Artikelen bij COM(2020)499 - Gecoördineerde benadering van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Algemene beginselen

1. Beperkingen van het vrije verkeer van personen binnen de Unie die worden ingevoerd om de verspreiding van COVID-19 in te dijken, zouden op specifieke en afgebakende openbare belangen, met name de bescherming van de volksgezondheid, moeten berusten. Dergelijke beperkingen moeten worden toegepast met inachtneming van de algemene beginselen van het Unierecht, met name het evenredigheidsbeginsel en het discriminatieverbod. Maatregelen die worden genomen, zouden dus niet verder mogen gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is om de volksgezondheid te beschermen.

2. Beperkingen zouden moeten worden opgeheven zodra de epidemiologische situatie het toelaat.

3. Tussen lidstaten mag niet worden gediscrimineerd, door bijvoorbeeld voor het reizen naar en van een aangrenzende lidstaat mildere regels toe te passen dan voor andere lidstaten die in dezelfde epidemiologische situatie verkeren.

4. Beperkingen mogen niet op de nationaliteit van de betrokken persoon zijn gebaseerd, maar zouden op de locatie(s) van die persoon in de 14 dagen vóór haar of zijn aankomst moeten zijn gebaseerd.

5. De lidstaten zouden hun eigen onderdanen en Unieburgers en hun op hun grondgebied verblijvende familieleden moeten toelaten en zouden een soepele doorreis over hun grondgebied moeten faciliteren.

6. De lidstaten zouden bijzondere aandacht moeten hebben voor de specifieke kenmerken van grensgebieden en de noodzaak om op lokaal en regionaal niveau samen te werken.

7. De lidstaten zouden op gezette tijdstippen informatie moeten uitwisselen over alle aspecten die in deze aanbeveling aan bod komen.

Gemeenschappelijke criteria

8. De lidstaten zouden met de volgende criteria rekening moeten houden wanneer zij overwegen om het vrije verkeer te beperken in reactie op de COVID-19-pandemie:

(a)het “totale aantal COVID-19-meldingen over een periode van 14 dagen”, d.w.z. het totale aantal nieuwe COVID-19-meldingen per 100 000 inwoners in een bepaald gebied in de afgelopen 14 dagen;

(b)het “percentage positieve testen”, d.w.z. het percentage testen op COVID-19-besmettingen dat de afgelopen week in een bepaald gebied positief was;

(c)het “aantal testen”, d.w.z. het aantal testen op COVID-19-besmettingen per 100 000 inwoners dat de afgelopen week in een bepaald gebied is uitgevoerd.

Data over de gemeenschappelijke criteria

9. Om ervoor te zorgen dat omvattende en vergelijkbare data beschikbaar zijn, zouden de lidstaten het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding wekelijks de in punt 8 genoemde data over de gemeenschappelijke criteria moeten aanleveren.

De lidstaten zouden deze data ook op regionaal niveau moeten aanleveren, zodat maatregelen kunnen worden toegespitst op de regio’s waar zij strikt noodzakelijk zijn.

Gemeenschappelijke drempelwaarden voor het overwegen van beperkingen van het vrije verkeer

10. De lidstaten zouden het vrije verkeer van personen die reizen naar of vanuit een andere lidstaat, niet mogen beperken in het geval van:

(a)een totaal aantal COVID-19-meldingen over een periode van 14 dagen van minder dan 50 nieuwe COVID-19-gevallen per 100 000 inwoners; of

(b)een percentage positieve testen voor COVID-19-besmetting van minder dan 3 %;

op voorwaarde dat in de betrokken lidstaat het wekelijkse aantal testen op COVID-19-besmetting meer dan 250 testen per 100 000 inwoners bedraagt.

Bij wijze van uitzondering zou in lidstaten waar het totale aantal COVID-19-meldingen over een periode van 14 dagen meer dan 150 per 100 000 inwoners bedraagt, het criterium uit punt b) niet van toepassing zijn.

11. De lidstaten zouden rekening moeten houden met de regionale verdeling van gevallen in andere lidstaten. Beperkingen van het vrije verkeer zouden, in de mate van het mogelijke, moeten worden afgebakend in het licht van de situatie van de getroffen regio’s van de betrokken lidstaten. Daartoe zouden de in punt 10 genoemde drempelwaarden op het regionale niveau moeten worden toegepast, zonder dat het vrije verkeer naar of van andere regio’s van die lidstaat die de drempelwaarden bereiken, wordt beperkt.

Het in kaart brengen van risicogebieden bij het overwegen van beperkingen van het vrije verkeer

12. Op basis van de door de lidstaten aangeleverde data zou het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding een kaart met EU/EER-landen 20 moeten bekendmaken, uitgesplitst naar regio’s, om de besluitvorming door de lidstaten te helpen onderbouwen. Op deze kaart zou een gebied in de volgende kleuren moeten worden gemarkeerd:

(a)groen: indien het totale aantal COVID-19-meldingen over een periode van 14 dagen minder dan 25 bedraagt en het percentage positieve testen voor COVID-19-besmetting minder dan 3 % is;

(b)oranje: indien het totale aantal-COVID 19-meldingen over een periode van 14 dagen minder dan 50 bedraagt maar het percentage positieve testen voor COVID-19-besmetting 3 % of meer is, dan wel indien het totale aantal COVID-19-meldingen over een periode van 14 dagen tussen 25 en 150 ligt, maar het percentage positieve testen voor COVID-19-besmetting minder dan 3 % is;

(c)rood: indien het totale aantal COVID-19-meldingen over een periode van 14 dagen 50 of meer bedraagt en het percentage positieve testen voor COVID-19-besmetting 3 % of meer is, dan wel indien het totale aantal COVID-19-meldingen over een periode van 14 dagen meer dan 150 per 100 000 inwoners bedraagt;

(d)grijs: indien onvoldoende informatie beschikbaar is om de criteria uit punt 10 te kunnen toetsen of indien het aantal testen op COVID-19-besmetting 250 of minder per 100 000 inwoners bedraagt. Verschillende grijstonen zouden moeten worden gebruikt om beide gevallen van elkaar te onderscheiden.

13. Wekelijks zou het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) een geactualiseerde versie van de kaart moeten bekendmaken.

Coördinatie tussen de lidstaten en gemeenschappelijk tijdschema

14. De lidstaten die voornemens zijn om, op basis van hun eigen besluitvormingsprocedures, beperkingen toe te passen op personen die reizen naar of van een gebied dat als “rood” of “grijs” in de zin van punt 12, onder c) en d), is aangemerkt, zouden de overige lidstaten en de Commissie op donderdag van hun voornemen op de hoogte moeten brengen.

Daartoe zouden de lidstaten moeten gebruikmaken van het bestaande netwerk van de geïntegreerde regeling politieke crisisrespons (IPCR). De IPCR-contactpunten zouden ervoor moeten zorgen dat de informatie onverwijld naar hun bevoegde autoriteiten wordt doorgeleid.

Behoudens uitzonderlijke omstandigheden, zouden de overeenkomstig dit punt door een lidstaat meegedeelde maatregelen de week nadien op maandag in werking moeten treden.

15. Wanneer de lidstaten bezien of zij beperkingen toepassen, zouden zij rekening moeten houden met de epidemiologische situatie op hun eigen grondgebied, met inbegrip van het testbeleid, het aantal uitgevoerde tests en het percentage positieve tests, en andere epidemiologische indicatoren.

16. De lidstaten zouden geen beperkingen mogen opleggen aan personen die reizen naar of van een in de zin van punt 12, onder c), “rood” aangemerkt gebied in een andere lidstaat, indien zij niet dezelfde beperkingen opleggen voor een gebied op hun eigen grondgebied dat in de zin van punt 12, onder c), “rood” is aangemerkt.

17. De lidstaten zouden de overige lidstaten en de Commissie onverwijld in kennis moeten stellen van de opheffing van voordien ingestelde beperkende maatregelen, die zo spoedig mogelijk moet ingaan.

Beperkingen van het vrije verkeer zouden moeten worden opgeheven wanneer een gebied opnieuw als “oranje” of “groen” in de zin van punt 12 wordt aangemerkt, op voorwaarde dat ten minste 14 dagen zijn verstreken sinds de invoering van die beperkingen.

18. Uiterlijk zeven dagen na de vaststelling van deze aanbeveling zouden de lidstaten beperkingen moeten uitfaseren die gelden voor gebieden die vóór de vaststelling van deze aanbeveling niet in de zin van punt 12 als “rood” of “groen” zijn aangemerkt.

Gemeenschappelijk raamwerk voor mogelijke maatregelen ten aanzien van reizigers uit gebieden met een groter risico

19. De lidstaten zouden de binnenkomst van personen die reizen vanuit een andere lidstaat niet mogen beperken.

De lidstaten die, op basis hun eigen besluitvormingsprocedures, beperkingen van het vrije verkeer instellen, zouden van personen die reizen vanuit een in de zin van punt 12, onder c) en d), als “rood” of “groen” aangemerkt gebied, kunnen eisen dat deze:

(a)in quarantaine gaan; of

(b)zich na aankomst op COVID-19-besmetting laten testen.

Waar mogelijk zou de mogelijkheid om zich op COVID-19-besmetting te laten testen de voorkeursoptie boven quarantaine moeten zijn.

Reizigers zouden de optie moeten krijgen om de in punt b) vermelde test te vervangen door een test op COVID-19-besmetting vóór hun vertrek.

20. De lidstaten zouden de resultaten van tests op COVID-19-besmetting die in andere lidstaten door gecertificeerde gezondheidsinstanties zijn uitgevoerd, onderling moeten erkennen.

21. Reizigers met een vitale functie of behoefte zouden niet in quarantaine hoeven te gaan, met name:

(a)werknemers of zelfstandigen in een vitaal beroep, grensarbeiders en gedetacheerde werknemers, alsmede seizoensarbeiders als bedoeld in de richtsnoeren betreffende de uitoefening van het recht op vrij verkeer van werknemers tijdens de uitbraak van COVID-19 21 ;

(b)werknemers in het vervoer of aanbieders van vervoersdiensten, met inbegrip van vrachtwagenchauffeurs die goederen voor gebruik op hun grondgebied vervoeren en die voertuigen besturen die het land alleen maar passeren;

(c)scholieren, studenten en stagiairs die dagelijks naar het buitenland reizen;

(d)personen die om dwingende gezins- of zakelijke redenen reizen;

(e)diplomaten, personeel van internationale organisaties en door internationale organisaties uitgenodigde personen van wie de fysieke aanwezigheid vereist is voor de goede werking van deze organisaties, militair personeel en humanitaire hulpverleners en civielebeschermingspersoneel bij het uitoefenen van hun functie;

(f)passagiers op doorreis;

(g)zeevarenden;

(h)journalisten bij het uitoefenen van hun taken.

22. De lidstaten zouden van personen die aankomen uit een gebied dat in de zin van punt 12, onder c), b) en d), als “rood”, “oranje” of “grijs” is aangemerkt, kunnen verlangen dat dezen Passenger Locator Forms (PLF’s) indienen, met name als zij met het vliegtuig aankomen, in overeenstemming met de vereisten inzake gegevensbescherming. Voor zover mogelijk zou een digitale optie voor Passenger Locator-informatie moeten worden gebruikt, om de verwerking ervan te vereenvoudigen, terwijl gelijke toegang voor alle burgers wordt gewaarborgd.

23. In gerechtvaardigde gevallen zouden de lidstaten kunnen overwegen om personen die reizen vanuit een gebied dat in de zin van punt 12, onder b), als “oranje” is aangemerkt, aan te bevelen om zich ten minste op COVID-19-besmetting te laten testen vóór hun vertrek of bij aankomst.

24. Maatregelen die worden toegepast op personen die aankomen vanuit een gebied dat in de zin van punt 12, onder c), b) en d), als “rood”, “oranje” of “grijs” is aangemerkt, mogen niet discriminerend zijn, d.w.z. zij moeten evenzeer gelden voor onderdanen van de betrokken lidstaat die terugkeren.

25. De lidstaten zouden er moeten op toezien dat formele eisen die aan burgers en bedrijven worden opgelegd, een concreet voordeel opleveren voor de inspanningen op het gebied van de volksgezondheid in de strijd tegen de pandemie en dat zij geen buitensporige en onnodige regeldruk doen ontstaan.

26. Indien een persoon bij aankomst op de bestemming symptomen ontwikkelt, zouden testen, diagnose, isolatie en contactopsporing moeten plaatsvinden overeenkomstig de lokale praktijken, en zou de toegang niet mogen worden geweigerd. Informatie over gevallen die bij aankomst worden opgespoord, zouden, via het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen (EWRS), onverwijld met de volksgezondheidsinstanties van de landen waar de betrokken persoon gedurende de 14 dagen voordien heeft verbleven, moeten worden gedeeld ten behoeve van contactopsporing.

27. Beperkingen zouden niet de vorm mogen hebben van een verbod op de exploitatie van bepaalde vervoersdiensten.

Communicatie en informatie voor het publiek

28. De lidstaten zouden de betrokken stakeholders en het brede publiek heldere, omvattende en tijdige informatie moeten verschaffen over eventuele beperkingen van het vrije verkeer, eventuele flankerende voorwaarden (bijvoorbeeld negatief testen op COVID-19-besmetting of Passenger Locator Forms indienen), alsmede de maatregelen die gelden voor reizigers naar gebieden met een groter risico.

Met name zouden de lidstaten het publiek zo snel mogelijk moeten informeren over nieuw ingevoerde of opgeheven beperkingen, die overeenkomstig de punten 14 en 17 aan de overige lidstaten en de Commissie zijn meegedeeld.

Deze informatie zou ook beschikbaar moeten worden gesteld op het webplatform “Re-open EU” en zou een kruisverwijzing moeten bevatten naar de kaart die het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, overeenkomstig de punten 12 en 13, op gezette tijdstippen bekendmaakt.

De inhoud van de maatregelen, de geografische reikwijdte ervan en de categorieën personen op wie zij van toepassing zijn, zouden duidelijk moeten worden beschreven.