Artikelen bij COM(2020)648 - Mededeling aan het EP over het Raadsstandpunt inzake wijziging verordening 1303/2013 wat betreft aanpassing van de jaarlijkse voorfinanciering voor 2021 tot en met 2023

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 8.10.2020

COM(2020) 648 final

2018/0322(COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad over de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft de aanpassing van de jaarlijkse voorfinanciering voor de jaren 2021 tot en met 2023


2018/0322 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad over de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft de aanpassing van de jaarlijkse voorfinanciering voor de jaren 2021 tot en met 2023

1. Achtergrond

Indiening van het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad (document COM(2018) 614 final – 2018/0322 (COD)):7/9/2018
Datum van het standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing:4/4/2019
Datum van vaststelling van het standpunt van de Raad:7/10/2020

2. Doel van het voorstel van de Commissie

Het doel van het voorstel van de Commissie was de jaarlijkse voorfinanciering te verlagen van de huidige 3 % voor de jaren 2021 tot en met 2023 tot 1 % voor de programmeringsperiode 2014-2020. Het voorstel was bedoeld om de transparantie te verhogen en bij te dragen tot de voorspelbaarheid van de begrotingsplanning en tot een stabieler en voorspelbaarder betalingsprofiel. De verlaging werd voorgesteld voor de laatste drie jaar van de huidige programmeringsperiode (de jaren 2021 tot en met 2023), die overlappen met de volgende programmeringsperiode die in 2021 begint. Hierbij werd ook rekening gehouden met de betalingsbehoeften die voortvloeien uit de voorfinancieringsregelingen die voor de programma’s voor de periode 2021-2027 zijn voorgesteld, waarbij alleen initiële voorfinanciering zou worden uitgekeerd in zes jaarlijkse tranches.

3. Opmerkingen over de standpunten van het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s

Het EESC (rapporteur: de heer Doz Orrit) heeft tijdens de plenaire zitting van 23 en 24 januari 2019 een advies goedgekeurd, waarin het voorstel van de Commissie wordt verworpen. De Commissie heeft in dat stadium haar oorspronkelijke voorstel gehandhaafd. Het Comité van de Regio’s heeft geen advies uitgebracht.

4. Opmerkingen over het standpunt van het Europees Parlement

Het Europees Parlement heeft zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld op 4 april 2019. Het Parlement heeft één amendement ingediend met de bedoeling de jaarlijkse voorfinanciering voor de jaren 2021 tot en met 2023 te verlagen tot 2 % in plaats van 1 % zoals voorgesteld door de Commissie. De Commissie heeft in dat stadium haar oorspronkelijke voorstel gehandhaafd.

5. Opmerkingen over het standpunt van de Raad

Het standpunt van de Raad op basis van de conclusies van de Europese Raad van 21 juli 2020 komt overeen met het standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing.

Het enige amendement van de Raad is erop gericht de jaarlijkse voorfinanciering voor de jaren 2021 tot en met 2023 te verlagen tot 2 % in plaats van de voorgestelde 1 %. De diensten van de Commissie hebben meegewerkt aan de berekeningen die tot de conclusies van de Europese Raad hebben geleid, en het overeengekomen percentage werd als haalbaar beschouwd.

6. Conclusie

De Commissie aanvaardt de door de Raad en het Europees Parlement aangebrachte wijzigingen.