Artikelen bij COM(2020)320 - Wijziging van Beschikking 2008/376 vaststelling onderzoeksprogramma Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal en inzake technische meerjarenrichtsnoeren voor dat programma

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Beschikking 2008/376/EG wordt als volgt gewijzigd:

1) In artikel 2 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Het onderzoeksprogramma biedt ondersteuning voor gezamenlijk onderzoek in de sectoren kolen en staal. Het onderzoeksprogramma biedt daarnaast ondersteuning voor baanbrekende technologieën die de staalproductieprojecten nagenoeg koolstofvrij moeten maken en voor onderzoeksprojecten naar een rechtvaardige transitie voor voormalige of sluitende kolenmijnen en bijbehorende infrastructuur, overeenkomstig het mechanisme voor een rechtvaardige transitie en in overeenstemming met artikel 4, lid 2, van Beschikking 2003/76/EG van de Raad. Het onderzoeksprogramma is in overeenstemming met de politieke, wetenschappelijke en technologische doelstellingen van de Unie en vult de activiteiten aan die worden uitgevoerd in de lidstaten en binnen de bestaande EU-onderzoeksprogramma’s, in het bijzonder het kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (hierna “het kaderprogramma voor onderzoek” genoemd).”.


2) Artikel 4 wordt vervangen door:

“Artikel 4

Ondersteuning van een rechtvaardige transitie voor de kolensector en de kolenregio’s

1. De onderzoeksprojecten ondersteunen de transitie naar een klimaatneutrale economie voor de Unie tegen 2050, met als doel de uitfasering van fossiele brandstoffen te ondersteunen, alternatieve activiteiten te ontwikkelen op voormalige mijnbouwterreinen en milieuschade door voormalige of sluitende kolenmijnen en in hun omgeving te voorkomen of te herstellen. De projecten zijn met name toegespitst op:

a) het ontwikkelen en testen van technologieën voor het afvangen, gebruiken en opslaan van kooldioxide;

b) het inzetten van geothermische energie op locaties waar voorheen kolen werden gewonnen;

c) niet-energetisch gebruik van en de productie van grondstoffen uit mijnbouwafval en residuen van voormalige of sluitende kolenmijnen, waarbij terdege moet worden onderzocht of de effecten van deze activiteiten voor het klimaat, het milieu en de gezondheid inderdaad worden geminimaliseerd en minder ernstig zijn dan bij alternatieve oplossingen;

d) herbestemming van voormalige bruin- en steenkoolmijnen en de daaraan gerelateerde infrastructuur, met inbegrip van de elektriciteitsvoorziening, met het oog op de transitie naar een klimaatneutrale en milieuvriendelijke economie;

e) bevordering van de ontwikkeling van efficiënte om- en bijscholingsprogramma’s voor de door de uitfasering van de kolenindustrie getroffen arbeidskrachten. Hieronder valt ook onderzoek naar het opleiden en omscholen van arbeidskrachten die in de kolensector werkzaam zijn of zijn geweest. 

2. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan het versterken van het Europese leiderschap in de omgang met de transitie van voormalige kolenmijnen en bijbehorende infrastructuur aan de hand van technologische en niet-technologische oplossingen, waarbij ook de overdracht van technologie en niet-technologische oplossingen wordt ondersteund. In overeenstemming met de doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 leveren onderzoeksactiviteiten met deze doelstellingen tastbare voordelen op voor het klimaat en het milieu.”.


3) Artikel 5 wordt vervangen door:

“Artikel 5

Verbetering van de gezondheid en veiligheid

In de projecten met betrekking tot de activiteiten waarnaar wordt verwezen in de artikelen 4 en 6 wordt rekening gehouden met vraagstukken inzake de veiligheid van voormalige en sluitende kolenmijnen gericht op een verbetering van de arbeidsomstandigheden en de gezondheid en veiligheid op het werk, en met milieugerelateerde vraagstukken die schadelijk zijn voor de gezondheid.

Er wordt in onderzoeksprojecten aandacht besteed aan met mijnbouwactiviteiten verband houdende ziekten, met het oog op de verbetering van de gezondheid van de mensen in kolenregio’s in transitie. Er wordt in onderzoeksprojecten ook voor beschermende maatregelen tijdens de sluiting van mijnen en in voormalige mijnen gezorgd.”.


4) Artikel 6 wordt vervangen door:

“Artikel 6

Minimalisering van de milieueffecten van kolenmijnen in transitie

1. Er wordt in onderzoeksprojecten ernaar gestreefd de effecten van voormalige en sluitende kolenmijnen op lucht, water en bodem te minimaliseren. Het onderzoek is gericht op het behoud en herstel van natuurlijke hulpbronnen voor toekomstige generaties en op minimalisering van de milieueffecten van voormalige en sluitende kolenmijnen.

2. De voorkeur wordt gegeven aan projecten die ten minste een van de volgende doelstellingen bevorderen:

a) nieuwe en verbeterde technologieën ter voorkoming van milieuvervuiling, met inbegrip van het weglekken van methaan, bij voormalige en sluitende kolenmijnen en in hun omgeving (o.a. lucht, land, bodem en water);

b) afvanging, voorkoming en minimalisering van broeikasgasemissies, in het bijzonder methaan, uit kolenlagen in sluitende mijnen;

c) beheer en hergebruik van afval van de mijnbouw, vliegas en ontzwavelingsproducten van voormalige en sluitende kolenmijnen, indien nodig samen met andere vormen van afval;

d) sanering van afvalhopen en industrieel gebruik van residuen van de productie en het gebruik van kolen in kolenregio’s in transitie;

e) bescherming van het grondwater en zuivering van mijnafvalwater;

f) herstel van het milieu bij voormalige of sluitende installaties die kolen gebruikten, en in hun omgeving, met name wat betreft water, land, bodem en biodiversiteit;

g) bescherming van oppervlakte-infrastructuur tegen de gevolgen van bodemverzakking op korte en lange termijn.”.


5) Artikel 7 wordt ingetrokken.


6) Artikel 8 wordt vervangen door:

“Artikel 8

Nieuwe, duurzame en koolstofarme processen voor staalproductie en -afwerking

Onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) op dit gebied hebben de ontwikkeling, demonstratie en verbetering van nagenoeg koolstofvrije staalproductieprocedures tot doel om de kwaliteit van de producten en de productiviteit te verhogen. Een aanzienlijke vermindering van de emissies, het energieverbruik en andere milieueffecten, verkleining van de koolstofvoetafdruk alsmede de instandhouding van hulpbronnen, vormen een integraal deel van de activiteiten. De onderzoeksprojecten bestrijken ten minste een van de volgende gebieden:

a) nieuwe en verbeterde innovatieve, nagenoeg koolstofvrije ijzer- en staalproductieprocessen en -operaties, met bijzondere aandacht voor het rechtstreeks voorkomen van koolstof en/of slim koolstofgebruik;

b) proces- en procesketenoptimalisering in de staalproductie (met inbegrip van de ijzer- en staalproductie, processen gebaseerd op het smelten van gerecycled schroot, secundaire metallurgie, gieten, walsen, afwerking en/of coating) middels instrumentatie, detectie van de eigenschappen van intermediaire en eindproducten, modellering, besturing en automatisering, met inbegrip van digitalisering, de toepassing van “big data” en/of kunstmatige intelligentie en andere geavanceerde technologieën;

c) integratie en procesefficiëntie van staalprocessen in nagenoeg koolstofvrije staalproductie;

d) onderhoud en betrouwbaarheid van werktuigen voor de staalproductie;

e) technieken voor het vergroten van de recyclebaarheid en meer recycling en hergebruik van staal en de ontwikkeling van een circulaire economie;

f) technieken voor het vergroten van de energie-efficiëntie van de staalproductie door terugwinning van afvalwarmte, voorkoming van energieverliezen, hybride verwarmingstechnieken en oplossingen voor energiebeheer;

g) innovatieve technologieën en oplossingen voor de ijzer- en staalproductieprocessen waarbij sectoroverschrijdende activiteiten en demonstratieprojecten met integratie van koolstofvrije energieproductie worden bevorderd of wordt bijgedragen tot een schone waterstofeconomie.”.


7) Artikel 9 wordt vervangen door:

“Artikel 9

Geavanceerde staalsoorten en staaltoepassingen

OTO moet gericht zijn op het tegemoetkomen aan de behoeften van staalgebruikers om nieuwe nagenoeg koolstofvrije producten te ontwikkelen en nieuwe marktkansen te scheppen en tegelijkertijd de emissies en de milieueffecten terug te dringen. In het kader van de in artikel 8 bedoelde technologieën bestrijken onderzoeksprojecten een of meer van de volgende gebieden, met als doel nagenoeg koolstofvrije staalproductieprocessen in de Unie te realiseren:

a) nieuwe geavanceerde staalsoorten;

b) verbetering van de staaleigenschappen, zoals mechanische en fysische eigenschappen, geschiktheid voor verdere verwerking, geschiktheid voor verschillende toepassingen en verschillende arbeidsomstandigheden;

c) verlenging van de levensduur, in het bijzonder door verbetering van de warmte- en corrosievastheid en de bestendigheid tegen mechanische en thermische vermoeiing en/of andere verslechterende effecten van staal en staalconstructies;

d) voorspellende simulatiemodellen van microstructuren, mechanische eigenschappen en productieprocessen;

e) technologieën met betrekking tot het vormen, lassen en verbinden van staal en andere materialen;

f) normalisatie van test- en evaluatiemethoden;

g) hoogwaardig staal voor toepassingen zoals mobiliteit, met inbegrip van duurzaamheid, methoden voor ecologisch ontwerp, retrofitting, lichtgewichtconstructies en/of oplossingen op het gebied van veiligheid.”.


8) Artikel 10 wordt vervangen door:

“Artikel 10

Behoud van hulpbronnen, bescherming van het milieu en circulaire economie

Bij zowel de productie als het gebruik van staal vormen het behoud van hulpbronnen, de bescherming van ecosystemen, de transitie naar een circulaire economie en veiligheidskwesties een integraal deel van de OTO-werkzaamheden. De onderzoeksprojecten bestrijken ten minste een van de volgende gebieden:

a) technieken voor de recycling van oud staal en bijproducten uit verschillende bronnen en de verbetering van de kwaliteit van staalschroot;

b) behandeling van afval en terugwinning van waardevolle secundaire grondstoffen, waaronder slakken, binnen en buiten de staalfabriek;

c) beheersing van milieuverontreiniging en bescherming van het milieu op, in en rond de werkplek en de staalfabriek m.b.t. vaste, vloeibare of gasvormige emissies, waterbeheer, geluidsemissies, geurhinder, stof enz.;

d) het ontwerpen van staalsoorten en geassembleerde constructies om de gemakkelijke terugwinning van staal voor recycling of hergebruik te bevorderen;

e) het gebruik van procesgassen en de verwijdering van afgasemissies uit de staalproductie;

f) toepassing van een levenscyclusanalyse en de levenscyclusbenadering bij de productie en het gebruik van staal.”.


9) Een nieuw artikel 10 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 10 bis

Personeelsbeheer en arbeidsomstandigheden

De onderzoeksprojecten bestrijken ten minste een van de volgende gebieden:

a) ontwikkeling en overdracht van vaardigheden om gelijke tred te houden met nieuwe nagenoeg koolstofvrije staalproductieprocessen, bijvoorbeeld op het gebied van digitalisering, en in overeenstemming met het beginsel van een leven lang leren;

b) verbetering van de arbeidsomstandigheden, met inbegrip van aspecten ten aanzien van de gezondheid, veiligheid en ergonomie op en rond de werkplek.”.


(10) Een nieuw artikel 17 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 17 bis

Europese partnerschappen

1. Een deel van het onderzoeksprogramma kan worden uitgevoerd in de vorm van medegeprogrammeerde Europese partnerschappen die zijn vastgesteld in overeenstemming met de voorschriften van [artikel 8 van en bijlage III bij de verordening betreffende Horizon Europa]. 

2. Voor de toepassing van dit artikel is een medegeprogrammeerd Europees partnerschap een initiatief dat wordt voorbereid met vroegtijdige betrokkenheid van de lidstaten, waarbij de Unie, samen met private en/of publieke partners (zoals de industrie, universiteiten, onderzoeksorganisaties, organen met een openbaredienstverleningstaak op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau of maatschappelijke organisaties, met inbegrip van stichtingen en ngo’s) zich ertoe verbindt om de ontwikkeling en uitvoering van een programma van onderzoeksactiviteiten gezamenlijk te ondersteunen. Medegeprogrammeerde Europese partnerschappen worden opgezet op basis van memoranda van overeenstemming en/of contractuele regelingen tussen de Commissie en publieke en/of private partners, waarin de doelstellingen van het partnerschap, de daarmee verband houdende door de partners aangegane verbintenissen in verband met financiële bijdragen en/of bijdragen in natura, de belangrijkste prestatie- en impactindicatoren en de te verrichten prestaties worden gespecificeerd. Hieronder valt onder meer de vaststelling van aanvullende onderzoeksactiviteiten die door de partners en in het kader van het onderzoeksprogramma worden uitgevoerd.

3. In het kader van de medegeprogrammeerde Europese partnerschappen kan het onderzoeksprogramma financiering verstrekken aan activiteiten die op grond van deze afdeling subsidiabel zijn, in de in artikel 30 bedoelde vorm. Daarnaast kan zij financiering verstrekken in de vorm van prijzen.”.


11) In artikel 28 wordt lid 4 vervangen door:


“4. De Commissie neemt een beslissing over de selectie van de projecten en over de toewijzing van middelen.”.


(12) Artikel 39 wordt vervangen door:

“Artikel 39

Aanstelling van onafhankelijke en hooggekwalificeerde deskundigen

Op de aanstelling van onafhankelijke en hooggekwalificeerde deskundigen, zoals bedoeld in artikel 18, artikel 28, lid 2, en artikel 38, is het bepaalde in artikel 237 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad3 van toepassing.”.

_________________________

3 Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).”.


(13) In artikel 41 worden de punten a) en c) geschrapt.


Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing met ingang van de datum waarop Beschikking 2003/76/EG van toepassing wordt of met ingang van 1 januari 2021, als dat later is.