfondsen van de Unie vormen geen doublure van andere financieringskanalen of vergelijkbare instrumenten, zonder enige additionaliteit op te leveren;
·de doelstellingen van trustfondsen van de Unie zijn afgestemd op de doelstellingen van het instrument van de Unie of de begrotingspost waaruit zij gefinancierd worden.
Bij elk trustfonds van de Unie wordt een door de Commissie voorgezeten raad van bestuur opgericht om de donoren billijk te vertegenwoordigen en te beslissen hoe de middelen worden gebruikt. In de raad van bestuur is elke niet-bijdragende lidstaat vertegenwoordigd als waarnemer. De regels voor de samenstelling van de raad van bestuur en zijn reglement van orde worden vastgesteld in de oprichtingsovereenkomst van het trustfonds van de Unie.
Trustfondsen van de Unie worden opgericht voor een bepaalde duur als bepaald in de oprichtingsovereenkomst ervan. Die termijn kan op verzoek van de raad van bestuur van het trustfonds van de Unie worden verlengd en na indiening door de Commissie van een verslag ter rechtvaardiging van de verlenging. Het Europees Parlement en/of de Raad kunnen de Commissie verzoeken de kredieten voor het trustfonds stop te zetten of de oprichtingsakte te herzien om het trustfonds zo nodig te liquideren.
De rekenplichtige van de Commissie treedt op als rekenplichtige van de trustfondsen van de Unie. De rekenplichtige is verantwoordelijk voor het vaststellen van de boekhoudprocedures en een rekeningstelsel die alle trustfondsen van de Unie gemeenschappelijk hebben. De intern controleur van de Commissie, OLAF en de Rekenkamer oefenen ten aanzien van de trustfondsen van de Unie dezelfde bevoegdheden uit als ten aanzien van andere acties die door de Commissie worden uitgevoerd. De trustfondsen van de Unie worden jaarlijks aan een onafhankelijke externe audit onderworpen.
De huidige EU-trustfondsen
Momenteel heeft de Commissie vier EU-trustfondsen opgericht:
- Het EU-trustfonds BÊKOU, dat tot doel heeft de Centraal-Afrikaanse Republiek in alle opzichten te helpen bij het vinden van een uitweg uit de crises en bij de wederopbouw. Opgericht op 15 juli 2014;
- Het EU-trustfonds MADAD, een regionaal trustfonds van de Europese Unie dat is opgericht naar aanleiding van de crisis in Syrië. Opgericht op 15 december 2014;
- Het EU-trustfonds AFRIKA, een noodtrustfonds van de Europese Unie voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika. Opgericht op 12 november 2015;
- Het EU-trustfonds COLOMBIA voor de ondersteuning van de uitvoering van het vredesakkoord bij spoedig herstel en stabilisatie na afloop van het conflict. Opgericht op 12 december 2016.
Het EU-trustfonds Afrika
Het EU-noodtrustfonds voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika (EU-trustfonds Afrika) is opgericht op 12 november 2015 tijdens de top van Valletta over migratie. De belangrijkste doelstellingen van dit trustfonds zijn de ondersteuning van alle dimensies van stabiliteit en het bijdragen tot een beter migratiebeheer, alsook de aanpak van de grondoorzaken van destabilisatie, gedwongen verplaatsing en irreguliere migratie, in het bijzonder door veerkracht, economische en gelijke kansen, veiligheid en ontwikkeling te bevorderen en schendingen van mensenrechten aan te pakken.
Het trustfonds is actief in drie belangrijke geografische gebieden, namelijk de Sahel, de regio rond het Tsjaadmeer, de Hoorn van Afrika en het noorden van Afrika. De buurlanden van de in aanmerking komende landen kunnen van geval tot geval profiteren van de projecten van het trustfonds. Het trustfonds is opgericht voor een beperkte periode tot 31 december 2020 om een antwoord op korte en middellange termijn te verstrekken op de problemen waarmee de regio heeft te kampen. Het trustfonds wordt beheerd vanuit Brussel.
De raad van bestuur en het operationeel comité van het EU-trustfonds voor Afrika bestaan uit vertegenwoordigers van de donoren en de Commissie, alsook uit vertegenwoordigers van niet-bijdragende EU-lidstaten, autoriteiten van begunstigde landen en regionale organisaties als waarnemers.
De strategie van het EU-trustfonds wordt vastgesteld en herzien door de raad van bestuur. De raad van bestuur komt ten minste eenmaal per jaar bijeen.
Het operationeel comité is belast met het onderzoek van, de goedkeuring van en het toezicht op de uitvoering van de acties die door het trustfonds worden gefinancierd. Daarnaast keurt het comité de jaarrekening en de jaarverslagen over door het trustfonds gefinancierde activiteiten goed.
Jaarrekening van het EU-trustfonds Afrika
Overeenkomstig artikel 7 van de Overeenkomst tot oprichting van een EU-noodtrustfonds voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en ontheemding in Afrika en de interne regels van dit EU-trustfonds ("oprichtingsovereenkomst") bestaat de jaarrekening uit twee onderdelen: (1) het financieel jaarverslag dat wordt opgesteld door de beheerder van het EU-trustfonds en (2) de jaarrekening die wordt opgesteld door de rekenplichtige van de Europese Commissie, die op grond van hetzelfde artikel ook de rekenplichtige van het trustfonds is.
Overeenkomstig artikel 8 van de oprichtingsovereenkomst worden de jaarrekeningen opgesteld op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudkundige regels (de boekhoudregels van de EU) die gebaseerd zijn op de internationale standaarden voor overheidsboekhouding (IPSAS).
De jaarrekening wordt onderworpen aan een onafhankelijke externe audit en de definitieve jaarrekening wordt door de beheerder van het EU-trustfonds en de rekenplichtige ter goedkeuring voorgelegd aan het operationeel comité (artikel 8, lid 3, punt 4, onder c)).
Belangrijkste gebeurtenissen tijdens het jaar
In 2019 is gebleken dat het EU-noodtrustfonds voor Afrika (EUTF) een snel en doeltreffend uitvoeringsinstrument is. Het EU-noodtrustfonds voor Afrika heeft de beleidsdialoog met de Afrikaanse partnerlanden gefaciliteerd, innovatieve benaderingen toegepast en tastbare resultaten opgeleverd in de drie regio’s van het EUTF (de Sahel en de regio rond het Tsjaadmeer, de Hoorn van Afrika en het noorden van Afrika) door de financiering en expertise van een breed scala van belanghebbenden te bundelen.
Het EUTF heeft zijn resultaten in partnerschap met de ontwikkelingsagentschappen van de EU-lidstaten, VN-organisaties, ngo’s en partnerlanden verder geconsolideerd, met de goedkeuring van nog eens 36 programma’s en 16 aanvullingen in de drie regio’s door de operationele comités voor een totaal van 851 miljoen EUR 8 . Dit brengt het totale aantal goedgekeurde programma’s op 223, voor een totaal budget van 4,4 miljard EUR8. In 2019 werden met de uitvoerende partners nieuwe contracten ondertekend ter waarde van 951 miljoen EUR, waardoor het totale bedrag van de ondertekende contracten 3,4 miljard EUR bedroeg. Eind 2019 bedroegen de betalingen ongeveer 2 miljard EUR.
Het EUTF is in 2019 blijven werken aan de tweeledige doelstelling van het bevorderen van stabiliteit en het aanpakken van de dieperliggende oorzaken van gedwongen ontheemding en irreguliere migratie in de Sahel en de regio rond het Tsjaadmeer, de Hoorn van Afrika en het noorden van Afrika. Het EUTF is blijven streven naar een evenwichtige aanpak van de uitdagingen van irreguliere migratie, met bijzondere aandacht voor gebieden van wederzijds belang voor de EU en Afrika. Hierbij gaat het om de bestrijding van migrantensmokkel en mensenhandel, en de ondersteuning van de vrijwillige terugkeer en de duurzame reïntegratie van migranten in hun land van herkomst.
In het afgelopen jaar kon het EUTF rekenen op extra financiële toezeggingen ten belope van 486,6 miljoen EUR, waarvan 101 miljoen EUR van de EU-lidstaten en andere donoren. Als gevolg daarvan bedroegen de totale middelen die per 31 december 2019 aan het EUTF waren toegezegd, bijna 4,7 miljard EUR, waarvan 590 miljoen EUR werd toegezegd door EU-lidstaten en andere donoren (Noorwegen en Zwitserland).
Het EUTF is op een vergelijkbare manier als in 2018 blijven samenwerken in het kader van een solide partnerschap met een breed scala van uitvoerende partners (agentschappen van de lidstaten, de VN en internationale organisaties, lokale en internationale ngo’s).
Het EUTF is ook begonnen met de uitvoering van de aanbevelingen die de Europese Rekenkamer heeft geformuleerd in haar eind 2018 gepubliceerde speciale verslag. Met name heeft de Commissie de transparantie en de datagestuurde benadering van het EUTF versterkt, in het bijzonder door een kader voor risicobeoordeling vast te stellen en door de operationele kaders van de drie regio’s die oorspronkelijk in 2016 waren vastgesteld, te herzien.
Het hele jaar door bleek uit de rapporten over de monitoring en het leersysteem met betrekking tot de Sahel, de regio rond het Tsjaadmeer en de Hoorn van Afrika dat met het EUFT tastbare resultaten werden geboekt op verschillende werkterreinen. In het noorden van Afrika is een monitoring- en leerkader opgezet om de acties van het EUTF in de regio te sturen en om te zorgen voor de aflegging van verantwoording. Het eerste rapport, dat in september 2019 is gepubliceerd, is nu beschikbaar op de website van het EUTF, samen met de rapporten over de monitoring en het leersysteem met betrekking tot de twee andere regio’s.
In de loop van het jaar is er goede vooruitgang geboekt met de tussentijdse evaluatie van het EUTF. Het evaluatieteam heeft ongeveer 50 programma’s voor een beoordeling geselecteerd en bezocht vier landen in de drie regio’s (Senegal, Niger, Ethiopië en Marokko). Voor bezoeken en gegevensverzameling over projecten in Somalië en Libië wordt een beroep gedaan op nationale consultants. Het eindverslag van de tussentijdse evaluatie wordt in april 2020 verwacht.
De verantwoordingsplicht en transparantie zijn verbeterd door middel van een betere communicatie, dit alles in een context van aanhoudende kwetsbaarheid. Dit is gebeurd door de website van het EUTF op gezette tijden te actualiseren, functies op sociale media te publiceren en communicatieactiviteiten te organiseren, zoals twee fotografietentoonstellingen.
De Sahel en de regio rond het Tsjaadmeer hadden nog steeds te kampen met humanitaire problemen en moeilijkheden op het vlak van ontwikkeling, milieu en veiligheid, en in het bijzonder met een verslechterde situatie in Mali en Burkina Faso. Tegen deze achtergrond heeft het EUTF nieuwe programma’s goedgekeurd voor een totaalbedrag van 302,1 miljoen EUR8, waarmee wordt bijgedragen aan de stabilisatie-inspanningen in de regio, hetgeen de koppeling tussen humanitaire hulp, ontwikkelingssamenwerking en vrede zal versterken. Meer dan 70 % van de goedgekeurde financiering zal bijdragen tot de versterking van de weerbaarheid en de verbetering van het bestuur en de veiligheid in de regio. Meer dan 20 % zal verder bijdragen tot het gezamenlijke initiatief van de EU en de IOM en het noodtransitmechanisme (ETM), dat de meest kwetsbare migranten en vluchtelingen tot eind 2020 zal ondersteunen. Het resterende deel van de financiering zal bijdragen aan het stimuleren van groen werken en ondernemen.
Ondanks positieve politieke ontwikkelingen, zoals de toenadering tussen Ethiopië en Eritrea, en de vorming van een burgerlijke overgangsregering in Sudan, wordt de Hoorn van Afrika nog steeds geconfronteerd met verschillende problemen (op politiek, ecologisch en economisch vlak). De levensomstandigheden zijn nog steeds schrijnend, en duurzame oplossingen voor vluchtelingen en ontheemden blijven een hoge prioriteit. Om die problemen aan te pakken, heeft het EUTF nieuwe programma’s goedgekeurd voor in totaal 324,4 miljoen EUR8, waarmee verdere steun zal worden verleend aan de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, waaronder vluchtelingen en intern ontheemden. Deze programma’s zullen de politieke en economische stabiliteit bevorderen en het migratiebeheer verbeteren. Het EUTF heeft met name vijf nieuwe programma’s goedgekeurd die voorzien in verdere steun aan de uitvoering van het mondiaal pact inzake vluchtelingen in de regio.
Het noorden van Afrika werd geconfronteerd met problemen die een brede respons van de EU vereisen om levens te redden, de meest kwetsbare bevolkingsgroepen te beschermen, gastgemeenschappen te ondersteunen en kansen te bieden voor een veilige mobiliteit. Als gevolg daarvan heeft het EUTF in 2019 nieuwe maatregelen goedgekeurd, met inbegrip van “aanvullingen” voor een totaal van 224,8 miljoen EUR. Vier van deze programma’s zullen Libië verdere steun bieden bij:
I.het versterken van de activiteiten op het gebied van bescherming;
II.de verdere verbetering van de sociale infrastructuur;
III.het voortbouwen op activiteiten voor de stabilisatie van de gemeenschappen;
IV.de versterking van de weerbaarheid van de lokale bevolking en migranten;
V.de ondersteuning van de vrijwillige humanitaire terugkeer van gestrande migranten. Een omvangrijk programma voor begrotingssteun zal Marokko ondersteunen bij het beheer van zijn grenzen en de bestrijding van migrantensmokkel.
Voorts zullen vier regionale programma’s helpen de weerbaarheid van mensen in nood te versterken, de rechten van vluchtelingen en asielzoekers te ondersteunen, investeringen door de diaspora in de landen van herkomst te bevorderen en de arbeidsmobiliteit verder te stimuleren met het oog op de bevordering van legale migratie. Ook werd een aanvulling van de faciliteit voor technische samenwerking goedgekeurd.
In de balans is de toename van de activiteiten van het trustfonds, namelijk de ondertekening van 188 nieuwe contracten, het meest zichtbaar wanneer wordt gekeken naar de voorfinanciering, die met 157 912 000 EUR is toegenomen als gevolg van de voorschotten voor deze nieuwe contracten. In de staat van de financiële resultaten hadden de nieuwe activiteiten het grootste effect op de exploitatiekosten, die stegen met 201 322 000 EUR. Tegelijkertijd is er een aanzienlijke groei geweest van de ontvangsten uit donaties (stijging met 206 775 000 EUR in vergelijking met 2018) om de stijging van de uitgaven te ondersteunen.
BALANS
X 1000 EUR | |||
Toelichting | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
VASTE ACTIVA | |||
Voorfinanciering | 48 539 | 34 144 | |
48 539 | 34 144 | ||
VLOTTENDE ACTIVA | |||
Voorfinanciering | 418 569 | 273 214 | |
Wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | 18 471 | 16 656 | |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 26 915 | 146 864 | |
463 955 | 436 734 | ||
TOTAAL ACTIVA | 512 495 | 470 878 | |
LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN | |||
Financiële verplichtingen | (384 411) | (369 999) | |
(384 411) | (369 999) | ||
KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN | |||
Schulden | (25 969) | (12 733) | |
Overlopende posten | (102 114) | (88 146) | |
(128 083) | (100 879) | ||
TOTAAL PASSIVA | (512 495) | (470 878) | |
NETTOACTIVA | – | – | |
MIDDELEN EN RESERVES | |||
Bijdrage van leden | – | – | |
Gecumuleerd overschot | – | – | |
Economisch resultaat over het jaar | – | – | |
NETTOACTIVA | – | – |
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
X 1000 EUR | |||
Toelichting | 2019 | 2018 | |
ONTVANGSTEN | |||
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties | |||
Teruggevorderde uitgaven | 467 | – | |
Ontvangsten uit giften | 774 090 | 576 802 | |
774 557 | 576 802 | ||
Ontvangsten uit wisseltransacties | |||
Financiële ontvangsten | (7) | 2 | |
Overige ontvangsten uit wisseltransacties | 1 855 | 5 | |
1 848 | 6 | ||
Totaal ontvangsten | 776 405 | 576 808 | |
UITGAVEN | |||
Exploitatiekosten | (755 904) | (561 761) | |
Financieringskosten | (9) | – | |
Overige uitgaven | (20 492) | (15 047) | |
Totaal uitgaven | (776 405) | (576 808) | |
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR | – | – |
KASSTROOMOVERZICHT
X 1000 EUR | ||
2019 | 2018 | |
Economisch resultaat over het jaar | – | – |
Operationele activiteiten | ||
(Toename)/afname voorfinanciering | (159 750) | (57 110) |
(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | (1 815) | (13 636) |
Toename/(afname) financiële verplichtingen | 14 412 | (26 713) |
Toename/(afname) schulden | 13 236 | 12 207 |
Toename/(afname) in overlopende posten | 13 968 | 69 546 |
NETTOKASSTROOM | (119 949) | (15 706) |
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten | (119 949) | (15 706) |
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar | 146 864 | 162 571 |
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar | 26 915 | 146 864 |
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN HET EOF EN DE EU-TRUSTFONDSEN
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen niet correct zijn opgeteld.
GECONSOLIDEERDE BALANS
in miljoen EUR | ||
31.12.2019 | 31.12.2018 | |
VASTE ACTIVA | ||
Financiële activa | 36 | – |
Voorfinanciering | 962 | 924 |
998 | 924 | |
VLOTTENDE ACTIVA | ||
Voorfinanciering | 1 725 | 1 751 |
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | 143 | 156 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 1 223 | 548 |
3 092 | 2 455 | |
TOTAAL ACTIVA | 4 090 | 3 379 |
LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN | ||
Financiële verplichtingen | (167) | (229) |
(167) | (229) | |
KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN | ||
Schulden | (542) | (255) |
Overlopende posten | (1 432) | (1 374) |
(1 974) | (1 629) | |
TOTAAL PASSIVA | (2 141) | (1 857) |
NETTOACTIVA | 1 948 | 1 521 |
MIDDELEN EN RESERVES | ||
Reëlewaardereserve | (2) | – |
Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's | 54 809 | 50 423 |
Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF's | 2 252 | 2 252 |
Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat | (51 155) | (47 037) |
Economisch resultaat over het jaar | (3 956) | (4 118) |
NETTOACTIVA | 1 948 | 1 521 |
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
in miljoen EUR | ||
2019 | 2018 | |
ONTVANGSTEN | ||
Ontvangsten uit niet-wisseltransacties | ||
Terugvorderingen | 28 | 4 |
Ontvangsten uit giften aan de trustfondsen | 287 | 303 |
316 | 307 | |
Ontvangsten uit wisseltransacties | ||
Financiële ontvangsten | 7 | 10 |
Overige ontvangsten | 41 | 46 |
48 | 57 | |
Totaal ontvangsten | 364 | 364 |
UITGAVEN | ||
Steuninstrumenten | (3 220) | (3 747) |
Door trustfondsen gedane uitgaven | (804) | (595) |
Cofinancieringsuitgaven | (14) | 17 |
Financieringskosten | (1) | 7 |
Overige uitgaven | (282) | (164) |
Totaal uitgaven | (4 320) | (4 482) |
ECONOMISCH RESULTAAT OVER HET JAAR | (3 956) | (4 118) |
GECONSOLIDEERD KASSTROOMOVERZICHT
in miljoen EUR | ||
2019 | 2018 | |
Economisch resultaat over het jaar | (3 956) | (4 118) |
Operationele activiteiten | ||
Kapitaalverhoging — bijdragen | 4 385 | 4 250 |
(Toename)/afname voorfinanciering | (12) | (317) |
(Toename)/afname wisselvorderingen en verhaalbare niet-handelsuitgaven | 13 | (60) |
Toename/(afname) voorzieningen | – | (4) |
Toename/(afname) financiële verplichtingen | (62) | (63) |
Toename/(afname) schulden | 288 | (309) |
Toename/(afname) in overlopende posten | 58 | 618 |
Overige non-cash mutaties | (2) | – |
Investeringsactiviteiten | ||
(Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa | (36) | – |
NETTOKASSTROOM | 676 | (2) |
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten | 676 | (2) |
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar | 548 | 550 |
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar | 1 223 | 548 |
GECONSOLIDEERDE STAAT VAN MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
in miljoen EUR | |||||||
Middelen van het fonds - actieve EOF's (A) | Niet-afgeroepen middelen - actieve EOF's (B) | Afgeroepen middelen van het fonds - actieve EOF's (C)=(A)-(B) | Gecumuleerde reserves (D) | Overdracht van afgeroepen middelen van afgesloten EOF's (E) | Reëlewaarde-reserve (F) | Totaal nettoactiva (C)+(D)+(E)+(F) | |
SALDO OP 31.12.2017 | 73 264 | 27 090 | 46 173 | (47 037) | 2 252 | – | 1 389 |
Kapitaalverhoging — bijdragen | (4 250) | 4 250 | – | – | 4 250 | ||
Economisch resultaat over het jaar | – | – | – | (4 118) | – | (4 118) | |
SALDO OP 31.12.2018 | 73 264 | 22 840 | 50 423 | (51 155) | 2 252 | – | 1 521 |
Mutaties reële waarde | (2) | (2) | |||||
Kapitaalverhoging — bijdragen | (4 385) | 4 385 | 4 385 | ||||
Economisch resultaat over het jaar | – | (3 956) | (3 956) | ||||
SALDO OP 31.12.2019 | 73 264 | 18 455 | 54 809 | (55 111) | 2 252 | (2) | 1 948 |
EOF VERSLAG OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN DE MIDDELEN
INLEIDENDE TOELICHTING
1.Vorige EOF’s
Aangezien het 6e EOF in 2006 en het 7e EOF in 2008 zijn afgesloten, bevat de jaarrekening niet langer uitvoeringstabellen voor deze EOF's. De uitvoering van de overgedragen saldi valt daarentegen in het 9e EOF te vinden.
Met het oog op een transparante presentatie van de rekeningen voor 2019 werd in de navolgende tabellen, net zoals de vorige jaren, voor het 8e EOF apart aangegeven welke middelen werden aangewend volgens de programmering van de Overeenkomsten van Lomé en welke middelen werden aangewend volgens de programmering van de Overeenkomst van Cotonou.
Overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder b), van het Intern Akkoord van het 9e EOF zijn de saldi en vrijmakingen van vorige EOF's overgeheveld naar het 9e EOF en zijn zij in de looptijd van het 9e EOF vastgelegd als middelen van het 9e EOF.
In 2019 heeft de Commissie een speciale procedure voor de afsluiting van de resterende contracten in het kader van het 8e met succes afgerond. Een eindverslag over de financiële uitvoering van het 8e EOF is beschikbaar in het kader van deze jaarrekening 2019. De Commissie is voornemens deze inspanningen voort te zetten met de afsluiting van het 9e EOF eind 2020.
2.11e EOF
De ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, die de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) op 23 juni 2000 in Cotonou hebben ondertekend, is op 1 april 2003 in werking getreden. De overeenkomst van Cotonou is tweemaal gewijzigd, eerst bij de in Luxemburg op 25 juni 2005 ondertekende overeenkomst en vervolgens door de in Ouagadougou op 22 juni 2010 ondertekende overeenkomst.
Het besluit betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Europese Gemeenschap (Besluit 2001/822/EG), dat op 27 november 2001 door de Raad van de Europese Unie is aangenomen, is op 2 december 2001 in werking getreden. Dit besluit is op 19 maart 2007 gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG.
Het Intern Akkoord inzake de financiering van communautaire steun binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, overeenkomstig de herziene overeenkomst van Cotonou, goedgekeurd door de Vertegenwoordigers van de regeringen van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap in augustus 2013, is in maart 2015 in werking getreden.
In het kader van de Overeenkomst van Cotonou wordt de derde periode (2014-2020) van communautaire steun aan de ACS-Staten en de LGO gefinancierd door het 11e EOF, dat over een bedrag van 30 506 miljoen EUR aan middelen beschikt, waarvan:
·29 089 miljoen EUR bestemd is voor de ACS-staten overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a), en artikel 2, onder d) van het Intern Akkoord, waarvan 27 955 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;
·364,5 miljoen EUR bestemd is voor de LGO overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a), en artikel 3, lid 1, van het Intern Akkoord, waarvan 359,5 miljoen EUR door de Europese Commissie wordt beheerd;
·1 052,5 miljoen EUR bestemd is voor de Commissie voor de financiering van de kosten die voortvloeien uit de programmering en besteding van de middelen van het 11e EOF, overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a) van het Intern akkoord.
- Resterende middelen op niet-besteedbare prestatiereserves op 31.12.2019
De uit projecten in het kader van het 9e EOF en vorige EOF's geannuleerde bedragen zijn overgedragen naar de prestatiereserve voor het 10e EOF, met uitzondering van de Stabex-middelen.
De geannuleerde bedragen van projecten in het kader van het 10e EOF zijn overgedragen naar de prestatiereserve van het 11e EOF.
In 2019 zijn alle vrijgemaakte middelen van vorige EOF overgeheveld naar de respectieve reserves.
Overeenkomstig artikel 1, lid 4, van het Intern Akkoord van het 11e EOF en Besluit 2019/640 van de Raad van 15 april 2019 wordt een bedrag van geannuleerde middelen van het 10e EOF overgedragen voor aanvullende financiering van de Afrikaanse Vredesfaciliteit voor de periode 2019-2020 ten belope van maximaal 445 860 000 EUR, waarvan 14 860 000 wordt uitgetrokken voor ondersteuningsuitgaven.
in miljoen EUR
Totaal beschikbare niet-besteedbare prestatiereserves op 31.12.2019 | |
Niet-besteedbare reserve van geannuleerde middelen van het 8e en 9e EOF | 197,3 |
Niet-besteedbare reserve van geannuleerde middelen van het 10e EOF | 142,6 |
Totaal beschikbare niet-besteedbare prestatiereserves op 31.12.2019 | 339,9 |
Wat de EOF-cofinanciering in het kader van het 10e en het 11e EOF betreft, werden overdrachtovereenkomsten voor cofinanciering van lidstaten ondertekend en werden vastleggingskredieten geopend voor een totaalbedrag van 275,2 miljoen EUR. Betalingskredieten werden geopend voor de ontvangen bedragen van in totaal 258,4 miljoen EUR.
In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de cofinancieringskredieten op 31.12.2019:
in miljoen EUR
Vastleggingskredieten | Betalingskredieten | |
Cofinanciering – A-enveloppe | 230,8 | 214,4 |
Cofinanciering – Intra ACS | 36,2 | 36,2 |
Cofinanciering — Administratieve uitgaven | 8,3 | 7,8 |
275,2 | 258,4 |
In de onderstaande tabellen in verband met de vastgelegde bedragen, de bedragen waarvoor een overeenkomst is gesloten en de betaalde bedragen, zijn nettobedragen opgenomen.
De tabellen met een overzicht van de situatie per instrument zijn in de bijlage opgenomen.
Tabel 1.1
8e EOF
OVERZICHT VAN DE KREDIETEN: 31 december 2019
ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT
in miljoen EUR | ||||||
INSTRUMENT | INITIËLE TOEWIJZING | TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 december 2018 | TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2019 | Toelichting | HUIDIGE TOEWIJZING | |
Lomé | ||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 47 | 47 | |||
ACS | Structurele aanpassing | – | 18 | 18 | ||
Totaal indicatieve programma's | – | 29 | 29 | |||
ACS | ||||||
SUBTOTAAL ACS | – | 47 | 47 | |||
Lomé | ||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | 12 967 | (3 332) | 1 | *1 | 9 635 | |
ACS | Hulp aan vluchtelingen | 120 | 20 | 100 | ||
Spoedhulp (Lomé) | 140 | (4) | 136 | |||
Arme landen met een zware schuldenlast (HIPC) (Lomé) | – | 1 060 | 1 060 | |||
Rentesubsidies | 370 | (301) | 69 | |||
Risicokapitaal | 1 000 | 12 | 1 012 | |||
Stabex | 1 800 | (1 077) | 723 | |||
Structurele aanpassing | 1 400 | 79 | – | 1 479 | ||
Sysmin | 575 | (474) | 101 | |||
Totaal indicatieve programma's | 7 562 | (2 640) | (1) | 4 921 | ||
Gebruik van rentenbaten | – | 35 | 35 | |||
Cotonou | ||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 650 | 650 | |||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 417 | 417 | |||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 233 | 233 | |||
Rentenbaten en overige ontvangsten | – | – | – | |||
ACS | ||||||
SUBTOTAAL ACS | 12 967 | (2 681) | (1) | *1 | *10 285 | |
Lomé | ||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 46 | 46 | |||
LGO | Rentesubsidies | – | 1 | 1 | ||
Risicokapitaal | – | 6 | 6 | |||
Stabex | – | 1 | 1 | |||
Sysmin | – | 2 | 2 | |||
Totaal indicatieve programma's | – | 35 | 35 | |||
LGO | ||||||
SUBTOTAAL LGO | – | 46 | 46 | |||
TOTAAL 8e EOF | 12 967 | (2 588) | (1) | *1 | 10 378 |
*1dalingen zijn vrijmakingen die zijn overgedragen naar de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF
Tabel 1.2
9e EOF
OVERZICHT VAN DE KREDIETEN: 31 december 2019
ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT
in miljoen EUR | ||||||
INSTRUMENT | INITIËLE TOEWIJZING | TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 december 2018 | TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2019 | Toelichting | HUIDIGE TOEWIJZING | |
Lomé | ||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | – | – | |||
ACS | Overdrachten van het 7e EOF — Lomé | – | – | – | ||
Cotonou | ||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 50 | 50 | |||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 44 | 44 | |||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 6 | 6 | |||
ACS | ||||||
SUBTOTAAL ACS | – | 50 | 50 | |||
Lomé | ||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 667 | – | *1 | 667 | |
ACS | Overdrachten van het 6e EOF — Lomé | – | 20 | 20 | ||
Overdrachten van het 7e EOF — Lomé | – | 647 | – | *1 | 647 | |
Cotonou | ||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | 8 919 | 5 464 | (41) | *1 | *14 342 | |
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 5 318 | 3 246 | (10) | *1 | 8 554 | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 2 108 | (905) | – | *1 | 1 203 | |
COB, TCLP en PV | (164) | (10) | 154 | |||
Uitvoeringskosten | 125 | 52 | (1) | *1 | 177 | |
Rentenbaten en overige ontvangsten | – | 63 | 63 | |||
Andere intra-ACS-toewijzingen | 300 | 2 289 | (5) | *1 | 2 584 | |
Vredesfaciliteit | – | 353 | 353 | |||
Regionale toewijzingen | 904 | (145) | (11) | *1 | 749 | |
Speciale toewijzing D.R. Congo | – | 105 | 105 | |||
Speciale toewijzing Zuid-Sudan | – | 267 | *3 | 267 | ||
Speciale toewijzing Sudan | – | 110 | *2 | 110 | ||
Vrijwillige bijdrage vredesfaciliteit | – | 39 | (15) | *4 | 24 | |
ACS | ||||||
SUBTOTAAL ACS | 8 919 | 6 131 | (42) | *1 *4 | 15 009 | |
Lomé | ||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 3 | 3 | |||
LGO | Overdrachten van het 6e EOF — Lomé | – | – | – | ||
Overdrachten van het 7e EOF — Lomé | – | 3 | 3 | |||
Cotonou | ||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 287 | (1) | *1 | 286 | |
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 237 | – | *1 | 236 | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 4 | 4 | |||
Regionale toewijzingen | – | 45 | – | *1 | 45 | |
Studies/Technische bijstand LGO | – | 1 | 1 | |||
LGO | ||||||
SUBTOTAAL LGO | – | 290 | (1) | *1 | 289 | |
TOTAAL 9e EOF | 8 919 | 6 471 | (42) | *1 *4 | 15 348 |
*1 Alle dalingen zijn vrijmakingen die zijn overgedragen naar de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF.
*2 Overeenkomstig Besluit 2010/406/EU van de Raad werd 150 miljoen EUR toegevoegd uit de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF voor Sudan (147 miljoen EUR voor speciale toewijzing Sudan en 3 miljoen EUR voor uitvoeringskosten)
*3 Overeenkomstig Besluit 2011/315/EU van de Raad werd 200 miljoen EUR toegevoegd uit de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF voor Sudan (194 miljoen EUR voor speciale toewijzing Zuid-Sudan en 6 miljoen EUR voor uitvoeringskosten)
* 4 Alle verlagingen van de vrijwillige bijdrage worden terugbetaald aan de donoren.
Tabel 1.3
10e E0F
OVERZICHT VAN DE KREDIETEN: 31 december 2019
ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT
in miljoen EUR | ||||||
INSTRUMENT | INITIËLE TOEWIJZING | TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 december 2018 | TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2019 | Toelichting | HUIDIGE TOEWIJZING | |
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 66 | (1) | *2 | 65 | |
ACS | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 57 | (1) | *2 | 56 |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 9 | 9 | |||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | – | – | |||
ACS | ||||||
SUBTOTAAL ACS | – | 66 | (1) | *2 | 65 | |
Periodieke bijdragen van de lidstaten | 20 896 | (19) | (213) | *2 *4 | 20 891 | |
ACS | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 12 865 | (169) | *2 | 12 696 |
A-enveloppe — Reserve | 13 500 | (13 500) | – | |||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 1 991 | (9) | *2 | 1 983 | |
B-enveloppe — Reserve | 1 800 | (1 800) | – | |||
Uitvoeringskosten | 430 | 15 | 15 | *4 | 460 | |
Institutionele uitgaven en steunuitgaven | – | 230 | (5) | *2 | 226 | |
Rentenbaten en overige ontvangsten | – | 85 | (14) | *2 | 71 | |
Intra-ACS-reserve | 2 700 | (2 700) | – | |||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | – | – | *2 | – | |
NIP/RIP-reserve | 683 | (683) | – | |||
Niet-besteedbare reserve | – | 131 | 40 | *1 | 171 | |
Andere intra-ACS-toewijzingen | – | 1 868 | (13) | *2 | 1 855 | |
Vredesfaciliteit | – | 1 119 | 408 | *4 | 1 527 | |
Regionale toewijzingen | – | 1 942 | (40) | *2 | 1 902 | |
Regionale toewijzingen — Reserve | 1 783 | (1 783) | – | |||
Cofinanciering | – | 204 | (2) | *3 | 203 | |
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 187 | (2) | *3 | 185 | |
Uitvoeringskosten | – | 5 | – | *3 | 5 | |
Andere intra-ACS-toewijzingen | – | 12 | 12 | |||
Vredesfaciliteit | – | 1 | 1 | |||
ACS | ||||||
SUBTOTAAL ACS | 20 896 | 186 | 211 | *2 *4 | 21 093 | |
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 275 | (4) | *2 | 271 | |
LGO | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 190 | (4) | *2 | 187 |
A-enveloppe — Reserve | – | – | – | |||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 15 | – | *2 | 15 | |
B-enveloppe — Reserve | – | – | – | |||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | – | – | |||
Niet-besteedbare reserve | – | 25 | 1 | *1 | 26 | |
Regionale toewijzingen | – | 40 | (1) | *2 | 39 | |
Regionale toewijzingen — Reserve | – | – | – | |||
Studies/Technische bijstand LGO | – | 5 | – | *2 | 5 | |
LGO | ||||||
SUBTOTAAL LGO | – | 275 | (4) | *2 | 271 | |
TOTAAL 10e EOF | 20 896 | 527 | 206 | *2 *4 | 21 430 |
* 1 Overdrachten naar/van de vrijmakingen van het 8e en 9e EOF naar de reserves van het 10e EOF
*2 Alle dalingen zijn vrijmakingen die zijn overgedragen naar de niet-besteedbare prestatiereserve van het 11e EOF.
3* Voor de cofinancieringen zijn in de tabel alleen de vastleggingskredieten opgenomen.
*4 Overeenkomstig Besluit 2017/xxx/EU van de Raad werd xxx miljoen EUR toegevoegd uit de niet-besteedbare prestatiereserve van het 10e EOF voor de Afrikaanse Vredesfaciliteit.
Tabel 1.4
11e EOF
OVERZICHT VAN DE KREDIETEN: 31 december 2019
ANALYSE VAN DE KREDIETEN PER INSTRUMENT
in miljoen EUR | ||||||
INSTRUMENT | INITIËLE TOEWIJZING | TOE-/AFNAME VAN DE GECUMULEERDE MIDDELEN OP 31 december 2018 | TOE-/AFNAME VAN DE MIDDELEN IN 2019 | Toelichting | HUIDIGE TOEWIJZING | |
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 82 | 82 | |||
ACS | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 65 | 65 | ||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 17 | 17 | |||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | – | – | |||
ACS | ||||||
SUBTOTAAL ACS | – | 82 | 82 | |||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | 29 008 | 253 | (179) | 29 081 | ||
ACS | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 15 354 | 213 | 15 567 | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 700 | 139 | 838 | ||
B-enveloppe — Reserve | – | – | – | |||
Uitvoeringskosten | 1 053 | – | 1 053 | |||
Institutionele uitgaven en steunuitgaven | – | 246 | (49) | 197 | ||
Rentenbaten en overige ontvangsten | – | 16 | 2 | 18 | ||
Intra-ACS-reserve | 3 590 | (3 521) | (42) | 27 | ||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | – | – | |||
NIP/RIP-reserve | 24 365 | (23 095) | 731 | 540 | ||
Niet-besteedbare reserve | – | 311 | (181) | *1 | 130 | |
Andere intra-ACS-toewijzingen | – | 2 700 | 91 | 2 791 | ||
Vredesfaciliteit | – | 1 000 | 1 000 | |||
Regionale toewijzingen | – | 6 541 | 379 | 6 920 | ||
Cofinanciering | – | 38 | 35 | *2 | 73 | |
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 23 | 19 | *2 | 42 | |
Uitvoeringskosten | – | 2 | 1 | *2 | 3 | |
Vredesfaciliteit | – | 11 | 13 | *2 | 24 | |
Regionale toewijzingen | – | 2 | 2 | *2 | 4 | |
EC interne DNO | – | 1 | 1 | |||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 1 | 1 | |||
ACS | ||||||
SUBTOTAAL ACS | 29 008 | 291 | 29 155 | |||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 350 | 5 | 355 | ||
LGO | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 196 | 196 | ||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 8 | 8 | |||
NIP/RIP-reserve | – | 49 | (18) | 32 | ||
Niet-besteedbare reserve | – | 7 | 5 | *1 | 12 | |
Regionale toewijzingen | – | 81 | 18 | 99 | ||
Studies/Technische bijstand LGO | – | 9 | 9 | |||
Cofinanciering | – | – | – | |||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | – | – | |||
EC interne DNO | – | – | – | |||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | – | – | |||
LGO | ||||||
SUBTOTAAL LGO | – | 350 | 355 | |||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | – | 17 | 17 | |||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | 10 | 10 | |||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | – | 7 | 7 | |||
SUBTOTAAL | – | 17 | 17 | |||
TOTAAL 11e EOF | 29 008 | 740 | (139) | 29 608 |
* 1 Overdrachten naar/van de vrijmakingen van het 10e EOF naar de reserves van het 10e EOF
2* Voor de cofinancieringen zijn in de tabel alleen de vastleggingskredieten opgenomen.
Tabel 2.1
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN OP 31 DECEMBER 2019
VOORTGANGSVERSLAG
in miljoen EUR | |||||||
EOF | |||||||
TOEWIJZING | 8 | 9 | 10 | 11 | TOTAAL | ||
Lomé | Diverse inkomsten | 35 | 35 | ||||
Totaal indicatieve programma's | 4 985 | 4 985 | |||||
Totaal niet-programmeerbare hulp | 4 707 | 4 707 | |||||
Overdrachten van andere fondsen | 670 | 670 | |||||
SUBTOTAAL: PERIODIEKE BIJDRAGEN VAN DE LIDSTATEN | 9 728 | 670 | 10 398 | ||||
Cotonou | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 417 | 8 835 | 12 939 | 15 838 | 38 029 | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 233 | 1 213 | 2 006 | 870 | 4 322 | ||
Overbruggingsfaciliteit | – | – | |||||
COB, TCLP en PV | 154 | 154 | |||||
Landenreserve | – | – | – | ||||
Uitvoeringskosten en rentenbaten | – | 240 | 535 | 1 079 | 1 855 | ||
Intra-ACS-toewijzingen | 2 937 | 3 608 | 3 988 | 10 534 | |||
Intra-ACS-reserve | – | 27 | 27 | ||||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | – | – | ||||
NIP/RIP-reserve | – | 571 | 571 | ||||
Niet-besteedbare reserve | 197 | 142 | 340 | ||||
Regionale toewijzingen | 793 | 1 941 | 7 018 | 9 752 | |||
Regionale toewijzingen — Reserve | – | – | |||||
Speciale toewijzing D.R. Congo | 105 | 105 | |||||
Speciale toewijzing Zuid-Sudan | 267 | 267 | |||||
Speciale toewijzing Sudan | 110 | 110 | |||||
Vrijwillige bijdrage vredesfaciliteit | 24 | 24 | |||||
SUBTOTAAL: PERIODIEKE BIJDRAGEN VAN DE LIDSTATEN | 650 | 14 678 | 21 227 | 29 535 | 66 089 | ||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 1 | 1 | |||||
SUBTOTAAL: EC INTERNE DNO | 1 | 1 | |||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 185 | 42 | 227 | ||||
Uitvoeringskosten en rentenbaten | 5 | 3 | 8 | ||||
Intra-ACS-toewijzingen | 12 | 24 | 36 | ||||
Regionale toewijzingen | 4 | 4 | |||||
SUBTOTAAL: COFINANCIERING | 203 | 73 | 275 | ||||
TOTAAL | 10 378 | 15 348 | 21 430 | 29 608 | 76 764 |
Besluiten | Geconsolideerd totaal | Cumulatieve cijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | |||
EOF | Op 31.12.2019 | RAL | % toewijzing | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
8 | 10 375 | 1 | 100 % | 10 786 | (42) | (45) | (60) | (64) | (98) | (63) | (12) | (13) | (9) | (4) | (2) | |
9 | 15 335 | 134 | 100 % | 16 633 | (54) | (116) | (9) | (297) | (72) | (381) | (170) | (104) | (38) | (33) | (22) | |
10 | 21 088 | 1 803 | 98 % | 4 766 | 3 501 | 2 349 | 3 118 | 3 524 | 4 131 | (95) | (156) | (80) | (5) | (147) | 183 | |
11 | 26 511 | 13 959 | 90 % | 1 160 | 5 372 | 6 688 | 5 807 | 4 332 | 3 153 | |||||||
Totaal | 73 309 | 15 896 | 32 185 | 3 405 | 2 187 | 3 049 | 3 163 | 3 961 | 621 | 5 034 | 6 491 | 5 754 | 4 147 | 3 311 | ||
Toegewezen fondsen | Geconsolideerd totaal | Cumulatieve cijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | |||
EOF | Op 31.12.2019 | RAL | % toewijzing | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
8 | 10 374 | – | 100 % | 10 541 | (42) | 8 | (13) | (46) | (11) | (37) | (16) | (6) | (3) | – | (1) | |
9 | 15 302 | 100 | 100 % | 14 209 | 997 | 476 | 9 | (187) | (96) | (1) | (52) | (46) | (20) | 16 | (4) | |
10 | 20 310 | 1 025 | 95 % | 130 | 3 184 | 2 820 | 2 514 | 3 460 | 3 457 | 2 687 | 783 | 541 | 550 | 236 | (51) | |
11 | 21 697 | 9 144 | 73 % | 731 | 3 293 | 3 745 | 5 684 | 4 687 | 3 557 | |||||||
Totaal | 67 683 | 10 269 | 24 881 | 4 140 | 3 304 | 2 509 | 3 226 | 3 350 | 3 380 | 4 008 | 4 234 | 6 211 | 4 940 | 3 501 | ||
Betalingen | Geconsolideerd totaal | Cumulatieve cijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | Jaarcijfers | |||
EOF | Op 31.12.2019 | % toewijzing | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | ||
8 | 10 374 | 100 % | 9 930 | 152 | 158 | 90 | 15 | 18 | 16 | (3) | – | (1) | – | – | ||
9 | 15 201 | 99 % | 10 011 | 1 806 | 1 304 | 906 | 539 | 231 | 145 | 43 | 68 | 111 | 23 | 14 | ||
10 | 19 285 | 90 % | 90 | 1 111 | 1 772 | 1 879 | 2 655 | 2 718 | 2 760 | 2 024 | 1 466 | 1 277 | 1 076 | 456 | ||
11 | 12 553 | 42 % | 595 | 1 024 | 1 816 | 2 770 | 2 970 | 3 377 | ||||||||
Totaal | 57 414 | 20 031 | 3 069 | 3 233 | 2 874 | 3 209 | 2 967 | 3 516 | 3 088 | 3 350 | 4 158 | 4 069 | 3 847 |
Tabel 2.2
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN OP 31 DECEMBER 2019
SOORT STEUN
in miljoen EUR | ||||||||||||||||||
EOF | ||||||||||||||||||
8 | % | 9 | % | 10 | % | 11 | % | TOTAAL | % | |||||||||
(1) | (1) | (1) | (1) | (1) | ||||||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | Lomé | Diverse inkomsten | ||||||||||||||||
Kredieten | 35 | 35 | ||||||||||||||||
Besluiten | 35 | 100 % | 35 | 100 % | ||||||||||||||
Toegewezen fondsen | 35 | 100 % | 35 | 100 % | ||||||||||||||
Betalingen | 35 | 100 % | 35 | 100 % | ||||||||||||||
Totaal indicatieve programma's | ||||||||||||||||||
Kredieten | 4 985 | 4 985 | ||||||||||||||||
Besluiten | 4 985 | 100 % | 4 985 | 100 % | ||||||||||||||
Toegewezen fondsen | 4 985 | 100 % | 4 985 | 100 % | ||||||||||||||
Betalingen | 4 985 | 100 % | 4 985 | 100 % | ||||||||||||||
Totaal niet-programmeerbare hulp | ||||||||||||||||||
Kredieten | 4 707 | 4 707 | ||||||||||||||||
Besluiten | 4 706 | 100 % | 4 706 | 100 % | ||||||||||||||
Toegewezen fondsen | 4 706 | 100 % | 4 706 | 100 % | ||||||||||||||
Betalingen | 4 706 | 100 % | 4 706 | 100 % | ||||||||||||||
Overdrachten van andere fondsen | ||||||||||||||||||
Kredieten | 670 | 670 | ||||||||||||||||
Besluiten | 670 | 100 % | 670 | 100 % | ||||||||||||||
Toegewezen fondsen | 670 | 100 % | 670 | 100 % | ||||||||||||||
Betalingen | 670 | 100 % | 670 | 100 % | ||||||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | Cotonou | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | ||||||||||||||||
Kredieten | 417 | 8 835 | 12 939 | 15 838 | 38 029 | |||||||||||||
Besluiten | 417 | 100 % | 8 834 | 100 % | 12 837 | 99 % | 14 456 | 91 % | 36 545 | 96 % | ||||||||
Toegewezen fondsen | 417 | 100 % | 8 822 | 100 % | 12 621 | 98 % | 11 325 | 72 % | 33 186 | 87 % | ||||||||
Betalingen | 417 | 100 % | 8 800 | 100 % | 12 011 | 93 % | 6 248 | 39 % | 27 477 | 72 % | ||||||||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | ||||||||||||||||||
Kredieten | 233 | 1 213 | 2 006 | 870 | 4 322 | |||||||||||||
Besluiten | 231 | 99 % | 1 213 | 100 % | 2 005 | 100 % | 853 | 98 % | 4 301 | 100 % | ||||||||
Toegewezen fondsen | 231 | 99 % | 1 209 | 100 % | 1 984 | 99 % | 734 | 84 % | 4 158 | 96 % | ||||||||
Betalingen | 231 | 99 % | 1 203 | 99 % | 1 964 | 98 % | 644 | 74 % | 4 042 | 94 % | ||||||||
Overbruggingsfaciliteit | ||||||||||||||||||
Kredieten | – | – | ||||||||||||||||
Besluiten | ||||||||||||||||||
Toegewezen fondsen | ||||||||||||||||||
Betalingen | ||||||||||||||||||
COB, TCLP en PV | ||||||||||||||||||
Kredieten | 154 | 154 | ||||||||||||||||
Besluiten | 154 | 100 % | 154 | 100 % | ||||||||||||||
Toegewezen fondsen | 154 | 100 % | 154 | 100 % | ||||||||||||||
Betalingen | 154 | 100 % | 154 | 100 % | ||||||||||||||
Uitvoeringskosten en rentenbaten | ||||||||||||||||||
Kredieten | – | 240 | 535 | 1 079 | 1 855 | |||||||||||||
Besluiten | 240 | 100 % | 514 | 96 % | 871 | 81 % | 1 625 | 88 % | ||||||||||
Toegewezen fondsen | 240 | 100 % | 512 | 96 % | 836 | 77 % | 1 588 | 86 % | ||||||||||
Betalingen | 240 | 100 % | 512 | 96 % | 779 | 72 % | 1 531 | 83 % | ||||||||||
Intra-ACS-toewijzingen | ||||||||||||||||||
Kredieten | 2 937 | 3 608 | 3 988 | 10 534 | ||||||||||||||
Besluiten | 2 931 | 100 % | 3 600 | 100 % | 3 524 | 88 % | 10 054 | 95 % | ||||||||||
Toegewezen fondsen | 2 924 | 100 % | 3 139 | 87 % | 3 020 | 76 % | 9 083 | 86 % | ||||||||||
Betalingen | 2 920 | 99 % | 2 973 | 82 % | 2 256 | 57 % | 8 149 | 77 % | ||||||||||
Regionale toewijzingen | ||||||||||||||||||
Kredieten | 793 | 1 941 | 7 018 | 9 752 | ||||||||||||||
Besluiten | 792 | 100 % | 1 935 | 100 % | 6 748 | 96 % | 9 475 | 97 % | ||||||||||
Toegewezen fondsen | 786 | 99 % | 1 863 | 96 % | 5 724 | 82 % | 8 373 | 86 % | ||||||||||
Betalingen | 777 | 98 % | 1 658 | 85 % | 2 604 | 37 % | 5 040 | 52 % | ||||||||||
Speciale toewijzing D.R. Congo | ||||||||||||||||||
Kredieten | 105 | 105 | ||||||||||||||||
Besluiten | 105 | 100 % | 105 | 100 % | ||||||||||||||
Toegewezen fondsen | 105 | 100 % | 105 | 100 % | ||||||||||||||
Betalingen | 105 | 100 % | 105 | 100 % | ||||||||||||||
Speciale toewijzing Zuid-Sudan | ||||||||||||||||||
Kredieten | 267 | 267 | ||||||||||||||||
Besluiten | 266 | 100 % | 266 | 100 % | ||||||||||||||
Toegewezen fondsen | 263 | 99 % | 263 | 99 % | ||||||||||||||
Betalingen | 208 | 78 % | 208 | 78 % | ||||||||||||||
Speciale toewijzing Sudan | ||||||||||||||||||
Kredieten | 110 | 110 | ||||||||||||||||
Besluiten | 107 | 97 % | 107 | 97 % | ||||||||||||||
Toegewezen fondsen | 105 | 95 % | 105 | 95 % | ||||||||||||||
Betalingen | 101 | 91 % | 101 | 91 % | ||||||||||||||
Vrijwillige bijdrage vredesfaciliteit | ||||||||||||||||||
Kredieten | 24 | 24 | ||||||||||||||||
Besluiten | 24 | 100 % | 24 | 100 % | ||||||||||||||
Toegewezen fondsen | 24 | 100 % | 24 | 100 % | ||||||||||||||
Betalingen | 24 | 100 % | 24 | 100 % | ||||||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | ||||||||||||||||||
Cofinanciering | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | |||||||||||||||||
Kredieten | 185 | 42 | 227 | |||||||||||||||
Besluiten | 181 | 98 % | 31 | 75 % | 212 | 94 % | ||||||||||||
Toegewezen fondsen | 177 | 96 % | 31 | 75 % | 208 | 92 % | ||||||||||||
Betalingen | 152 | 82 % | 2 | 5 % | 154 | 68 % | ||||||||||||
Uitvoeringskosten en rentenbaten | ||||||||||||||||||
Kredieten | 5 | 3 | 8 | |||||||||||||||
Besluiten | 5 | 100 % | 3 | 86 % | 8 | 95 % | ||||||||||||
Toegewezen fondsen | 3 | 65 % | 1 | 24 % | 4 | 49 % | ||||||||||||
Betalingen | 3 | 51 % | – | 1 % | 3 | 31 % | ||||||||||||
Intra-ACS-toewijzingen | ||||||||||||||||||
Kredieten | 12 | 24 | 36 | |||||||||||||||
Besluiten | 11 | 92 % | 23 | 95 % | 34 | 94 % | ||||||||||||
Toegewezen fondsen | 11 | 91 % | 22 | 93 % | 33 | 92 % | ||||||||||||
Betalingen | 11 | 91 % | 17 | 73 % | 29 | 79 % | ||||||||||||
Regionale toewijzingen | ||||||||||||||||||
Kredieten | 4 | 4 | ||||||||||||||||
Besluiten | 2 | 50 % | 2 | 50 % | ||||||||||||||
Toegewezen fondsen | 2 | 50 % | 2 | 50 % | ||||||||||||||
Betalingen | 2 | 50 % | 2 | 50 % | ||||||||||||||
Cofinanciering | ||||||||||||||||||
EC interne DNO | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | |||||||||||||||||
Kredieten | 1 | 1 | ||||||||||||||||
Besluiten | 1 | 71 % | 1 | 71 % | ||||||||||||||
Toegewezen fondsen | 1 | 52 % | 1 | 52 % | ||||||||||||||
Betalingen | 1 | 52 % | 1 | 52 % | ||||||||||||||
EC interne DNO | ||||||||||||||||||
Kredieten | 8 | % | 9 | % | 10 | % | 11 | % | TOTAAL | % | ||||||||
(1) | (1) | (1) | (1) | (1) | ||||||||||||||
Besteedbare reserves | Cotonou | Landenreserve | – | – | – | |||||||||||||
Intra-ACS-reserve | – | 27 | 27 | |||||||||||||||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | – | – | |||||||||||||||
NIP/RIP-reserve | – | 571 | 571 | |||||||||||||||
Regionale toewijzingen — Reserve | – | – | ||||||||||||||||
Besteedbare reserves | ||||||||||||||||||
Niet-besteedbare reserve | Niet-besteedbare reserve | 197 | 142 | 340 | ||||||||||||||
Niet-besteedbare reserve | ||||||||||||||||||
8 | % | 9 | % | 10 | % | 11 | % | TOTAAL | % | |||||||||
(1) | (1) | (1) | (1) | (1) | ||||||||||||||
Kredieten | 10 378 | 15 348 | 21 630 | 29 608 | 76 964 | |||||||||||||
Besluiten | 10 375 | 100 % | 15 335 | 100 % | 21 088 | 97 % | 26 511 | 90 % | 73 309 | 95 % | ||||||||
Toegewezen fondsen | 10 374 | 100 % | 15 302 | 100 % | 20 310 | 94 % | 21 697 | 73 % | 67 683 | 88 % | ||||||||
Betalingen | 10 374 | 100 % | 15 201 | 99 % | 19 285 | 89 % | 12 553 | 42 % | 57 414 | 75 % | ||||||||
TOTAAL: ALLE TOEWIJZINGEN | ||||||||||||||||||
(1) % toewijzingen
Tabel 2.3
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN OP 31 DECEMBER 2019
SOORT STEUN
ACS + LGO — 8e EOF
in miljoen EUR | |||||||||||
KREDIETEN | BESLUITEN | TOEGEWEZEN FONDSEN | BETALINGEN | ||||||||
GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | |||
(1) | (2) | (2): (1) | (3) | (3): (2) | (4) | (4): (3) | |||||
ACS | |||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Lomé | Totaal indicatieve programma's | 29 | 29 | 100 % | 29 | 100 % | 29 | 100 % | |||
SUBTOTAAL: TOTAAL INDICATIEVE PROGRAMMA'S | 29 | 29 | 100 % | 29 | 100 % | 29 | 100 % | ||||
Structurele aanpassing | 18 | 18 | 100 % | 18 | 100 % | 18 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: TOTAAL NIET-PROGRAMMEERBARE STEUN | 18 | 18 | 100 % | 18 | 100 % | 18 | 100 % | ||||
TOTAAL ACS | 47 | 47 | 100 % | 47 | 100 % | 47 | 100 % | ||||
ACS | |||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Lomé | Gebruik van rentenbaten | 35 | 35 | 100 % | 35 | 100 % | 35 | 100 % | |||
SUBTOTAAL: DIVERSE INKOMSTEN | 35 | 35 | 100 % | 35 | 100 % | 35 | 100 % | ||||
Totaal indicatieve programma's | 4 921 | 4 921 | – | 100 % | 4 921 | – | 100 % | 4 921 | – | 100 % | |
SUBTOTAAL: TOTAAL INDICATIEVE PROGRAMMA'S | 4 921 | 4 921 | – | 100 % | 4 921 | – | 100 % | 4 921 | – | 100 % | |
Hulp aan vluchtelingen | 100 | 100 | 100 % | 100 | 100 % | 100 | 100 % | ||||
Spoedhulp (Lomé) | 136 | 136 | 100 % | 136 | 100 % | 136 | 100 % | ||||
Arme landen met een zware schuldenlast (HIPC) (Lomé) | 1 060 | 1 060 | 100 % | 1 060 | 100 % | 1 060 | 100 % | ||||
Rentesubsidies | 69 | 69 | – | 100 % | 68 | 100 % | 68 | 100 % | |||
Risicokapitaal | 1 012 | 1 012 | 100 % | 1 012 | 100 % | 1 012 | 100 % | ||||
Stabex | 723 | 722 | – | 100 % | 722 | 100 % | 722 | 100 % | |||
Structurele aanpassing | 1 479 | 1 479 | 100 % | 1 479 | 100 % | 1 479 | 100 % | ||||
Sysmin | 101 | 101 | 100 % | 101 | 100 % | 101 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: TOTAAL NIET-PROGRAMMEERBARE STEUN | 4 679 | 4 678 | – | 100 % | 4 677 | 100 % | 4 677 | 100 % | |||
ACS | |||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Cotonou | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 417 | 417 | – | 100 % | 417 | – | 100 % | 417 | 100% | |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 417 | 417 | – | 100 % | 417 | – | 100 % | 417 | 100 % | ||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 233 | ||||||||||
Compensatie exportopbrengsten | 231 | (2) | 231 | – | 100 % | 231 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 233 | 231 | (2) | 99 % | 231 | – | 100 % | 231 | 100 % | ||
Rentenbaten en overige ontvangsten | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | – | ||||||||||
TOTAAL ACS (A) | 10 285 | 10 282 | (2) | 100 % | 10 282 | (1) | 100 % | 10 282 | – | 100 % | |
LGO | |||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Lomé | Totaal indicatieve programma's | 35 | 35 | 100 % | 35 | 100 % | 35 | 100 % | |||
SUBTOTAAL: TOTAAL INDICATIEVE PROGRAMMA'S | 35 | 35 | 100 % | 35 | 100 % | 35 | 100 % | ||||
Rentesubsidies | 1 | 1 | 100 % | 1 | 100 % | 1 | 100 % | ||||
Risicokapitaal | 6 | 6 | 100 % | 6 | 100 % | 6 | 100 % | ||||
Stabex | 1 | 1 | 100 % | 1 | 100 % | 1 | 100 % | ||||
Sysmin | 2 | 2 | 100 % | 2 | 100 % | 2 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: TOTAAL NIET-PROGRAMMEERBARE STEUN | 10 | 10 | 100 % | 10 | 100 % | 10 | 100 % | ||||
TOTAAL LGO | 46 | 46 | 100 % | 46 | 100 % | 46 | 100 % | ||||
TOTAAL: ACS+LGO (A+B) | 10 378 | 10 375 | (2) | 100 % | 10 374 | (1) | 100 % | 10 374 | – | 100 % |
Tabel 2.4
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN OP 31 DECEMBER 2019
SOORT STEUN
ACS + LGO — 9e EOF
in miljoen EUR | |||||||||||
KREDIETEN | BESLUITEN | TOEGEWEZEN FONDSEN | BETALINGEN | ||||||||
GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | |||
(1) | (2) | (2) : (1) | (3) | (3) : (2) | (4) | (4) : (3) | |||||
ACS | |||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Lomé | Overdrachten van het 7e EOF — Lomé | – | – | 100 % | – | 100 % | – | 100 % | |||
SUBTOTAAL: OVERDRACHTEN VAN ANDERE FONDSEN | – | – | 100 % | – | 100 % | – | 100 % | ||||
ACS | |||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Cotonou | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 44 | 44 | 100% | 44 | 100 % | 44 | 100 % | |||
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 44 | 44 | 100 % | 44 | 100 % | 44 | 100 % | ||||
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 6 | ||||||||||
Spoedhulp | 6 | 6 | 100 % | 6 | 100 % | ||||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 6 | 6 | 100 % | 6 | 100 % | 6 | 100 % | ||||
TOTAAL: ACS | 50 | 50 | 100 % | 50 | 100 % | 50 | 100 % | ||||
ACS | |||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Lomé | Overdrachten van het 6e EOF — Lomé | 20 | 20 | 100 % | 20 | 100 % | 20 | 100 % | |||
Overdrachten van het 7e EOF — Lomé | 647 | 647 | – | 100 % | 646 | (1) | 100 % | 646 | – | 100 % | |
SUBTOTAAL: OVERDRACHTEN VAN ANDERE FONDSEN | 667 | 667 | – | 100 % | 667 | (1) | 100 % | 667 | – | 100 % | |
ACS | |||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Cotonou | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 8 554 | 8 553 | (3) | 100 % | 8 543 | (3) | 100 % | 8 521 | 1 | 100 % |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 8 554 | 8 553 | (3) | 100 % | 8 543 | (3) | 100 % | 8 521 | 1 | 100 % | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 1 203 | ||||||||||
Compensatie exportopbrengsten | 148 | 148 | 100 % | 148 | 100 % | ||||||
Spoedhulp | 1 044 | – | 1 040 | – | 100 % | 1 034 | – | 99 % | |||
Arme landen met een zware schuldenlast (HIPC) | 11 | 11 | 100 % | 11 | 100 % | ||||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 1 203 | 1 203 | – | 100 % | 1 199 | – | 100 % | 1 193 | – | 100 % | |
COB, TCLP en PV | 154 | 154 | 100 % | 154 | 100 % | 154 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: COB, TCLP en PV | 154 | 154 | 100 % | 154 | 100 % | 154 | 100 % | ||||
Uitvoeringskosten | 177 | 177 | 100 % | 177 | 100 % | 177 | 100 % | ||||
Rentenbaten en overige ontvangsten | 63 | 63 | 100 % | 63 | 100 % | 63 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 239 | 239 | 100 % | 239 | 100 % | 239 | 100 % | ||||
Andere intra-ACS-toewijzingen | 2 584 | 2 578 | (9) | 100 % | 2 571 | (7) | 100 % | 2 567 | (1) | 100 % | |
Vredesfaciliteit | 353 | 353 | 100 % | 353 | 100 % | 353 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN | 2 937 | 2 931 | (9) | 100 % | 2 924 | (7) | 100 % | 2 920 | (1) | 100 % | |
Regionale toewijzingen | 749 | 748 | (8) | 100 % | 741 | (4) | 99 % | 732 | 4 | 99 % | |
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN | 749 | 748 | (8) | 100 % | 741 | (4) | 99 % | 732 | 4 | 99 % | |
Speciale toewijzing D.R. Congo | 105 | 105 | 100 % | 105 | 100 % | 105 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: Speciale toewijzing D.R. Congo | 105 | 105 | 100 % | 105 | 100 % | 105 | 100 % | ||||
Speciale toewijzing Zuid-Sudan | 267 | 266 | (1) | 100 % | 263 | 10 | 99 % | 208 | 8 | 79 % | |
SUBTOTAAL: SPECIALE TOEWIJZING ZUID-SUDAN | 267 | 266 | (1) | 100 % | 263 | 10 | 99 % | 208 | 8 | 79 % | |
Speciale toewijzing Sudan | 110 | 107 | – | 97 % | 105 | (1) | 98 % | 101 | 3 | 96 % | |
SUBTOTAAL: SPECIALE TOEWIJZING SUDAN | 110 | 107 | – | 97 % | 105 | (1) | 98 % | 101 | 3 | 96 % | |
Vrijwillige bijdrage vredesfaciliteit | 24 | 24 | 100 % | 24 | 100 % | 24 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: VRIJWILLIGE BIJDRAGE VREDESFACILITEIT | 24 | 24 | 100 % | 24 | 100 % | 24 | 100 % | ||||
TOTAAL: ACS (A) | 15 009 | 14 996 | (21) | 100 % | 14 964 | (4) | 100 % | 14 864 | 14 | 99 % | |
LGO | |||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Lomé | Overdrachten van het 6e EOF — Lomé | – | – | 100 % | – | 100 % | – | 100 % | |||
Overdrachten van het 7e EOF — Lomé | 3 | 3 | 100 % | 3 | 100 % | 3 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: OVERDRACHTEN VAN ANDERE FONDSEN | 3 | 3 | 100 % | 3 | 100 % | 3 | 100 % | ||||
LGO | |||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Cotonou | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 236 | 236 | – | 100 % | 235 | – | 99 % | 235 | – | 100 % |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 236 | 236 | – | 100 % | 235 | – | 99 % | 235 | – | 100 % | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 4 | ||||||||||
Spoedhulp | 4 | 4 | 100 % | 4 | 100 % | ||||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 4 | 4 | 100 % | 4 | 100 % | 4 | 100 % | ||||
Studies/Technische bijstand LGO | 1 | 1 | 100 % | 1 | 100 % | 1 | 100 % | ||||
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 1 | 1 | 100 % | 1 | 100 % | 1 | 100 % | ||||
Regionale toewijzingen | 45 | 45 | – | 100 % | 45 | 100 % | 45 | 100 % | |||
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN | 45 | 45 | – | 100 % | 45 | 100 % | 45 | 100 % | |||
TOTAAL: LGO | 289 | 289 | (1) | 100 % | 288 | – | 99 % | 288 | – | 100 % | |
TOTAAL: ACS+LGO (A+B) | 15 348 | 15 335 | (22) | 100 % | 15 302 | (4) | 100 % | 15 201 | 14 | 99 % |
Tabel 2.5
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN OP 31 DECEMBER 2019
SOORT STEUN
ACS + LGO — 10e EOF
in miljoen EUR | |||||||||||
KREDIETEN | BESLUITEN | TOEGEWEZEN FONDSEN | BETALINGEN | ||||||||
GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | |||
(1) | (2) | (2) : (1) | (3) | (3) : (2) | (4) | (4) : (3) | |||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Toewijzingen | |||||||||||
ACS | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 56 | 56 | (1) | 100 % | 56 | – | 99 % | 56 | – | 100 % |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 56 | 56 | (1) | 100 % | 56 | – | 99 % | 56 | – | 100 % | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 9 | ||||||||||
Andere schokken met budgettaire gevolgen | 9 | 9 | 100 % | 9 | 100 % | ||||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 9 | 9 | 100 % | 9 | 100 % | 9 | 100 % | ||||
Besteedbare reserves | |||||||||||
Reserves | |||||||||||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: NATIONALE TOEWIJZINGEN RESERVE A-ENVELOPPE STABEX | – | ||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Toewijzingen | |||||||||||
ACS | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 12 696 | 12 594 | (168) | 99 % | 12 384 | (42) | 98 % | 11 798 | 286 | 95 % |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 12 696 | 12 594 | (168) | 99 % | 12 384 | (42) | 98 % | 11 798 | 286 | 95 % | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 1 983 | ||||||||||
Compensatie exportopbrengsten | 202 | (1) | 197 | (4) | 97 % | 191 | – | 97 % | |||
Spoedhulp | 835 | (4) | 829 | (2) | 99 % | 821 | 8 | 99 % | |||
Arme landen met een zware schuldenlast (HIPC) | 49 | – | 49 | 100 % | 49 | 100 % | |||||
Andere schokken met budgettaire gevolgen | 895 | – | 887 | – | 99 % | 880 | 3 | 99 % | |||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 1 983 | 1 981 | (5) | 100 % | 1 961 | (6) | 99 % | 1 941 | 11 | 99 % | |
Uitvoeringskosten | 460 | 440 | 4 | 96 % | 440 | 4 | 100 % | 440 | 5 | 100 % | |
Rentenbaten en overige ontvangsten | 71 | 68 | – | 96 % | 67 | – | 98 % | 67 | – | 100 % | |
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 530 | 509 | 4 | 96 % | 507 | 4 | 100 % | 507 | 5 | 100 % | |
Institutionele uitgaven en steunuitgaven | 226 | 226 | (3) | 100 % | 226 | (3) | 100 % | 209 | – | 93 % | |
Andere intra-ACS-toewijzingen | 1 855 | 1 848 | (17) | 100 % | 1 826 | 2 | 99 % | 1 726 | 43 | 95 % | |
Vredesfaciliteit | 1 527 | 1 527 | 408 | 100 % | 1 087 | (12) | 71 % | 1 038 | 15 | 95 % | |
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN | 3 608 | 3 600 | 388 | 100 % | 3 139 | (13) | 87 % | 2 973 | 58 | 95 % | |
Regionale toewijzingen | 1 902 | 1 896 | (30) | 100 % | 1 827 | 8 | 96 % | 1 625 | 70 | 89 % | |
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN | 1 902 | 1 896 | (30) | 100 % | 1 827 | 8 | 96 % | 1 625 | 70 | 89 % | |
Cofinanciering | |||||||||||
Toewijzingen | |||||||||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 185 | 181 | (2) | 98 % | 177 | (1) | 98 % | 152 | 9 | 86 % | |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 185 | 181 | (2) | 98 % | 177 | (1) | 98 % | 152 | 9 | 86 % | |
Uitvoeringskosten | 5 | 5 | – | 100 % | 3 | – | 65 % | 3 | 1 | 78 % | |
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 5 | 5 | – | 100 % | 3 | – | 65 % | 3 | 1 | 78 % | |
Andere intra-ACS-toewijzingen | 12 | 11 | – | 92 % | 10 | – | 99 % | 10 | – | 100 % | |
Vredesfaciliteit | 1 | 1 | – | 99 % | 1 | 100 % | 1 | 100 % | |||
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN | 12 | 11 | – | 92 % | 11 | – | 99 % | 11 | – | 100 % | |
Besteedbare reserves | |||||||||||
Reserves | |||||||||||
A-enveloppe — Reserve | – | ||||||||||
B-enveloppe — Reserve | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: LANDENRESERVE | – | ||||||||||
Intra-ACS-reserve | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-RESERVE | – | ||||||||||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: NATIONALE TOEWIJZINGEN RESERVE A-ENVELOPPE STABEX | – | ||||||||||
NIP/RIP-reserve | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: NIP/RIP-RESERVE | – | ||||||||||
Regionale toewijzingen — Reserve | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN — RESERVE | – | ||||||||||
Niet-besteedbare reserve | |||||||||||
Reserves | |||||||||||
Niet-besteedbare reserve | 171 | ||||||||||
SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE | 171 | ||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Toewijzingen | |||||||||||
LGO | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 187 | 187 | (2) | 100 % | 182 | – | 97 % | 157 | 13 | 87 % |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 187 | 187 | (2) | 100 % | 182 | – | 97 % | 157 | 13 | 87 % | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 15 | ||||||||||
Spoedhulp | 9 | – | 8 | – | 99 % | 8 | 1 | 99 % | |||
Andere schokken met budgettaire gevolgen | 6 | 6 | 100 % | 6 | 100 % | ||||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 15 | 15 | – | 100 % | 14 | – | 99 % | 14 | 1 | 99 % | |
Studies/Technische bijstand LGO | 5 | 5 | – | 100 % | 5 | 100 % | 5 | 100 % | |||
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 5 | 5 | – | 100 % | 5 | 100 % | 5 | 100 % | |||
Regionale toewijzingen | 39 | 39 | – | 100 % | 36 | (1) | 93 % | 34 | 2 | 94 % | |
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN | 39 | 39 | – | 100 % | 36 | (1) | 93 % | 34 | 2 | 94 % | |
Besteedbare reserves | |||||||||||
Reserves | |||||||||||
A-enveloppe — Reserve | – | ||||||||||
B-enveloppe — Reserve | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: LANDENRESERVE | – | ||||||||||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: NATIONALE TOEWIJZINGEN RESERVE A-ENVELOPPE STABEX | – | ||||||||||
Regionale toewijzingen — Reserve | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN — RESERVE | – | ||||||||||
Niet-besteedbare reserve | |||||||||||
Reserves | |||||||||||
Niet-besteedbare reserve | 26 | ||||||||||
SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE | 26 | ||||||||||
TOTAAL: ACS+LGO (INCL. RESERVES) (A+B) | 21 430 | 21 088 | 183 | 97 % | 20 310 | (51) | 96 % | 19 285 | 456 | 95 % |
Tabel 2.6
EOF GECONSOLIDEERDE REKENINGEN OP 31 DECEMBER 2019
SOORT STEUN
ACS + LGO — 11e EOF
in miljoen EUR | |||||||||||
KREDIETEN | BESLUITEN | TOEGEWEZEN FONDSEN | BETALINGEN | ||||||||
GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | GECUMULEERD TOTAAL | JAARLIJKS | % | |||
(1) | (2) | (2) : (1) | (3) | (3) : (2) | (4) | (4) : (3) | |||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Toewijzingen | |||||||||||
ACS | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 65 | 65 | – | 100 % | 64 | 5 | 98 % | 45 | 18 | 70% |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 65 | 65 | – | 100 % | 64 | 5 | 98% | 45 | 18 | 70 % | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 17 | ||||||||||
Spoedhulp | 17 | 17 | 100 % | 17 | 100 % | ||||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 17 | 17 | 100 % | 17 | 100 % | 17 | 100 % | ||||
Besteedbare reserves | |||||||||||
Reserves | |||||||||||
Nationale toewijzingen A-enveloppe reserve STABEX | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: NATIONALE TOEWIJZINGEN RESERVE A-ENVELOPPE STABEX | – | ||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Toewijzingen | |||||||||||
ACS | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 15 567 | 14 186 | 1 617 | 91 % | 11 063 | 1 920 | 78 % | 6 077 | 1 637 | 55 % |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 15 567 | 14 186 | 1 617 | 91 % | 11 063 | 1 920 | 78 % | 6 077 | 1 637 | 55 % | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 838 | ||||||||||
Spoedhulp | 712 | 137 | 600 | 29 | 84 % | 511 | 35 | 85 % | |||
Andere schokken met budgettaire gevolgen | 109 | – | 109 | – | 100 % | 109 | – | 100 % | |||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 838 | 821 | 137 | 98 % | 709 | 29 | 86 % | 620 | 35 | 87 % | |
Overbruggingsfaciliteit | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: OVERBRUGGINGSFACILITEIT | – | ||||||||||
Uitvoeringskosten | 1 053 | 855 | 155 | 81 % | 824 | 177 | 96 % | 769 | 166 | 93 % | |
Rentenbaten en overige ontvangsten | 18 | 9 | – | 51 % | 8 | 1 | 85 % | 7 | – | 85 % | |
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 1 071 | 864 | 154 | 81 % | 832 | 178 | 96 % | 775 | 166 | 93 % | |
Institutionele uitgaven en steunuitgaven | 197 | 127 | (6) | 64 % | 103 | 5 | 81 % | 95 | 10 | 93 % | |
Andere intra-ACS-toewijzingen | 2 791 | 2 397 | 281 | 86 % | 1 938 | 591 | 81 % | 1 279 | 380 | 66 % | |
Vredesfaciliteit | 1 000 | 1 000 | – | 100 % | 980 | 34 | 98 % | 881 | 22 | 90 % | |
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN | 3 988 | 3 524 | 275 | 88 % | 3 020 | 630 | 86 % | 2 256 | 413 | 75 % | |
Regionale toewijzingen | 6 920 | 6 649 | 846 | 96 % | 5 644 | 704 | 85 % | 2 591 | 1 038 | 46 % | |
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN | 6 920 | 6 649 | 846 | 96 % | 5 644 | 704 | 85 % | 2 591 | 1 038 | 46 % | |
Cofinanciering | |||||||||||
Toewijzingen | |||||||||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 42 | 31 | 11 | 75 % | 31 | 11 | 100 % | 2 | 1 | 6 % | |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 42 | 31 | 11 | 75 % | 31 | 11 | 100 % | 2 | 1 | 6 % | |
Uitvoeringskosten | 3 | 3 | 1 | 86 % | 1 | 1 | 28 % | – | – | 3 % | |
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 3 | 3 | 1 | 86 % | 1 | 1 | 28 % | – | – | 3 % | |
Vredesfaciliteit | 24 | 23 | 21 | 95 % | 22 | 20 | 98 % | 17 | 16 | 78 % | |
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-TOEWIJZINGEN | 24 | 23 | 21 | 95 % | 22 | 20 | 98 % | 17 | 16 | 78 % | |
Regionale toewijzingen | 4 | 2 | 50 % | 2 | – | 100 % | 2 | 2 | 100 % | ||
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN | 4 | 2 | 50 % | 2 | – | 100 % | 2 | 2 | 100 % | ||
Besteedbare reserves | |||||||||||
Reserves | |||||||||||
B-enveloppe — Reserve | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: LANDENRESERVE | – | ||||||||||
Intra-ACS-reserve | 27 | ||||||||||
SUBTOTAAL: INTRA-ACS-RESERVE | 27 | ||||||||||
Nationale toewijzingen Reserve A-enveloppe STABEX | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: NATIONALE TOEWIJZINGEN RESERVE A-ENVELOPPE STABEX | – | ||||||||||
NIP/RIP-reserve | 540 | ||||||||||
SUBTOTAAL: NIP/RIP-RESERVE | 540 | ||||||||||
Niet-besteedbare reserve | |||||||||||
Reserves | |||||||||||
Niet-besteedbare reserve | 130 | ||||||||||
SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE | 130 | ||||||||||
EC interne DNO | |||||||||||
Reserves | |||||||||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 1 | 1 | – | 71 % | 1 | – | 73 % | 1 | 100 % | ||
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 1 | 1 | – | 71 % | 1 | – | 73 % | 1 | 100 % | ||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Toewijzingen | |||||||||||
LGO | A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 196 | 196 | 13 | 100 % | 192 | 13 | 98 % | 120 | 44 | 63 % |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 196 | 196 | 13 | 100 % | 192 | 13 | 98 % | 120 | 44 | 63 % | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 8 | ||||||||||
Spoedhulp | 5 | 2 | 5 | 2 | 99 % | 4 | 2 | 78 % | |||
Andere schokken met budgettaire gevolgen | 3 | 3 | 100 % | 3 | 100 % | ||||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 8 | 8 | 2 | 100 % | 8 | 2 | 99 % | 7 | 2 | 87 % | |
Overbruggingsfaciliteit | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: OVERBRUGGINGSFACILITEIT | – | ||||||||||
Studies/Technische bijstand LGO | 9 | 7 | 2 | 84 % | 5 | – | 65 % | 4 | 1 | 87 % | |
SUBTOTAAL: UITVOERINGSKOSTEN EN RENTENBATEN | 9 | 7 | 2 | 84 % | 5 | – | 65 % | 4 | 1 | 87 % | |
Regionale toewijzingen | 99 | 99 | 62 | 100 % | 80 | 43 | 81 % | 13 | 5 | 16 % | |
SUBTOTAAL: REGIONALE TOEWIJZINGEN | 99 | 99 | 62 | 100 % | 80 | 43 | 81 % | 13 | 5 | 16 % | |
Cofinanciering | |||||||||||
Toewijzingen | |||||||||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | – | ||||||||||
Besteedbare reserves | |||||||||||
Reserves | |||||||||||
NIP/RIP-reserve | 32 | ||||||||||
SUBTOTAAL: NIP/RIP-RESERVE | 32 | ||||||||||
Niet-besteedbare reserve | |||||||||||
Reserves | |||||||||||
Niet-besteedbare reserve | 12 | ||||||||||
SUBTOTAAL: NIET-BESTEEDBARE RESERVE | 12 | ||||||||||
EC interne DNO | |||||||||||
Reserves | |||||||||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | – | ||||||||||
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | – | ||||||||||
Periodieke bijdragen van de lidstaten | |||||||||||
Toewijzingen | |||||||||||
A-enveloppe - Nationale toewijzingen | 10 | 10 | 4 | 100 % | 6 | – | 59 % | 6 | – | 99 % | |
SUBTOTAAL: A-ENVELOPPE - NATIONALE TOEWIJZINGEN | 10 | 10 | 4 | 100 % | 6 | – | 59 % | 6 | – | 99 % | |
B-enveloppe — Nationale toewijzingen | 7 | ||||||||||
Spoedhulp | 7 | 7 | |||||||||
SUBTOTAAL: B-ENVELOPPE — NATIONALE TOEWIJZINGEN | 7 | 7 | 7 | 100 % | |||||||
TOTAAL: ACS+LGO (INCL. RESERVES) (A+B) | 29 608 | 26 511 | 3 153 | 90 % | 21 697 | 3 557 | 82 % | 12 553 | 3 377 | 58 % |
JAARVERSLAG OVER DE UITVOERING - DE DOOR DE EUROPESE INVESTERINGSBANK BEHEERDE MIDDELEN
EUROPESE INVESTERINGSBANK
CA/531/20
12 maart 2020
Document 20/108
RAAD VAN BESTUUR
INVESTERINGSFACILITEIT
FINANCIËLE STATEN
PER 31 DECEMBER 2019
a)Overzicht van de financiële positie
b)Overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten
c)Overzicht van de wijzigingen in de middelen van de contribuanten
d)Kasstroomoverzicht
e)Toelichtingen bij de financiële staten
OVERZICHT VAN DE FINANCIËLE POSITIE
per 31 december 2019
(x 1000 EUR)
Toelichting | 31.12.2019 | 31.12.2018 | |
ACTIVA | |||
Geldmiddelen en kasequivalenten | 5 | 837 777 | 573 708 |
Door contribuanten te storten bedragen | 9/17 | 86 330 | 100 000 |
Thesauriemiddelen | 10 | 330 587 | 335 140 |
Afgeleide financiële instrumenten | 6 | 14 184 | 9 873 |
Leningen en voorschotten | 7 | 1 518 675 | 1 540 991 |
Aandelen en andere effecten met variabele rente | 8 | 619 928 | 567 292 |
Overige activa | 11 | - | 171 |
Totaal activa | 3 407 481 | 3 127 175 | |
PASSIVA EN MIDDELEN VAN CONTRIBUANTEN | |||
PASSIVA | |||
Afgeleide financiële instrumenten | 6 | 191 | 8 493 |
Uitgestelde baten | 12 | 32 566 | 33 764 |
Voorzieningen voor verstrekte garanties | 13 | 628 | 793 |
Voorzieningen voor toegezegde leningen | 14 | 37 269 | 23 822 |
Aan derden verschuldigde bedragen | 15 | 147 438 | 143 813 |
Overige verplichtingen | 16 | 2 353 | 2 493 |
Totaal passiva | 220 445 | 213 178 | |
MIDDELEN CONTRIBUANTEN | |||
Faciliteit afgeroepen bijdrage van de lidstaten | 17 | 2 967 000 | 2 697 000 |
Ingehouden winsten | 220 036 | 216 997 | |
Totaal middelen contribuanten | 3 187 036 | 2 913 997 | |
Totaal passiva en middelen contribuanten | 3 407 481 | 3 127 175 |
OVERZICHT van winst of verlies en andere NIET-GEREALISEERDE RESULTATEN
Toelichting | Van 1.1.2019 | Van 1.1.2018 | |
tot 31.12.2019 | tot 31.12.2018 | ||
Rente en soortgelijke baten* | 19 | 93 923 | 96 730 |
Rente en soortgelijke uitgaven | 19 | -2 948 | -2 539 |
Nettorente en soortgelijke baten | 90 975 | 94 191 | |
Baten uit vergoedingen en provisies | 20 | 4 438 | 284 |
Uitgaven aan vergoedingen en provisies | 20 | -721 | -106 |
Netto vergoedings- en provisiebaten | 3 717 | 178 | |
Wijziging in reële waarde van afgeleide financiële instrumenten | 12 611 | -9 987 | |
Nettoresultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente | 21 | 9 904 | -10 179 |
Nettoresultaat van de leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | 7 | -8 331 | -702 |
Nettoresultaat van de verkoop van leningen | 7 | 2 064 | - |
Netto verlies valuta | -61 998 | -32 436 | |
Nettoresultaten van financiële transacties | -45 750 | -53 304 | |
Wijziging bij waardevermindering op leningen en voorschotten, minus terugboekingen | 7 | 17 243 | -22 771 |
Wijziging in voorzieningen voor verstrekte garanties, minus terugboekingen | 13 | 107 | -485 |
Wijziging in voorzieningen voor toegezegde leningen, minus terugboekingen | 14 | -13 244 | -19 612 |
Algemene beheerskosten | 22 | -50 009 | -47 799 |
Winst/(verlies) over het boekjaar | 3 039 | -49 602 | |
Niet-gerealiseerde resultaten | - | - | |
Totaal niet-gerealiseerde resultaten winst / (verlies) voor het jaar | 3 039 | -49 602 | |
* Voor het op 31 december 2019 afgesloten jaar bedroegen rente en soortgelijke baten 93,9 miljoen EUR (2018: 96,7 miljoen EUR), berekend op basis van de geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. |
OVERZICHT VAN DE WIJZIGINGEN IN DE MIDDELEN VAN DE CONTRIBUANTEN
Afgeroepen bijdrage | Ingehouden winst | Totaal | ||
Per 1 januari 2019 | Toelichting | 2 697 000 | 216 997 | 2 913 997 |
Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar | 17 | 270 000 | - | 270 000 |
Winst voor het jaar 2019 | - | 3 039 | 3 039 | |
Wijzigingen middelen contribuanten | 270 000 | 3 039 | 273 039 | |
Op 31 december 2019 | 2 967 000 | 220 036 | 3 187 036 | |
Afgeroepen bijdrage | Ingehouden winst | Totaal | ||
Op 1 januari 2018 | 2 517 000 | 266 599 | 2 783 599 | |
Bijdrage lidstaten afgeroepen in de loop van het jaar | 180 000 | - | 180 000 | |
Verlies voor het jaar 2018 | - | -49 602 | -49 602 | |
Wijzigingen middelen contribuanten | 180 000 | -49 602 | 130 398 | |
Op 31 december 2018 | 2 697 000 | 216 997 | 2 913 997 | |
KASSTROOMOVERZICHT
Toelichting | Van 1.1.2019 tot 31.12.2019 | Van 1.1.2018 tot 31.12.2018 | |
OPERATIONELE ACTIVITEITEN | |||
Winst (verlies) voor het boekjaar | 3 039 | -49 602 | |
Aanpassingen voor: | |||
Netto resultaat in reële waarde op aandelen en andere effecten met variabele rente | 8 | -8 629 | 20 665 |
Wijziging bij waardevermindering op leningen en voorschotten, minus terugboekingen | 7 | -17 243 | 22 771 |
Nettoresultaat van de leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | 8 331 | 702 | |
Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs leningen en voorschotten | 7 | -5 087 | -1 833 |
Nettowijziging in voorzieningen voor verstrekte garanties, minus terugboekingen | 13 | -107 | 309 |
Nettowijziging in voorzieningen voor toegezegde leningen, minus terugboekingen | 13 447 | 19 666 | |
Wijziging reële waarde derivaten | -12 611 | 9 987 | |
Wijziging opgelopen rente en geamortiseerde kostprijs van financiële activa | 10 | 331 | -1 645 |
Wijziging uitgestelde baten | -1 198 | 7 962 | |
Gevolgen wijzigingen wisselkoers op leningen | 7 | -17 752 | -44 927 |
Effect van wisselkoerswijzigingen op aandelen en andere effecten met variabele rente | 8 | -6 812 | -17 300 |
Gevolgen wijzigingen wisselkoers op aangehouden tegoeden | 2 369 | 2 561 | |
Verlies operationele activiteiten voor wijzigingen in beleidsactiva en -passiva | -41 922 | -30 684 | |
Uitkeringen lening | 7 | -311 185 | -259 214 |
Terugbetalingen leningen | 7 | 355 078 | 354 855 |
Verkoop van leningen | 2 194 | - | |
Wijziging opgelopen rentebaten op geldmiddelen en kasequivalenten | 5 | -93 | -178 |
(Toename) thesauriemiddelen | 10 | -2 948 021 | -2 219 062 |
Looptijden thesauriemiddelen | 10 | 2 952 905 | 2 026 659 |
(Toename) in aandelen en andere effecten met variabele rente | 8 | -106 943 | -95 434 |
Netto-opbrengsten op aandelen en andere effecten met variabele rente | 71 024 | 32 802 | |
(Afname) overige activa | -171 | -4 214 | |
Toename andere passiva | 140 | 31 | |
Toename van andere bedragen te betalen aan Europese Investeringsbank | 2 187 | 2 168 | |
Netto kasstromen in operationele activiteiten | -24 807 | -192 271 | |
FINANCIERINGSACTIVITEITEN | |||
Bijdrage van lidstaten | 284 820 | 230 000 | |
Bedragen ontvangen van lidstaten met betrekking tot rentesubsidies en technische bijstand | 30 000 | 20 000 | |
Bedragen betaald namens lidstaten met betrekking tot rentesubsidies en technische bijstand | -28 220 | -35 641 | |
Netto kasstromen van financieringsactiviteiten | 286 600 | 214 359 | |
Nettotoename geldmiddelen en kasequivalenten | 261 793 | 22 088 | |
Samenvattende staat van kasstromen: | |||
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het begrotingsjaar | 573 818 | 549 169 | |
Nettokasstroom: | |||
Operationele activiteiten | -24 937 | -192 271 | |
Financieringsactiviteiten | 286 730 | 214 359 | |
Effect wijzigingen wisselkoers op geldmiddelen en kasequivalenten | 2 369 | 2 561 | |
Geldmiddelen en kasequivalenten bij het einde van het begrotingsjaar | 837 980 | 573 818 | |
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn samengesteld uit: | |||
Contanten | 5 | 72 166 | 51 936 |
Termijndeposito's (exclusief opgelopen rente) | 5 | 622 991 | 521 882 |
Commercial paper | 5 | 142 823 | - |
837 980 | 573 818 |
Toelichtingen bij de financiële staten per 31 december 2019
1 Algemene informatie
De investeringsfaciliteit (de 'faciliteit') werd opgericht in het kader van de Overeenkomst van Cotonou (de 'Overeenkomst') betreffende steun voor samenwerking en ontwikkeling, die door de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan ("de ACS-staten") en de Europese Unie en haar lidstaten op 23 juni 2000 werd gesloten en op 25 juni 2005 en 22 juni 2010 werd herzien.
De faciliteit is geen afzonderlijke rechtspersoon en de Europese Investeringsbank ("EIB") beheert de bijdragen namens de lidstaten ("donoren") overeenkomstig de voorwaarden van de overeenkomst en treedt op als een beheerder van de faciliteit.
De in het kader van de Overeenkomst vastgelegde financiering is afkomstig uit de begrotingen van de EU-lidstaten. EU-lidstaten dragen bij met bedragen voor de financiering van de faciliteit en subsidies die worden gebruikt voor de financiering van rentesubsidies zoals is voorzien in de meerjarige financiële kaders (het eerste financiële protocol voor de periode 2000-2007 waarnaar wordt verwezen als het 9e EOF, het tweede financiële protocol voor de periode 2008-2013 waarnaar wordt verwezen als het 10e EOF en het derde financiële protocol voor de periode 2014-2020 waarnaar wordt verwezen als het 11e EOF). De EIB is belast met het beheer van:
-de faciliteit, een risicodragend roterend fonds ten belope van 3 685,5 miljoen EUR dat ertoe strekt de investeringen in de particuliere sector in de ACS-landen te bevorderen, waarbij een bedrag 48,5 miljoen EUR aan de landen en gebieden overzee (LGO) is toegewezen;
-subsidies voor de financiering van rentesubsidies ten belope van maximaal 1 220,85 miljoen EUR voor ACS-landen en maximaal 8,5 miljoen EUR voor LGO. Tot 15 % van deze subsidies kan worden benut voor de financiering van projectgerelateerde technische bijstand.
Zowel de EU als de ACS-landen hebben ingestemd met overgangsregelingen die EIB-financiering mogelijk zou maken om activiteiten in de ACS-regio voort te zetten tot eind 2020 (Besluit nr. 3/2019 van het ACS-EU-Comité van Ambassadeurs van 17 december 2019 om overgangsmaatregelen vast te stellen overeenkomstig artikel 95, lid 4, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst). De EIB zal activiteiten blijven goedkeuren overeenkomstig haar mandaat tot eind 2020, het einde van de verbintenisperiode voor het gebruik van roterende fondsen van de faciliteit in het kader van het 11e EOF.
In juni 2018 publiceerde de Commissie ook het begrotingsvoorstel voor het externe optreden van de EU voor de periode 2021-2027, de verordening tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI). Een belangrijk aspect van het voorstel is de vereenvoudiging van de financieringsarchitectuur, waarbij negen afzonderlijke instrumenten en fondsen worden samengebracht, alsook de integratie van het huidige buiten de begroting gehouden EOF in de EU-begroting. De NDICI-verordening voorziet in de rechtsgrondslag op grond waarvan de Commissie toekomstige EU-mandaten kan toevertrouwen aan de EIB voor haar activiteiten buiten de EU. De verordening voorziet tevens in het kader voor externe investeringen waarbinnen de Unie kan samenwerken met partnerinstellingen via subsidies of garanties uit de EU-begroting. De onderhandelingen over NDICI-verordening zijn nog steeds aan de gang. Zonder afbreuk te doen aan een besluit van de Raad, bespreken de EIB en de Europese Commissie momenteel een voorstel om het gebruik van de terugbetalingen van de faciliteit voor een overeengekomen aantal jaren voort te zetten.
De huidige financiële overzichten bestrijken de periode van dinsdag 1 januari 2019 tot en met dinsdag 31 december 2019.
Op voorstel van het beheerscomité van de EIB heeft het directiecomité van de EIB de financiële staten op 12 maart 2019 vastgesteld en heeft het besloten deze ter goedkeuring voor te leggen aan de raad van bestuur op zijn bijeenkomst van vrijdag 24 april 2020.
2 Belangrijkste gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging
2.1Grondslag voor de voorbereiding – verklaring van overeenstemming
De financiële staten van de faciliteit zijn opgemaakt in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards (IFRS), die door de Europese Unie zijn goedgekeurd.
2.2Belangrijke beoordelingen en ramingen
Bij het opmaken van de financiële staten moet een beroep worden gedaan op ramingen. Bij het toepassen van de grondslagen voor financiële verslaglegging van de faciliteit moet het management van de EIB ook beoordelingen maken. Indien er sprake is van een hogere mate van beoordeling of complexiteit of indien veronderstellingen en ramingen voor de financiële staten van belang zijn, wordt dit hierna bekendgemaakt.
Onder meer in volgende gevallen werd een beroep gedaan op beoordelingen en ramingen:
§Vaststelling van de reële waarde van financiële instrumenten
De reële waarde van financiële activa en financiële passiva die worden verhandeld op actieve markten zijn gebaseerd op genoteerde marktprijzen en prijsnoteringen van effectenmakelaars. Wanneer de reële waarde niet uit actieve markten kan worden afgeleid, wordt de waarde bepaald met gebruikmaking van uiteenlopende waarderingstechnieken, waaronder mathematische modellen. De input voor deze modellen wordt waar mogelijk uit waarneembare markten gehaald. Is dit niet mogelijk, dan is er een zekere mate van beoordeling vereist voor de vaststelling van de reële waarde. De waarderingen kunnen worden ingedeeld in verschillende niveaus van de reëlewaardehiërarchie op grond van de inputs die worden gebruikt bij de waarderingstechnieken zoals beschreven en bekendgemaakt in de toelichtingen 2.4.2 en 4.
§Waardevermindering op leningen en voorschotten
De meting van verwachte kredietverliezen ("expected credit loss" - ECL) vereist dat het management een aantal belangrijke evaluaties maakt, met name de beoordeling van een significante toename van het kredietrisico sinds de eerste opname, de opname van toekomstgerichte informatie en de verdere raming van het bedrag en het tijdstip van toekomstige kasstromen en de waarde van de zekerheden bij de vaststelling van waardeverminderingsverliezen. Deze ramingen zijn ingegeven door een aantal factoren. Veranderingen in deze factoren kunnen tot significante wijzigingen in de timing en het bedrag van de te erkennen kredietverliezen leiden (toelichting 2.4.2).
§Waardering van investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen
Bij de waardering van investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen wordt normaal gesproken met een van volgende gegevens rekening gehouden:
-recente zakelijke en objectieve markttransacties;
-actuele reële waarde van andere instrumenten die in wezen hetzelfde zijn;
-de verwachte kasstromen die verdisconteerd zijn met behulp van actuele rentevoeten die gelden voor instrumenten met soortgelijke voorwaarden en risicokenmerken;
-methode op basis van de aangepaste intrinsieke waarde; of
-andere waarderingsmodellen.
De bepaling van de kasstromen en discontofactoren voor investeringen in niet-beursgenoteerde aandelen berust in grote mate op ramingen. De faciliteit stemt de waarderingstechnieken op gezette tijden op elkaar af en toetst hun geldigheid hetzij aan de prijzen van waarneembare actuele marktverrichtingen in hetzelfde instrument, hetzij aan andere beschikbare waarneembare marktgegevens.
§Consolidatie van entiteiten waarin de faciliteit belangen aanhoudt
De faciliteit heeft belangrijke beoordelingen opgesteld waaruit blijkt dat geen enkele entiteit waarin zij een belang aanhoudt door haar wordt gecontroleerd. Dit valt toe te schrijven aan het feit dat in al dergelijke entiteiten, hetzij de beherende vennoot, hetzij de fondsbeheerder, hetzij de raad van bestuur als enigen beslissingsbevoegdheid hebben voor het beheer en de controle van de activiteiten en de aangelegenheden van het partnerschap. Zij beschikken over de bevoegdheid en het gezag om alle maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het partnerschap in overeenstemming met de investerings- en beleidsrichtsnoeren.
2.3Wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslaggeving
Met uitzondering van de hierna vermelde wijzigingen heeft de faciliteit consequent het in toelichting 2.4 beschreven waarderingsbeleid toegepast op alle periodes die in deze financiële staten zijn opgenomen. De faciliteit heeft de volgende nieuwe normen en wijzigingen aan normen aangenomen.
Gebruikte normen
De volgende interpretaties alsook de wijzigingen aan en de herziening van bestaande normen zijn sinds 1 januari 2019 van kracht voor de financiële staten van de faciliteit:
IFRS 16 Leaseovereenkomsten
IFRS 16 is van kracht geworden voor jaarlijkse verslagperioden die op of na 1 januari 2019 aanvangen en vervangt de bestaande richtsnoeren van IAS 17. Dit heeft tot gevolg dat bijna alle leaseovereenkomsten worden opgenomen op de balans, aangezien het onderscheid tussen operationele en financiële leaseovereenkomsten wordt opgeheven. Onder de nieuwe norm worden een actief (het recht om het geleasede goed te gebruiken) en een financiële verplichting om leasesommen te betalen, opgenomen. De enige uitzonderingen zijn leaseovereenkomsten op korte termijn met een geringe waarde. De boekhouding voor leasegevers is niet significant gewijzigd.
Deze wijziging had geen wezenlijke invloed op de financiële staten van de faciliteit.
Kenmerken van vervroegde terugbetaling met negatieve compensatie— Wijzigingen in IFRS 9
De wijzigingen verduidelijken dat een financieel actief voldoet aan het SPPI-criterium (SPPI - solely payments of principal and interest - uitsluitend aflossingen en rentebetalingen), ongeacht de gebeurtenis of omstandigheid die de voortijdige beëindiging van het contract veroorzaakt en ongeacht welke partij voor de voortijdige beëindiging van het contract een redelijke vergoeding betaalt of ontvangt. In de overwegingen bij de totstandkoming van de wijzigingen werd verduidelijkt dat de voortijdige beëindiging kan voortvloeien uit een contractueel beding of uit een gebeurtenis die buiten de controle van de partijen bij de overeenkomst valt, zoals een wijziging van de wet- of regelgeving die leidt tot de voortijdige beëindiging van het contract.
De invoering van deze wijzigingen had geen wezenlijke invloed op de financiële staten van de faciliteit.
Langetermijnbelangen in geassocieerde deelnemingen en joint ventures (wijzigingen in IAS 28)
De wijzigingen verduidelijken dat een entiteit IFRS 9 toepast op langetermijnbelangen in een geassocieerde deelneming of joint venture waarop de “equity”-methode niet is toegepast., maar die in wezen deel uitmaken van de netto-investering van de entiteit in een geassocieerde deelneming of joint venture ((langetermijnbelangen). Deze verduidelijking is van belang omdat het impliceert dat het kredietverliesmodel in IFRS 9 van toepassing is op dergelijke langetermijnbelangen.
De wijzigingen verduidelijken ook dat een entiteit bij de toepassing van IFRS 9 geen rekening houdt met eventuele verliezen van de geassocieerde deelneming of joint venture, noch met eventuele bijzonderewaardeverminderingsverliezen op de netto-investering, opgenomen als aanpassingen van de netto-investering in de geassocieerde deelneming of joint venture die voortvloeien uit de toepassing van IAS 28 Investeringen in geassocieerde deelnemingen en joint ventures.
Deze wijzigingen hadden geen wezenlijke invloed op de financiële staten van de faciliteit.
Wijziging, inperking of afwikkeling van de regeling (wijzigingen in IAS 19)
In de wijzigingen wordt gespecificeerd dat wanneer tijdens de jaarlijkse verslagperiode een wijziging, inperking of afwikkeling van de regeling plaatsvindt, een entiteit verplicht is:
-de aan het dienstjaar toegerekende kosten te bepalen voor de resterende periode na de wijziging, inperking of afwikkeling van de regeling, door gebruik te maken van de actuariële veronderstellingen die zijn gehanteerd om de nettoverplichting uit hoofde van pensioenrechten die zijn toegezegd door de regeling en de fondsbeleggingen na deze gebeurtenis te herwaarderen;
-de nettorente te bepalen voor de rest van de periode na de wijziging, inperking of afwikkeling van de regeling door gebruik te maken van: de nettoverplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten die de vergoedingen geboden door de regeling en de fondsbeleggingen na deze gebeurtenis weerspiegelt; en de disconteringsvoet die wordt gebruikt om de nettoverplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten opnieuw te bepalen.
Deze wijzigingen hadden geen invloed op de financiële staten van de faciliteit.
Jaarlijkse verbeteringen in IFRS’s - cyclus 2015-2017 (wijzigingen in IFRS3, IFRS 11)
Deze wijzigingen hadden geen gevolgen voor de financiële staten van de faciliteit, aangezien er geen sprake is van een transactie waarbij gezamenlijke zeggenschap wordt verkregen.
Uitgevaardigde normen die nog niet zijn vastgesteld
Definitie van materieell — Wijzigingen in IAS 1 “Presentatie van de jaarrekeningen” en IAS 8 “Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten” - van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2020 aanvangen.
De wijzigingen verduidelijken de definitie van “materieel” en stemmen de definitie die wordt gebruikt in he conceptueel raamwerk af op de normen zelf.
In de gewijzigde definitie wordt het volgende bepaald: “Informatie is van materieel belang indien redelijkerwijze mag worden verwacht dat weglating, onjuiste weergave of versluiering daarvan van invloed zal zijn op beslissingen die de primaire gebruikers van de jaarrekening voor algemeen gebruik nemen op basis van die jaarrekening, waarin financiële informatie over een specifieke verslaggevende entiteit wordt verstrekt.”
De wijziging verduidelijkt ook de betekenis van “primaire gebruikers van de jaarrekening voor algemeen gebruik” waaraan deze financiële overzichten zijn gericht, door deze te definiëren als “bestaande en potentiële beleggers, kredietverstrekkers en andere crediteuren” die voor een groot deel van de door hen benodigde financiële informatie op de jaarrekening voor algemeen gebruik aangewezen.
De wijzigingen zijn van kracht voor jaarperioden die op of na woensdag 1 januari 2020 aanvangen. De faciliteit heeft deze wijzigingen niet in een vroeg stadium aangenomen en verwacht niet dat zij een aanzienlijk effect zullen hebben op de financiële staten van de faciliteit.
Rentebenchmarkhervorming — Wijzigingen aan IFRS 9, IAS 39 en IFRS 7
In september 2019 heeft de International Accounting Standards Board (IASB) wijzigingen aan IFRS 9, IAS 39 en IFRS 7 gepubliceerd, die voorzien in tijdelijke vrijstellingen die het mogelijk maken afdekkingstransacties (hedge accounting) voort te zetten tijdens de periode van onzekerheid voorafgaan aan de vervanging van een bestaande rentevoetbenchmark met een alternatieve bijna risicovrije rentevoet (RFR).
De wijzigingen in IFRS 9 omvatten een aantal vrijstellingen, die van toepassing zijn op alle afdekkingsrelaties die rechtstreeks worden beïnvloed door de rentebenchmarkhervorming. De eerste drie vrijstellingen hebben betrekking op:
-de beoordeling of een verwachte toekomstige transactie (of een onderdeel daarvan) zeer waarschijnlijk is;
-de beoordeling wanneer het bedrag uit de kasstroomafdekkingsreserve naar de winst of het verlies moet worden overgeboekt;
-de beoordeling van de economische relatie tussen de afgedekte positie en het afdekkingsinstrument.
Voor elk van deze vrijstellingen wordt ervan uitgegaan dat de benchmark waarop de afgedekte kasstromen zijn gebaseerd, niet wordt gewijzigd als gevolg van de IBOR -hervorming.
De vierde vrijstelling bepaalt dat een niet contractueel gespecificeerde risicocomponent alleen afzonderlijk identificeerbaar hoeft te zijn bij de initiële aanwijzing van de hedge en niet op een permanente basis.
De toepassing van de vrijstellingen is verplicht en de vrijstellingen blijven onbeperkt gelden wanneer geen van de in de wijzigingen beschreven gebeurtenissen heeft plaatsgevonden.
De wijzigingen bevatten ook specifieke openbaarmakingsvereisten voor afdekkingsrelaties waarop de vrijstellingen van toepassing zijn.
De wijzigingen zijn van kracht voor jaarperioden die op of na woensdag 1 januari 2020 aanvangen. De faciliteit heeft deze wijzigingen niet in een vroeg stadium aangenomen en de EIB heeft een interdepartementale IBOR-werkgroep opgericht om de gevolgen in te schatten de transitie te beheren.
Wijzigingen in de verwijzingen naar het conceptueel kader in IFRS-normen — van kracht op 1 januari 2020.
Het herziene conceptueel kader bevat een uitgebreide reeks concepten voor financiële verslaglegging, normering, richtsnoeren voor opstellers van jaarrekeningen voor een consistente financiële verslaggeving en bijstand aan anderen in hun inspanningen om de normen te begrijpen en te interpreteren.
Het herziene conceptueel kader voor financiële verslaglegging is geen norm, en geen van de concepten heeft voorrang boven die van een norm of van vereisten in een norm. Het heeft voornamelijk tot doel de IASB bij te staan bij de ontwikkeling van normen, opstellers van jaarrekeningen te helpen bij een consistente financiële verslaggeving, indien er geen toepasselijke norm voorhanden is en alle partijen te helpen de normen te begrijpen en te interpreteren.
Het conceptuele kader bevat een aantal nieuwe concepten, voorziet in geactualiseerde definities en opnamecriteria voor activa en verplichtingen en verduidelijkt een aantal belangrijke concepten. Het conceptueel kader is kracht voor jaarperioden die op of na woensdag 1 januari 2020 aanvangen.
De faciliteit heeft het herziene conceptueel kader niet in een vroeg stadium aangenomen en verwacht niet dat het een aanzienlijk effect zal hebben op de financiële staten van de faciliteit.
2.4Overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging
In het overzicht van de financiële positie zijn de activa en passiva opgenomen in dalende volgorde van liquiditeit en wordt er geen onderscheid gemaakt tussen vlottende en niet-vlottende posten.
2.4.1 Omrekening valuta
Voor de presentatie van de financiële staten wordt de euro gebruikt, die ook de functionele munteenheid is. Tenzij anders aangegeven, is de financiële verslaglegging in EUR is afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro.
De verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de verrichting.
Financiële activa en passiva die in andere valuta dan de euro zijn uitgedrukt, worden in euro omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van het overzicht van de financiële positie. De winst of het verlies uit die omrekening wordt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.
Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen in een vreemde munteenheid uitgedrukte historische kosten, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum van de oorspronkelijke transactie. Niet-monetaire posten die worden geboekt tegen de in een vreemde munteenheid uitgedrukte reële waarde, worden omgerekend tegen de wisselkoers van de datum waarop de reële waarde werd bepaald.
Wisselkoersverschillen die voortvloeien uit de vereffening van verrichtingen tegen een andere koers dan die van de datum van de transactie, en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen op in vreemde valuta uitgedrukte monetaire activa en passiva die niet zijn vereffend, worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten opgevoerd.
2.4.2 Andere financiële activa dan derivaten
Niet-afgeleide financiële instrumenten worden initieel opgenomen op basis van de valutadatum.
Indeling en waardering
Financiële activa
Bij eerste opname wordt een financieel actief geclassificeerd als gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (“AC”), tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de overige onderdelen van het totaalresultaat (“FVOCI”) of tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”) en wordt een financiële verplichting geclassificeerd als gewaardeerd tegen AC of FVTPL.
Volgens IFRS 9 begint de classificatie met het bepalen of het financiële actief als een schuldinstrument of als eigenvermogensinstrument moet worden beschouwd. IFRS 9 verwijst naar de definities in IAS 32 Financiële instrumenten: Presentatie
Schuldbewijzen zijn instrumenten die voldoen aan de definitie van een financiële verplichting uit het oogpunt van de tegenpartij, zoals leningen en schuldbewijzen, met inbegrip van obligaties, promesses, of certificaten die zijn uitgegeven door gestructureerde entiteiten, overheden of bedrijven.
Een schuldbewijs wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (“AC”), indien het aan beide volgende voorwaarden voldoet en niet geldt als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”):
-het actief wordt aangehouden binnen een bedrijfsmodel dat erop gericht is activa aan te houden om contractuele kasstromen te ontvangen; en
-de contractvoorwaarden van het financiële actief op bepaalde data aanleiding geven tot kasstromen die uitsluitend aflossingen en rentebetalingen op het uitstaande hoofdsombedrag betreffen. (SPPI criteria solely payments of principal and interest)
Een schuldbewijs wordt alleen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de overige onderdelen van het totaalresultaat (“FVOCI”), indien het aan beide volgende voorwaarden voldoet en niet geldt als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”):
-het actief wordt aangehouden binnen een bedrijfsmodel waarvan het doel wordt bereikt door zowel contractuele kasstromen te ontvangen als financiële activa te verkopen, en
-de contractvoorwaarden van het financiële actief geven op bepaalde data aanleiding tot kasstromen die uitsluitend aflossingen en rentebetalingen op het uitstaande hoofdsombedrag betreffen (SPPI criteria).
De bovenstaande vereisten dienen van toepassing te zijn op een volledig financieel actief, ook al bevat het een in een contract besloten derivaat.
Eigenvermogensinstrumenten zijn instrumenten die vanuit het perspectief van de uitgevende instelling aan de definitie van eigen vermogen voldoen; dat wil zeggen instrumenten die geen contractuele verplichting tot betaling bevatten en het overblijvende recht omvatten op een belang in de netto activa van de uitgevende instelling. Eigenvermogensinstrumenten worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”).
Bij de eerste opname van een eigenvermogensinstrument dat niet voor handelsdoeleinden wordt aangehouden, kan de faciliteit de onherroepelijke keuze maken om latere veranderingen in niet-gerealiseerde resultaten te presenteren. Deze keuze wordt voor elke investering afzonderlijk gemaakt.
Alle andere financiële activa worden geclassificeerd als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies (“FVTPL”).
Beoordeling van het bedrijfsmodel
De EIB, als beheerder van de faciliteit, maakt een beoordeling van de doelstelling van een bedrijfsmodel waarin een schuldinstrument op portefeuilleniveau wordt aangehouden omdat dit het best de wijze weergeeft waarop het bedrijf wordt beheerd en informatie aan het management wordt verstrekt. De in aanmerking genomen informatie omvat:
-de vastgestelde beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid voor de portefeuille en de uitvoering van dit beleid in de praktijk. In het bijzonder of de strategie van het management gericht is op het genereren van contractuele rentebaten, het handhaven van een specifiek renteprofiel, de afstemming van de duration van de financiële activa op de duration van de verplichtingen die met deze activa worden gefinancierd of het realiseren van kasstromen door de activa te verkopen;
-hoe de prestaties van de portefeuille worden geëvalueerd en aan het management van de faciliteit worden gerapporteerd;
-de risico’s die van invloed zijn op de prestaties van het bedrijfsmodel (en de binnen dat bedrijfsmodel aangehouden financiële activa) en de wijze waarop die risico’s worden beheerd; en
-de frequentie, het volume en de timing van verkopen in vorige periodes, de redenen voor deze verkopen en verwachtingen met betrekking tot toekomstige verkoopactiviteiten.
Informatie over verkoopactiviteiten wordt echter niet afzonderlijk beschouwd, maar als onderdeel van een algemene beoordeling van de wijze waarop de doelstelling van de faciliteit voor het beheer van de financiële activa wordt bereikt en van de wijze waarop kasstromen worden gerealiseerd.
Het bedrijfsmodel voor de impactfinancieringsenveloppe voor rechtstreekse verstrekking van kredieten is gewijzigd zoals beschreven en bekendgemaakt in toelichting 7 en toelichting 24.
SPPI criteria (Uitsluitend aflossingen en rentebetalingen criteria)
In het kader van deze beoordeling wordt onder “hoofdsom” verstaan de reële waarde van het schuldinstrument bij eerste opname. “Rente” wordt gedefinieerd als vergoeding voor de tijdswaarde van geld, voor het tijdens een bepaalde periode aan het uitstaande hoofdsombedrag verbonden kredietrisico en voor andere met kredietverlening samenhangende basisrisico's en -kosten (bv. liquiditeitsrisico en administratieve kosten), alsook uit een winstmarge.
Bij de beoordeling of de contractuele kasstromen uitsluitend aflossingen en rentebetalingen betreffen, wordt rekening gehouden met de contractuele voorwaarden van het instrument. Dit houdt onder meer in dat moet worden beoordeeld of het financiële actief een contractuele bepaling bevat die het tijdstip of het bedrag van contractuele kasstromen zou kunnen wijzigen zodat het actief niet aan deze voorwaarde zou voldoen.
Verwijdering uit de balans
De faciliteit verwijdert een financieel actief uit de balans wanneer de contractuele rechten op de kasstromen uit het financiële actief aflopen, of wanneer het recht wordt overgedragen om de contractuele kasstromen te ontvangen in een transactie waarbij de risico’s en voordelen van eigendom van het financiële actief worden overgedragen door de faciliteit of waarbij de faciliteit nagenoeg alle risico’s en voordelen van eigendom behoudt maar de zeggenschap over het financiële actief niet behoudt.
Bij het niet langer opnemen van een financieel actief of een financiële verplichting (zie toelichting 2.4.4) wordt het verschil tussen de boekwaarde van het actief of de verplichting (of de boekwaarde die is toegerekend aan het deel van het actief of de verplichting dat niet langer wordt opgenomen) en de som van (i) de ontvangen of betaalde vergoeding en (ii) elke cumulatieve winst die, of elk cumulatief verlies dat, rechtstreeks in niet-gerealiseerde resultaten was opgenomen, in winst of verlies opgenomen, met uitzondering van de in de overige onderdelen van het totaalresultaat opgenomen cumulatieve winsten of verliezen voor investeringen in aandelen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen die bij afstoting in het reservefonds worden gestort en niet in winst of verlies.
Herclassificatie
Financiële activa worden na hun eerste opname niet heringedeeld, behalve in de periode na de wijziging door de faciliteit van haar bedrijfsmodel voor het beheer van financiële activa.
Wijziging
Een financieel actief dat tegen geamortiseerde kostprijs wordt gewaardeerd, wordt als gewijzigd beschouwd wanneer de contractuele kasstromen ervan opnieuw worden heronderhandeld of anderszins worden gewijzigd. Heronderhandeling of herziening kan al dan niet leiden tot het niet langer opnemen van de oude en de erkenning van het nieuwe financiële instrument.
Een substantiële contractuele wijziging van de kasstromen van een financieel actief gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs die resulteert in het niet langer opnemen van het financiële actief, leidt tot de opname van het nieuwe financiële actief tegen de reële waarde ervan en tot de opname van het waarderingsverschil in de winst- en verliesrekening in de geconsolideerde winst- en verliesrekening onder “resultaat met betrekking tot financiële operaties”.
Vaststelling van de reële waarde van financiële instrumenten
De reële waarde van een financieel instrument is de prijs die zou worden ontvangen om een activum te verkopen of die zou worden betaald om een verplichting over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum in de hoofdsom; of bij ontstentenis hiervan op de voordeligste markt waartoe de faciliteit op dat moment toegang heeft.
In voorkomend geval bepaalt de EIB namens de faciliteit de reële waarde van een instrument waarbij gebruikt wordt gemaakt van een prijsnotering op een actieve markt voor dat instrument. Een actieve markt is een markt waarop transacties voor het actief of de verplichting voldoende frequent en in voldoende volume plaatsvinden om op permanente basis prijsinformatie te verschaffen.
Wanneer de reële waarde van financiële activa en financiële passiva in de balans niet uit actieve markten kan worden afgeleid, wordt de waarde bepaald met gebruikmaking van uiteenlopende waarderingstechnieken, waaronder mathematische modellen. De input voor deze modellen wordt waar mogelijk uit waarneembare markten gehaald. Is dit niet mogelijk, dan is er een zekere mate van beoordeling vereist voor de vaststelling van de reële waarde. De gekozen waarderingstechniek omvat alle factoren waarmee marktdeelnemers rekening zouden houden bij de prijszetting van een transactie.
Bij deze waarderingstechnieken kan onder meer gebruik worden gemaakt van de methodes van netto contante waarde en geactualiseerde waarde van de kasstroom, vergelijking met soortgelijke instrumenten waarvoor waarneembare marktprijzen bestaan, de Black-Scholes en polynomische prijsbepalingsmodellen en andere waarderingsmodellen. De bij de waarderingstechnieken gebruikte veronderstellingen en inputs omvatten risicovrije rentenvoeten en basisrentevoeten, kredietspreads die worden gebruikt bij de raming van discontovoeten, obligatie- en aandelenkoersen, wisselkoersen en aandelen- aandelenindexkoersen en verwachte prijsschommelingen en correlaties.
De waarderingstechnieken hebben tot doel om te komen tot een waardering tegen reële waarde, die een weergave is van de prijs die zou worden ontvangen om het actief te verkopen of die zou worden betaald om de verplichting over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum.
De faciliteit gebruikt algemeen erkende waarderingstechnieken voor het bepalen van de reële waarde van veel voorkomende en meer eenvoudige financiële instrumenten, zoals rentevoeten en valutaswaps die alleen gebruik maken van waarneembare marktgegevens en een geringe beoordeling en inschatting door het management vereisen. Waarneembare prijzen en modelinputs zijn doorgaans beschikbaar op de markt voor beursgenoteerde schuldbewijzen en gewone aandelen, op de beurs verhandelde derivaten en eenvoudige over-the-counter derivaten, zoals renteswaps. Door de beschikbaarheid van waarneembare marktprijzen en modelinputs zijn beoordelingen en inschattingen door het management minder vereist en wordt ook de onzekerheid over de vaststelling van de reële waarden verminderd. De beschikbaarheid van waarneembare marktprijzen en inputs hangt af van de producten en de markten en is onderhevig aan wijzigingen als gevolg van specifieke gebeurtenissen en de algemene omstandigheden die zich op de financiële markten voordoen.
Voor meer complexe modellen maakt de faciliteit gebruik van haar eigen waarderingsmodellen, die zijn ontwikkeld op basis van erkende waarderingsmodellen. Sommige of alle belangrijke inputs voor deze modellen kunnen niet waarneembaar zijn op de markt en zijn afgeleid van marktprijzen of koersen of zijn geraamd op basis van veronderstellingen. Voorbeelden van instrumenten waarbij gebruik wordt gemaakt van aanzienlijke niet-waarneembare inputs zijn onder meer leningen en garanties waarvoor er geen actieve markt is. Voor waarderingsmodellen die gebruik maken van aanzienlijke niet-waarneembare inputs moet in hogere mate een beroep worden gedaan op de beoordelingen en inschattingen door het management bij de vaststelling van de reële waarde. Beoordelingen en inschattingen door het management zijn doorgaans vereist bij de keuze van het geschikte waarderingsmodel, de vaststelling van verwachte toekomstige kasstromen voor het te waarderen financieel instrument, de vaststelling van kans op wanbetaling door tegenpartijen en vervroegde aflossing en de selectie van geschikte disconteringspercentages.
Bij de vaststelling van reële waarden maakt de EIB gebruik van de volgende reëlewaardehiërarchie die het belang van de bij de waarderingen gebruikte inputs weerspiegelt:
-Niveau 1 inputs die niet zijn aangepast aan op actieve markten genoteerde marktprijzen voor identieke instrumenten waartoe de faciliteit toegang heeft;
-Niveau 2 andere inputs dan de in niveau 1 ondergebrachte prijsnoteringen die waarneembaar zijn, hetzij rechtstreeks (dus als prijzen) of onrechtstreeks (dus afgeleid van prijzen). Deze categorie omvat instrumenten die zijn gewaardeerd op grond van op actieve markten genoteerde marktprijzen voor soortgelijke instrumenten, prijsnoteringen voor identieke of soortgelijke instrumenten op markten die als minder actief worden beschouwd of andere waarderingstechnieken waarbij alle significante inputs direct of indirect waarneembaar zijn van marktgegevens;
-Niveau 3 inputs die niet waarneembaar zijn. Deze categorie omvat alle instrumenten waarvoor de waarderingstechniek inputs omvat die niet gebaseerd zijn op waarneembare gegevens en waarbij de niet-waarneembare inputs een significant effect hebben op de waardering van het instrument. Deze categorie omvat instrumenten die zijn gewaardeerd op grond van prijsnoteringen voor soortgelijke instrumenten waarbij aanzienlijke niet-waarneembare aanpassingen of veronderstellingen vereist zijn om de verschillen tussen de instrumenten weer te geven.
De faciliteit erkent overdrachten tussen de niveaus van de reëlewaardehiërarchie op het einde van de rapportageperiode waarin de wijziging heeft plaatsgevonden.
Bijzondere waardevermindering van financiële activa
Het toekomstgerichte model van te verwachten kredietverliezen (“expected credit loss” - ECL) van IFRS9 zal gelden voor zowel financiële activa die worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs als financiëlegarantiecontracten en voor buiten de balans vallende verplichtingen. Dit vereist oordeelsvorming om de onderliggende variabele (PD, LGD, EAD) te bepalen die wordt gebruikt om uit te maken hoe veranderingen in economische en andere factoren van invloed zijn op de te verwachten kredietverliezen, hetgeen zal worden bepaald op een kansgewogen grondslag.
Onder IFRS 9 worden voorzieningen voor verliezen op een van de volgende grondslagen gewaardeerd:
-binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen: dit zijn te verwachten kredietverliezen die voortvloeien uit wanbetalingsgebeurtenissen ten aanzien van een financieel instrument, die mogelijk zijn binnen de twaalf maanden na de verslagdatum; en
-tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen: dit zijn te verwachten kredietverliezen die voortvloeien uit alle mogelijke gebeurtenissen waardoor tijdens de verwachte looptijd van een financieel instrument wanbetaling met betrekking tot het financiële instrument ontstaat.
De norm IFRS 9 voorziet in een model met drie fasen voor waardevermindering gebaseerd op wijzigingen in kredietkwaliteit sinds de eerste opname. Financiële instrumenten worden gerangschikt in fase 1 met uitzondering voor die instrumenten waarvoor een significante toename van het kredietrisico sinds de eerste opname is vastgesteld. Dit omvat kwantitatieve en kwalitatieve informatie en analyse, gebaseerd op de deskundigheid van de bank en met inbegrip van toekomstgerichte informatie.
verworven of gecreëerde activa met verminderde kredietwaardigheid. (“POCI”) zijn de financiële activa die vanaf het moment van eerste opname worden geacht te worden geclassificeerd als fase 3. Voor verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde kredietwaardigheid worden de cumulatieve wijzigingen in tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen sinds de eerste opname in het overzicht van winst of verlies opgenomen.
De beoordeling door de faciliteit van de fase is gebaseerd op een sequentiële aanpak die in overeenstemming is met de richtsnoeren voor kredietrisico’s (“CRG”) en de richtsnoeren en procedures voor financiële monitoring (“FMGs”), met name voor de toezichtlijst, de interne rating en de achterstallen.
Indien zich een significante toename van het kredietrisico heeft voorgedaan, wordt het financieel instrument naar fase 2 verplaatst zonder dat er evenwel een verminderde kredietwaardigheid geldt voor het instrument. Indien het financieel instrument door een verminderde kredietwaardigheid wordt gekenmerkt, wordt het vervolgens in fase 3 ondergebracht.
Om in fase 3 blootstellingen vast te stellen, bepaalt de faciliteit of er al dan niet objectieve aanwijzingen voor wanbetaling zijn. Er wordt vanuit gegaan dat er sprake is van wanbetaling bij een financieel actief wanneer het onwaarschijnlijk is dat de kredietnemer zijn kredietverplichtingen ten aanzien van de faciliteit volledig zal nakomen, zonder dat de faciliteit zal moeten overgaan tot acties of wanneer de kredietnemer meer dan 90 dagen achterstallig is bij het nakomen van een aanzienlijke kredietverplichting jegens de faciliteit.
In dit verband wordt een financieel actief geacht onderhevig te zijn aan een bijzondere waardevermindering wanneer wordt vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat de faciliteit niet alle verschuldigde bedragen zal kunnen innen volgens de oorspronkelijke contractvoorwaarden of een equivalente waarde. De individuele kredietblootstellingen worden beoordeeld op basis van de kenmerken van de kredietnemer, de algemene financiële toestand, de middelen en de historiek van de gedane betalingen, de vooruitzichten voor de steun van eventuele financieel verantwoordelijke garantiegevers en, indien van toepassing, de realiseerbare waarde van zekerheden.
Alle aan een bijzondere waardevermindering onderhevige vorderingen worden ten minste halfjaarlijks getoetst en onderzocht. Alle latere wijzigingen van de bedragen en het tijdstip van de verwachte toekomstige kasstromen ten opzichte van de voorafgaande ramingen zullen resulteren in een wijziging in de voorziening voor kredietverliezen en worden verwerkt op de winst-en-verliesrekening. Een voorziening voor bijzondere waardevermindering wordt alleen teruggeboekt wanneer de kredietkwaliteit ervan zodanig is verbeterd dat redelijke zekerheid bestaat dat de hoofdsom en de rente tijdig kunnen worden geïnd overeenkomstig de oorspronkelijke contractvoorwaarden van de claimovereenkomst. Een afschrijving wordt verricht wanneer een schuldvordering geheel of gedeeltelijk als oninbaar of kwijtgescholden wordt beschouwd. Afschrijvingen worden in mindering gebracht op eerder vastgestelde bijzondere waardeverminderingen of rechtstreeks op de winst- en verliesrekening en verminderen de hoofdsom van een vordering. Voorheen afgeschreven gedeeltelijk of volledig teruggevorderde bedragen worden gecrediteerd op de winst- en verliesrekening.
Waardering van te verwachten kredietverliezen — Inputs, aannames en technieken
Waardering van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen geldt voor activa in de fase 2 en fase 3, terwijl waardering van binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen geldt voor activa in fase 1.
De verwachte kredietverliezen werden berekend op basis van de volgende variabelen:
-Kans op wanbetaling (Probability of default - PD)
-Verlies bij wanbetaling (Loss Given Default - LGD)
-Blootstelling bij wanbetaling (Exposure at default - EAD)
De kans op wanbetaling is de waarschijnlijkheid dat een tegenpartij zijn financiële verplichtingen niet kan nakomen, hetzij in de komende 12 maanden, hetzij in de resterende looptijd van de obligatie. De kans op wanbetaling wordt geraamd op een bepaalde datum, wordt berekend op basis van statistische ratingmodellen en wordt beoordeeld door ratinginstrumenten te gebruiken die afgestemd zijn op de verschillende categorieën van tegenpartijen en blootstellingen.
Ratings zijn de primaire input voor het bepalen van de rentetermijnstructuur van kans op wanbetaling voor blootstellingen. De EIB verzamelt gegevens over prestaties en wanbetalingen met betrekking tot de kredietrisicoblootstellingen van de faciliteit. De ingewonnen gegevens worden opgesplitst per bedrijfstak en per type regio. Verschillende bedrijfstakken en regio's die op een homogene manier reageren op kredietcycli worden samen geanalyseerd.
De EIB gebruikt statistische modellen om de ingewonnen gegevens te analyseren en ramingen op te stellen over de kans op wanbetaling in de resterende looptijd van blootstellingen en hoe deze naar verwachting zullen wijzigingen als gevolg van het verstrijken van de tijd.
Het verlies bij wanbetaling is de inschatting van de EIB van de verhouding van het verlies op een vordering als gevolg van wanbetaling van een tegenpartij ten opzichte van het uitstaande bedrag bij wanbetaling. Verlies bij wanbetaling kan ook worden gedefinieerd als “1 - inningspercentage”. De ramingen met betrekking tot verlies bij wanbetaling worden hoofdzakelijk bepaald op basis van geografische kenmerken en soort tegenpartij, met vijf hoofdblootstellingscategorieën: Overheden, openbare instellingen, financiële instellingen, ondernemingen en projectfinanciering. De waarden voor verlies bij wanbetaling kunnen verder worden aangepast op basis van het product en de specifieke kenmerken van de blootstelling.
Blootstelling bij wanbetaling is de verwachte blootstelling bij een wanbetaling en is gebaseerd op de huidige blootstelling aan de tegenpartij en potentiële wijzigingen aan het huidige bedrag die zijn toegestaan onder het contract met inbegrip van aflossingen. De blootstelling bij wanbetaling van een financieel actief is de brutoboekwaarde. Voor leningsverplichtingen en financiële garanties omvat de blootstelling bij wanbetaling het opgenomen bedrag alsook de potentiële toekomstige bedragen die in het kader van het contract kunnen worden opgenomen.
De EIB verwerkt toekomstgerichte informatie in haar beoordeling of het kredietrisico van een instrument sinds de eerste opname ervan aanzienlijk is toegenomen én bij haar waardering van te verwachten kredietverliezen.
2.4.2.1 Geldmiddelen en kasequivalenten
In het kader van de faciliteit worden lopende rekeningen, kortetermijndeposito's of schuldpapier met oorspronkelijke looptijden van drie maanden of minder als geldmiddelen en kasequivalenten beschouwd. Geldmiddelen en kasequivalenten worden in het overzicht van de financiële positie tegen kostprijs geboekt.
2.4.2.2Thesauriemiddelen
Thesauriemiddelenbestaan uit beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde obligaties die men tot einde looptijd wil aanhouden en commercial paper met oorspronkelijke looptijden van meer dan drie maanden en die bijgevolg tegen geamortiseerde kostprijs worden ingedeeld.
Deze obligaties en commercial paper worden initieel opgenomen tegen reële waarde plus eventuele rechtstreeks aan te rekenen transactiekosten. Het verschil tussen boekwaarde en aflossingswaarde wordt afgeschreven in overeenstemming met de effectieverentemethode over de resterende looptijd van het instrument.
2.4.2.3Leningen en voorschotten
De portefeuille van leningen en voorschotten kan bestaan uit schuldinstrumenten zoals leningen en schuldbewijzen, met inbegrip van obligaties, promesses of certificaten die zijn uitgegeven door gestructureerde entiteiten met de bedoeling deze tot het einde van de looptijd aan te houden en de contractuele kasstromen te ontvangen.
Leningen en voorschotten omvatten:
-Leningen en voorschotten gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
-Leningen en voorschotten verplicht gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies.
Door de faciliteit verstrekte leningen worden bij de activa van de faciliteit opgenomen wanneer de geldmiddelen aan de kredietnemer zijn uitgekeerd. Niet-uitbetaalde delen van leningen worden buiten de balans geregistreerd tegen hun nominale waarde. Leningen die de SPPI-test met succes doorstaan, worden in eerste instantie tegen kosten (netto uitgekeerde bedragen) opgenomen, dat wil zeggen de reële waarde van de geldmiddelen waarmee de lening tot stand is gekomen inclusief transactiekosten, en worden vervolgens gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs met behulp van de effectieverentemethode.
Schuldbewijzen worden opgenomen in de activa van de faciliteit wanneer de geldmiddelen worden overgedragen aan de emittent en kunnen de vorm aannemen van een contractueel verbonden schuldinstrument of een schuldinstrument met één tranche. Niet-uitbetaalde delen van schuldbewijzen worden buiten de balans geregistreerd tegen hun nominale waarde. Schuldbewijzen worden in eerste instantie gewaardeerd tegen kostprijs, zijnde de reële waarde vermeerderd met de direct toe te rekenen transactiekosten, en worden vervolgens tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd met behulp van de effectieverentemethode. Het verschil tussen boekwaarde en aflossingswaarde wordt afgeschreven in overeenstemming met de effectieverentemethode over de resterende looptijd van het instrument.
Het beleid inzake waardevermindering van leningen en voorschotten wordt beschreven in toelichting 2.4.2.
Leningen en voorschotten die niet aan het SPPI-criterium voldoen, worden verplicht gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies De gebruikte techniek voor waardering tegen reële waarde is gebaseerd op een techniek van gedisconteerde kasstroom.
2.4.2.4Aandelen en andere effecten met variabele rente
Er zijn twee soorten kapitaaldeelname bij de Faciliteit: (i) directe beleggingen in aandelen en (ii) risicokapitaalfondsen. De aandelen en andere variabele rendementen van variabele rendementen worden initieel opgenomen tegen reële waarde plus de transactiekosten. Vervolgens worden veranderingen in de reële waarde, met inbegrip van winsten en verliezen in vreemde valuta, opgenomen in het overzicht van het totaalresultaat onder het nettoresultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente.
Voor beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen, wanneer de reële waarde niet kan worden afgeleid uit actieve markten, wordt de reële waarde bepaald aan de hand van erkende waarderingstechnieken (zie toelichting 4.2.1).
De deelnemingen van de faciliteit zijn doorgaans investeringen in risicodragend kapitaal of risicokapitaalfondsen. Volgens de gangbare praktijk in de financiële sector wordt op dergelijke investeringen doorgaans gezamenlijk ingeschreven door een aantal investeerders, die elk afzonderlijk niet in staat zijn de dagelijkse transacties en de investeringsactiviteit van een dergelijk fonds te beïnvloeden. Bijgevolg geeft het lidmaatschap van een investeerder in een bestuursorgaan van een dergelijk fonds deze investeerder doorgaans niet het recht de dagelijkse transacties van het fonds te beïnvloeden. Daarnaast bepalen individuele investeerders in risicodragend kapitaal of een durfkapitaalfonds niet het beleid van een dergelijk fonds op het vlak van het uitkeringsbeleid van dividenden of andere uitkeringen. Dergelijke besluiten worden doorgaans genomen door de directie van een fonds op basis van de aandeelhoudersovereenkomst waarin de rechten en de plichten zijn vastgelegd van de directie en alle aandeelhouders van het fonds. Doorgaans is het individuele investeerders op grond van de aandeelhoudersovereenkomst ook verboden om op bilaterale basis materiële transacties met het fonds uit te voeren, personeelswijzigingen tot stand te brengen bij de kaderleden of bevoorrechte toegang te verkrijgen tot cruciale technische informatie. De investeringen van de faciliteit worden uitgevoerd overeenkomstig de bovenvermelde gangbare praktijk van de financiële sector, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de faciliteit geen controle of significante invloed in de zin van IFRS 10 en IAS 28 uitoefent over deze investeringen, inclusief de investeringen waarin de faciliteit meer dan 20 % van de stemrechten bezit.
2.4.3Financiële waarborgen
Financiële garantiecontracten zijn overeenkomsten waarbij de faciliteit bepaalde betalingen moet verrichten om de garantiehouder een verlies te vergoeden dat ontstaat wanneer een bepaalde debiteur verzuimt een krachtens de voorwaarden van een schuldinstrument verschuldigde betaling te verrichten.
Volgens de bestaande regels voldoen deze garanties niet aan de definitie van een verzekeringscontract (IFRS 4 Verzekeringscontracten).
Financiële garanties worden geboekt onder IFRS 9 — Financiële instrumenten, hetzij als “Derivaten”, hetzij als “Financiële garanties”, op basis van hun kenmerken en eigenschappen zoals omschreven door IFRS 9.
Het waarderingsbeleid voor derivaten wordt uiteengezet in toelichting 2.4.5.
Financiële garanties worden in eerste instantie opgenomen in het overzicht van de financiële positie onder “Voorzieningen voor verstrekte garanties” tegen reële waarde plus transactiekosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de uitgifte van de financiële garanties. Bij de eerste opname stemt de verplichting tot betalen overeen met de netto contante waarde (NCW) van de verwachte instroom van premies of het initieel verwacht verlies.
Na de eerste opname worden de financiële verplichtingen gewaardeerd tegen het hoogste van de volgende bedragen:
- het bedrag van de voorziening voor verliezen zoals bepaald overeenkomstig IFRS 9; en
- de initieel opgenomen premie verminderd met de overeenkomstig de beginselen van IFRS 15 opgenomen ontvangsten.
Elke verhoging of verlaging van de nettoverplichting (zoals gewaardeerd overeenkomstig IFRS 9) met betrekking tot andere financiële garanties dan de betaling naar aanleiding van beroepen op de garantie wordt opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder “Wijziging in voorzieningen voor garanties”.
De ontvangen premie wordt opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder 'Baten uit vergoedingen en provisies' op basis van een aflossingsplan overeenkomstig IFRS 15 voor de looptijd van de financiële garantie.
Bij de ondertekening van een garantie-overeenkomst wordt deze overeenkomst opgenomen als een voorwaardelijke verplichting voor de faciliteit en wanneer een beroep op de garantie wordt gedaan, als een vastlegging voor de faciliteit.
2.4.4 Andere financiële passiva dan derivaten
Indeling en waardering
Financiële verplichtingen
Een financiële verplichting wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, behalve voor financiële verplichtingen die voldoen aan de definitie van voor handelsdoeleinden aangehouden (bv. afgeleide verplichtingen).
De faciliteit neemt een financiële verplichting niet langer in de balans op wanneer zijn contractuele verplichtingen zijn vervuld, geannuleerd of verlopen.
2.4.5Afgeleide financiële instrumenten
Afgeleide financiële instrumenten omvatten cross currency swaps, cross-currency renteswaps, currency swaps op korte termijn ("FX swaps") en renteswaps.
Niet-afgeleide financiële instrumenten worden aanvankelijk opgenomen op basis van de transactiedatum.
De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of currency forward contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden, om het risico (winst of verlies) van wisselkoersschommelingen af te dekken.
Alle derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies en worden gerapporteerd als afgeleide financiële instrumenten. Reële waarden worden hoofdzakelijk bepaald op grond van contantewaardeberekeningen, optiewaarderingsmodellen en prijsnoteringen van derde partijen.
Derivaten worden tegen reële waarde als activa geboekt wanneer hun reële waarde positief is en als passiva wanneer hun reële waarde negatief is. Wijzigingen in de reële waarde van afgeleide financiële instrumenten zijn opgenomen in het overzicht van winst en verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder de rubriek 'Wijziging in reële waarde van afgeleide financiële instrumenten'.
In het kader van IFRS 9 zijn splitsingsvereisten voor in een contract besloten derivaten geschrapt voor financiële activa of financiële passiva. Het hybride contract wordt dus dienovereenkomstig als geheel beoordeeld voor de indeling van financiële activa of passiva.
2.4.6 Bijdragen
Bijdragen van de lidstaten worden in de balans als te innen schuldvorderingen beschouwd met ingang van de datum van het besluit van de Raad waarin de door de lidstaten te betalen financiële bijdragen aan de faciliteit worden vastgesteld.
De bijdragen van de lidstaten voldoen aan de volgende voorwaarden en worden bijgevolg als vermogen geboekt:
-zoals in de bijdrage-overeenkomst is vastgelegd, geven zij de lidstaten het recht om bij een liquidatie van de faciliteit te bepalen hoe de netto-activa van de faciliteit worden besteed;
-zij behoren tot de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld;
-alle financiële instrumenten die deel uitmaken van de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten zijn achtergesteld, hebben identieke kenmerken;
-het instrument heeft geen kenmerken waardoor het als een passivum zou moeten geboekt; en
-de verwachte totale kasstromen die gedurende de looptijd van het instrument aan het instrument zijn toe te rekenen, zijn in aanzienlijke mate gebaseerd op de winst of het verlies, de verandering in de opgenomen nettoactiva of de verandering in de reële waarde van de opgenomen en niet-opgenomen nettoactiva van de faciliteit gedurende de looptijd van het instrument.
Bijdragen worden in de financiële staten ingedeeld en gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.
2.4.7 Rente en soortgelijke baten
Rente van door de faciliteit verstrekte leningen wordt geboekt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten ("Rente en soortgelijke baten") en in het overzicht van de financiële positie ("Leningen en voorschotten") volgens het toerekeningsbeginsel met gebruikmaking van de effectieve rentevoet, die de factor is om de geraamde toekomstige kasstromen of ontvangsten tijdens de verwachte looptijd van de lening exact naar de nettoboekwaarde van de lening te verdisconteren. Zodra de boekwaarde van een lening door een waardevermindering afgenomen is, blijven de rentebaten opgenomen met gebruikmaking van de oorspronkelijke effectieve rentevoet die op de nieuwe boekwaarde wordt toegepast.
Rente van verworven of gecreëerde leningen met verminderde kredietwaardigheid wordt geboekt in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten ("Rente en soortgelijke baten") en in het overzicht van de financiële positie ("Leningen en voorschotten") volgens het toerekeningsbeginsel met gebruikmaking van de voor de kredietwaardigheid gecorrigeerde effectieve rentevoet tijdens de volledige looptijd van de lening, die de factor is om de geraamde toekomstige kasstromen of ontvangsten tijdens de verwachte looptijd van de lening exact naar de geamortiseerde kostprijs van de lening te verdisconteren.
Bereidstellingsprovisies worden uitgesteld en als inkomsten erkend waarbij de effectieve rentemethode wordt gebruikt met betrekking tot periode van de uitbetaling tot de terugbetaling van de desbetreffende lening en worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten gepresenteerd onder rentebaten en soortgelijke opbrengsten.
2.4.8Rentesubsidies en technische bijstand
Het beheer van de rentesubsidies en technische bijstand namens de lidstaten is een onderdeel van de activiteiten van de faciliteit.
Het deel van de bijdragen van de lidstaten dat aan de betaling van rentesubsidies en technische bijstand wordt toegewezen, wordt niet opgevoerd in de middelen van de contribuanten van de faciliteit, maar wordt ingedeeld als 'aan derden verschuldigd bedrag'. De faciliteit betaalt de eindbegunstigden uit en vermindert vervolgens het aan derden verschuldigde bedrag.
Wanneer bijdragen voor rentesubsidies en technische bijstand niet volledig worden toegekend, worden zij opnieuw geboekt als bijdrage aan de faciliteit.
2.4.9Rentebaten op geldmiddelen en kasequivalenten
Rentebaten van geldmiddelen en kasequivalenten worden volgens het toerekeningsbeginsel opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten van de faciliteit.
2.4.10Honoraria, provisies en dividenden
Honoraria die werden ontvangen met betrekking tot diensten die over een bepaalde periode werden verstrekt, worden als baten opgenomen in de mate dat de diensten zijn verstrekt. Honoraria die werden ontvangen bij de uitvoering van belangrijke handeling, worden als baten opgenomen wanneer belangrijke handeling heeft plaatsgevonden. Deze honoraria worden opgenomen in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten onder de post 'baten van honoraria en provisies'.
Dividenden van aandelen en andere effecten met variabele rente worden bij ontvangst opgenomen en worden in het overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten gepresenteerd onder netto gerealiseerde baten op aandelen en andere effecten met variabele rente.
2.4.11Belastingen
Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bepaalt dat de bezittingen, inkomsten en andere eigendommen van de instellingen van de Unie vrijgesteld zijn van alle directe belastingen.
13 Risicobeheer
2Deze toelichting bevat gegevens over de blootstelling van de faciliteit aan krediet- en financiële risico's, beheer en controle van deze risico's door de faciliteit, in het bijzonder de primaire risico's die verband houden met het gebruik van financiële instrumenten. Die prioriteiten zijn:
3
-kredietrisico — het risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkelingsrisico;
-liquiditeitsrisico - het risico dat een entiteit niet in staat is om toename van activa te financieren en te voldoen aan haar verplichtingen wanneer deze vervallen, zonder onaanvaardbare verliezen op te lopen;
-marktrisico - het risico dat wijzigingen in marktprijzen en koersen, zoals rentevoeten, aandelenkoersen, wisselkoersen de ontvangsten van de entiteit of de waarde van haar deelnemingen in financiële instrumenten beïnvloeden.
4
3.1Organisatie van het risicobeheer
5De EIB past het risicobeheerkader van de faciliteit voortdurend aan.
Het directoraat risicobeheer van de EIB is verantwoordelijk voor de identificatie, de beoordeling, het toezicht en de rapportage over de risico's waaraan de faciliteit is blootgesteld. Binnen een kader waarbij de scheiding van taken in acht wordt genomen, staat het directoraat risicobeheer los van de front office. Binnen de EIB rapporteert de directeur-generaal risicobeheer over de risico's aan de vicevoorzitter van de EIB die verantwoordelijk is voor het risicobeheer. De met het risicobeheer belaste vicevoorzitter is ook verantwoordelijk voor het toezicht op de risicorapportage aan het beheerscomité en het directiecomité van de EIB.
3.2Kredietrisico
Kredietrisico is het mogelijke risico op verlies als gevolg van het in gebreke blijven van de cliënt of tegenpartij dat zich voordoet bij alle vormen kredietblootstelling, inclusief afwikkeling.
3.2.1 Beleid op het vlak kredietrisico
Bij het uitvoeren van de kredietanalyse van de tegenpartijen bij de lening beoordeelt de EIB het kredietrisico en het verwachte verlies met het oog op een kwantificering en taxering van het risico. De EIB heeft een interne ratingmethode (IRM) ontwikkeld om de interne ratings te bepalen van de kredietrelevante tegenpartijen die als kredietnemer/borgsteller optreden. De methodiek is gebaseerd op een systeem van puntenlijsten die zijn aangepast aan elke belangrijke tegenpartij (bv. bedrijven, banken, openbare entiteiten, enz.). Rekening houdende met zowel de beste bancaire praktijken als de principes in het kader van kapitaalakkoord Bazel II, worden alle tegenpartijen die essentieel zijn voor het kredietprofiel van een specifieke transactie gerangschikt in interne ratingcategorieën waarbij gebruik wordt het gemaakt van de IRM voor het specifieke type tegenpartij. Aan elke tegenpartij wordt een interne rating toegekend die een weerspiegeling is van haar rating inzake kans op wanbetaling in vreemde valuta na een diepgaande analyse van het bedrijfsprofiel en financieel risicoprofiel van de tegenpartij en de risicocontext van het land van die tegenpartij.
Bij de kredietbeoordeling van projectfinanciering en andere gestructureerde transacties met beperkte aanwending wordt gebruik gemaakt van kredietrisico-instrumenten die van belang zijn voor de sector en hoofdzakelijk zijn toegespitst op beschikbaarheid van cash flow en aflossingscapaciteit. Bij deze instrumenten gaat het om de analyse van het contractueel kader van projecten, de analyse van de tegenpartij en cashflowsimulaties. Net zoals bij bedrijven en financiële instellingen wordt voor elk project een interne risicorating berekend.
Alle interne ratings worden gemonitord tijdens de looptijd van de lening en wordt periodiek bijgewerkt.
Alle verrichtingen zonder de overheid als tegenpartij (of zonder overheidsgarantie/hiermee gelijkgestelde garantie) zijn onderworpen aan een specifiek transactieniveau en beperkingen van de grootte van de tegenpartij. Tegenpartijlimieten worden in voorkomend geval vastgesteld op het geconsolideerde blootstellingsniveau van de groep. Dergelijke beperkingen weerspiegelen doorgaans de omvang van de eigen middelen van de tegenpartijen.
Om het kredietrisico te beperken maakt de EIB indien nodig en geval per geval gebruik van verschillende kredietverbeteringen. Hierbij gaat het om:
-Wederpartij of projectgerelateerde effecten (bv. aandelen als onderpand, activa als onderpand; overdracht van rechten; toezeggingen met betrekking tot de rekeningen); en/of
-waarborgen, doorgaans verstrekt door de sponsor van het gefinancierde project (bv. honoreringsgarantie, afroepgaranties) of bankwaarborgen.
De faciliteit doet geen beroep op kredietderivaten om het kredietrisico te beperken.
3.2.2Maximale blootstelling aan kredietrisico zonder rekening te houden met zekerheidsstellingen en andere kredietbeschermingen.
1
2In de onderstaande tabel is de maximale blootstelling aan kredietrisico opgenomen voor de onderdelen van de balans, inclusief derivaten. De maximale blootstelling is een brutoweergave, zonder het risicobeperkende effect van het gebruik van zekerheidsstellingen.
Maximale blootstelling (x 1000 EUR) | 31.12.2019 | 31.12.2018 |
ACTIVA | ||
Geldmiddelen en kasequivalenten | 837 777 | 573 708 |
Door contribuanten te storten bedragen | 86 330 | 100 000 |
Thesauriemiddelen | 330 587 | 335 140 |
Afgeleide financiële instrumenten | 14 184 | 9 873 |
Leningen en voorschotten | 1 518 675 | 1 540 991 |
Overige activa | - | 171 |
Totaal | 2 787 553 | 2 559 883 |
Voorzieningen voor toegezegde leningen | -37 269 | -23 822 |
POSTEN BUITEN DE BALANS | ||
POSTEN BUITEN DE BALANS | ||
Voorwaardelijke passiva | ||
- Verstrekte garanties | 200 013 | 2 800 |
Vastleggingen | ||
- Niet-uitgekeerde leningen | 1 357 320 | 1 283 932 |
- Niet-verstrekte garanties | 1 359 818 | 1 553 668 |
Totaal buitenbalansposten | 2 917 151 | 2 840 400 |
Totaal kredietrisico | 5 667 435 | 5 376 461 |
3.2.3Kredietrisico op leningen en voorschotten
1
3.2.3.1Meting kredietrisico op leningen en voorschotten
2
Leningen, voorschotten of garanties van de faciliteit gaan gepaard met een uitgebreide risicobeoordeling en weging van de prognoses van verwachte verliezen die zijn opgenomen in een rangschikking van de lening. Verrichtingen in het kader van de IFE (zoals uiteengezet in toelichting 24), met uitzondering van via intermediairs verstrekte leningen, zijn niet onderworpen aan de richtsnoeren voor kredietrisicobeleid en zijn onderworpen aan een andere procedure. De rangschikking wordt opgesteld volgens algemeen aanvaarde criteria, op basis van de kwaliteit van de kredietnemer, de looptijd van de lening, de garantie en in voorkomend geval de borgsteller.
Het systeem voor de rangschikking van leningen omvat methodieken, processen, databases en IT-systemen voor de beoordeling van het kredietrisico bij leningen en de weging van de prognoses van verwachte verliezen. Het is een samenvatting van een grote hoeveelheid gegevens om een relatieve rangschikking van de kredietrisco's van de leningen tot stand te brengen. De rangschikking is een weerspiegeling van de huidige waarde van het geraamde niveau van de 'verwachte verliezen', waarbij rekening wordt gehouden met de waarschijnlijkheid van een wanbetaling van de belangrijkste schuldenaars, de risicoblootstelling en de ernst van het verlies bij wanbetaling. Rangschikkingen worden gebruikt voor de volgende doelstellingen:
-als hulpmiddel voor een meer accurate en kwantitatieve beoordeling van de leningrisico's;
-als hulpmiddel bij het toezicht;
-als beschrijving van de kwaliteit van de leningportfolio op een bepaalde datum;
-als input bij risicowaarderingsbesluiten op basis van de verwachte verliezen.
De volgende factoren spelen mee bij de vaststelling van een rangschikking:
I)De kredietwaardigheid van de kredietnemer: hierbij gaat het om een onafhankelijke beoordeling van de kredietnemers en een evaluatie van hun kredietwaardigheid op basis van interne methodieken en externe data. Overeenkomstig de gekozen geavanceerde benadering van Basel II heeft de Bank een interne ratingmethodiek opgesteld om de interne ratings van kredietnemers en borgstellers te bepalen. Dit is gebaseerd op een reeks specifieke puntenlijsten voor elke categorie tegenpartij.
II)De wanbetaling-correlatie: zij geeft aan hoe waarschijnlijk het is dat zowel de kredietnemer als de borgsteller tegelijkertijd met financieringsmoeilijkheden zullen worden geconfronteerd. Hoe hoger de correlatie tussen kansen op wanbetaling van de kredietnemer en de borgsteller, hoe geringer de waarde van de garantie en dus hoe lager (slechter) de rating.
III)De waarde van garantie-instrumenten en effecten: deze waarde wordt beoordeeld op basis van de combinatie van de kredietwaardigheid van de emittent en het soort instrument dat wordt gebruikt.
IV)Het toe te passen invorderingspercentage: zijnde het bedrag waarvan verondersteld wordt dat het bij wanbetaling kan worden teruggevorderd door de desbetreffende tegenpartij, uitgedrukt als een percentage van de desbetreffende kredietblootstelling.
V)Het contractueel kader: een degelijk contractueel kader versterkt de kwaliteit van de lening en verhoogt zijn interne rating.
VI)De looptijd van de lening of, meer in het algemeen, de kasstromen van de lening: als alle andere parameters gelijk blijven, geldt: hoe langer de looptijd van de lening, hoe hoger het risico op moeilijkheden bij de aflossing van de lening.
Het verwachte verlies op een lening wordt berekend door een combinatie te maken van de vijf bovenvermelde punten. Uitgaande van het niveau van dit verlies wordt een lening ondergebracht in een van de onderstaande categorieën:
“A” Leningen van uitstekende kwaliteit met drie subcategorieën:
“A0” leningen aan of gegarandeerd door een EU-lidstaat met een verwacht verlies van 0 % (op basis van de status van bevoorrechte schuldeiser van de bank en wettelijke bescherming die geacht worden te zorgen voor een volledige inning van de activa van de Bank op vervaldag).
“A+” leningen die worden verstrekt aan (of gegarandeerde door) entiteiten die geen EU-lidstaat zijn en waarvan niet verwacht wordt dat er zich gedurende de looptijd een verslechtering van de kwaliteit zal voordoen.
“A-” leningen waarbij er enige twijfel bestaat ten aanzien van de handhaving van hun huidige status, maar waarbij verwacht wordt dat de neerwaartse druk beperkt zal zijn.
“B” Leningen van hoge kwaliteit: activa waarvoor de bank geen problemen verwacht, hoewel een geringe verslechtering in de toekomst niet wordt uitgesloten. B+ en B- worden gebruikt om de relatieve waarschijnlijkheid aan te geven van de mogelijkheid dat een dergelijke verslechtering zich voordoet.
“C” Leningen van goede kwaliteit: voorbeelden hiervan zijn niet-gegarandeerde leningen aan solide banken en bedrijven die na zeven jaar in één keer worden afgelost (bulletlening), of soortgelijke aflossing, vervaldag bij uitbetaling.
“D” Deze categorie vertegenwoordigt de grensgevallen tussen leningen van 'aanvaardbare kwaliteit' en die waarbij zich enige problemen hebben voorgedaan. Dit keerpunt in de rangschikking wordt nauwkeuriger omschreven door de subcategorieën D+ en D-. Leningen met een rating D- vereisen een verhoogd toezicht.
“E” Deze categorie omvat leningen met een groter risicoprofiel dan doorgaans wordt aanvaard. Tot deze categorie behoren ook leningen waarbij zich tijdens de looptijd ernstige problemen hebben voorgedaan en waarbij een verlies niet kan worden uitgesloten. Derhalve zijn deze leningen onderworpen aan een rigoureus en doorgedreven toezicht. Met de subcategorieën E+ en E- wordt het verschil in intensiteit aangegeven van dit speciaal toezicht, waarbij de transacties met een rangschikking E- zich in een positie bevinden waarbij er een grote kans is dat de aflossing niet tijdig kan plaatsvinden en er dus een vorm van schuldherstructurering noodzakelijk wordt, hetgeen kan resulteren in een waardeverminderingsverlies.
“F” F (fail/wanbetaling) verwijst naar leningen met onaanvaardbare risico's. Leningen met een rangschikking F- kunnen alleen het resultaat zijn van lopende transacties die na ondertekening geconfronteerd werden met onvoorziene, uitzonderlijke en bijzonder ongunstige omstandigheden. Alle transacties waarbij zich een verlies van de hoofdsom voor de faciliteit voordoet, worden onder F gerangschikt. Hiervoor geldt een specifieke benadering.
Doorgaans worden leningen die intern D- of lager zijn gerangschikt op een toezichtslijst geplaatst. Indien een lening in eerste instantie was goedgekeurd met een risicoprofiel van D- of lager, zal deze lening alleen op de toezichtslijst worden geplaatst als gevolg een feitelijke kredietgebeurtenis die geleid heeft tot een verdere verslechtering van de rangschikking van de lening.
3
4In de tabel in afdeling 3.2.3.3 is de analyse opgenomen van de kredietkwaliteit van de leningportfolio van de faciliteit op basis van de bovenstaande rangschikking.
3.2.3.2Analyse van blootstelling aan kredietrisico van leningen
1
2In de onderstaande tabel wordt de maximale blootstelling (nettoboekwaarde) weergegeven aan kredietrisico van ondertekende leningen en voorschotten (uitbetaald en niet-uitbetaald) per categorie kredietnemer, waarbij rekening wordt gehouden met de garanties die door de borgstellers zijn verstrekt:
3
Per 31.12.2019 | Gegarandeerd | Andere kredietverbeteraars | Niet gegarandeerd | Totaal | % Totaal uitgekeerd |
(x 1 000 EUR) | |||||
Banken | 111 806 | - | 803 861 | 915 667 | 60 % |
Bedrijven | 190 006 | 36 704 | 172 082 | 398 792 | 26 % |
Openbare instellingen | 26 908 | - | 1 686 | 28 594 | 2 % |
Staten | - | 2 085 | 173 537 | 175 622 | 12 % |
Totaal uitgekeerd | 328 720 | 38 789 | 1 151 166 | 1 518 675 | 100 % |
Niet uitgekeerd | 191 191 | - | 1 128 860 | 1 320 051 | |
Totaal uitbetaald en niet-uitbetaald | 519 911 | 38 789 | 2 280 026 | 2 838 726 | |
Op 31.12.2018 | Gegarandeerd | Andere kredietverbeteraars | Niet gegarandeerd | Totaal | % Totaal uitgekeerd |
(x 1 000 EUR) | |||||
Banken | 88 263 | - | 856 484 | 944 747 | 61 % |
Bedrijven | 147 551 | 45 820 | 205 198 | 398 569 | 26 % |
Openbare instellingen | 29 182 | - | - | 29 182 | 2 % |
Staten | - | 2 647 | 165 846 | 168 493 | 11 % |
Totaal uitgekeerd | 264 996 | 48 467 | 1 227 528 | 1 540 991 | 100 % |
Niet uitgekeerd | 170 356 | - | 1 089 753 | 1 260 110 | |
Totaal uitbetaald en niet-uitbetaald | 435 352 | 48 467 | 2 317 281 | 2 801 101 |
3.2.3.3Analyse kredietkwaliteit per categorie kredietnemer
1
2In de onderstaande tabel wordt de analyse weergegeven van de kredietkwaliteit van de portefeuille leningen van de portfolio van de faciliteit per 31 december 2019 en 31 december 2018 uitgaande van de rangschikking van de leningen, op basis van de ondertekende blootstellingen (uitgekeerd en niet-uitgekeerd).
3
Op 31.12.2019 | Uitstekende rangschikking | Standaard rangschikking | Min. aanvaardbaar Risico | Hoog risico | Geen rangschikking | Totaal | % v/h totaal | |
(x 1 000 EUR) | ||||||||
A tot B- | C | D+ | D- en lager | |||||
Kredietnemer | Banken | 234 072 | 219 467 | 335 841 | 817 894 | - | 1 607 274 | 57 % |
Bedrijven | 100 115 | 49 458 | - | 524 532 | 95 925 | 770 030 | 27 % | |
Openbare instellingen | - | 26 908 | - | - | 1 686 | 28 594 | 1 % | |
Staten | - | 6 285 | 4 486 | 422 057 | - | 432 828 | 15 % | |
Totaal | 334 187 | 302 118 | 340 327 | 1 764 483 | 97 611 | 2 838 726 | 100 % | |
* Leningen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | ||||||||
Op 31.12.2018 | Uitstekende rangschikking | Standaard rangschikking | Min. aanvaardbaar Risico | Hoog risico | Geen rangschikking | Totaal | % v/h totaal | |
(x 1 000 EUR) | ||||||||
A tot B- | C | D+ | D- en lager | |||||
Kredietnemer | Banken | 232 467 | 238 619 | 349 756 | 698 562 | - | 1 519 404 | 54 % |
Bedrijven | 103 845 | 7 564 | 744 | 693 100 | 50 000 | 855 253 | 31 % | |
Openbare instellingen | - | - | 29 182 | 2 994 | - | 32 176 | 1 % | |
Staten | - | 4 786 | 7 681 | 381 801 | - | 394 268 | 14 % | |
Totaal | 336 312 | 250 969 | 387 363 | 1 776 457 | 50 000 | 2 801 101 | 100 % | |
3.2.3.4Risicoconcentraties van leningen en voorschotten
1
3.2.3.4.1Geografische analyse
2
3Op basis van het land van de kredietnemer kan de leningportefeuille van de faciliteit worden uitgesplitst in de volgende geografische regio's (× 1 000 EUR):
4
Land van de kredietnemer | 31.12.2019 | 31.12.2018 |
Kenia | 230 837 | 233 269 |
Nigeria | 179 499 | 172 515 |
Egypte | 101 316 | 74 431 |
Tanzania | 96 640 | 124 718 |
Mauritius | 96 014 | 133 132 |
Barbados | 75 342 | 74 638 |
Congo (Democratische Republiek) | 66 754 | 62 708 |
Uganda | 64 882 | 81 766 |
Ethiopië | 62 005 | 55 215 |
Mauritanië | 49 139 | 50 727 |
Rwanda | 48 839 | 28 704 |
Dominicaanse Republiek | 45 393 | 54 326 |
Nieuw-Caledonië | 43 980 | 21 124 |
Zambia | 43 036 | 17 700 |
Senegal | 42 750 | 18 330 |
Jamaica | 33 436 | 72 165 |
Kameroen | 32 238 | 14 784 |
Ghana | 31 635 | 39 246 |
Malawi | 21 800 | 26 827 |
Guinee | 20 399 | - |
Angola | 19 269 | 20 651 |
Togo | 18 022 | 30 634 |
Kaapverdië | 17 226 | 18 923 |
Regionaal ACS | 14 674 | 24 335 |
Mozambique | 12 709 | 14 719 |
Frans-Polynesië | 12 556 | 17 453 |
Kaaimaneilanden | 12 203 | 13 213 |
Niger | 5 399 | 9 655 |
Mali | 4 234 | 4 767 |
Seychellen | 4 201 | 4 786 |
Haïti | 3 345 | 4 748 |
Samoa | 3 036 | 3 986 |
Burkina Faso | 1 861 | 4 649 |
Vanuatu | 1 527 | 1 848 |
Botswana | 1 004 | 7 278 |
Palau | 768 | 1 107 |
Micronesië | 648 | 759 |
Benin | 59 | - |
Liberia | - | 1 153 |
Zuid-Afrika | - | 2 |
Totaal | 1 518 675 | 1 540 991 |
3.2.3.4.2Analyse op grond van bedrijfstak
1
In de onderstaande tabel wordt de leningportefeuille van de faciliteit opgesplitst per bedrijfstak van de kredietnemer. De uitkeringen die eerst worden verstrekt aan een financiële tussenpersoon voordat zij aan de eindbegunstigde worden uitbetaald, zijn onder “Tertiaire sector en overige” opgenomen (× 000 EUR):
Bedrijfstak van de kredietnemer | 31.12.2019 | 31.12.2018 |
Tertiaire sector en overige | 932 901 | 957 602 |
Elektriciteit, kolen en andere | 226 314 | 181 317 |
Stadsontwikkeling, renovatie en vervoer | 195 042 | 192 400 |
Chemicaliën, kunststoffen en farmaceutische producten | 51 865 | 20 436 |
Grondstoffen en mijnbouw | 44 746 | 45 820 |
Luchthavens en systemen voor luchtverkeersafhandeling | 26 908 | 29 182 |
Telecommunicatie | 21 546 | 26 095 |
Voedselketen | 8 355 | 15 386 |
Terugwinning van afval | 6 812 | 7 564 |
Investeringsgoederen, duurzame consumptiegoederen | 4 186 | - |
Verwerking van materialen, bouwsector | - | 33 144 |
Autosnelwegen en andere wegen | - | 32 043 |
Sociale infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg | - | 2 |
Totaal | 1 518 675 | 1 540 991 |
3.2.3.5Kredietrisicoblootstelling voor elke interne risicorating
De faciliteit gebruikt een interne ratingmethode in overeenstemming met de op interne ratings gebaseerde benadering in het kader van Bazel III. Op grond van deze methode is aan de meerderheid van de tegenpartijen van de faciliteit een interne rating toegekend. De onderstaande tabel toont een uitsplitsing van de leningenportefeuille van de faciliteit op basis van steeds de beste waarde van interne rating van de kredietnemer of van de garantiegever, voor zover beschikbaar. In gevallen waarin geen interne rating beschikbaar is, is voor deze analyse gebruikgemaakt van de externe rating.
2019 | |||||||
(x 1 000 EUR) | Rating gelijk-waardig Moody’s | Binnen twaalf maanden te verwachten krediet-verliezen | Tijdens de looptijd te verwachten kredietver-liezen, zonder verminderde krediet-waardigheid | Tijdens de looptijd te verwachten krediet-verliezen, met verminderde krediet-waardigheid | Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde krediet-waardigheid (POCI “purchased or originated credit-impaired”) | Reële waarde met verwerking van waarde-veranderingen in winst of verlies | Totaal |
Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs | |||||||
Interne rating 1 — minimaal kredietrisico | Aaa | - | 82 211 | - | - | - | 82 211 |
Interne rating 2 — zeer gering kredietrisico | Aa1 - Aa3 | 75 352 | - | - | - | - | 75 352 |
Interne rating 3 — gering kredietrisico | A1 - A3 | 5 399 | - | - | - | - | 5 399 |
Interne rating 4 — gematigd kredietrisico | Baa1 - Baa3 | 60 385 | 16 449 | - | - | - | 76 834 |
Interne rating 5 — financieel zwakke tegenpartij | Ba1 - Ba3 | 192 201 | 6 199 | - | - | - | 198 400 |
Interne rating 6 — hoog kredietrisico | B1 - B3 | 708 162 | 159 858 | - | - | - | 868 020 |
Interne rating 7 — zeer hoog kredietrisico | onder Caa1 | 79 411 | 145 176 | - | - | - | 224 587 |
Interne rating 8 — in gebreke blijvende tegenpartij | onder Caa1, maar in gebreke blijvend | - | - | 136 749 | - | - | 136 749 |
Leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | - | - | - | - | 37 366 | 37 366 | |
Voorziening voor verliezen en aanpassing reële waarde | -17 191 | -38 509 | -114 307 | - | -16 236 | -186 243 | |
Bekwaarde van leningen en voorschotten | 1 103 719 | 371 384 | 22 442 | - | 21 130 | 1 518 675 | |
Toegezegde leningen | |||||||
Interne rating 1 — minimaal kredietrisico | Aaa | - | - | - | - | - | - |
Interne rating 2 — zeer gering kredietrisico | Aa1 - Aa3 | 102 092 | - | - | - | - | 102 092 |
Interne rating 3 — gering kredietrisico | A1 - A3 | 12 000 | - | - | - | - | 12 000 |
Interne rating 4 — gematigd kredietrisico | Baa1 - Baa3 | 61 461 | - | - | - | - | 61 461 |
Interne rating 5 — financieel zwakke tegenpartij | Ba1 - Ba3 | 323,080 | - | - | - | - | 323 080 |
Interne rating 6 — hoog kredietrisico | B1 - B3 | 405 773 | 126 076 | - | - | - | 531 849 |
Interne rating 7 — zeer hoog kredietrisico | onder Caa1 | 14 883 | 104 328 | - | - | - | 119 211 |
Interne rating 8 — in gebreke blijvende tegenpartij | onder Caa1, maar in gebreke blijvend | - | - | 51 377 | - | - | 51 377 |
Geen interne rating * | 79 669 | - | - | - | - | 79 669 | |
Leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | - | - | - | - | 76 581 | 76 581 | |
Voorziening voor verliezen en aanpassing reële waarde | -3 943 | -33 326 | - | - | - | -37 269 | |
Boekwaarde van toegezegde leningen | 995 015 | 197 078 | 51 377 | - | 76 581 | 1 320 051 | |
(*) Agentuurovereenkomsten waarvoor op de verslagdatum geen onderliggende tegenpartijen zijn |
De tabel toont zowel de ondertekende blootstellingen (uitbetaald en niet-uitbetaald) als de risicogewogen blootstelllingen, gebaseerd op een interne methode die de faciliteit gebruikt voor limietbeheer.
3.2.3.5Kredietrisicoblootstelling voor elke interne risicorating (vervolg)
2018 | |||||||
(x 1 000 EUR) | Rating gelijkwaar-dig Moody’s | Binnen twaalf maanden te verwachten krediet-verliezen | Tijdens de looptijd te verwachten krediet-verliezen, zonder verminderde krediet-waardigheid | Tijdens de looptijd te verwachten krediet-verliezen, met verminderde krediet-waardigheid | Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde krediet-waardigheid (POCI “purchased or originated credit-impaired”) | Reële waarde met verwerking van waarde-veranderingen in winst of verlies | Totaal |
Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs | |||||||
Interne rating 1 — minimaal kredietrisico | Aaa | - | 90 875 | - | - | - | 90 875 |
Interne rating 2 — zeer gering kredietrisico | Aa1 - Aa3 | 74 650 | - | - | - | - | 74 650 |
Interne rating 3 — gering kredietrisico | A1 - A3 | 17 804 | - | - | - | - | 17 804 |
Interne rating 4 — gematigd kredietrisico | Baa1 - Baa3 | 39 295 | 18 783 | - | - | - | 58 078 |
Interne rating 5 — financieel zwakke tegenpartij | Ba1 - Ba3 | 165 551 | - | - | - | - | 165 551 |
Interne rating 6 — hoog kredietrisico | B1 - B3 | 834 194 | 94 749 | - | - | - | 928 943 |
Interne rating 7 — zeer hoog kredietrisico | onder Caa1 | 75 057 | 134 701 | - | - | - | 209 758 |
Interne rating 8 — in gebreke blijvende tegenpartij | onder Caa1, maar in gebreke blijvend | - | - | 185 273 | 3 588 | - | 188 861 |
Leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | - | - | - | - | 1 806 | 1 806 | |
Voorziening voor verliezen en aanpassing reële waarde | -22 023 | -27 342 | -143 092 | -1 794 | -1 084 | -195 335 | |
Bekwaarde van leningen en voorschotten | 1 184 528 | 311 766 | 42 181 | 1 794 | 722 | 1 540 991 | |
Toegezegde leningen | |||||||
Interne rating 2 — zeer gering kredietrisico | Aa1 - Aa3 | 102 092 | - | - | - | - | 102 092 |
Interne rating 3 — gering kredietrisico | A1 - A3 | 12 000 | - | - | - | - | 12 000 |
Interne rating 4 — gematigd kredietrisico | Baa1 - Baa3 | 12 463 | - | - | - | - | 12 463 |
Interne rating 5 — financieel zwakke tegenpartij | Ba1 - Ba3 | 230 455 | - | - | - | - | 230 455 |
Interne rating 6 — hoog kredietrisico | B1 - B3 | 567 573 | 22 467 | - | - | - | 590 040 |
Interne rating 7 — zeer hoog kredietrisico | onder Caa1 | 100 055 | 96 074 | - | - | - | 196 129 |
Interne rating 8 — in gebreke blijvende tegenpartij | onder Caa1, maar in gebreke blijvend | - | - | 16 932 | - | - | 16 932 |
Geen interne rating * | 123 821 | - | - | - | - | 123 821 | |
Voorziening voor verliezen en aanpassing reële waarde | -7 225 | -16 597 | - | - | - | -23 822 | |
Boekwaarde van toegezegde leningen | 1 141 234 | 101 944 | 16 932 | - | - | 1 260 110 | |
* Agentuurovereenkomsten waarvoor op de verslagdatum geen onderliggende tegenpartijen zijn De faciliteit houdt voortdurend toezicht op gebeurtenissen die van invloed zijn op zijn kredietnemers en garantiegevers, in het bijzonder banken. De faciliteit beoordeelt met name geval per geval haar contractuele rechten bij een verslechtering van de rating en streeft naar risicobeperkende maatregelen. De faciliteit volgt ook nauwgezet de verlengingen van bankgaranties voor haar leningen op om ervoor te zorgen dat deze worden vervangen of dat indien nodig tijdig wordt opgetreden. |
3.2.3.6Achterstallen op leningen en waardeverminderingen
De identificatie, het toezicht en de rapportage over achterstallige bedragen verloopt overeenkomstig de procedures die zijn vastgelegd in de Richtsnoeren en procedures voor financieel toezicht die binnen de bank gelden. Deze procedures zijn in overeenstemming met de optimale bancaire werkmethoden en worden gebruikt voor alle leningen die door de EIB worden beheerd.
Het toezicht is gestructureerd om ervoor te zorgen dat i) potentiële achterstallen op betalingen in zo kort mogelijke tijd worden opgespoord en aangemeld bij de bevoegde diensten; ii) problematische gevallen onverwijld worden behandeld op het juiste operationele en besluitvormingsniveau; iii) op gezette tijd verslag wordt uitgebracht aan het directiecomité van de EIB en de lidstaten over de algemene stand van zaken met betrekking tot de achterstallen en de invorderingsmaatregelen die reeds zijn genomen en die men van plan is te nemen.
De achterstallen en waardeverminderingen op de leningen kunnen als volgt worden geanalyseerd (× 1000 EUR):
Leningen en voorschotten | Leningen en voorschotten | |
31.12.2019 | 31.12.2018 | |
Boekwaarde | 1 518 675 | 1 540 991 |
Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | ||
Brutobedrag | 136 749 | 188 861 |
Waardeverminderingen — voorzieningen voor verliezen | -114 307 | -144 886 |
Boekwaarde van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | 22 442 | 43 975 |
Achterstallig maar zonder verminderde kredietwaardigheid | ||
"Achterstallig" omvat | ||
0-30 dagen | 61 | 804 |
30-60 dagen | 924 | - |
60-90 dagen | - | - |
90-180 dagen | 135 | - |
meer dan 180 dagen | 26 | 1 |
Boekwaarde achterstallig, zonder verminderde kredietwaardigheid | 1 146 | 805 |
Boekwaarde niet achterstallig en evenmin met verminderde kredietwaardigheid | 1 495 087 | 1 496 211 |
Totale boekwaarde leningen en voorschotten | 1 518 675 | 1 540 991 |
3.2.3.7Leningoversluiting en respijt
De faciliteit beschouwt leningen in verzuim indien naar aanleiding van ongunstige veranderingen in de financiële positie van een kredietnemer de faciliteit opnieuw onderhandelt over de oorspronkelijke voorwaarden van de contractuele regelingen met deze kredietnemer, hetgeen een rechtstreeks effect heeft op de toekomstige kasstromen van het financieel instrument, hetgeen kan resulteren in een verlies voor de faciliteit. De financiële gevolgen van de herstructureringsactiviteiten zijn evenwel doorgaans beperkt tot eventuele waardeverminderingsverliezen, aangezien financiële neutraliteit doorgaans wordt toegepast door de faciliteit en tot uiting komt in de herziene tariefvoorwaarden van de herschikte verrichtingen.
Bij normale bedrijfsvoering zou de rangschikking van de desbetreffende leningen zijn verslechterd en zou de lening voorafgaand aan de heronderhandeling in de toezichtslijst zijn opgenomen. Zodra de heronderhandeling is beëindigd, zal de faciliteit nauwgezet toezicht blijven uitoefenen op deze leningen. Indien de herziene betalingsvoorwaarden niet voorzien in de terugbetaling van de oorspronkelijke boekwaarde van het actief, zal dit als een waardevermindering worden beschouwd. De desbetreffende waardeverminderingsverliezen zullen worden berekend op basis van de geraamde kasstromen, verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet. Op gezette tijden wordt nagegaan of een waardevermindering moet plaatsvinden voor alle leningen waarvan de rangschikking is verslechterd tot E. Alle leningen met een F-rangschikking vereisen een waardevermindering. Zodra de rangschikking van een lening voldoende is verbeterd, wordt de lening verwijderd van de toezichtslijst overeenkomstig de procedures van de faciliteit.
Respijtmaatregelen en - praktijken die worden uitgevoerd door het herstructureringsteam van de bank tijdens de verslagperiode, omvatten verlenging van de looptijd, uitstel van loutere kapitaalaflossing, uitstel van kapitaalaflossing en rentebetaling en kapitalisering van achterstallige betalingen. Dergelijke respijtmaatregelen hebben niet tot gevolg dat de onderliggende verrichting uit de balans wordt verwijderd, tenzij het effect van de contractuele veranderingen op de netto contante waarde van de lening op de datum van de herstructurering als significant wordt beschouwd. Indien een dergelijk nieuw opgenomen financiële actief een verminderde kredietwaardigheid hebben, zou het voldoen aan de definitie van verworven of gecreëerd financieel actief met verminderde kredietwaardigheid (POCI).
Blootstellingen wegens wijzigingen in de contractuele voorwaarden die geen gevolgen hebben op de toekomstige kasstromen, zoals onderpand- of andere zekerheidsregelingen of afstand van contractuele rechten bij overeenkomsten worden niet beschouwd als verzuim. Bijgevolg worden deze gebeurtenissen niet beschouwd als toereikend om op zich een waardevermindering aan te geven.
Verrichtingen waarvoor respijtmaatregelen gelden, worden als dusdanig vermeld in de onderstaande tabel:
(x 1 000 EUR) | 31.12.2019 | 31.12.2018 |
Aantal verrichtingen waarvoor respijtmaatregelen gelden | 28 | 33 |
Boekwaarden (inclusief rente en bedragen aan achterstallige betalingen) | 245 534 | 280 720 |
Opgenomen voorziening te verwachten kredietverliezen (ECL) | 7 916 | 9 506 |
Opgenomen waardevermindering | 57 321 | 86 334 |
Rentebaten met betrekking tot respijtmaatregelen | 8 985 | 13 465 |
Afgeschreven uitgaven (na de beëindiging/verkoop van de verrichting) | 280 | - |
Respijtmaatregelen | |||||||
(x 1 000 EUR) | 31.12.2018 | Verlenging van de looptijden | Uitstel van loutere kapitaal-aflossing | Inbreuk op materiële financiële convenanten | Overige | Contractuele terugbetaling en beëindiging* | 31.12.2019 |
Banken | 27 592 | 0 | 97 | 33 524 | 507 | -10 252 | 51 468 |
Bedrijven | 253 128 | 134 | 0 | 0 | 0 | -59 196 | 194 066 |
Totaal | 280 720 | 134 | 97 | 33 524 | 507 | -69 448 | 245 534 |
* Dalingen kunnen worden verklaard door terugbetalingen van kapitaal tijdens het jaar met betrekking tot verrichtingen die reeds met ingang van 31 december 2019 als respijt worden beschouwd en door beëindiging van respijtmaatregelen tijdens het jaar. |
3.2.3Kredietrisico met betrekking tot geldmiddelen en kasequivalenten
1De beschikbare middelen worden geïnvesteerd overeenkomstig het schema van de faciliteit voor de contractuele uitbetaling van de verplichtingen. Per 31 december 2019 en 31 december 2018 vonden investeringen plaats in de vorm van rekeningtegoeden, depositobewijzen en commercial paper.
2
3De goedgekeurde entiteiten beschikken over een rating die overeenstemt met de ratings op korte en lange termijn die is vereist voor de beleggingen van kasmiddelen die door de EIB voor eigen rekening worden uitgevoerd; Bij verschillende ratings die door meer dan een ratingbureau zijn verleend, geldt de laagste rating. De maximaal toegestane limiet voor elke goedgekeurde bank bedraagt momenteel 50 000 000 EUR (vijftig miljoen EUR). Een uitzondering op deze regel is verleend aan de Société Générale, waar de faciliteit haar operationele kasgeldrekeningen aanhoudt. Het maximum voor kortlopend krediet voor de Société Générale bedraagt op 31 december 2019 en 31 december 2018 110 000 000 EUR (honderdtien miljoen EUR). Het verhoogde maximum is van toepassing op de som van de tegoeden op de operationele kasgeldrekeningen en de instrumenten die door deze tegenpartij zijn uitgegeven en worden aangehouden door de thesaurieportfolio.
4
Alle investeringen worden geplaatst bij de goedgekeurde entiteiten met een maximale looptijd van drie maanden vanaf de valutadatum. Alle inbreuken op de limieten van de kredietblootstelling zijn gemeld aan de lastgevers. Per 31 december 2019 en 31 december 2018 hadden alle termijndeposito's, commercial paper en kasmiddelen die werden aangehouden door de thesaurieportfolio van de faciliteit een minimale rating P-2 van Moody's of gelijkwaardig op de vereffening.
5
6In de onderstaande tabel is het saldo van de geldmiddelen en kasequivalenten inclusief opgelopen rente opgenomen (× 1000 EUR):
7
Minimale korte-termijnrating | Minimale lange-termijnrating | 31.12.2019 | 31.12.2018 | ||
(terminologie Moody's) | (terminologie Moody's) | ||||
P-1 | Aaa | 98 945 | 12 % | 71 914 | 13 % |
P-1 | Aa2 | 67 799 | 8 % | - | 0 % |
P-1 | Aa3 | 89 983 | 11 % | 49 972 | 9 % |
P-1 | A1 | 213 914 | 26 % | 199 938 | 34 % |
P-1 | A2 | 212 199 | 25 % | 201 899 | 35 % |
P-1 | A3 | 104 944 | 12 % | - | 0 % |
P-2 | A3 | 49 993 | 6 % | 49 985 | 9 % |
Totaal | 837 777 | 100 % | 573 708 | 100 % |
3.2.5Kredietrisico met betrekking tot derivaten
1
3.2.5.1Beleid op het vlak van kredietrisico van derivaten
2
3Het kredietrisico met betrekking tot derivaten is het verlies dat een bepaalde partij kan oplopen wanneer de tegenpartij bij de transactie niet in staat zou zijn haar contractuele verplichtingen na te komen. Het kredietrisico bij derivaten hangt af van een aantal factoren (zoals rentevoeten en wisselkoersen) en stemt doorgaans overeen met een klein onderdeel van hun referentiewaarde.
4
5De faciliteit mag in de uitoefening van haar normale activiteiten swapovereenkomsten sluiten ter afdekking van specifieke kredietverrichtingen of currency forward contracten sluiten ter afdekking van haar valutaposities, die in andere actief verhandelde valuta dan de euro luiden. Alle swaps worden uitgevoerd door de Europese Investeringsbank met een externe tegenpartij. De swaps vallen onder dezelfde Master Swap overeenkomsten en Credit Support bijlagen die tussen de Europese Investeringsbank en haar externe tegenpartijen zijn afgesloten.
6
3.2.5.2Meting van de kredietrisico's voor derivaten
7
8Alle door de Europese Investeringsbank uitgevoerde swaps die betrekking hebben op de faciliteit, worden behandeld binnen hetzelfde contractuele kader en volgens dezelfde methodiek die gelden voor de derivaten die door de Europese Investeringsbank voor eigen doeleinden zijn ingezet. Met name de geschiktheid van de tegenpartijen bij de swapovereenkomst wordt bepaald door de Europese Investeringsbank op basis van dezelfde geschiktheidsvoorwaarden die gelden voor de algemene swapdoeleinden.
9
10Voor het meten van de blootstelling aan kredietrisico met betrekking tot transacties met swaps en derivaten maakt de Europese Investeringsbank gebruik van de Net Market Exposure (NME) en Potential Future Exposure (PFE) benadering voor verslaglegging en toezicht op de limieten. De derivaten van de faciliteit zijn volledig opgenomen in de NME en PFE.
11
·In de onderstaande tabel zijn de looptijden van de valutarenteswaps opgenomen, opgesplitst voor hun referentiewaarde en reële waarde:
1
Swapcontracten per 31.12.2019 | korter dan | 1 jaar | 5 jaar | langer dan | Totaal 2019 |
(x 1 000 EUR) | 1 jaar | tot 5 jaar | tot 10 jaar | 10 jaar | |
Nominaal bedrag | - | - | - | - | - |
Reële waarde (d.i. netto contante waarde) | - | - | - | - | - |
Swapcontracten per 31.12.2018 | korter dan | 1 jaar | 5 jaar | langer dan | Totaal 2018 |
(x 1 000 EUR) | 1 jaar | tot 5 jaar | tot 10 jaar | 10 jaar | |
Nominaal bedrag | - | 5 245 | - | - | 5 245 |
Reële waarde (d.i. netto contante waarde) | - | -325 | - | - | -325 |
1
·De faciliteit sluit valuataswapcontracten op korte termijn ("FX swaps") af om het valutarisico af te dekken op uitkeringen van leningen in andere valuta dan de EUR. FX swaps hebben een looptijd van maximum drie maanden en worden regelmatig verlengd. Het referentiebedrag van FX swaps bedroeg 1 545,0 miljoen EUR op 31 december 2019 ten opzichte van 1 460,6 miljoen EUR op 31 december 2018. De reële waarde van FX swaps bedroeg 14,1 miljoen EUR op 31 december 2019 ten opzichte van 1,1 miljoen EUR op 31 december 2018.
2
·De faciliteit sluit interest rate swap contracten af om het renterisico op uitbetaalde leningen af te dekken. Per 31 december 2019 waren er twee uitstaande renteswaps met een referentiebedrag van 24,2 miljoen EUR (in 2018: 28,5 miljoen EUR) en een reële waarde van -0,1 miljoen EUR (2018: 0,7 miljoen EUR).
3
3.2.4Kredietrisico bij thesauriemiddelen
1
De volgende tabel geeft een overzicht van de kasmiddelen die geheel bestaan uit commercial paper dat is uitgegeven door lagere overheden, banken en niet-bancaire entiteiten met een resterende looptijd van ten hoogste drie maanden. EU-lidstaten, hun agentschappen, banken en niet-bancaire entiteiten zijn in aanmerking komende emittenten. De maximaal toegestane limiet voor elke goedgekeurde emittent bedraagt momenteel 50 000 000 EUR (vijftig miljoen EUR). Investeringen in obligaties op middellange en lange termijn kwamen ook in aanmerking, overeenkomstig de investeringsrichtsnoeren en afhankelijk van de liquiditeitsbehoeften.
2
Minimale korte-termijnrating | Minimale lange-termijnrating | 31.12.2019 | 31.12.2018 | ||
(terminologie Moody's) | (terminologie Moody's) | ||||
P-1 | Aa1 | 50 046 | 15 % | - | 0 % |
P-1 | Aa2 | 19 997 | 6 % | 80 041 | 24 % |
P-1 | Aa3 | 50 025 | 15 % | 95 055 | 29 % |
P-1 | A1 | 55 050 | 17 % | 15 005 | 4 % |
P-1 | A2 | - | 0 % | 45 008 | 13 % |
P-2 | A2 | - | 0 % | 50 015 | 15 % |
P-2 | A3 | 85 027 | 26 % | 50 016 | 15 % |
P-2 | Baa1 | 30 433 | 9 % | - | 0 % |
P-2 | Baa3 | 40 009 | 12 % | - | 0 % |
Totaal | 330 587 | 100 % | 335 140 | 100 % |
3.3Liquiditeitsrisico
1
2Liquiditeitsrisico verwijst naar het vermogen van een entiteit om toename van activa te financieren en te voldoen aan haar verplichtingen wanneer deze vervallen, zonder onaanvaardbare verliezen op te lopen. Dit risico kan worden opgesplitst in een liquiditeitsfinancieringsrisico en een marktliquiditeitsrisico. Een liquiditeitsfinancieringsrisico is het risico dat een entiteit niet in staat zal zijn om op doeltreffende wijze gevolg te geven aan de verwachte en onverwachte huidige en toekomstige thesauriebehoeften, zonder afbreuk te doen aan haar dagelijkse verrichtingen of haar financiële positie. Een marktliquiditeitsrisico is het risico dat een entiteit een positie niet gemakkelijk kan compenseren of ongedaan kan maken tegen de marktprijs als gevolg van een ontoereikende marktdiepte of verstoring van de markten.
3.3.1 Beheer van het liquiditeitsrisico
3
4De faciliteit wordt in eerste instantie gefinancierd met jaarlijkse bijdragen van de lidstaten alsook met terugbetalingen afkomstig van door de faciliteit uitgevoerde verrichtingen. Het liquiditeitsfinancieringsrisico wordt in eerste instantie door de faciliteit beheerd door het inventariseren van haar liquiditeitsbehoeften en de vereiste jaarlijkse bijdragen van de lidstaten.
5
6Om de jaarlijkse bijdragen van de lidstaten te berekenen, worden de uitkeringspatronen van de bestaande en geplande portefeuille onderzocht en tijdens het jaar opgevolgd. Speciale gebeurtenissen, zoals vroegtijdige terugbetalingen, verkoop van aandelen of wanbetalingen worden in aanmerking genomen met het oog op een aanpassing van de jaarlijkse liquiditeitsvereisten.
7
8Om het liquiditeitsrisico verder te beperken, beschikt de faciliteit over een liquiditeitsreserve die voldoende is om steeds de tijdig voorspelde uitbetalingen van contanten (op gezette tijden bekendgemaakt door de afdeling Kredietverlening van de EIB) te kunnen dekken. Middelen worden geïnvesteerd op de geldmarkt en de obligatiemarkten in de vorm van interbancaire deposito's en andere financiële instrumenten op korte termijn waarbij rekening wordt gehouden met de verplichtingen inzake uitbetalingen van contanten van de faciliteit. De liquide activa van de faciliteit worden beheerd door de dienst thesaurie van de bank om ervoor te zorgen dat de nodige kasmiddelen worden aangehouden om de faciliteit in staat te stellen haar verplichtingen na te komen.
9
10Overeenkomstig het beginsel van scheiding van taken tussen front en back office vallen afwikkelingstransacties die betrekking hebben op de investering van deze activa onder de verantwoordelijkheid van de EIB-afdeling planning en afwikkeling van transacties. Daarnaast vallen de goedkeuring van tegenprestaties en de limieten voor investeringen in schatkistpapier, alsook het toezicht op deze limieten, onder de verantwoordelijkheid van het directoraat Risicobeheer van de bank.
11
3.3.2 Meting van het liquiditeitsrisico
12
13In de deze afdeling opgenomen tabellen wordt een overzicht gegeven van de financiële verplichtingen van de faciliteit volgens looptijd op basis van de resterende periode tussen de balansdatum en de contractuele vervaldag (op basis van op niet-gedisconteerde kasstromen).
14
15Wat betreft de niet-afgeleide financiële verplichtingen, heeft de faciliteit verbintenissen in de vorm van niet-uitbetaalde delen van het krediet uit hoofde van ondertekende kredietovereenkomsten, niet-uitbetaalde delen van ondertekende inschrijvingen op kapitaal/investeringsovereenkomsten, toegekende leninggaranties, of van toegezegde rentesubsidies en technische bijstand ("TA").
16
17In het kader van de faciliteit afgesloten leningen hebben een uitbetalingstermijn. De uitbetalingen komen evenwel tot stand op momenten en in bedragen die een weerspiegeling zijn van de geboekte vooruitgang bij de desbetreffende investeringsprojecten. Bovendien zijn de leningen van de faciliteit transacties die tot stand komen in een relatief volatiele werkomgeving. Derhalve is het uitbetalingsschema onderworpen aan een aanzienlijke mate van onzekerheid.
18
19Kapitaalinvesteringen worden opeisbaar wanneer en zodra uit hoofde van de fondsenbeheerders geldige opvragingen voor kapitaal tot stand komen, die een beeld geven van de geboekte vooruitgang bij hun investeringsactiviteiten. De trekkingsperiode is gewoonlijk 3 jaar en wordt vaak met een of twee jaar verlengd. Sommige uitbetalingsverbintenissen blijven gewoonlijk ook van kracht na afloop van de trekkingsperiode totdat de onderliggende investeringen van het fonds volledig beschikbaar zijn, aangezien de liquiditeiten van het fonds soms ontoereikend kunnen zijn om te voldoen aan de betalingsverplichtingen met betrekking tot vergoedingen en andere kosten.
20
21Garanties gaan niet gepaard met specifieke uitbetalingsverplichtingen tenzij door de begunstigde van de lening een waarborg wordt afgeroepen. Het bedrag van uitstaande garanties wordt verlaagd volgens het aflossingsschema van gegarandeerde leningen.
22
23Vastgelegde kasuitstromen van rentesubsidies vinden plaats bij gesubsidieerde leningen die met eigen middelen van de EIB worden gefinancierd. De gerapporteerde uitstromen zijn dus evenwel alleen vastleggingen die verband houden met deze leningen in plaats van het totaalbedrag vastlegde niet-uitgekeerde rentesubsidies. Zoals bij de leningen, is hun uitbetalingsschema onzeker.
24
25Vastgelegde technische bijstand 'Bruto nominale uitstroom' in de tabel 'Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen' verwijst naar het totale niet-uitbetaalde deel van de ondertekende contracten voor technische bijstand. Het uitkeringspatroon is in aanzienlijke mate onzeker. Kasuitstromen die zijn ondergebracht in de categorie 'drie maanden of minder' vertegenwoordigen het bedrag van uitstaande facturen dat tegen de verslagleggingsdatum wordt ontvangen.
26
27Vastleggingen voor niet-afgeleide financiële verplichtingen zonder vastgestelde contractuele vervaldatum worden gerangschikt onder 'Looptijd onbepaald'. Vastleggingen met een vastgelegd verzoek voor uitbetalingen van contanten op de verslagleggingsdatum worden onder de desbetreffende termijn gerangschikt.
28
29Bij afgeleide financiële verplichtingen vertegenwoordigt het looptijdprofiel de contractuele niet-gedisconteerde kasstromen van swapovereenkomsten met inbegrip van cross currency swaps(CCS), cross currency renteswaps(CCIRS), currency swaps op korte termijn en renteswaps.
30
Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen | 3 maanden of minder | Van 3 maanden tot 1 jaar | Van 1 jaar tot 5 jaar | Meer dan 5 jaar | Looptijd niet bepaald | Bruto nominale uitstroom |
x 1 000 EUR per 31.12.2019 | ||||||
Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen | 33 038 | - | - | - | 1 324 282 | 1357 320 |
Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen en inschrijving op aandelen | 369 | - | - | - | 405 551 | 405 920 |
Andere (getekende niet-verstrekte garanties, verstrekte garanties) | - | - | - | - | 1 559 831 | 1 559 831 |
Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies | - | - | - | - | 350 678 | 350 678 |
Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand | 3 898 | - | - | - | 21 166 | 25 064 |
Totaal | 37 305 | - | - | - | 3 661 508 | 3 698 813 |
Looptijdprofiel van niet-afgeleide financiële verplichtingen | 3 maanden of minder | Van 3 maanden tot 1 jaar | Van 1 jaar tot 5 jaar | Meer dan 5 jaar | Looptijd niet bepaald | Bruto nominale uitstroom |
x 1 000 EUR per 31.12.2018 | ||||||
Uitstroom voor vastgelegde maar niet-uitbetaalde leningen | 7 854 | - | - | - | 1 276 078 | 1 283 932 |
Uitstroom voor vastgelegde investeringsmiddelen en inschrijving op aandelen | 2 023 | - | - | - | 345 144 | 347 167 |
Andere (getekende niet-verstrekte garanties, verstrekte garanties) | - | - | - | - | 1 556 468 | 1 556 468 |
Uitstroom voor vastgelegde rentesubsidies | - | - | - | - | 360 655 | 360 655 |
Uitstroom voor vastgelegde technische bijstand | 2 373 | - | - | - | 24 082 | 26 455 |
Totaal | 12 250 | - | - | - | 3 562 427 | 3 574 677 |
Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen | 3 maanden of minder | Meer dan 3 maanden tot 1 jaar | Meer dan 1 t/m 5 jaar | Meer dan 5 jaar | Bruto nominale instroom of uitstroom |
x 1 000 EUR per 31.12.2019 | |||||
CCS en CCIRS – instroom | - | - | - | - | - |
CCS en CCIRS — uitstroom | - | - | - | - | - |
Valutaswaps op korte termijn — instroom | 1 545 000 | - | - | - | 1 545 000 |
Valutaswaps op korte termijn — uitstroom | -1 535 571 | - | - | - | -1 535 571 |
Renteswaps — instroom | 310 | 820 | 2 045 | 3 175 | |
Renteswaps - uitstroom | - | -1 128 | -2 138 | -3 266 | |
Totaal | 9 739 | -308 | -93 | - | 9 338 |
Looptijdprofiel van afgeleide financiële verplichtingen | 3 maanden of minder | Meer dan 3 maanden tot 1 jaar | Meer dan 1 t/m 5 jaar | Meer dan 5 jaar | Bruto nominale instroom of uitstroom |
x 1 000 EUR per 31.12.2018 | |||||
CCS en CCIRS – instroom | 5 | 3 281 | 1 816 | - | 5 102 |
CCS en CCIRS — uitstroom | - | -4 081 | -1 770 | - | -5 851 |
Valutaswaps op korte termijn — instroom | 1 460 608 | - | - | - | 1 460 608 |
Valutaswaps op korte termijn — uitstroom | -1 465 498 | - | - | - | -1 465 498 |
Renteswaps — instroom | 397 | 1 171 | 3 473 | 204 | 5 245 |
Renteswaps - uitstroom | - | -1 340 | -3 030 | -175 | -4 545 |
Totaal | -4 488 | -969 | 489 | 29 | -4 939 |
3.3.3 Financiële activa en passiva op lange termijn
4
5In de onderstaande tabel zijn de boekwaarden opgenomen van de niet-afgeleide financiële activa en financiële verplichtingen die naar verwachting meer dan 12 maanden na de verslagleggingsdatum zullen worden geïnd of afgewikkeld.
6
(x 1 000 EUR) | 31.12.2019 | 31.12.2018 |
Financiële activa: | ||
Leningen en voorschotten | 1 636 520 | 1 666 232 |
Aandelen en andere effecten met variabele rente | 619 928 | 567 292 |
Overige activa | - | 171 |
Totaal | 2 256 448 | 2 233 695 |
Financiële passiva: | ||
Voorzieningen voor verstrekte garanties | 628 | 793 |
Aan derden verschuldigde bedragen* | 93 531 | 93 641 |
Voorzieningen voor toegezegde leningen | 37 269 | 23 822 |
Totaal | 131 428 | 118 256 |
* De aan derden verschuldigde bedragen zijn inclusief de rentesubsidies en nog niet verleende technische bijstand aan lidstaten waarbij de looptijd grotendeels onbepaald is.
3.4Marktrisico
4
5Het marktrisico is het risico dat wijzigingen in marktprijzen en koersen, zoals rentevoeten, aandelenkoersen, wisselkoersen de ontvangsten van de entiteit of de waarde van haar deelnemingen in financiële instrumenten beïnvloeden.
6
3.4.1 Renterisico
Het renterisico is de volatiliteit van de economische waarde van of van de baten afkomstig van de rentedragende posities als gevolg van ongunstige ontwikkelingen van de rentevoeten.
De fluctuatie van haar economische waarde of incongruenties op het vlak van prijszetting tussen verschillende activa, passiva en afdekkingsinstrumenten hebben geen rechtstreekse weerslag op de faciliteit omdat i) zij geen directe financieringskosten of rentedragende passiva heeft en ii) zij de weerslag aanvaardt van rentefluctuaties op de inkomsten uit haar investeringen.
De gevoeligheid van de kredietportefeuille en de micro hedging swaps van de faciliteit voor rentefluctuaties wordt gemeten op basis van een basispuntwaardeberekening.
In de BPV-berekening wordt de winst of het verlies gemeten van de netto contante waarde van de desbetreffende portfolio, ten opzichte een stijging met een 1 basispunt (0,01%) van rentevoettrends binnen een specifiek tijdsinterval 'money market - tot en met 1 jaar', 'very short - 2 tot 3 jaar', 'short - 4 tot 6 jaar', 'medium - 7 tot 11 jaar' 'long - 12 tot 20 jaar' of 'extra long - meer dan 21 jaar'.
Voor het verkrijgen van de netto contante waarde (NPV) van de kasstromen van de leningen in EUR gebruikt de faciliteit de EUR-financieringscurve van de EIB (EUR-swapcurve bijgesteld met de globale financieringsspread van de EIB). De USD-financieringscurve van de EIB wordt gebruikt voor de berekening van de NPV van kasstromen van de leningen in USD. De netto contante waarde (NCW) van kasstromen van leningen in valuta waarvoor geen betrouwbare en voldoende volledige discontocurve beschikbaar is, wordt bepaald door de EUR-financieringscurve van de EIB als maatstaf te gebruiken.
Voor het berekenen van de netto contante waarde van micro hedging swaps gebruikt de faciliteit de EUR-swapcurve voor kasstromen in EUR en de USD-swapcurve voor kasstromen in USD.
Zoals blijkt uit de volgende tabel, zou de netto contante waarde van de leningenportefeuille inclusief de hieraan gerelateerde micro hedging swaps op 31 december 2019 dalen met 533 000 EUR (per 31 december 2018: daling met 483 000 EUR) als alle desbetreffende rentevoeten tegelijkertijd stijgen met 1 basispunt.
Basispuntwaarde | Geld | Zeer kort | Kort | Gemiddeld | Lang | Extra lang | Totaal |
(x 1 000 EUR) | Markt | ||||||
Per 31.12.2019 | 1 jaar | 2 tot 3 jaar | 4 tot 6 jaar | 7 tot 11 jaar | 12 tot 20 jaar | 21 jaar | |
Totale gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps | -42 | -99 | -172 | -163 | -57 | - | -533 |
Basispuntwaarde | Geld | Zeer kort | Kort | Gemiddeld | Lang | Extra lang | Totaal |
(x 1 000 EUR) | Markt | ||||||
Per 31.12.2018 | 1 jaar | 2 tot 3 jaar | 4 tot 6 jaar | 7 tot 11 jaar | 12 tot 20 jaar | 21 jaar | |
Totale gevoeligheid van leningen en micro hedging swaps | -38 | -94 | -168 | -154 | -29 | - | -483 |
3.4.2Valutarisico
4
5Het valutarisico voor de faciliteit is het risico op het verlies van inkomsten of economische waarde als gevolg van ongunstige ontwikkelingen van de wisselkoersen.
6
Met een referentierekenvaluta (EUR voor de faciliteit) wordt de faciliteit blootgesteld aan een valutarisico zodra er een incongruentie optreedt tussen in niet-referentierekenvaluta luidende activa en passiva. Onder het valutarisico valt ook het effect van wijzigingen in de waarde van toekomstige in een niet-referentierekenvaluta luidende kasstromen, bv. interest en dividenduitkeringen, als gevolg van wisselkoersschommelingen.
3.4.2.1Valutarisico en schatkistpapier
Het schatkistpapier van de faciliteit luidt in EUR of USD.
Het valutarisico wordt gedekt door contante of termijntransacties in vreemde valuta, valutaswaps of cross-currency swaps. De afdeling thesaurie van de bank kan, als zij dit nodig en passend acht, gebruik maken van een ander instrument, overeenkomstig het beleid van de bank, dat bescherming biedt tegen de marktrisico's met betrekking tot de financiële activiteiten van de faciliteit.
3.4.2.2Valutarisico en door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties.
De bijdragen van de lidstaat aan de faciliteit worden ontvangen in EUR. De door de faciliteit gefinancierde of gegarandeerde transacties alsook de rentesubsidies kunnen in EUR, USD of elke andere goedgekeurde valuta luiden.
Een blootstelling aan valutarisico (ten opzichte van de referentievaluatie EUR) doet zich voor wanneer transacties in andere valuta dan de EUR niet afgedekt worden. De richtsnoeren voor de afdekking van de wisselkoers van de faciliteit worden hierna toegelicht.
3.4.2.2.1.Afdekking van verrichtingen in USD
Het valutarisico dat ontstaat door transacties van de faciliteit in USD, wordt gedekt op geaggregeerde basis via het gebruik van USD/EUR valutaswaps, waarvan het bedrag periodiek wordt verlengd en aangepast. Het gebruik van valutaswaps heeft een dubbel doel. Enerzijds wordt de noodzakelijke liquiditeit voor nieuwe uitkeringen (leningen en vermogen) gegenereerd en anderzijds blijft een macro valutahedging gehandhaafd.
Bij de aanvang van elke periode worden de tijdens de volgende periode in USD te ontvangen of betalen kasstromen geraamd op basis van de geplande of verwachte terugbetalingen/uitkeringen. Vervolgens worden de verlopen valutaswaps verlengd, waarbij hun bedrag wordt aangepast om ten minste de voor de volgende periode geraamde liquiditeitsbehoeften in USD te dekken.
Op maandelijkse basis wordt de deviezenpositie in USD afgeschermd, indien zij de desbetreffende limieten overschrijdt, door een contante of termijntransactie.
Binnen een doorrolperiode kunnen onverwachte tekorten aan liquiditeiten in USD worden gedekt door ad-hoc valutaswaptransacties, terwijl liquiditeitsoverschotten in schatkistpapier geïnvesteerd kunnen worden of in EUR kunnen worden omgezet, indien zij het gevolg zijn van een toename van de deviezenpositie.
3.4.2.2.2.Afdekking van transacties in andere valuta dan EUR of USD
Transacties van de faciliteit in andere valuta dan EUR of USD worden afgedekt met cross-currency swap contracten met hetzelfde financiële profiel als de onderliggende lening, op voorwaarde dat er een operationele swapmarkt is.
De faciliteit voert transacties uit in valuta waarvoor afdekkingsmogelijkheden hetzij niet op een efficiënte wijze beschikbaar zijn, hetzij tegen een hoge kostprijs beschikbaar zijn. Deze transacties luiden in lokale valuta, maar worden in EUR of USD afgewikkeld. Het kader voor financiële risico's van de faciliteit, dat op 22 januari 2015 door het comité van de faciliteit is goedgekeurd, biedt de mogelijkheid om de valutarisico's in lokale valuta met een significante positieve correlatie met de UDS synthetisch af te dekken met in USD luidende derivaten. De met in USD luidende derivaten synthetisch afgedekte lokale valuta zijn opgenomen in de tabel in afdeling 3.4.2.2.3 onder de vermelding “Lokale valuta (onder synthetische dekking)” terwijl de niet met de USD synthetisch afgedekte lokale valuta in dezelfde tabel zijn weergegeven onder de vermelding “Lokale valuta (niet onder synthetische dekking)”.
7
3.4.2.2.3.Deviezenpositie (x 1000 EUR)
4
In de tabellen bij deze toelichting wordt de deviezenpositie van de faciliteit weergegeven.
De in de onderstaande tabellen weergegeven deviezenpositie is in overeenstemming met het risicobeleid van de faciliteit (zoals beschreven in het kader voor financiële risico's van de faciliteit). De deviezenpositie per risicobeleid is gebaseerd op boekhoudkundige gegevens en wordt gedefinieerd als het saldo tussen geselecteerde activa en passiva. De activa en passiva in de deviezenpositie per risicobeleid worden geselecteerd om ervoor te zorgen dat de opbrengsten alleen bij ontvangst worden omgezet in de rapporteringsvaluta (EUR).
De verandering in de reële waarde van aandelen en andere effecten met variabele opbrengst is opgenomen in de deviezenpositie per risicobeleid alsook waardeverminderingen op leningen en voorschotten. In de deviezenpositie per risicobeleid opgenomen derivaten worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde in plaats van hun reële waarde, om in overeenstemming te worden gebracht met de ingehouden waarde van de activa, die ook worden gewaardeerd tegen hun nominale waarde aangepast met de waardevermindering voor leningen.
In de onderstaande tabel is het resterende deel van de activa en passiva, dat grotendeels bestaat uit op leningen opgebouwde rente, derivaten en subsidies opgenomen als 'deviezenpositie buiten risicobeleid'.
PER 31 DECEMBER 2019 | Activa en passiva | Vastleggingen en voorwaardelijke verplichtingen | |||
Valuta's | Deviezenpositie per risicobeleid | Deviezenpositie buiten risicobeleid | Balans deviezenpositie | ||
USD | -103 746 | -56 632 | -160 378 | 637 693 | |
Lokale valuta (onder synthetische dekking)* | |||||
KES | 29 472 | 464 | 29 936 | - | |
TZS | 48 092 | 354 | 48 446 | - | |
DOP | 25 383 | 602 | 25 985 | - | |
UGX | 37 132 | 574 | 37 706 | - | |
RWF | 30 766 | 47 | 30 813 | - | |
Lokale valuta (niet onder synthetische dekking)* | |||||
HTG, MUR, MZN, XOF, ZMW, BWP, JMD, NGN, ZAR | 99 864 | -530 | 99 334 | - | |
Totaal niet-EUR valuta | 166 963 | -55 121 | 111 842 | 637 693 | |
EUR | - | 3 075 194 | 3 075 194 | 2 741 023 | |
TOTAAL EUR en niet-EUR | 166 963 | 3 020 073 | 3 187 036 | 3 378 716 | |
* Zie afdeling 3.4.2.2.2 voor toelichting bij synthetische dekking. |
Per 31 december 2018 | Activa en passiva | Vastleggingen en voorwaardelijke verplichtingen | |||
Valuta's | Deviezenpositie per risicobeleid | Deviezenpositie buiten risicobeleid | Balans deviezenpositie | ||
USD | -157 177 | -52 111 | -209 288 | 600 271 | |
Lokale valuta (onder synthetische dekking)* | |||||
KES | 35 806 | 252 | 36 058 | - | |
TZS | 71 195 | 814 | 72 009 | - | |
DOP | 35 311 | 821 | 36 132 | - | |
UGX | 45 731 | 769 | 46 500 | - | |
RWF | 24 176 | 17 | 24 193 | - | |
Lokale valuta (niet onder synthetische dekking)* | |||||
HTG, MUR, MZN, XOF, ZMW, BWP, JMD, NGN, ZAR | 74 265 | -432 | 73 833 | - | |
Totaal niet-EUR valuta | 129 307 | -49 870 | 79 437 | 600 271 | |
EUR | - | 2 834 560 | 2 834 560 | 3 044 623 | |
TOTAAL EUR en niet-EUR | 129 307 | 2 784 690 | 2 913 997 | 3 644 894 | |
* Zie afdeling 3.4.2.2.2 voor toelichting bij synthetische dekking. |
3.4.2.3Deviezen gevoeligheidsanalyse
Per 31 december 2019 zou een waardevermindering ten belope van 10 % van de EUR ten opzichte van alle niet EUR-valuta resulteren in een stijging van de middelen van de contribuanten ten belope van 14,0 miljoen EUR (31 december 2018: 8,8 miljoen EUR). Een waardeverhoging ten belope van 10 % van de EUR ten opzichte van alle niet EUR-valuta zou resulteren in een daling van de middelen van de contribuanten ten belope van 11,4 miljoen EUR (31 december 2018: 7,2 miljoen EUR).
3.4.2.4Omrekeningskoers
De volgende omrekeningskoersen werden gebruikt voor de opstelling van de balans op 31 december 2019 en 31 december 2018:
31 december 2019 | 31 december 2018 | |
Andere dan EU-valuta | ||
Botswana Pula (BWP) | 11,8376 | 12,2038 |
Dominicaanse Republiek pesos (DOP) | 59,3644 | 57,4037 |
Fijische dollar (FJD) | 2,4045 | 2,4104 |
Haïtiaanse gourde (HTG) | 100,99 | 86,92 |
Jamaicaanse dollar (JMD) | 147,6966 | 144,081 |
Keniaanse shillings (KES) | 113,63 | 116,24 |
Mauritaanse ouguiya (MRU) | 42,2135 | 41,1660 |
Mauritiaanse rupee (MUR) | 40,63 | 39,05 |
Mozambikaanse Metical (MZN) | 68,64 | 70,14 |
Nigeriaanse Naira (NGN) | 343,45 | 351,05 |
Rwandese frank (RWF) | 1051,12 | 1020,10 |
Tanzaniaanse shilling (TZS) | 2573,66 | 2624,33 |
Oegandese shilling (UGX) | 4108 | 4239 |
US-dollar (USD) | 1,1234 | 1,145 |
CFA-frank (XAF/XOF) | 655,957 | 655,957 |
Zuid-Afrikaanse rand (ZAR) | 15,7773 | 16,4594 |
Zambiaanse Kvacha (ZMW) | 15,7894 | 13,6077 |
3.4.3Aandelenkoersrisico
12
Het aandelenkoersrisico is het risico dat de reële waarde van deelname in het aandelenkapitaal daalt als gevolg van de wijzigingen in het niveau van de aandelenkoersen en/de waarde van de aandeleninvesteringen.
De faciliteit is blootgesteld aan het aandelenkoersrisico via zijn investeringen in directe beleggingen in aandelen en risicokapitaalfondsen.
De waarde van niet-beursgenoteerde activa is niet gemakkelijk beschikbaar met het oog op een toezicht en controle op continue basis. Voor dergelijke posities omvatten de best beschikbare aanwijzingen prijzen van relevante waarderingstechnieken.
Het effect op de middelen van de contribuanten van de faciliteit (naar aanleiding van een verandering van de reële waarde van de eigenvermogeninstrumentenportfolio) als gevolg van een +/-10 % -verandering van de waarde van de individuele directe beleggingen in aandelen en risicokapitaalfondsen, waarbij alle andere variabelen constant blijven, komt neer op 62,0 miljoen EUR, respectievelijk - 62,0 miljoen EUR per 31 december 2019 (56,7 miljoen EUR, respectievelijk -56,7 miljoen EUR per 31 december 2018).
14 Reële waarde van financiële instrumenten
4.1Indeling van de rekeningen en reële waarde
2In de volgende tabel zijn de boekwaarden en reële waarden van de financiële activa en verplichtingen opgenomen, inclusief hun niveau in de reëlewaardehiërarchie. In deze tabel zijn geen gegevens over de reële waarde opgenomen voor financiële activa en financiële verplichtingen die niet tegen reële waarde zijn geboekt als de boekwaarde een redelijke benadering is van de reële waarde.
Op 31 december 2019 | Boekwaarde | Reële waarde | |||||||||
(x 1 000 EUR) | Afgeleide financiële instru-menten | Aandelen en andere effecten met variabele rente | Geld-middelen, leningen en voor-schotten | The-saurie-middelen | Overige financiële ver-plichtingen | Totaal | Niv.1 | Niv.2 | Niv.3 | Totaal | |
Verplicht tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële activa | |||||||||||
Afgeleide financiële instrumenten | 14 184 | - | - | - | - | 14 184 | - | 14 184 | - | 14 184 | |
Durfkapitaalfonds | - | 504 694 | - | - | - | 504 694 | 362 | - | 504 332 | 504 694 | |
Directe investeringen in aandelen | - | 115 234 | - | - | - | 115 234 | 15 255 | - | 99 979 | 115 234 | |
Leningen en voorschotten | - | - | 21 702 | - | - | 21 702 | - | - | 21 702 | 21 702 | |
Verplicht tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële activa | 14 184 | 619 928 | 21 702 | - | - | 655 814 | 15 617 | 35 886 | 604 311 | 655 814 | |
Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs | |||||||||||
Geldmiddelen en kasequivalenten | - | - | 837 777 | - | - | 837 777 | - | - | - | - | |
Leningen en voorschotten | - | - | 1 496 973 | - | - | 1 496 973 | - | 1 699 057 | - | 1 699 057 | |
Door contribuanten te storten bedragen | - | - | 86 330 | - | - | 86 330 | - | - | - | - | |
Thesauriemiddelen | - | - | - | 330 587 | - | 330 587 | 144 097 | 186 083 | - | 330 180 | |
Overige activa | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | |
Totaal financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs | - | - | 2 421 080 | 330 587 | - | 2 751 667 | 144 097 | 1 885 140 | - | 2 029 237 | |
Totaal financiële activa | 14 184 | 619 928 | 2 442 782 | 330 587 | - | 3 407 487 | |||||
Tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële verplichtingen | |||||||||||
Afgeleide financiële instrumenten | -191 | - | - | - | - | -191 | - | -191 | - | -191 | |
Totaal tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële verplichtingen | -191 | - | - | - | - | -191 | - | -191 | - | -191 | |
Tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerde financiële verplichtingen | |||||||||||
Voorzieningen voor verstrekte garanties | - | - | - | - | -628 | -628 | |||||
Voorzieningen voor toegezegde leningen | - | - | - | - | -37 269 | -37 269 | |||||
Aan derde partijen verschuldigde bedragen | - | - | - | - | -147 438 | -147 438 | |||||
Overige verplichtingen | - | - | - | - | -2 353 | -2 353 | |||||
Totaal tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerde financiële verplichtingen | - | - | - | - | -187 688 | -187 688 | |||||
Totaal financiële passiva | -191 | - | - | - | -187 688 | -187 879 |
4Reële waarde van financiële instrumenten (vervolg)
4.1Indeling van de rekeningen en reële waarde (vervolg)
Per 31 december 2018 | Boekwaarde | Reële waarde | |||||||||
(x 1 000 EUR) | Afgeleide financiële instru-menten | Aan-delen en andere effecten met variabele rente | Geld-middelen, leningen en vorde-ringen | The-saurie-middelen | Overige financiële ver- plich-tingen | Totaal | Niveau 1 | Niveau 2 | Niveau 3 | Totaal | |
Verplicht tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële activa | |||||||||||
Afgeleide financiële instrumenten | 9 873 | - | - | - | - | 9 873 | - | 9 873 | - | 9 873 | |
Durfkapitaalfondsen | - | 467 152 | - | - | - | 467 152 | - | - | 467 152 | 467 152 | |
Directe aandeleninvesteringen | - | 100 140 | - | - | - | 100 140 | 16 675 | - | 83 465 | 100 140 | |
Leningen en voorschotten | - | - | 720 | - | - | 720 | - | 720 | - | 720 | |
Verplicht tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële activa | 9 873 | 567 292 | 720 | - | - | 577 885 | 16 675 | 10 593 | 550 617 | 577 885 | |
Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs | |||||||||||
Geldmiddelen en kasequivalenten | - | - | 573 708 | - | - | 573 708 | - | - | - | - | |
Leningen en voorschotten | - | - | 1 540 271 | - | - | 1 540 271 | - | 1 760 576 | - | 1 760 576 | |
Door contribuanten te storten bedragen | - | - | 100 000 | - | - | 100 000 | - | - | - | - | |
Thesauriemiddelen | - | - | - | 335 140 | - | 335 140 | 191 475 | 145 061 | - | 336 536 | |
Overige activa | - | - | 171 | - | - | 171 | - | - | - | - | |
Totaal financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs | - | - | 2 214 150 | 335 140 | - | 2 549 290 | 191 475 | 1 905 637 | - | 2 097 112 | |
Totaal financiële activa | 9 873 | 567 292 | 2 214 870 | 335 140 | - | 3 127 175 | |||||
Tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële verplichtingen | |||||||||||
Afgeleide financiële instrumenten | -8 493 | - | - | - | - | -8 493 | - | -8 493 | - | -8 493 | |
Totaal tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies gewaardeerde financiële verplichtingen | -8 493 | - | - | - | - | -8 493 | - | -8 493 | - | -8 493 | |
Tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerde financiële verplichtingen | |||||||||||
Voorzieningen voor verstrekte garanties | - | - | - | - | -793 | -793 | |||||
Voorzieningen voor toegezegde leningen | - | - | - | - | -23 822 | -23 822 | |||||
Aan derde partijen verschuldigde bedragen | - | - | - | - | -143 813 | -143 813 | |||||
Overige verplichtingen | - | - | - | - | -2 493 | -2 493 | |||||
Totaal tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerde financiële verplichtingen | - | - | - | - | -170 921 | -170 921 | |||||
Totaal financiële passiva | -8 493 | - | - | - | -170 921 | -179.414 | |||||
4.2Waardering van reële waarden
4.2.1Waarderingstechnieken en aanzienlijke niet-waarneembare inputs
In de onderstaande tabel zijn gegevens opgenomen over de waarderingstechnieken en de aanzienlijke niet-waarneembare inputs voor de waardering van financiële instrumenten, die zijn ingedeeld onder niveau 2 en 3 van de reëlewaardehiërarchie:
Waarderingstechniek | Aanzienlijke niet-waarneembare inputs | Verhouding tussen niet-waarneembare inputs en waardering van reële waarden | |
Financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde | |||
Afgeleide financiële instrumenten | Gedisconteerde kasstroom: Toekomstige kasstromen worden gewaardeerd op basis van termijnkoersen/rentevoeten (uitgaande van waarneembare termijnkoersen en rentencurven op het einde van de verslagperiode) en termijncontracten/rentevoeten, gedisconteerd tegen een percentage dat rekening houdt met het kredietrisico van verschillende tegenpartijen. | Niet van toepassing. | Niet van toepassing. |
Risicokapitaal-fonds (VCF) | Methode op basis van de aangepaste intrinsieke waarde: De reële waarde wordt bepaald aan de hand van hetzij het percentage van het onderliggende instrument dat de faciliteit in handen heeft, zoals vastgesteld in het laatste voor kasstromen bijgewerkte rapport, hetzij, voor zover deze gegevens beschikbaar zijn, de waarde per aandeel op dezelfde datum, zoals meegedeeld door de desbetreffende fondsbeheerder. Om de kloof tussen de laatst beschikbare intrinsieke waarde en de rapportage op het jaareinde te overbruggen, wordt een daaropvolgende evaluatieprocedure uitgevoerd en indien nodig wordt de gerapporteerde intrinsieke waarde aangepast. | Aanpassing voor de verstreken tijd tussen de laatste rapporteringsdatum van het durfkapitaalfonds en de waarderingsdatum, waarbij rekening wordt gehouden met de exploitatie- en beheerkosten, hierop volgende wijzigingen in de reële waarde van de onderliggende activa van de durfkapitaalfondsen, opgelopen extra verplichtingen en marktwijzigingen of andere wijzigingen in de economische omstandigheden. | Hoe langer de periode tussen de datum van de waardering van reële waarden en de laatste rapporteringsdatum van het durfkapitaalfonds, hoe hoger de aanpassing voor de verstreken tijd. |
Directe investeringen in aandelen | Aangepaste intrinsieke waarde | Aanpassing voor de verstreken tijd tussen de laatste rapporteringsdatum van de vennootschap waarin is geïnvesteerd en de waarderingsdatum, waarbij rekening wordt gehouden met de operationele uitgaven, hierop volgende wijzigingen in de reële waarde van de onderliggende activa van de vennootschappen waarin is geïnvesteerd, opgelopen extra verplichtingen en marktwijzigingen of andere wijzigingen in de economische omstandigheden, kapitaalsverhoging, verkoop/wijziging van de controle. Korting voor het ontbreken aan verhandelbaarheid (liquiditeit), die wordt bepaald door verwijzingen naar vorige transactieprijzen voor soortgelijke aandelen in het land/de regio, variërend van 5% tot 30%. | Hoe hoger de korting voor verhandelbaarheid, hoe lager de reële waarde. |
Leningen tegen reële waarde (IFE) | Voor kredietnemers in het kader van de lopende bedrijfsuitoefening (going concern): Gedisconteerde kasstroom volgens contractuele/verwachte toekomstige kasstromen, verdisconteerd met een passend voor risico aangepast disconteringspercentage dat het aan de lening inherente risico (met inbegrip van het kredietrisico van de leningnemer) weergeeft. Het discontopercentage wordt vergeleken/beoordeeld aan de hand van alle relevante marktbenchmarks. Voor kredietnemers indien dit niet gebeurt in de veronderstelling dat de continuïteit van de entiteit is gewaarborgd: Nettoactiva benadering (liquidatiewaarde benadering). | Onderdelen van het disconteringspercentage om het kredietrisico van de kredietnemer weer te geven in vergelijking met de risicovrije marktrentes. | Hoe hoger het disconteringspercentage, hoe lager de reële waarde. |
4.2.1 Waarderingstechnieken en aanzienlijke niet-waarneembare inputs (vervolg)
Waarderingstechniek | Aanzienlijke niet-waarneembare inputs | Verhouding tussen niet-waarneembare inputs en waardering van reële waarden | |
Financiële activa niet gewaardeerd tegen reële waarde | |||
Leningen en voorschotten | Gedisconteerde kasstromen: Het waarderingsmodel maakt gebruik van contractuele kasstromen die alleen worden uitgekeerd als de debiteur niet in gebreke blijft. Er wordt geen rekening gehouden met de waarde van de zekerheden of mogelijkheden voor vervroegde aflossing. Om de netto contante waarde (NCW) van de leningen te verkrijgen, worden in het gekozen model de contractuele kasstromen van elke lening verrekend waarbij gebruik wordt gemaakt van een aangepaste marktdiscontovoet. De NCW van elke afzonderlijke lening wordt vervolgens aangepast om rekening te kunnen houden met het desbetreffende hiermee samenhangende verwachte verlies. De resultaten worden vervolgens opgeteld om de reële waarde van de leningen en voorschotten te verkrijgen. | Niet van toepassing. | Niet van toepassing. |
Thesauriemiddelen | Gedisconteerde kasstromen. | Niet van toepassing. | Niet van toepassing. |
Bij de toepassing van de norm IFRS 13 worden waarderingsaanpassingen opgenomen in de reële waarde van de derivaten per 31 december 2019 en 31 december 2018. Hierbij gaat het om:
-Aanpassingen van de kredietwaarderingen (CVA), waarbij het tegenpartijkredietrisico bij derivatentransacties in aanmerking wordt genomen, hetgeen resulteert in een daling met 32 800 EUR per 31 december 2019 en in een daling met 37 400 EUR per 31 december 2018.
-Aanpassingen aan de debetwaarderingen (DVA), waarbij het eigen kredietrisico bij derivatentransacties in aanmerking wordt genomen, hetgeen resulteert in een stijging met 28 700 EUR per 31 december 2019 en een stijging met15 100 EUR per 31 december 2018.
4.2.2Overdrachten tussen niveau 1 en 2
Het beleid van de faciliteit komt erop neer de overdrachten tussen niveaus te erkennen op de datum waarop zich de gebeurtenis of de gewijzigde omstandigheden hebben voorgedaan, die tot de overdracht hebben geleid.
In 2019 en 2018 vonden er binnen de faciliteit geen overdrachten plaats van het niveau 1 naar 2 of van het niveau 2 naar 1 van de reëlewaardehiërarchie.
4.2.3Reële waarden niveau 3
Afstemming van reële waarden niveau 3
In de onderstaande tabellen zijn de wijzigingen opgenomen bij de instrumenten in niveau 3 voor de op 31 december 2019 en 31 december 2018 afgesloten jaren:
(× 1000 EUR) | Aandelen en andere effecten met variabele rente |
Saldo per 1 januari 2019 | 550 617 |
Baten of verliezen opgenomen in winst of verlies: | |
- netto resultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente | 1 708 |
- netto verandering in de reële waarde op aandelen en andere effecten met variabele rente | 17 666 |
Totaal | 19 374 |
Uitgekeerde bedragen | 106 943 |
Terugbetalingen | -79 435 |
Verschillen wisselkoersen | 6 812 |
Saldo per 31 december 2019 | 604 311 |
(× 1000 EUR) | Aandelen en andere effecten met variabele rente |
Saldo per 1 januari 2018 | 473 081 |
Baten of verliezen opgenomen in winst of verlies: | |
- netto resultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente | -10 622 |
- netto verandering in de reële waarde op aandelen en andere effecten met variabele rente | -13 411 |
Totaal | -24 033 |
Uitgekeerde bedragen | 95 434 |
Terugbetalingen | -11 165 |
Verschillen wisselkoersen | 17 300 |
Saldo per 31 december 2018 | 550 617 |
Zowel in 2019 als 2018 vonden er binnen de faciliteit geen overdrachten plaats uit of naar het niveau 3 van de reëlewaardehiërarchie. |
5 Geldmiddelen en kasequivalenten
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn samengesteld uit:
(× 1000 EUR) | 31.12.2019 | 31.12.2018 |
Contanten | 72 166 | 51 936 |
Termijndeposito's | 622 991 | 521 882 |
Commercial paper | 142 823 | - |
Geldmiddelen en kasequivalenten in het kasstroomoverzicht | 837 980 | 573 818 |
Opgebouwde rente | -203 | -110 |
Geldmiddelen en kasequivalenten in het vermogensoverzicht | 837 777 | 573 708 |
1
26 Afgeleide financiële instrumenten
Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de afgeleide financiële instrumenten die voor handelsdoeleinden worden aangehouden:
Per 31 december 2019 | Reële waarde | Nominaal bedrag | |
(× 1000 EUR) | Activa | Passiva | |
Valutaswaps | - | - | - |
Renteswaps | 99 | -191 | 24 181 |
FX swaps | 14 085 | - | 1 545 000 |
Totaal afgeleide financiële instrumenten | 14 184 | -191 | 1 569 181 |
Per 31 december 2018 | Reële waarde | Nominaal bedrag | |
(× 1000 EUR) | Activa | Passiva | |
Valutarenteswaps | 340 | -665 | 5 245 |
Renteswaps | 654 | - | 28 470 |
FX swaps | 8 879 | -7 828 | 1 460 608 |
Totaal afgeleide financiële instrumenten | 9 873 | -8 493 | 1 494 323 |
7Leningen en voorschotten
7.1Leningen en voorschotten
In de volgende tabel wordt de afstemming weergegeven tussen het begin- en het eindsaldo van de leningen en de voorschotten weergegeven met het waardeverminderingsmodel van IFRS 9 voor te verwachten kredietverliezen.
(× 1000 EUR) | Globale leningen (*) | Niet achter-gestelde leningen (senior loans) | Achter-gestelde leningen | Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde krediet-waardigheid (POCI “purchased or originated credit-impaired”) | Totaal |
Nominale waarde van leningen tegen geamortiseerde kostprijs per 1 januari 2019 | 1 051 317 | 593 324 | 60 717 | 3 588 | 1 708 946 |
Uitgekeerde bedragen | 164 308 | 123 416 | - | - | 287 724 |
Afschrijvingen | -2 | -278 | - | - | -280 |
Terugbetalingen | -206 517 | -113 100 | -34 496 | - | -354 113 |
Verkoop van leningen | -2 591 | - | - | - | -2 591 |
Wijziging bedrijfsmodel (IFE)** | - | -10 062 | - | -3 588 | -13 650 |
Verschillen wisselkoersen | 15 041 | 4 064 | 1 493 | - | 20 598 |
Nominale waarde van leningen tegen geamortiseerde kostprijs per 31 december 2019 | 1 021 556 | 597 364 | 27 714 | - | 1 646 634 |
Waardevermindering — voorzieningen voor verliezen op 1 januari 2019 | -103 868 | -49 609 | -29 360 | -1 794 | -184 631 |
Nettowijzigingen van binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | 5 164 | -86 | - | - | 5 078 |
Nettowijzigingen van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | -15 558 | 2 559 | 2 205 | - | -10 794 |
Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | -4 397 | -47 | - | - | -4 444 |
Terugboeking van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen met verminderde kredietwaardigheid | 21 811 | 5 592 | - | - | 27 403 |
Verkoop van leningen | 2 591 | - | - | - | 2 591 |
Wijziging bedrijfsmodel (IFE)** | - | 5 031 | - | 1 794 | 6 825 |
Afschrijvingen | 2 | 278 | - | - | 280 |
Verschillen wisselkoersen | -1 911 | -368 | -559 | - | -2 838 |
Waardevermindering — voorzieningen voor verliezen per 31 december 2019 | -96 166 | -36 650 | -27 714 | - | -160 530 |
Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs per 31 december 2019 | 925 390 | 560 714 | - | - | 1 486 104 |
Nominale waarde van leningen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 1 januari 2019 | 1 800 | - | - | - | 1 800 |
Uitgekeerde bedragen | - | 23 461 | - | - | 23 461 |
Wijziging bedrijfsmodel (IFE)** | - | 13 650 | - | - | 13 650 |
Terugbetalingen | -720 | -245 | - | - | -965 |
Afschrijvingen | - | - | - | - | - |
Verschillen wisselkoersen | - | -8 | - | - | -8 |
Nominale waarde van leningen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 31 december 2019 | 1 080 | 36 858 | - | - | 37 938 |
Reëlewaardeaanpassingen per 1 januari 2019 | -1 080 | - | - | - | -1 080 |
Wijziging reële waarde (netto) | - | -8 331 | - | - | -8 331 |
Wijziging bedrijfsmodel (IFE)** | - | -6 825 | - | - | -6 825 |
Reëlewaardeaanpassingen per 31 december 2019 | -1 080 | -15 156 | - | - | -16 236 |
Leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 31 december 2019 | - | 21 702 | - | - | 21 702 |
Geamortiseerde kostprijs | -3 545 | -4 950 | 10 | - | -8 485 |
Rente | 10 451 | 8 903 | - | - | 19 354 |
Leningen en voorschotten per 31 december 2019 | 932 296 | -586 369 | 10 | - | 1 518 675 |
* inclusief agentuurovereenkomsten | |||||
** Zie voor meer informatie toelichting 24. |
(× 1000 EUR) | Globale leningen (*) | Niet achter-gestelde leningen (senior loans) | Achter-gestelde leningen | Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde krediet-waardigheid (POCI “purchased or originated credit-impaired”) | Totaal |
Nominale waarde van leningen tegen geamortiseerde kostprijs per 1 januari 2018 | 1 003 294 | 687 499 | 62 546 | - | 1 753 339 |
Uitgekeerde bedragen | 203 352 | 52 274 | - | 3 588 | 259 214 |
Afschrijvingen | - | - | - | - | - |
Terugbetalingen | -192 355 | -157 952 | -4 548 | - | -354 855 |
Gekapitaliseerde rente | - | - | - | - | - |
Verschillen wisselkoersen | 37 026 | 11 503 | 2 719 | - | 51 248 |
Nominale waarde van leningen tegen geamortiseerde kostprijs per 31 december 2018 | 1 051 317 | 593 324 | 60 717 | 3 588 | 1 708 946 |
Waardevermindering — voorzieningen voor verliezen per 1 januari 2018 | -35 082 | -57 911 | -62 546 | - | -155 539 |
Nettowijzigingen van binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | -1 853 | 288 | - | - | -1 565 |
Nettowijzigingen van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | 4 696 | 870 | -2 146 | - | 3 420 |
Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | -71 204 | - | - | -1 794 | -72 998 |
Terugboeking van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen met verminderde kredietwaardigheid | 2 214 | 8 480 | 37 678 | - | 48 372 |
Afschrijvingen | - | - | - | - | - |
Verschillen wisselkoersen | -2 639 | -1 336 | -2 346 | - | -6 321 |
Waardevermindering — voorzieningen voor verliezen op 1 januari 2018 | -103 868 | -49 609 | -29 360 | -1 794 | -184 631 |
Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs per 31 december 2018 | 947 449 | 543 715 | 31 357 | 1 794 | 1 524 315 |
Nominale waarde van leningen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 1 januari 2018 | 1 800 | - | - | - | 1 800 |
Uitgekeerde bedragen | - | - | - | - | - |
Terugbetalingen | - | - | - | - | - |
Afschrijvingen | - | - | - | - | - |
Verschillen wisselkoersen | - | - | - | - | - |
Nominale waarde van leningen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 31 december 2018 | 1 800 | - | - | - | 1 800 |
Reëlewaardeaanpassingen per 1 januari 2018 | -378 | - | - | - | -378 |
Wijziging reële waarde (netto) | -702 | - | - | - | -702 |
Reëlewaardeaanpassingen per 31 december 2018 | -1 080 | - | - | - | -1 080 |
Leningen en voorschotten tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies per 31 december 2018 | 720 | - | - | - | 720 |
Geamortiseerde kostprijs | -3 550 | -3 109 | 11 | - | -6 648 |
Rente | 12 330 | 9 243 | 1 031 | - | 22 604 |
Leningen en voorschotten per 31 december 2018 | 956 949 | 549 849 | 32 399 | 1 794 | 1 540 991 |
* inclusief agentuurovereenkomsten | |||||
7.2 Waardeverminderingen op leningen en voorschotten — Voorzieningen voor verliezen, minus terugboekingen
2019 | |||||
(× 1000 EUR) | Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder ver-minderde kredietwaardig-heid | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminder-de krediet-waardigheid | Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde krediet-waardigheid (POCI “purchased or originated credit-impaired”) | Totaal |
Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs | |||||
Saldo per 1 januari 2019 | 22 023 | 27 342 | 133 472 | 1 794 | 184 631 |
Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | 3 952 | - | - | - | 3 952 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | -4 005 | 25 150 | - | - | 21 145 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | - | -46 | - | - | -46 |
Verkoop van leningen | - | - | -2 591 | - | -2 591 |
Wijziging bedrijfsmodel (IFE)* | - | -10 | -5 031 | -1 794 | -6 835 |
Financiële activa die zijn uitgeboekt | -129 | -10 049 | - | - | -10 178 |
Afschrijvingen | - | - | -280 | - | -280 |
Verschillen wisselkoersen | 247 | 371 | 2 221 | - | 2 839 |
Saldo per 31 december 2019 | 17 191 | 38 509 | 104 830 | - | 160 530 |
** Zie voor meer informatie toelichting 24. |
2018 | |||||
(× 1000 EUR) | Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardig-heid | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde krediet-waardigheid | Verworven of gecreëerde financiële activa met verminderde krediet-waardigheid (POCI “purchased or originated credit-impaired”) | Totaal |
Leningen en voorschotten tegen geamortiseerde kostprijs | |||||
Saldo per 1 januari 2018 | 19 738 | 29 975 | 105 826 | - | 155 539 |
Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | 2 285 | - | - | - | 2 285 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | - | -2 633 | - | - | -2 633 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | - | - | 27 646 | 1 794 | 29 440 |
Saldo per 31 december 2018 | 22 023 | 27 342 | 133 472 | 1 794 | 184 631 |
48 Aandelen en andere effecten met variabele rente
In de volgende tabel wordt de afstemming weergegeven tussen het begin- en het eindsaldo van de aandeleninvesteringen:
(× 1000 EUR) | Durfkapitaal-fondsen | Directe aandelen-investeringen | Totaal |
Kosten per 1 januari 2019 | 421 593 | 93 214 | 514 807 |
Uitgekeerde bedragen | 90 972 | 15 971 | 106 943 |
Terugbetalingen / verkoop | -56 387 | -13 361 | -69 748 |
Verschillen wisselkoersen | 6 126 | 281 | 6 407 |
Kosten per 31 december 2019 | 462 304 | 96 105 | 558 409 |
Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 2019 | 45 559 | 6 926 | 52 485 |
Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen | -3 488 | 12 117 * | 8 629 |
Verschillen wisselkoersen | 319 | 86 | 405 |
Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 2019 | 42 390 | 19 129 | 61 519 |
Aandelen en andere effecten met variabele rente per 31 december 2019 | 504 694 | 115 234 | 619 928 |
* Omvat onjuiste weergave in verband met de waardering tegen reële waarde per 31 december 2018 van een bedrag van 5 853 000 EUR, dat in 2019 is gecorrigeerd. Hiervan afgezien, zou de netto wijziging van niet-gerealiseerde winsten en verliezen voor het begrotingsjaar 2019 neerkomen op 17 970 000 EUR. | |||
(× 1000 EUR) | Durfkapitaal-fondsen | Directe aandelen-investeringen | Totaal |
Kosten per 1 januari 2018 | 356 086 | 70 310 | 426 396 |
Uitgekeerde bedragen | 73 250 | 22 184 | 95 434 |
Terugbetalingen / verkoop | -21 681 | -635 | -22 316 |
Verschillen wisselkoersen | 13 938 | 1 355 | 15 293 |
Kosten per 31 december 2018 | 421 593 | 93 214 | 514 807 |
Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 1 januari 2018 | 64 018 | 7 125 | 71 143 |
Nettowijziging niet-gerealiseerde winsten en verliezen | -20 493 | -172 | -20 665 |
Verschillen wisselkoersen | 2 034 | -27 | 2 007 |
Niet-gerealiseerde winsten en verliezen per 31 december 2018 | 45 559 | 6 926 | 52 485 |
Aandelen en andere effecten met variabele rente per 31 december 2018 | 467 152 | 100 140 | 567 292 |
9 Door contribuanten te storten bedragen
(× 1000 EUR) | |
Saldo per 1 januari 2019 | 335 140 |
Verwervingen | 2 948 021 |
Looptijden | -2 952 905 |
Wijziging inzake afschrijvingen van agio/disagio | -93 |
Verandering in de opgelopen rente | 424 |
Saldo per 31 december 2019 | 330 587 |
(× 1000 EUR) | |
Saldo per 1 januari 2018 | 144 382 |
Verwervingen | 2 219 062 |
Looptijden | -2 026 659 |
Wijziging inzake afschrijvingen van agio/disagio | 149 |
Verandering in de opgelopen rente | -1 794 |
Saldo per 31 december 2018 | 335 140 |
611 Overige activa
Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste onderdelen van de overige activa:
(× 1000 EUR) | 31.12.2019 | 31.12.2018 |
Financiële waarborgen | - | 171 |
Totaal overige activa | - | 171 |
(× 1000 EUR) | 31.12.2019 | 31.12.2018 |
Uitgestelde rentesubsidies | 32 085 | 32 658 |
Uitgestelde commissies op leningen en voorschotten | 481 | 1 106 |
Totaal uitgestelde baten | 32 566 | 33 764 |
2019 | ||||
(× 1000 EUR) | Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardig-heid | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardig-heid | Totaal |
Verstrekte garanties | ||||
Saldo per 1 januari | 94 | 699 | - | 793 |
Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | 534 | - | - | 534 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | - | - | - | - |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | - | - | - | - |
Garanties die zijn uitgeboekt | - | -588 | - | -588 |
Afroep van garanties | - | -53 | - | -53 |
Afschrijving van vooruitbetalingen | - | -71 | - | -71 |
Verschillen wisselkoersen | - | 13 | - | 13 |
Saldo per 31 december | 628 | - | - | 628 |
2018 | ||||
(× 1000 EUR) | Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardig-heid | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardig-heid | Totaal |
Verstrekte garanties | ||||
Saldo per 1 januari | - | 484 | - | 484 |
Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | 94 | - | - | 94 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | - | 391 | - | 391 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | - | - | - | - |
Garanties die zijn uitgeboekt | - | - | - | - |
Afroep van garanties | - | - | - | - |
Afschrijving van vooruitbetalingen | - | -128 | - | -128 |
Verschillen wisselkoersen | - | -48 | - | -48 |
Saldo per 31 december | 94 | 699 | - | 793 |
914 Voorzieningen voor toegezegde leningen, minus terugboekingen
10
In de volgende tabel wordt de afstemming weergegeven tussen het begin- en het eindsaldo van de voorzieningen voor verliezen voor niet-uitgekeerde leningen (toegezegde leningen) in het kader van het IFRS 9 model voor tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen:
2019 | ||||
(× 1000 EUR) | Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardig-heid | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardig-heid | Totaal |
Toegezegde leningen | ||||
Saldo per 1 januari | 7 225 | 16 597 | - | 23 822 |
Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | 1 669 | 9 983 | - | 11 652 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | -836 | 15 138* | - | 14 302 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | - | - | - | - |
Nettoberekening van de voorziening voor verliezen | 696 | 773 | - | 1 469 |
Wijziging bedrijfsmodel (IFE)** | -2 974 | -1 387 | - | -4 361 |
Financiële activa die zijn uitgeboekt | -1 960 | -7 858 | - | -9 818 |
Verschillen wisselkoersen | 123 | 80 | - | 203 |
Saldo per 31 december | 3 943 | 33 326 | - | 37 269 |
* De methode voor de raming van voorzieningen voor leningtoezeggingen per 31 december 2019 is gewijzigd voor de leningtoezeggingen in fase 2, aangezien de faciliteit de kredietomrekeningsfactoren in de berekening niet heeft toegepast. Deze wijziging heeft geresulteerd in extra te verwachten kredietverliezen voor een bedrag van 7,7 miljoen EUR. ** Zie voor meer informatie toelichting 24. | ||||
2018 | ||||
(× 1000 EUR) | Binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardig-heid | Tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardig-heid | Totaal |
Toegezegde leningen | ||||
Saldo per 1 januari | 1 993 | 2 163 | - | 4 156 |
Overdracht naar binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen | 5 192 | - | - | 5 192 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, zonder verminderde kredietwaardigheid | - | 14 420 | - | 14 420 |
Overdracht naar tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, met verminderde kredietwaardigheid | - | - | - | - |
Verschillen wisselkoersen | 40 | 14 | - | 54 |
Saldo per 31 december | 7 225 | 16 597 | - | 23 822 |
11
(× 1000 EUR) | 31.12.2019 | 31.12.2018 |
Netto algemene administratiekosten aan EIB te betalen | 50 009 | 47 799 |
Andere aan EIB te betalen bedragen | 31 | 54 |
Aan de lidstaten verschuldigde, nog niet uitgekeerde rentesubsidies en technische bijstand | 97 398 | 95 960 |
Totaal aan derde partijen verschuldigde bedragen | 147 438 | 143 813 |
(× 1000 EUR) | 31.12.2019 | 31.12.2018 |
Voorschotten op terugbetalingen lening | 1 961 | 2 124 |
Uitgestelde baten van rentesubsidies | 339 | 369 |
Afroepingen financiële garantie | 53 | - |
Totaal overige verplichtingen | 2 353 | 2 493 |
1617 Afgeroepen bijdrage lidstaten (x 1000 EUR)
Lidstaten | Bijdrage aan de faciliteit | Bijdrage aan rentesubsidies en technische bijstand | Totaal bijgedragen | Afgeroepen en niet betaald* |
Oostenrijk | 76 442 | 9 592 | 86 034 | 2 410 |
België | 112 757 | 14 105 | 126 862 | 3 530 |
Bulgarije | 1 274 | 336 | 1 610 | 140 |
Cyprus | 819 | 216 | 1 035 | 90 |
Tsjechië | 4 641 | 1 224 | 5 865 | 510 |
Denemarken | 62 220 | 7 875 | 70 095 | 2 000 |
Estland | 455 | 120 | 575 | 50 |
Finland | 43 821 | 5 655 | 49 476 | 1 470 |
Frankrijk | 677 756 | 81 837 | 759 593 | 19 550 |
Duitsland | 667 065 | 82 766 | 749 831 | 20 500 |
Griekenland | 39 090 | 5 324 | 44 414 | 1 470 |
Hongarije | 5 005 | 1 320 | 6 325 | 550 |
Ierland | 21 034 | 3 075 | 24 109 | 910 |
Italië | 374 974 | 48 883 | 423 857 | 12 860 |
Letland | 637 | 168 | 805 | 70 |
Litouwen | 1 092 | 288 | 1 380 | 120 |
Luxemburg | 8 422 | 1 065 | 9 487 | 270 |
Malta | 273 | 72 | 345 | 30 |
Nederland | 151 510 | 19 140 | 170 650 | 4 850 |
Polen | 11 830 | 3 120 | 14 950 | 1 300 |
Portugal | 30 418 | 4 154 | 34 572 | 2 300 |
Roemenië | 3 367 | 888 | 4 255 | 370 |
Slowakije | 1 911 | 504 | 2 415 | 210 |
Slovenië | 1 638 | 432 | 2 070 | 180 |
Spanje | 191 564 | 27 231 | 218 795 | 7 850 |
Zweden | 81 090 | 10 499 | 91 589 | 2 740 |
Verenigd Koninkrijk | 395 895 | 53 802 | 449 697 | - |
Totaal per 31 december 2019 | 2 967 000 | 383 691 | 3 350 691 | 86 330 |
Totaal per 31 december 2018 | 2 697 000 | 353 691 | 3 050 691 | 100 000 |
* Op 24 oktober 2019 heeft de Raad het bedrag vastgesteld van de financiële bijdragen die door elke lidstaat uiterlijk op 21 januari 2020 dienen te worden betaald. Per 31 december 2019 was een bedrag van 86 330EUR nog niet uitbetaald.
1818 Vastleggingen en voorwaardelijke verplichtingen
(× 1000 EUR) | 31.12.2019 | 31.12.2018 |
Vastleggingen | ||
Niet-uitgekeerde leningen | 1 357 320 | 1 283 931 |
Niet-uitbetaalde vastleggingen met betrekking tot aandelen en andere effecten met variabele rente | 405 920 | 347 167 |
Verstrekte garanties | 200 013 | 2 800 |
Rentesubsidies en technische bijstand | 455 671 | 457 328 |
Voorwaardelijke passiva | ||
Getekende niet-verstrekte garanties | 1 359 818 | 1 553 668 |
Totaal vastleggingen en voorwaardelijke verplichtingen | 3 778 742 | 3 644 894 |
(× 1000 EUR) | Van 1.1.2019 tot 31.12.2019 | Van 1.1.2018 tot 31.12.2018 |
Leningen en voorschotten | 89 244 | 92 506 |
Rentesubsidies | 4 679 | 4 224 |
Totale rente en soortgelijke baten | 93 923 | 96 730 |
De voornaamste onderdelen van rente en soortgelijke uitgavenzijn als volgt: | ||
(× 1000 EUR) | Van 1.1.2019 tot 31.12.2019 | Van 1.1.2018 tot 31.12.2018 |
Afgeleide financiële instrumenten | -261 | -563 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | -722 | -654 |
Thesauriemiddelen | -1 965 | -1 322 |
Totale rente en soortgelijke uitgaven | -2 948 | -2 539 |
20
(× 1000 EUR) | Van 1.1.2019 tot 31.12.2019 | Van 1.1.2018 tot 31.12.2018 |
Vergoedingen en provisies op leningen en voorschotten | 4 399 | 107 |
Vergoedingen en provisies op financiële garanties | 39 | 170 |
Overige | - | 7 |
Totaal baten uit hoofde van vergoedingen en provisies | 4 438 | 284 |
De voornaamste onderdelen lasten uit hoofde van vergoedingen en provisies zijn als volgt: | ||
(× 1000 EUR) | Van 1.1.2019 tot 31.12.2019 | Van1.1.2018 tot 31.12.2018 |
Provisies betaald aan derden met betrekking tot aandelen en andere effecten met variabele rente | -721 | -106 |
Totaal uitgaven uit hoofde van vergoedingen en provisies | -721 | -106 |
2221 Nettoresultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente
De voornaamste onderdelen van de netto gerealiseerde baten op aandelen en andere effecten met variabele rente zijn:
(× 1000 EUR) | Van 1.1.2019 tot 31.12.2019 | Van 1.1.2018 tot 31.12.2018 |
Netto resultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente | -133 | 3 166 |
Baten uit dividenden | 1 408 | 7 320 |
Netto verandering in de reële waarde | 8 629 | -20 665 |
Nettoresultaat op aandelen en andere effecten met variabele rente | 9 904 | -10 179 |
23
(× 1000 EUR) | Van 1.1.2019 tot 31.12.2019 | Van 1.1.2018 tot 31.12.2018 |
De daadwerkelijke kosten die door de EIB zijn gemaakt | -52 982 | -50 021 |
Baten van taxatievergoedingen die rechtstreeks bij de cliënten van de faciliteit in rekening worden gebracht | 2 973 | 2 222 |
Totaal algemene beheerskosten | -50 009 | -47 799 |
23 Betrokkenheid bij niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten (x 1000 EUR)
Definitie van een gestructureerde entiteit
Een gestructureerde entiteit is zodanig opgezet dat stemrechten of vergelijkbare rechten niet de dominante factor zijn bij het uitmaken wie zeggenschap over de entiteit uitoefent. Volgens IFRS 12 heeft een gestructureerde entiteit veelal sommige of alle volgende kenmerken of eigenschappen:
·beperkte activiteiten;
·een beperkte en duidelijk omlijnde doelstelling, zoals het uitvoeren van een fiscaal interessante lease, het verrichten van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, het verstrekken aan een entiteit van een bron van kapitaal of financiering, of het bieden van investeringsmogelijkheden aan investeerders door aan de activa van de gestructureerde entiteit verbonden risico's en voordelen aan investeerders over te dragen;
·ontoereikend eigen vermogen om de gestructureerde entiteit in staat te stellen haar activiteiten te financieren zonder achtergestelde financiële steun;
·financiering in de vorm van diverse contractueel verbonden instrumenten ten behoeve van investeerders welke tot kredietconcentraties of andere risico's aanleiding geven (tranches).
Niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten.
Met 'niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten' wordt verwezen naar alle gestructureerde entiteiten die niet door de faciliteit worden gecontroleerd. Hieronder vallen onder meer belangen in gestructureerde entiteiten die niet geconsolideerd zijn.
Definitie van belangen in gestructureerde entiteiten:
In IFRS 12 wordt 'belang' breed gedefinieerd als een contractuele of niet-contractuele betrokkenheid die de verslaggevende entiteit blootstelt aan veranderlijkheid van opbrengsten uit de prestaties van de andere entiteit. Voorbeelden van dergelijke belangen zijn onder meer het aanhouden van deelnemingen en andere vormen van betrokkenheid, zoals het verstrekken van financiering, liquiditeitssteun, kredietverbetering, verbintenissen en garanties aan de andere entiteit. IFRS 12 bepaalt dat een entiteit niet noodzakelijkerwijze een belang heeft in een andere entiteit enkel en alleen omdat er een typische klanten-leveranciersrelatie bestaat.
In de onderstaande tabel worden de types gestructureerde entiteiten vermeld die door de faciliteit niet zijn geconsolideerd maar waarin zij een belang heeft.
Type gestructureerde entiteit | Aard en oogmerk | Door de faciliteit aangehouden belang |
Projectfinanciering - leningen aan voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten (“SPV”) | Projectfinancieringstransacties zijn transacties waarbij de faciliteit voor haar schuldaflossing een beroep doet op een kredietnemer wiens enige of belangrijkste inkomstenbron tot stand komt door een activum of een beperkt aantal activa die met een dergelijke schuld worden gefinancierd of andere reeds bestaande activa die contractueel aan het project zijn gerelateerd. Projectfinancieringstransacties worden vaak gefinancierd met SPV. | Netto uitgekeerde bedragen; Rentebaten. |
Risicokapitaaltransacties | De faciliteit financiert risicokapitaal en beleggingsfondsen. Risicokapitaal en beleggingsfondsen voorzien in het samenvoegen en beheren van middelen van investeerders die op zoek zijn naar deelnemingen in kleine en middelgrote ondernemingen met sterk groeipotentieel en die infrastructuurprojecten willen financieren. | Investeringen in participaties/aandelen die zijn uitgegeven door de durfkapitaalentiteit; Dividenden ontvangen als baten uit dividenden. |
De boekwaarden van de niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten waarin de faciliteit een belang heeft op de verslagleggingsdatum, alsook de maximale blootstelling van de faciliteit aan verlies met betrekking tot deze entiteiten zijn opgenomen in de onderstaande tabel. De maximale blootstelling aan verlies omvat de boekwaarde en de hieraan gerelateerde niet-uitbetaalde vastleggingen.
Type gestructureerde entiteit | Bijschrift | Nettoboek-waarde op 31.12.2019 | Nettoboek-waarde op 31.12.2018 | Maximale blootstelling aan verlies op 31.12.2019 | Maximale blootstelling aan verlies op 31.12.2018 |
Risicokapitaalfondsen | Aandelen en andere effecten met variabele rente | 504 332 | 467 152 | 834 955 | 797 775 |
Totaal | 504 332 | 467 152 | 834 955 | 797 775 |
Sociale impact equity-fondsen — worden gepromoot door een opkomende groep beheerders van private equity-fondsen voor wie de verlichting van sociale of ecologische problemen de kern uitmaakt van de investeringsstrategie van hun fondsen, maar die eveneens nog streven naar houdbaarheid op niveau van het fonds alsook de vennootschappen waarin is belegd.
Leningen aan financiële intermediairs — (bv. microfinancieringsinstellingen, lokale banken en kredietcoöperaties) die in ACS-landen actief zijn waarin de EIB geen financiering kan overwegen — in het bijzonder in lokale valuta — onder de bestaande richtsnoeren voor kredietrisico, bv. wegens aanzienlijke landenrisico's, valutavolatiliteit of een gebrek aan benchmarks voor prijsstelling. De belangrijkste doelstelling van dergelijke leningen is het financieren van projecten met een significant ontwikkelingspotentieel, in het bijzonder op het vlak van steun aan micro- en kleine ondernemingen en landbouw, die doorgaans niet in aanmerking komen voor financiering uit de faciliteit.
Risicodelingsinstrumenten — in de vorm van garanties voor eerste verliezen die risicodelingsoperaties van de EIB met lokale financiële intermediairs (hoofdzakelijk commerciële banken) zullen bevorderen ten voordele van onderbediende KMO's en kleinschalige projecten die voldoen aan de impactfinancieringscriteria in situaties waar een marktfalen is vastgesteld met betrekking tot de toegang tot financiering voor KMO's/kleinschalige projecten. Deze garanties voor eerste verliezen zouden worden gestructureerd als een tegengarantie ten voordele van door de EIB — in het kader van de Investeringsfaciliteit — en door andere internationale financiële instellingen/instellingen voor ontwikkelingsfinanciering gefinancierde tranches met een waarborg van hogere rang, waardoor een aanzienlijk hefboomeffect tot stand zou komen.
Directe financiering — door middel van schuld (leningen) - of eigenvermogeninstrumenten in projecten met solide en ervaren initiatiefnemers en aanzienlijk ontwikkelingspotentieel, maar met evenwel ook hogere te verwachten verliezen en moeilijkheden om de investering terug te krijgen (aandelenrisico met hogere verliesverwachtingen dan gebruikelijk). De EIB past strikte selectie- en subsidiabiliteitscriteria voor dit instrument toe, aangezien deze projecten, niettegenstaande hun aanzienlijk ontwikkelingspotentieel, niet in staat zouden zijn te voldoen aan aanvaardbare financieringscriteria (bv. lage verwachting inzake het terugkrijgen van de investering of het compenseren van verliezen door rente/vermogensrendement).
De IFE maakt het ook mogelijk te diversifiëren in nieuwe sectoren, zoals gezondheidszorg en onderwijs, landbouw en voedselzekerheid en nieuwe en innovatieve risicodelingsinstrumenten te ontwikkelen.
Vanuit financieel en boekhoudkundig oogpunt is de IFE een onderdeel van de portfolio van de faciliteit en maakt zij deel uit van de overkoepelende jaarrekening van de faciliteit.
26In de onderstaande tabel zijn de boekwaarden en de vastgelegde, maar niet-uitgekeerde bedragen opgenomen, per soort activa:
Soort IFE-investering: | Bijschrift | Waardering | Brutoboek-waarde per 31.12.2019 | Voorziening voor verliezen/reële waarde aangepast bedrag per 31.12.2019 | Boekwaarde per 31.12.2019 | Niet-uitbetaald bedrag per 31.12.2019 | Posten buiten de balanstelling ECL aangepast bedrag per 31.12.2019 |
Sociale impact equity-fondsen | Aandelen en andere effecten met variabele rente | Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | 33 417 | -3 175 | 30 242 | 66 840 | - |
Leningen aan financiële intermediairs | Leningen en voorschotten | AC | 22 347 | -354 | 21 993 | 42 400 | -1 251 |
Risicodelingsinstrumenten | Verstrekte garanties | “higher of”* | - | - | - | 47 331 | -50 |
Directe deelnemingen in aandelenkapitaal | Aandelen en andere effecten met variabele rente | Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | 58 643 | 19 626 | 78 269 | 14 | - |
Directe leningen | Leningen en voorschotten | Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | 37 136 | -15 156 | 21 980 | 75 700 | - |
Totaal | 151 543 | 941 | 152 484 | 232 285 | -1 301 | ||
* Zie voor meer info Waardering na eerste opname van toelichting 2.4.3. | |||||||
Soort IFE-investering: | Bijschrift | Waardering | Nettoboek-waarde per 31.12.2018 | Niet-uitbetaald bedrag per 31.12.2018 | |||
Sociale impact equity-fondsen | Aandelen en andere effecten met variabele rente | Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | 19 134 | 53 672 | |||
Leningen aan financiële intermediairs | Leningen en voorschotten | Geamortiseerde kostprijs | 29 566 | 24 700 | |||
Risicodelingsinstrumenten | Verstrekte garanties | “higher of”* | -786 | 43 668 | |||
Directe deelnemingen in aandelenkapitaal | Aandelen en andere effecten met variabele rente | Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in winst of verlies | 53 183 | 1 014 | |||
Directe leningen | Leningen en voorschotten | Geamortiseerde kostprijs | 6 711 | 114 629 | |||
Totaal | 107 808 | 237 683 | |||||
* Zie voor meer info Waardering na eerste opname van toelichting 2.4.3. | |||||||
Vanaf 1 januari 2019 heeft de directie besloten de risicobeginselen voor een algemeen mandaat toe te passen op de directe leningactiviteiten van de IFE (met uitzondering van leningen aan financiële intermediairs), zoals voorzien in de richtsnoeren voor krediet- of aandelenrisico van de EIB, en om het risico in verband met de directe leningactiviteiten van de IFE te monitoren en te rapporteren op basis van hun reële waarde. Volgens de nieuwe methode voert de EIB een kwalitatieve risicobeoordeling (QRA) uit die tot doel heeft de deugdelijkheid van de beweegredenen voor de investering en de plausibele commerciële levensvatbaarheid van dergelijke activiteiten te beoordelen. In dit verband worden de directe leningactiviteiten van de IFE geherclassificeerd van leningen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs naar tegen reële waarde gewaardeerde leningen. De wijziging van het bedrijfsmodel vereist een toekomstige verandering van de portefeuille vanaf de herclassificatiedatum. De wijziging heeft dus geen gevolgen voor voorgaande jaren. Het effect op het lopende jaar van het overzicht van winst en verlies en niet-gerealiseerde resultaten wordt opgenomen onder de vermelding “Wijziging in voorzieningen voor toegezegde leningen” ten belope van 4,4 miljoen EUR. | |||||||
2725 Latere gebeurtenissen
VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST
ABAC
De benaming van het boekhoudsysteem van de Commissie, dat sinds 2005 aangevuld is met regels van boekhouding op transactiebasis. Naast de begrotingsboekhouding op kasbasis voert de Commissie rekeningen op transactiebasis waarop ontvangsten worden geboekt op het moment van ontstaan, niet op het moment van inning. Uitgaven worden geboekt op het moment waarop ze worden aangegaan, niet op het moment van betaling. Bij een begrotingsboekhouding op kasbasis worden transacties of andere gebeurtenissen daarentegen alleen geboekt wanneer geld wordt ontvangen of uitbetaald.
Boekhouding
De registratie en rapportering van financiële transacties, met inbegrip van de totstandkoming, opname, verwerking en samenvatting van de transactie in de financiële staten.
Rekenplichtige
De rol, de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van de rekenplichtige zijn vastgesteld in het Financieel Reglement:
·de goede uitvoering van de betalingen,
·de inning van de ontvangsten,
·de invordering en verrekening,
·het voeren, opstellen en presenteren van de rekeningen,
·het vaststellen van de boekhoudregels en -methoden en het rekeningstelsel,
·het vaststellen en valideren van de boekhoudsystemen, alsmede het valideren van de door de ordonnateur vastgelegde systemen die tot doel hebben boekhoudinformatie te verstrekken of te motiveren (lokale systemen),
·het beheer van de kasmiddelen,
·de aanwijzing van beheerders van gelden ter goede rekening,
·de opening en sluiting van bankrekeningen in naam van de instelling.
Administratieve kredieten
Administratieve kredieten dienen ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van de instellingen en entiteiten (personeel, gebouwen, kantoorapparatuur).
Aanpassing
Gewijzigde begroting of kredietoverschrijving van de ene begrotingspost naar de andere.
Vastgestelde begroting
De ontwerpbegroting wordt de vastgestelde begroting zodra zij door de begrotingsautoriteit is goedgekeurd.
Zie Begroting.
Agentschappen
EU-organen die een eigen rechtspersoonlijkheid hebben en waaraan onder strenge voorwaarden bevoegdheden met betrekking tot de begrotingsuitvoering kunnen worden gedelegeerd. Agentschappen vallen onder een specifieke kwijtingsprocedure die wordt toegepast door de kwijting verlenende autoriteit.
Gewijzigde begroting
Tijdens het begrotingsjaar genomen besluit tot wijziging (verhoging, verlaging, overschrijving) van onderdelen van de goedgekeurde begroting van dat jaar.
Jaarperiodiciteit
Het begrotingsbeginsel op grond waarvan uitgaven en ontvangsten worden geprogrammeerd en geautoriseerd voor een periode van één jaar die start op 1 januari en eindigt op 31 december.
Kredieten
De begrotingsmiddelen.
De begroting bevat ramingen van zowel vastleggingen (juridische verbintenissen om voor financiering te zorgen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan) als betalingen (geld dat contant of per bankoverschrijving aan de begunstigden wordt uitbetaald). Er is vaak een verschil tussen de kredieten voor vastleggingen en die voor betalingen - de “gesplitste” kredieten - omdat de middelen voor meerjarige programma’s en projecten gewoonlijk volledig worden vastgelegd in het jaar waarin de desbetreffende besluiten worden genomen en de betalingen worden gespreid over een aantal jaren, in het tempo waarin programma’s en projecten worden uitgevoerd. Niet-gesplitste kredieten betreffen administratieve uitgaven. Vastleggingskredieten en betalingskredieten zijn in dat geval gelijk.
Bestemmingsontvangsten extern/intern
Specifieke ontvangsten bestemd voor de financiering van welbepaalde uitgaven.
De belangrijkste externe bestemmingsontvangsten zijn de financiële bijdragen van derde landen aan programma’s die door de Unie worden gefinancierd.
De belangrijkste interne bestemmingsontvangsten zijn de van derden ontvangen betalingen voor goederen, diensten en werkzaamheden die op hun verzoek zijn geleverd; ontvangsten uit de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en de opbrengsten van de verkoop van publicaties en films, met inbegrip van die op een elektronische gegevensdrager.
De volledige lijst van posten die bestemmingsontvangsten vormen, is opgenomen in artikel 21 van het Financieel Reglement.
Gedelegeerd ordonnateur
De gedelegeerd ordonnateur is in elke entiteit belast met het verlenen van toestemming voor ontvangsten- en uitgavenverrichtingen overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en staat in voor de wettigheid en regelmatigheid ervan.
De gedelegeerd ordonnateur is verantwoordelijk voor het nemen van alle financiële besluiten betreffende acties die onder zijn/haar verantwoordelijkheid vallen. Hij/zij moet met name besluiten nemen om de begroting uit te voeren op basis van zijn/haar risicoanalyse.
Begroting
Jaarlijks financieel plan, opgesteld met inachtneming van begrotingsbeginselen, waarin prognoses zijn opgenomen en op basis waarvan voor elk begrotingsjaar een raming kan worden gemaakt van toekomstige kosten, ontvangsten en uitgaven. Dit plan gaat vergezeld van uitvoerige beschrijvingen en gedetailleerde motiveringen in de vorm van toelichtingen bij de begroting.
Begrotingsresultaat
Het verschil tussen ontvangen inkomsten en de betaalde bedragen, met inbegrip van de aanpassingen voor overdrachten, annuleringen en wisselkoersverschillen.
Voor de agentschappen moet het resulterende bedrag worden terugbetaald aan de financierende autoriteit zoals bepaald in het Financieel Reglement voor agentschappen.
Uitvoering van de begroting
Besteding van de begroting door middel van uitgaven en ontvangsten.
Begrotingspost / Begrotingsonderdeel
De begroting is gestructureerd in ontvangsten en uitgaven die worden weergegeven overeenkomstig een bindende nomenclatuur die de door de begrotingsautoriteit vastgestelde aard en het doel van elke post weerspiegelt. De afzonderlijke rubrieken (titel, hoofdstuk, artikel of post) vormen een formele beschrijving van de nomenclatuur.
Begrotingsautoriteit
Instellingen met besluitvormingsbevoegdheden inzake begrotingsaangelegenheden: voor de EU-instellingen, het Europees Parlement en de Raad van Ministers.
Voor de agentschappen en gemeenschappelijke ondernemingen is hun raad van bestuur de begrotingsautoriteit.
Vastlegging in de begroting
Een vastlegging in de begroting is een reservering van kredieten ter dekking van latere uitgaven.
Annulering van kredieten
Ongebruikte kredieten die niet meer mogen worden gebruikt.
Overdracht van kredieten
Uitzondering op het beginsel van jaarperiodiciteit, waarbij kredieten die in een bepaald begrotingsjaar niet konden worden gebruikt, bij wijze van uitzondering en onder strikte voorwaarden worden overgedragen voor gebruik in het volgende jaar.
Vastleggingskredieten
Vastleggingskredieten dekken alle kosten van juridische verplichtingen (contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten) die kunnen worden aangegaan in het lopende begrotingsjaar. Artikel 7 van het Financieel Reglement: Vastleggingskredieten dekken alle kosten die voortvloeien uit de juridische verbintenissen (contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten) die gedurende het lopende begrotingsjaar zijn aangegaan voor activiteiten die meerdere jaren bestrijken.
Vrijmaking
Annulering van een reservering van kredieten.
Gesplitste kredieten
Gesplitste kredieten worden gebruikt voor de financiering van meerjarenacties; zij dekken alle kosten die voortvloeien uit de juridische verbintenissen die gedurende het lopende begrotingsjaar zijn aangegaan voor activiteiten waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt. Artikel 7 van het Financieel Reglement: Gesplitste kredieten worden opgenomen voor meerjarenacties. Zij bestaan uit vastleggings- en betalingskredieten.
Vooraf toegewezen ontvangsten
De ontvangsten die voor een bepaald doel ter beschikking zijn gesteld, zoals inkomsten van stichtingsvermogens, subsidies, giften en legaten, daaronder begrepen de aan elke instelling vooraf toegewezen eigen ontvangsten.
Zie bestemmingsontvangsten.
Economisch resultaat
Effect op de balans van uitgaven en ontvangsten op basis van de regels van boekhouding op transactiebasis.
Vastgestelde rechten
Vastgestelde rechten zijn invorderingsopdrachten die de Europese Unie moet vaststellen om inkomsten te innen.
Wisselkoersverschil
Het verschil dat voortvloeit uit de wisselkoersen die gelden voor de transacties met betrekking tot landen buiten de eurozone, of uit de herwaardering van in buitenlandse valuta luidende activa en passiva bij de afsluiting.
Uitgaven
Term die wordt gebruikt voor de besteding van de begroting uit alle soorten financieringsbronnen.
Financieel reglement (FR)
Deze verordening, die is vastgesteld via de gewone wetgevingsprocedure na raadpleging van de Europese Rekenkamer, stelt de regels vast voor de opstelling en uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie.
Zie: Verordening (EU, Euratom) nr. 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie.
Financieringsbronnen
Soorten kredieten.
Subsidies
Rechtstreekse financiële bijdragen ten laste van de begroting, bij wijze van schenking verleend voor de financiering van een actie die moet bijdragen tot de verwezenlijking van een in het kader van het beleid van de EU passende doelstelling, of de werking van een orgaan dat een doelstelling van algemeen Europees belang of een in het kader van het beleid van de EU passende doelstelling nastreeft.
Tenuitvoerlegging
Zie Uitvoering van de begroting.
Inkomsten
Zie Ontvangsten.
Gemeenschappelijke ondernemingen (GO's)
Een juridische entiteit van de EU die is opgericht krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De term kan worden gebruikt om een beschrijving te geven van de samenwerkingsstructuur die wordt voorgesteld voor de “goede uitvoering van programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling en demonstratie in de Unie”.
Vervallen kredieten
Ongebruikte kredieten die op het einde van het begrotingsjaar worden geannuleerd. Vervallen betekent de volledige of gedeeltelijke intrekking van de machtiging om uitgaven te doen en/of verplichtingen aan te gaan, belichaamd door een krediet.
Enkel voor gemeenschappelijke ondernemingen (GO’s) kunnen ongebruikte kredieten overeenkomstig hun financiële regels worden opgenomen in de raming van ontvangsten en uitgaven van de volgende drie begrotingsjaren (de zogeheten “n+3”-regel). Vervallen kredieten voor GO’s kunnen met andere woorden tot begrotingsjaar “n+3” opnieuw worden opgevoerd.
Rechtsgrondslag (basishandeling)
De rechtsgrondslag is in de regel een wet die gebaseerd is op een artikel in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dat de Gemeenschap bevoegdheid verleent voor een specifiek beleidsterrein en waarin de voorwaarden worden vastgesteld voor het vervullen van die bevoegdheid, met inbegrip van de uitvoering van de begroting. Bij bepaalde Verdragsartikelen wordt de Commissie machtiging verleend om specifieke acties te ondernemen, waaronder het verrichten van uitgaven, zonder dat daartoe een nadere rechtshandeling vereist is.
Juridische verbintenis
Een juridische verbintenis doet een wettelijke verplichting jegens derden ontstaan.
Niet-gesplitste kredieten
Niet-gesplitste kredieten worden gebruikt ter financiering van verrichtingen met een jaarlijks karakter. (Artikel 9 van het Financieel Reglement). In de EU-begroting betreffen niet-gesplitste kredieten administratieve uitgaven, ondersteuning van de landbouwmarkten en rechtstreekse betalingen.
Beleidskredieten
De beleidskredieten financieren de verschillende beleidsmaatregelen, hoofdzakelijk in de vorm van subsidies of overheidsopdrachten.
Nog betaalbaar te stellen vastlegging
De nog betaalbaar te stellen vastleggingen (of RAL, van de Franse “reste à liquider”) worden gedefinieerd als het bedrag van de vastgelegde kredieten die nog niet zijn betaald of juridische verbintenissen die niet volledig zijn afgesloten met vereffening van de betalingen. Zij zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.
Resultaat
Zie Begrotingsresultaat.
Betaling
Een betaling is een uitbetaling om wettelijke verplichtingen na te komen.
Betalingskredieten
De betalingskredieten dekken de uitgaven die in het lopende jaar moeten worden gedaan uit hoofde van juridische verplichtingen die in het lopende jaar en/of eerdere jaren zijn aangegaan. (Financieel Reglement Art. 7).
RAL
Som van nog betaalbaar te stellen vastleggingen. Zie Nog betaalbaar te stellen vastlegging.
Terugvordering
Een terugvorderingsopdracht is de procedure waarbij de gedelegeerd ordonnateur een recht van de Commissie registreert teneinde het verschuldigde bedrag terug te ontvangen. Het recht is het recht van de Commissie om het bedrag te vorderen dat verschuldigd is door een schuldenaar, gewoonlijk een begunstigde.
Resultaat
Zie Begrotingsresultaat.
Ontvangsten
Term die wordt gebruikt om inkomsten uit alle bronnen te beschrijven waaruit de begroting wordt gefinancierd.
Uitvoeringsvoorschriften
Gedetailleerde uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement. Zij zijn opgenomen in een verordening van de Commissie die is vastgesteld na raadpleging van alle instellingen en zij kunnen het financieel reglement waarop zij gebaseerd zijn, niet wijzigen.
Overschot
Positief verschil tussen ontvangsten en uitgaven (zie Begrotingsresultaat), dat moet worden terugbetaald aan de financierende autoriteit zoals bepaald in het Financieel Reglement.
Overschrijving
Overschrijvingen houden de verplaatsing in van kredieten van het ene begrotingsonderdeel naar het andere in de loop van het begrotingsjaar en vormen dus een uitzondering op het begrotingsspecialiteitsbeginsel. Zij zijn echter uitdrukkelijk toegestaan bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement. Het Financieel Reglement kent verschillende soorten overschrijvingen, al naargelang zij tussen of binnen begrotingstitels, -hoofdstukken, -artikelen en -onderdelen plaatsvinden en het vereiste niveau van goedkeuring.
(1)
PB L 210 van 6.8.2013, blz. 1.
(2)
Verordening (EU) nr. 2018/1877 van de Raad van 26 november 2018 inzake het financieel reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds, en tot intrekking van Verordening (EU) 2015/323.
(3)
Overeenkomstig artikel 53 van het Financieel Reglement van het 11e EOF is de kas opgenomen in de balans van het 11e EOF. De kenmerken van de verschillende bankrekeningen worden toegelicht in hoofdstuk 5, Financieel risicobeheer.
(4)
Verordening (EU Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie.
(5)
Verordening (EU) nr. 2018/1877 van 26 november 2018 inzake het financieel reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds, en tot intrekking van Verordening (EU) 2015/323.
(6)
Verordening (EU Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie.
(7)
Verordening (EU) nr. 2018/1877 van 26 november 2018 inzake het financieel reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds, en tot intrekking van Verordening (EU) 2015/323.
(8)
Er verstrijkt doorgaans enige tijd tussen de goedkeuring van de programma’s en de “aanvullingen” door de operationele comités en de formele vastlegging in ABAC. Aan het einde van het jaar bedroeg het totale vastgelegde bedrag in 2019 722,7 miljoen EUR.