Artikelen bij COM(2020)694 - Mededeling aan het EP over het Raadsstandpunt inzake een verordening betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 18.11.2020

COM(2020) 694 final

2016/0365(COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012 en (EU) 2015/2365


2016/0365 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012 en (EU) 2015/2365

1. Chronologisch overzicht

Indiening voorstel bij het Europees Parlement en de Raad (document COM(2016) 856 final – 2016/0365 COD):28 november 2016
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité:29 maart 2017
Advies van de Europese Centrale Bank:20 september 2017
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing:27 maart 2019
Indiening gewijzigd voorstel:(n.v.t.)
Vaststelling van het standpunt van de Raad:17 november 2020

2. Doel van het voorstel van de Commissie

Een centrale clearingtegenpartij (“CTP”) is een financiëlemarktinfrastructuur die voor beide zijden van een transactie in een financieel instrument als tegenpartij optreedt. CTP’s clearen een reeks financiële instrumenten. Zij zijn van essentieel belang voor het financiële bestel omdat zij aanzienlijke bedragen aan tegenpartijrisico beheren. Daarbij creëren zij koppelingen tussen talrijke banken, andere financiële tegenpartijen en bedrijven (“de clearingdeelnemers” 1 ).

Het aantal door CTP’s verwerkte transacties is toegenomen sinds de toezegging van de G20 in 2009 om gestandaardiseerde over-the-counter (otc) derivaten via CTP’s te laten clearen.

Het falen van een CTP is hoogst onwaarschijnlijk, maar zou een aanzienlijk effect op de financiële stabiliteit hebben. Om de potentiële risico’s aan te pakken voor het geval een CTP zou falen, heeft de Commissie op 28 november 2016 een wetgevingsvoorstel over het herstel en de afwikkeling van CTP’s aangenomen 2 . Dat voorstel bouwt voort op de verordening Europese marktinfrastructuur 3 (“EMIR”) en is gebaseerd op het conceptuele raamwerk van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken 4 (“BRRD”). Hiermee zullen de internationale normen die in de Key Attributes 5 en de Guidance 6 van de Financial Stability Board zijn vastgesteld en waaraan de EU zich in het kader van de G20 heeft gecommitteerd, in EU-recht worden omgezet.

Doel van het voorstel is ervoor te zorgen dat zowel CTP’s als nationale autoriteiten in de EU zijn voorbereid en over de instrumenten beschikken om in een crisisscenario doortastend te handelen. Het voorstel voor een verordening berust op drie pijlers: paraatheid (herstel- en afwikkelingsplannen, bevoegdheden om de afwikkelbaarheid te verbeteren), vroegtijdige-interventiebevoegdheden, en een geharmoniseerde gereedschapskist met afwikkelingsinstrumenten voor nationale afwikkelingsautoriteiten. De nieuwe regels zullen ervoor zorgen dat kritieke functies van CTP’s in stand worden gehouden, terwijl de financiële stabiliteit behouden blijft en geholpen wordt te vermijden dat de kosten voor de afwikkeling van falende CTP’s ten laste komt van de belastingbetalers.

3. Opmerkingen over het standpunt van de Raad

Het standpunt van de Raad weerspiegelt het politiek akkoord dat het Europees Parlement en de Raad op 23 juni 2020 hebben bereikt. De Commissie steunt dit akkoord.

Het politiek akkoord bracht diverse wijzigingen aan die afwijken van het initiële voorstel van de Commissie, waaronder de volgende punten:

A. Governance

i. Lidmaatschap afwikkelingscolleges

Het politiek akkoord bevestigt de samenstelling van het afwikkelingscollege die is gebaseerd op een uitbreiding van de samenstelling van het bestaande toezichtcollege, maar houdt rekening met de wijzigingen die zijn opgenomen met de herziening van EMIR in oktober 2019 7 .

Het afwikkelingscollege omvat dus niet alleen, als stemgerechtigde leden, de leden van het toezichtcollege in de herziene EMIR, de afwikkelingsautoriteiten van de CTP en van interoperabele CTP’s en de afwikkelingsautoriteiten van de clearingleden van de CTP uit de drie lidstaten met de grootste bijdragen aan haar wanbetalingsfonds, maar ook, als waarnemers:

–de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten van andere clearingleden;

–de bevoegde autoriteiten of afwikkelingsautoriteiten van cliënten uit lidstaten die niet reeds door een collegelid zijn vertegenwoordigd;

–andere centrale banken van uitgifte, en

–de bevoegde autoriteit van de moederonderneming (in voorkomend geval).

In de eerste drie gevallen moet het verzoek om aan het afwikkelingscollege deel te nemen, gerechtvaardigd zijn door de systemische effecten van het falen van de CTP in hun respectieve lidstaten en op de door hen uitgegeven valuta.

Deze verruimde samenstelling dient om samenwerking en informatie-uitwisseling tussen autoriteiten te bevorderen en om te garanderen dat de belangen van een groter aantal potentieel getroffen belanghebbenden in aanmerking worden genomen bij de planning van de afwikkeling.

ii. Ex-ante-informatie

Volgens het politiek akkoord moeten afwikkelingsautoriteiten vooraf aan het afwikkelingscollege kennisgeven van de afwikkelingsmaatregelen die zij voornemens zijn te nemen en van het feit of de afwikkelingsmaatregel van het afwikkelingsplan afwijkt. Een kennisgeving achteraf vult het raamwerk aan zodat het afwikkelingscollege zo spoedig mogelijk na het treffen van de afwikkelingsmaatregel de redenen voor een eventuele afwijking krijgt meegedeeld.

Deze kennisgevingsprocedure wil een centraal onderdeel zijn in de transparantie over het raamwerk voor de besluitvorming, zodat de autoriteiten van de betrokken lidstaten de effecten van de afwikkeling van een CTP kunnen inschatten en daarop kunnen anticiperen.

iii. Bindende bemiddeling door de ESMA wat betreft herstelplannen, afwikkelingsplannen en afwikkelbaarheidsmaatregelen

Zoals voorgesteld zijn de meeste beslissingen van de nationale bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten ten aanzien van de voorbereidende fasen een gezamenlijk besluit van de stemgerechtigde leden van de toezicht- en afwikkelingscolleges. Dit gezamenlijke besluit moet binnen een termijn van vier maanden worden bereikt. Zonder dit gezamenlijke besluit kunnen de respectieve autoriteiten van het land van herkomst van de CTP zelf beslissen, tenzij een beroep wordt gedaan op bindende bemiddeling van de ESMA.

Het politiek akkoord stelt de drempel om op bindende bemiddeling van de ESMA een beroep te doen voor kwesties die verband houden met herstel- en afwikkelingsplanning, vast op een gewone meerderheid van het toezicht- of afwikkelingscollege.

Hiermee kon een evenwicht worden bereikt tussen, enerzijds, het voor collegeleden mogelijk maken dit verzoek aan de ESMA te richten (naar het voorbeeld van het mechanisme van de BRRD) en, anderzijds, het eisen van een tweederde meerderheid van de stemgerechtigde collegeleden (zoals bij EMIR het geval is). Een en ander moet de betrokken colleges in staat stellen om doeltreffend te werk te gaan, waarbij zij inzetten op het nemen van beslissingen in de voorbereidende fase die de belangen van hun leden weergeven, terwijl toch in de moeilijkste gevallen een beroep kan worden gedaan op het bemiddelingsmechanisme.

iv. Opdrachten voor de ESMA

Op grond van het politiek akkoord moet de ESMA technische reguleringsnormen ontwikkelen tot nadere invulling van:

–de inhoud van de schriftelijke regelingen en procedures voor het functioneren van de afwikkelingscolleges;

–de methodiek voor de berekening en de instandhouding van het bedrag van de aanvullende voorgefinancierde specifieke eigen middelen die de CTP moet gebruiken bij herstel, alsmede de procedures, voor het geval die eigen middelen niet beschikbaar zijn, voor de CTP om bijdragen van niet in gebreke blijvende clearingleden te verlangen en die nadien aan die clearingleden terug te betalen;

–de beoordelingsmethodiek voor herstelplannen;

–de inhoud van afwikkelingsplannen;

–de volgorde van toewijzing, de maximale periode en het maximale aandeel van de jaarwinst van de CTP in het kader van het vergoedingsmechanisme bij herstel;

–de elementen die voor het uitvoeren van waarderingen relevant zijn;

–de methodiek voor het berekenen van de buffer voor aanvullende verliezen die in voorlopige waarderingen moeten worden opgenomen;

–de elementen die ten minste moeten worden meegenomen bij een bedrijfssanering; de criteria waaraan een bedrijfssaneringsplan moet voldoen;

–de methodiek voor de definitieve waardering op grond van het “geen enkele schuldeiser slechter af”-beginsel;

–de voorwaarden voor clearingleden om vergoedingen aan hun cliënten door te rekenen conform het beginsel van contractuele symmetrie.

Ook moet de ESMA op grond daarvan richtsnoeren uitwerken tot bepaling of bevordering van:

–de minimumlijst van kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren die tot herstelmaatregelen aanleiding geven;

–de verschillende scenario’s waarmee voor het herstelplan rekening moet worden gehouden;

–de convergentie van afwikkelingspraktijken op het punt van de beoordeling van de afwikkelbaarheid;

–de consistente toepassing van de voorwaarden voor het gebruik van vroegtijdige-interventiemaatregelen;

–de convergentie van toezicht- en afwikkelingspraktijken wat betreft de omstandigheden waarin een CTP wordt geacht te falen of waarschijnlijk te zullen falen;

–de door de afwikkelingsautoriteit te gebruiken methodiek om de waardering van te beëindigen contracten te bepalen;

–de aard en de inhoud van de bepalingen in samenwerkingsovereenkomsten met derde landen;

–de omstandigheden waarin de bevoegde autoriteit de CTP kan vragen af te zien van bepaalde uitkeringstransacties na een andere gebeurtenis dan een wanbetaling.

B. Vroegtijdige interventie, herstelplannen en -instrumenten

i. Meer risico (“skin-in-the-game” of SITG)

EMIR introduceerde in de mechanismen voor verliestoewijzing van CTP’s een laag met het eigen vermogen van CTP’s dat moet worden aangesproken net vóór de bijdragen van niet in gebreke blijvende clearingleden aan het wanbetalingsfonds. Dit eerste SITG is bepaald op 25 % van de kapitaalvereisten van een CTP en moet ervoor zorgen dat de eigenaren en aandeelhouders van een CTP passend toezicht uitoefenen op de activiteiten en praktijken inzake risicobeheer van die CTP.

Het politiek akkoord introduceert een extra laag van eigen vermogen van CTP’s — een tweede SITG — vóór de toepassing door de CTP van cash calls of haircuts op de variatiemarginwinsten bij herstel. Dit tweede SITG wordt bepaald op tussen 10 % 8 en 25 % van de risicogebaseerde kapitaalvereisten van een CTP die onder EMIR worden opgelegd. De berekeningsmethodiek van het tweede SITG en de voorwaarden om dit aan te houden zullen nader worden uitgewerkt in een gedelegeerde handeling van de Commissie die is gebaseerd op een door de ESMA ontwikkelde technische reguleringsnorm, rekening houdende met:

–de structuur en de interne organisatie van CTP’s en de aard/omvang/complexiteit van hun activiteiten;

–de structuur van de prikkels voor aandeelhouders, management, clearingleden en cliënten van CTP’s;

–de mate waarin CTP’s, afhankelijk van de valuta waarin de door hen geclearde financiële instrumenten luiden, de als zekerheid geaccepteerde valuta en het risico dat uit hun activiteiten voortvloeit, geschikt zijn om van een ruimer beleggingsbeleid te profiteren;

–de internationale context en de praktijken in andere jurisdicties.

Het toestaan van een ruimer beleggingsbeleid in overeenstemming met de voorwaarden die de ESMA in de technische reguleringsnorm zal uitwerken, kan extra liquiditeitsrisico’s inhouden. Daarom mogen CTP’s volgens het politieke akkoord, in het geval dat de activa waarin in het tweede SITG belegd is, niet onmiddellijk beschikbaar zijn om verliezen te absorberen, deze aan clearingleden toerekenen zoals beschreven in hun herstelplannen, om zo de continuïteit van de kritieke clearingdiensten te garanderen. CTP’s zullen de clearingleden nadien moeten terugbetalen tot het bedrag van het tweede SITG.

ii. Haircuts op de variatiemarginwinsten en cash calls bij herstel

Het politiek akkoord voorziet bij herstel in het gebruik van haircuts op de variatiemarginwinsten, waar dat afhankelijk van de activiteiten van de CTP’s relevant is, en in cash calls. Dit is de vertolking van de bestaande praktijk bij de meeste CTP’s en wil de bescherming van de belastingbetalers verbeteren. Parallel hiermee versterkt het politiek akkoord de transparantie van de herstelmaatregelen voor belanghebbenden, alsmede hun aandeel in het uitwerken van de herstelplannen. Ook komen er verdere randvoorwaarden voor het gebruik van herstelmaatregelen, met diverse elementen van monitoring en controle door de bevoegde autoriteiten.

iii. Overig: deelname cliënten aan veilingen; beperking van vergoedingen

Het politiek akkoord bevat een vroegtijdige-interventiebevoegdheid waardoor de bevoegde autoriteit de reikwijdte van veilingen tot cliënten kan uitbreiden en hen in staat kan stellen om een bod uit te brengen op de posities van het in gebreke blijvende clearinglid. De bevoegde autoriteit zou de CTP dan opdragen om clearingleden te instrueren hun cliënten uit te nodigen om rechtstreeks deel te nemen aan door de CTP georganiseerde veilingen. Deze mogelijkheid is afhankelijk gesteld van de voorwaarden dat de aard van deze veiling deze uitzonderlijke deelname rechtvaardigt en dat de cliënt tegenover de CTP kan aantonen dat hij de juiste contractuele relatie met een clearinglid is aangegaan om de eventueel uit de veiling voortvloeiende transacties te kunnen uitvoeren en te clearen.

Bevoegde autoriteiten krijgen ook de bevoegdheid om vergoedingen voor eigen vermogen te beperken of te verbieden, met inbegrip van dividenduitkeringen en terugkopen door de CTP, en om betalingen van variabele vergoedingen aan het hoger management te beperken, te verbieden of te bevriezen.

C. Afwikkelingsinstrumenten

i. Cash calls bij afwikkeling

Het politiek akkoord bevestigt een cash call bij afwikkeling die aan de afwikkelingsautoriteiten is voorbehouden — naast de cash calls die in de herstelmaatregelen van de CTP’s zijn opgenomen. De maximale blootstelling van clearingleden als gevolg van hun aanvullende financiële verplichtingen wordt opgetrokken naar tweemaal hun bijdragen aan het wanbetalingsfonds van de CTP. De benadering is nog steeds consistent met EMIR (artikel 43, lid 3) die eist dat clearingleden van een CTP beperkte risicoposities op de CTP hebben. Het politiek akkoord geeft ook duidelijkheid over het gebruik van cash calls bij afwikkeling in het geval van andere gebeurtenissen dan wanbetalingen, alsmede de vaststelling van het plafond wanneer CTP’s meerdere wanbetalingsfondsen hebben.

ii. Haircuts op de initiële margins

Het politiek akkoord opteert voor een gesloten lijst van afwikkelingsinstrumenten en sluit het gebruik van haircuts op de initiële margins uitdrukkelijk uit. Deze benadering blijkt consistent te zijn met EMIR (artikel 45, lid 4) die bepaalt dat een CTP de margins die door niet in gebreke blijvende clearingleden zijn gestort, niet mag gebruiken om de verliezen te dekken die door de wanbetaling van een ander clearinglid ontstaan. Een en ander draagt ook bij aan de handhaving van afwikkelingsmaatregelen in belangrijke jurisdicties in derde landen waar initiële margins, op grond van de lokale wet- en regelgeving, uitdrukkelijk van de insolventieprocedure zijn uitgesloten.

D. Garantie dat geen enkele schuldeiser slechter af is dan bij liquidatie (“No Creditor Worse Off” of NCWO)

De NCWO-garantie moet bij een afwikkeling de grondrechten van aandeelhouders van CTP’s, van clearingleden en andere schuldeisers beschermen.

Aansluitend bij de internationale handvatten zoals de Financial Stability Board die heeft aangereikt, zet het politiek akkoord de verliezen die aandeelhouders van CTP’s, clearingleden en andere schuldeisers bij een afwikkeling lijden, af tegen de verliezen die zij, realistisch gezien, hadden geleden indien de CTP volgens normale insolventieprocedures was geliquideerd, na de volledige toepassing van de toepasselijke contractuele verplichtingen of andere regelingen in haar werkingsregels.

In termen van waardering verlangt het politiek akkoord dat het NCWO-nulscenario rekening houdt met een commercieel redelijke raming van de directe vervangingskosten die clearingleden zouden hebben gemaakt om hun vergelijkbare nettoposities in de markt binnen een passende termijn te heropenen. Ook verlangt dit akkoord dat de CTP voor de raming van die verliezen haar eigen tariferingsmethode gebruikt, tenzij die prijsstellingsmethode de reële marktomstandigheden niet weerspiegelt.

Het politiek akkoord introduceert ook het concept “contractuele symmetrie” dat de bescherming van de NCWO-garantie uitbreidt tot cliënten. Het bepaalt dat, indien clearingleden op grond van contractuele regelingen de negatieve gevolgen van de afwikkelingsinstrumenten aan hun cliënten kunnen doorrekenen, die contractuele regelingen dan ook, op een gelijkwaardige en evenredige basis, het recht van cliënten op vergoedingen die clearingleden ontvangen, behoren te bevatten, voor zover deze op posities van cliënten betrekking hebben. Deze bepaling is ook van toepassing op indirecte clearingdiensten.

E. Vergoeding van niet in gebreke blijvende clearingleden

Het politiek akkoord bevestigt de mogelijkheid voor een afwikkelingsautoriteit om de CTP te verplichten de niet in gebreke blijvende clearingleden te vergoeden voor hun verliezen als gevolg van de toepassing van verliestoewijzingsinstrumenten indien die verliezen groter zijn dan de verliezen die niet in gebreke blijvende clearingleden volgens de werkingsregels van de CTP zouden hebben geleden.

Deze vergoeding zou beperkt blijven tot de gevallen waarin niet in gebreke blijvende clearingleden recht zouden hebben gehad op een vergoeding volgens het beginsel “geen enkele schuldeiser slechter af” (NCWO).

Die vergoeding kan de vorm aannemen van eigendomsinstrumenten, schuldinstrumenten of instrumenten met een vordering op de toekomstige winst van de CTP.

Om clearingleden te prikkelen het herstelproces te ondersteunen, houdt het vergoedingsmechanisme rekening met uitstaande contractuele verplichtingen van de clearingleden ten aanzien van de CTP.

De vergoeding zal in mindering worden gebracht op aan clearingleden verschuldigde NCWO-claims, zodat de lidstaten clearingleden minder hoeven te vergoeden mochten dezen meer aan de afwikkeling hebben bijgedragen dan zij bij de insolventie hadden verloren.

F. Terugvordering van overheidsmiddelen

Het politiek akkoord heeft diverse voorwaarden toegevoegd voor het gebruik van overheidsinstrumenten voor stabilisatie in de vorm van kapitaalsteun of tijdelijke overheidseigendom. Een belangrijke voorwaarde betreft de afschrijving en omzetting door de afwikkelingsautoriteit van alle resterende eigendomsinstrumenten, schuldinstrumenten of andere ongedekte verplichtingen onmiddellijk vóór of gelijktijdig met het gebruik van de overheidsinstrumenten voor stabilisatie. Ook moeten de lidstaten, voordat overheidsinstrumenten voor stabilisatie worden ingezet, alomvattende en geloofwaardige regelingen hebben vastgesteld om binnen een passende termijn overheidsmiddelen terug te vorderen.

Het politiek akkoord bepaalt dat overheidsmiddelen die als overheidsinstrument voor financiële stabilisatie zijn gebruikt, alsmede alle redelijke kosten die de afwikkelingsautoriteit in verband met het gebruik van de afwikkelingsinstrumenten of de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden heeft gemaakt, moeten worden teruggevorderd. Hieronder zijn ook de uitgaven met betrekking tot mogelijke NCWO-claims begrepen.

Het politiek akkoord somt ook de belangrijkste bronnen op om middelen terug te vorderen.

Ten slotte introduceert het politiek akkoord, als aanvulling op deze bronnen, een mechanisme voor “uitgestelde afdwinging” van resterende contractuele verplichtingen van belanghebbenden ten aanzien van de CTP, met name clearingleden of moederondernemingen, die niet zouden zijn afgedwongen tijdens een afwikkelingsprocedure die met het gebruik van overheidsmiddelen gepaard ging. Het politiek akkoord staat die gedeeltelijke afdwinging toe in situaties waarin:

–de volledige toepassing van de uitstaande contractuele verplichtingen niet binnen een redelijk tijdsbestek mogelijk is;

–de volledige toepassing van de uitstaande contractuele verplichtingen significante nadelige gevolgen voor het financiële stelsel zou veroorzaken of een besmetting in de hand zou werken; of

–de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten geschikter zou zijn om de afwikkelingsdoelstellingen tijdig te verwezenlijken.

De afwikkelingsautoriteit zou ook de mogelijkheid krijgen om die resterende contractuele verplichtingen toch nog af te dwingen om de gebruikte overheidsmiddelen binnen 18 maanden nadat de CTP wordt geacht te falen of waarschijnlijk te zullen falen, terug te vorderen, mits de redenen om af te zien van het afdwingen van die verplichtingen niet langer bestaan.

G. Behandeling van CTP’s die deel uitmaken van groepen

Het politiek akkoord schrapt de mogelijkheid van groepsherstelplannen, maar scherpt de eis voor autoriteiten aan om bij de beoordeling of uitwerking van herstel- en afwikkelingsplannen rekening te houden met onderlinge afhankelijkheden binnen groepen. Met name verlangt het politiek akkoord dat CTP’s herstelscenario’s uitwerken waarin de met hun groepen of moederondernemingen uiteindelijk overeengekomen financiële steun niet beschikbaar zou zijn.

H. Wijzigingen van EMIR en andere handelingen

Het politiek akkoord voert diverse wijzigingen van bestaande wetgevingshandelingen in. De belangrijkste zijn de volgende.

i. Opschorting van de clearingverplichting

In lijn met EMIR-Refit 9 wijzigt het politiek akkoord EMIR zodat bij een afwikkeling niet alleen de clearing-, maar ook de handelsverplichtingen worden opgeschort.

ii. Rentevoetbenchmarks

Het politiek akkoord voert een wijziging van EMIR in om te voorzien in een vrijstelling van de clearingverplichting of de marginvereisten voor transacties uit het verleden indien deze transacties uitsluitend worden vernieuwd met het oog op de uitvoering of voorbereiding van de uitvoering van de hervorming door de Financial Stability Board van rentevoetbenchmarks 10 .

Deze wijziging voert een internationaal akkoord uit dat werd bereikt door de Financial Stability Board, het Bazels Comité voor bankentoezicht en de Internationale organisatie van effectentoezichthouders en waarin die vrijstelling werd aanbevolen.

iii. Open toegang

Het politiek akkoord stelt met terugwerkende kracht de bepalingen van de verordening markten in financiële instrumenten (MiFIR) 11 wat betreft open toegang één jaar uit.

MiFIR introduceert voor beursverhandelde derivaten (ETD’s) een niet-discriminerende open-toegangsregeling tot handelsplatforms en CTP’s. Centrale doelstelling van het open-toegangsvereiste is de “verticale verkokering” tussen handels- en clearinginfrastructuur te doorbreken en concurrentie te bevorderen. Zeer belangrijk hierbij is dat de MiFIR-regels inzake open toegang ook diverse tijdelijke overgangsperiodes en opt-outs hebben toegevoegd, die neerkomen op een vrijstelling van de toepassing van toegangsrechten. Al met al geeft artikel 54, lid 2, MiFIR nationale bevoegde autoriteiten de mogelijkheid om handelsplatforms en CTP’s tijdelijk vrij te stellen van de MiFIR-bepalingen inzake toegang voor ETD’s. De overgangsperiode van 30 maanden uit dat artikel is gebruikt en zou op 3 juli 2020 zijn verstreken.

Dit uitstel moet worden bezien uit oogpunt van de effecten van de huidige pandemiecrisis voor financiële markten. Op 11 juni heeft de ESMA een publieke verklaring doen uitgaan om duidelijkheid te verschaffen over de toepassing van de MiFIR-bepalingen inzake open toegang in het licht van de recente ongunstige ontwikkelingen in verband met COVID-19. Zij zette ook in op het coördineren van de toezichtmaatregelen van nationale bevoegde autoriteiten door aan te geven welke aspecten dezen dienen te onderzoeken bij het beoordelen van verzoeken om open toegang. De ESMA is van oordeel dat de huidige marktsituatie, met veel onzekerheid en volatiliteit ten gevolge van de COVID-19-pandemie, ongunstig kan uitwerken op de bedrijfsactiviteiten van CTP’s en handelsplatformen en hun operationele risico’s kan doen toenemen. Deze verhoogde risico’s, in combinatie met de beperkte capaciteit voor het beoordelen van toegangsverzoeken en voor het beheren van de migratie van transactiestromen, zouden het ordelijke functioneren van de markten of de financiële stabiliteit kunnen ondermijnen. De ESMA verwacht van nationale bevoegde autoriteiten dat zij, wanneer zij een beslissing nemen over verzoeken om open toegang, voor zover relevant, rekening houden met de betrokken ongunstige ontwikkelingen. Het politiek akkoord onderbouwt het uitstel in de overwegingen van de wetgevingshandeling, namelijk zowel de ongunstige effecten van de COVID-situatie als de wijze waarop de legitieme verwachtingen van marktdeelnemers in aanmerking zijn genomen.

In dit verband neemt de Commissie nota van het feit dat het politiek akkoord bepalingen bevat met betrekking tot de vereisten inzake open toegang op grond van de artikelen 35 en 36 MiFIR. Deze bepalingen waren niet opgenomen in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie. Volgens de Commissie zijn deze bepalingen niet volledig in overeenstemming met de institutionele structuur van de EU, met name het initiatiefrecht van de Commissie, en kunnen zij geen precedent vormen voor toekomstige onderhandelingen.

Aangezien de MiFIR-wijzigingen in kwestie geen substantiële beleidswijziging inhouden, maar beperkt blijven tot een kort uitstel van de MiFIR-toegangsbepalingen, zal de Commissie de vaststelling ervan nu niet in de weg staan. Dit laat het beleid dat de Commissie in de toekomst over deze kwestie kan voorstellen, onverlet.

I. Slotbepalingen, inwerkingtreding en herzieningsclausule

Het politiek akkoord introduceert de volgende herzieningsclausules:

–Uiterlijk 31 december 2021: een herziening van de toepassing van het afschrijvings- en omzettingsinstrument bij de afwikkeling van CTP’s in combinatie met andere afwikkelingsinstrumenten die in financiële verliezen voor de clearingleden resulteren. Deze herzieningsbepaling dient om rekening te houden met mogelijke vooruitgang die op het niveau van de Financial Stability Board wordt bereikt wat betreft de behandeling van het eigen vermogen van CTP’s bij een afwikkeling.

–Na vijf jaar: een algemene herziening van de wetgeving, met name van “de geschiktheid en toereikendheid van de financiële middelen waarover de afwikkelingsautoriteit beschikt om verliezen die het gevolg zijn van een andere gebeurtenis dan een wanbetaling te dekken; b) de hoeveelheid eigen middelen van de CTP die moeten worden gebruikt bij herstel en bij afwikkeling, en de middelen voor het gebruik ervan; c) de vraag of de afwikkelingsinstrumenten waarover de afwikkelingsautoriteit beschikt, volstaan.”.

–Na zesenhalf jaar: een herziening van de governanceregeling voor het herstel en de afwikkeling van CTP’s in de Unie.

Ten slotte voorziet het politiek akkoord in een gefaseerde toepassing om rekening te houden met de termijnen die de ESMA heeft gekregen om technische normen en richtsnoeren te ontwikkelen, waarbij:

–bepalingen over herstelplannen, de beoordelingen daarvan en de daarmee samenhangende besluitvorming na twaalf maanden van toepassing zullen zijn;

–alle bepalingen met betrekking tot de afwikkeling van CTP’s na 18 maanden van toepassing zullen zijn; en

–bepalingen waarin het tweede SITG en een vergoedingsmechanisme voor het gebruik van haircuts op de variatiemarginwinsten voor niet door wanbetaling veroorzaakte verliezen bij herstel zijn vastgesteld, na 24 maanden van toepassing zullen worden.

5. Conclusie

De Commissie staat achter de resultaten van de interinstitutionele onderhandelingen en kan bijgevolg het standpunt van de Raad in eerste lezing aanvaarden. Niettemin uit zij haar institutionele bezorgdheid zoals die in deel H, punt iii), is geformuleerd.


(1) Met de term “clearingdeelnemers” worden clearingleden en cliënten bedoeld. In EMIR betekent “clearinglid” een onderneming die aan een CTP deelneemt en verantwoordelijk is voor het vervullen van de uit die deelname voortvloeiende financiële verplichtingen, terwijl een “cliënt” een onderneming is die een contractuele relatie heeft met een clearinglid van een CTP waardoor die onderneming in staat is haar transacties bij die CTP te clearen.
(2) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012 en (EU) 2015/2365.
(3) Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters.
(4) Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad.
(5) Key Attributes of Effective Resolution Regimes for Financial Institutions, 15 oktober 2014. https://www.fsb.org/wp-content/uploads/r_141015.pdf  
(6) Guidance on Central Counterparty Resolution and Resolution Planning, 5 juli 2017. https://www.fsb.org/wp-content/uploads/P050717-1.pdf  
(7) Verordening (EU) 2019/2099 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft de procedures en betrokken autoriteiten voor de vergunningverlening aan CTP’s en de vereisten voor de erkenning van CTP’s uit derde landen.
(8) De in artikel 1, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 152/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende kapitaalvereisten voor centrale tegenpartijen bedoelde kennisgevingsdrempel kan worden gebruikt om volledig of ten dele aan het tweede SITG-vereiste te voldoen.
(9) Verordening (EU) 2019/834 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft de clearingverplichting, de opschorting van de clearingverplichting, de rapportagevereisten, de risicolimiteringstechnieken voor otc-derivatencontracten die niet door een centrale tegenpartij worden gecleard, de registratie van en het toezicht op transactieregisters en de vereisten voor transactieregisters.
(10) https://www.fsb.org/work-of-the-fsb/policy-development/additional-policy-areas/financial-benchmarks/  
(11) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012.