Artikelen bij COM(2020)806 - Voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 14.12.2020

COM(2020) 806 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek

{SWD(2020) 339 final}


Inhoud


1. Inleiding    

2. Achtergrond    

3. Projectmethode voor de elektronische systemen van het DWU    

4. Algemeen overzicht van de voortgang met de elektronische systemen van het DWU    

5    Samenvatting en conclusies    


1.Inleiding

Het eerste jaarlijkse voortgangsverslag 1 van de Commissie over de implementatie van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie (DWU) voorziet, en het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie 2 werden op 13 december 2019 gepubliceerd. Dit jaar zal het jaarverslag dieper ingaan op de verdere vooruitgang die werd geboekt met de ontwikkeling van de elektronische systemen en de evolutie beschrijven naar een volledig digitale omgeving die sinds de inwerkingtreding van het DWU heeft plaatsgevonden. Daartoe wordt voortgebouwd op het werkprogramma van het DWU (DWU/WP) 3 , dat als uitgangspunt voor de voortgangsrapportage dient.

Bij de projecten die in het DWU/WP zijn opgenomen, kunnen drie soorten systemen worden onderscheiden:

I)elf centrale trans-Europese systemen die door de Commissie moeten worden ontwikkeld of geüpgraded (en waarbij ook de lidstaten vaak hun nationale systemen moeten ontwikkelen of upgraden);

II)drie gedecentraliseerde trans-Europese systemen die door de Commissie moeten worden ontwikkeld of geüpgraded maar een belangrijke nationale component hebben die door de lidstaten moet worden uitgevoerd; en

III)drie nationale systemen die alleen door de lidstaten moeten worden ontwikkeld of geüpgraded.

Dit verslag analyseert de tastbare voortgang die met de drie soorten systemen is geboekt, en beschrijft de doelstellingen van elk project, de projectarchitectuur en de planningsaanpak. Op basis daarvan wordt gewezen op mogelijke vertragingen en voorgenomen ondersteunende maatregelen. Het algemene oordeel over de voortgang bij de uitvoering van het DWU/WP is samengevat in de conclusie van dit verslag en geeft aan dat de resterende projecten grotendeels op schema liggen en zullen worden voltooid in overeenstemming met de projectplanning. Nadere informatie over de planning en de status van elk project is opgenomen in een werkdocument van de diensten van de Commissie 4 dat samen met dit verslag is gepubliceerd.


2.Achtergrond

Het DWU is op 1 mei 2016 in werking getreden. Na de wijziging in 2019 5 , werden 2020, 2022 en 2025 vastgesteld als de uiterste termijnen voor de stapsgewijze voltooiing van de werkzaamheden voor de IT-omschakeling en -implementatie. In artikel 278 DWU is bepaald dat verder gebruik mag worden gemaakt van de bestaande elektronische en papieren systemen om douaneformaliteiten te vervullen (de zogenaamde “overgangsmaatregelen”) totdat de desbetreffende nieuwe of geüpgradede elektronische systemen waarin het DWU voorziet, operationeel zijn. De overgangsmaatregelen moeten worden stopgezet zodra de desbetreffende elektronische systemen klaar zijn.

Ter ondersteuning van dit complexe elektronische overgangsproces naar een volledig digitale omgeving voor de douane stelt het DWU/WP uiterste termijnen vast voor elk elektronisch systeem (en de mogelijke fasen ervan) in de periode 2020 tot 2025.

Krachtens artikel 278 bis moet de Commissie een jaarverslag indienen over de voortgang die is geboekt met de uitrol van de elektronische systemen die nog niet voltooid zijn. Daartoe heeft de Commissie informatie over de voortgang verzameld op basis van 1) de nationale plannen die de lidstaten tweemaal per jaar (in januari en in juni) moeten indienen en 2) een enquête bij haar diensten en de lidstaten.

De informatie over de planning en de voortgang die bij de lidstaten en de Commissie werd verzameld en in dit verslag werd opgenomen, geeft de situatie op het einde van juni weer en verstrekt een raming van de voortgang die tegen eind 2020 gerealiseerd zal zijn. Zoals aangekondigd in het verslag betreffende 2019 bevat het verslag over 2020 ook een analyse op basis van uitvoeriger gegevens die door de lidstaten zijn gerapporteerd in het kader van de nationale coördinatieprogramma’s die vanaf 2020 zijn opgezet voor de cruciale gedecentraliseerde trans-Europese systemen op het gebied van douanevervoer en uitvoer.

De verzamelde gegevens werden bovendien vergeleken met de gegevens uit 2019 om belangrijke verschuivingen op te sporen. In de enquête werd aan de projectbeheerders gevraagd of zij kennis hadden van vertragingen in de tijdschema’s voor de elektronische systemen, en om de redenen voor die vertragingen en de genomen maatregelen te vermelden. De enquête leverde zowel kwantitatieve gegevens (behaalde of gemiste termijnen en mijlpalen) als kwalitatieve gegevens (nauwkeurige beschrijving van de uitdagingen, verwachte risico’s en inschattingen van de complexiteit van projecten) op.


3.Projectmethode voor de elektronische systemen van het DWU

De ontwikkeling van elektronische systemen omvat verschillende stappen:

-Eerst wordt er een businesscase voorbereid, waarin het project wordt gemotiveerd en de vereiste budgettaire middelen worden vastgesteld. De businesscase bevat doorgaans een schets van de bedrijfscontext, een probleemomschrijving, een omschrijving van het project en de reikwijdte ervan, mogelijke alternatieve oplossingen, kosten en een tijdschema.

-Daarna wordt er een visiedocument opgesteld, dat nadere informatie verstrekt over de contouren van het project wat architectuur, kosten, tijdpad en risico’s betreft, en ook informatie zoals mijlpalen, op te leveren resultaten en projectorganisatie.

-Vervolgens wordt er gebruik gemaakt van bedrijfsprocesmodellering, de praktijk waarbij de bedrijfsprocessen van wetgeving visueel worden weergegeven in processtromen of procesmodellen, om de functionele specificaties van de systemen te helpen ontwikkelen. De visuele weergave van procesmodellen heeft als voordeel dat processen op dezelfde wijze worden begrepen en geanalyseerd.

-In dit verband worden de technische specificaties ontwikkeld, die nadere informatie bevatten over de inrichting van het systeem, de architectuur die zal worden gebruikt, de berichten die marktdeelnemers en douanekantoren zullen moeten indienen, de interfaces met andere systemen, testplannen enz.

Tijdens de recente ontwikkeling van DWU-projecten werd de projectmethode geoptimaliseerd en werden de bedrijfsprocesmodellering, datamodellering en technische specificatie gelijklopender ontwikkeld en werd van meet af aan nauw samengewerkt tussen juridische, bedrijfs- en IT-deskundigen, zowel bij de Commissie als bij de nationale overheden, en werd overlegd met vertegenwoordigers uit de bedrijfswereld. Bovendien werden gaandeweg steeds opnieuw bijgewerkte ontwikkelings- en uitrolmodellen op verschillende projecten toegepast.

De Commissie en de lidstaten komen regelmatig samen om deze projectdocumenten voor elk trans-Europees systeem vast te stellen en goed te keuren. Daarnaast pleegt de Commissie stelselmatig overleg met het bedrijfsleven via de Trade Contact Group. Een grote uitdaging bestaat erin dat de bestaande systemen vlot moeten blijven functioneren terwijl de ontwikkeling van de nieuwe systemen volop aan de gang is. Zodra de nieuwe systemen klaar zijn, is het van essentieel belang dat de overgang van de bestaande naar de geüpgradede systemen vlot verloopt. Dit is van wezenlijk belang om nadelige gevolgen voor het handelsverkeer en de douaneprocessen te voorkomen.


4.Algemeen overzicht van de voortgang met de elektronische systemen van het DWU


Het DWU/WP omvat zeventien projecten die leiden tot de uitrol van de vereiste elektronische systemen, waaronder veertien trans-Europese systemen waarvoor de Commissie en de lidstaten verantwoordelijk zijn, en drie systemen die uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten vallen.

4.1 Einde 2020 kan de Commissie melden dat acht van de zeventien systemen met succes zijn geüpgraded of uitgerold.

Met name de geslaagde uitrol van de DWU Inlichtingenbladen voor bijzondere regelingen (INF SP-systeem) op 1 juni 2020 moet in dit jaarverslag worden benadrukt. Dit nieuwe systeem harmoniseert de aanpak van het doeltreffende beheer van actieve en passieve veredelingsprocedures en verbetert de monitoring en controle tussen douanekantoren.

De acht voltooide trans-Europese systemen (nieuwe systemen en upgrades) zijn:

·DWU Systeem van geregistreerde exporteurs — REX (nieuw): uitgerold in 2017.

·DWU Douanebeschikkingen — CDS (nieuw): uitgerold in 2017.

·DWU Directe toegang voor ondernemers tot de Europese informatiesystemen — UUM&DS (uniform gebruikersbeheer & digitale handtekening) (nieuw): uitgerold in 2017.

·DWU Systeem voor de registratie en identificatie van marktdeelnemers — upgrade — EORI2 (upgrade): uitgerold in 2018.

·DWU Surveillance 3 — SURV3 (upgrade): uitgerold in 2018.

·DWU Bindende tariefinlichtingen — BTI (upgrade): brengt de reeds lang bestaande databank die alle bindende tariefinlichtingen van de douaneautoriteiten van de lidstaten bevat, in overeenstemming met de DWU-voorschriften. Dankzij betere controlemechanismen zullen alle wettelijk verschuldigde douanerechten en bijbehorende btw correct worden geïnd en kan fraude doeltreffender worden opgespoord. Stappen 1 en 2 van de eerste fase zijn in oktober 2017 voltooid. De tweede fase heeft tijdens de ontwerpfase een vertraging van twee kwartalen opgelopen. De algemene planning lag evenwel nog altijd op schema en het op het DWU afgestemde eBTI-systeem is in oktober 2019 uitgerold. Daarbij werd ook het nodige gedaan om de toegang tot dit systeem via het EU-douaneportaal voor ondernemers mogelijk te maken.

·DWU Geautoriseerde marktdeelnemers — AEO (upgrade): zal de bedrijfsprocessen met betrekking tot AEO-aanvragen en -vergunningen verbeteren, rekening houdende met de wetswijzigingen in het DWU. Fase 1 is op 5 maart 2018 voltooid en deel 1 van fase 2, dat de nieuwe DWU-vereisten voor elektronische indiening via het EU-douaneportaal voor ondernemers en de wijzigingen in het besluitvormingsproces omvatte, is op 1 oktober 2019 voltooid. Deel 2 van fase 2 (daaropvolgende processen) is in december 2019 uitgerold.

·DWU Inlichtingenbladen voor bijzondere regelingen — INF (nieuw): zal een nieuw systeem ontwikkelen om de processen van gegevensbeheer en elektronische verwerking van gegevens die vereist zijn voor de afhandeling van de douaneformaliteit “bijzondere regelingen”, te ondersteunen en te stroomlijnen. Op basis van de ervaringen met het proefproject werden verdere aanpassingen verricht en het volledige INF-systeem werd tijdig uitgerold op 1 juni 2020.

4.2 Voor de negen nog lopende projecten wordt in dit verslag gewezen op de resultaten die in 2020 werden behaald en die aangeven dat de Commissie en de lidstaten met elkaar zijn blijven samenwerken.

4.2.1De zes trans-Europese projecten

In 2020 werd een reeks IT-projectdocumenten opgesteld en goedgekeurd als basis voor de systeemontwikkelingswerkzaamheden — hieronder vindt u meer informatie over de vooruitgang per project.

De zes trans-Europese projecten met hun specifieke architectuur, die in sommige gevallen zowel centrale als nationale componenten vereisen en een of meer projectfasen omvatten, en die overeenkomstig artikel 278, lid 3, DWU uiterlijk 31 december 2025 operationeel moeten zijn, worden hieronder beschreven, samen met de geboekte vooruitgang:

·DWU Beheer van de zekerheidstelling — GUM (nieuw): zorgt overal in de EU voor realtimetoewijzing en -beheer van de verschillende soorten zekerheden. De verbeterde verwerkingssnelheid, traceerbaarheid en elektronische monitoring van zekerheden tussen douanekantoren zal naar verwachting leiden tot een snellere identificatie van gevallen waarin zekerheden ongeldig of ontoereikend worden geacht om de opgelopen of potentiële schuld te dekken.

Vooruitgang: met het oog op de wettelijke mijlpalen in het DWU/WP moeten de technische specificaties tegen 30 september 2022 voltooid zijn voor component 1, die betrekking heeft op het trans-Europese GUM, en tegen 30 november 2024 voor component 2, die betrekking heeft op het nationale systeem voor het beheer van zekerheden. De businesscase voor het trans-Europese GUM werd besproken tijdens verschillende discussierondes over het toepassingsgebied en de implementatiemogelijkheden. Tot slot kwamen de Commissie en de lidstaten in 2020 overeen om een bestaand systeem te hergebruiken, met de toevoeging van specifieke vereisten voor het GUM. Wat het nationale systeem voor het beheer van zekerheden betreft, hebben vier lidstaten de uitrol van een nationaal systeem gemeld en boeken drie andere lidstaten vooruitgang met de technische specificaties. De heroriëntering van het toepassingsgebied van het trans-Europese GUM zou echter enkele verdere aanpassingen kunnen vereisen.

·DWU Invoercontrolesysteem — upgrade (ICS 2) (upgrade): versterkt de veiligheid van de toeleveringsketen door de kwaliteit, invoer, beschikbaarheid en uitwisseling van gegevens met betrekking tot kennisgevingen vóór aankomst (“summiere aangiften bij binnenbrengen”) en daarmee samenhangende risico- en controle-informatie te verbeteren. Dit project zal met name de samenwerking tussen de lidstaten bij het risicoanalyseproces vergemakkelijken. Het project zal worden opgeleverd in drie stappen met het oog op een vlotte omschakeling per vervoerswijze.

Vooruitgang: de technische specificaties voor ICS2 — releases 1 en 2 zijn voltooid op 30 juni 2018. ICS2 — release 1 is gepland voor 15 maart 2021 en zal de verplichting voor de desbetreffende marktdeelnemers (postaanbieders en koeriersdiensten in het vervoer door de lucht) omvatten om minimale gegevens te verstrekken, te weten een ENS-gegevensset vóór het laden. De werkzaamheden liggen op schema voor de tijdige uitrol van de centrale ICS2-repository en de Shared Trader Interface. Enkele lidstaten hebben echter enkele risico’s op vertraging gemeld wegens de ambitieuze periode voor de conformiteitstests.

·DWU Bewijs van Uniestatus — PoUS (nieuw): in dit systeem zullen alle bewijzen die bedrijven voorleggen om de Uniestatus van hun goederen te bewijzen, worden opgeslagen, beheerd en opgevraagd. Dit project kan zowel centraal als nationaal worden uitgerold, maar veel lidstaten hebben uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zij gebruik willen maken van het door de Europese Commissie ontwikkelde centrale systeem. Aangezien de implementatie van het DWU-douanemanifest als bewijs van Uniestatus en het Europees maritiem éénloketsysteem van elkaar afhankelijk zijn, zal het project in twee fasen worden afgerond om inconsistentie te voorkomen en risico’s te beperken.

Vooruitgang: zoals vermeld in het verslag van vorig jaar, hebben de lidstaten die er de voorkeur aan geven een systeemcomponent nationaal uit te rollen, aangegeven dat zij moeilijk kunnen voorspellen of hun implementatie het tijdschema in het werkprogramma zal volgen omdat het project zich nog in een vroeg stadium bevindt. De bedrijfsprocessen en functionele specificaties voor PoUS — fase 1 werden in Q1 2020 door de lidstaten goedgekeurd en het visiedocument werd in Q3 2020 voltooid.

·DWU Gecentraliseerde inklaring — CCI (nieuw): moet het mogelijk maken dat goederen via een gecentraliseerd systeem onder een douaneregeling kunnen worden geplaatst, zodat marktdeelnemers hun douaneactiviteiten kunnen centraliseren. De verwerking van de douaneaangifte en de fysieke vrijgave van de goederen zullen door de desbetreffende douanekantoren worden gecoördineerd. Het systeem zal gebaseerd zijn op de nieuwe nationale invoersystemen en ervoor zorgen dat het gecentraliseerde inklaringsproces op Europees niveau automatisch kan verlopen.

Vooruitgang: de technische specificaties voor CCI — fase 1 werden in 2020 voltooid en goedgekeurd met het oog op de geplande uitroldatum van 1 maart 2022 bij vooroplopende lidstaten. Twee lidstaten hebben gemeld dat zij hun technische specificaties voor fase 1 hebben afgerond, terwijl vijf andere lidstaten daar nog aan werken.

De businesscase voor CCI — fase 2 werd in oktober 2019 voltooid. De bedrijfsprocessen en functionele specificaties voor fase 2 werden voltooid in 2020 en de technische specificaties zullen naar verwachting tegen 30 juni 2022 afgerond zijn met het oog op de geplande uitroldatum van 2 oktober 2023.

·DWU Nieuw geautomatiseerd systeem voor douanevervoer — NCTS (upgrade): het nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer brengt het bestaande systeem voor Unie- en gemeenschappelijk douanevervoer in overeenstemming met de nieuwe wettelijke bepalingen van het DWU, onder meer de aanpassing van de informatie-uitwisseling aan de DWU-gegevensvereisten en de upgrade en ontwikkeling van interfaces met andere systemen.

Vooruitgang: er hebben zich geen vertragingen voorgedaan voor NCTS — fase 5: de technische specificaties werden voltooid en goedgekeurd evenals de IT-transitiestrategie. Het project ligt momenteel op schema en moet volgens het DWU/WP op 1 december 2023 zijn voltooid, waarbij de eerste uitrollen door vooroplopende lidstaten naar verwachting in maart en december 2021 zullen plaatsvinden. Vier lidstaten hebben gemeld dat zij de technische specificaties voor fase 5 hebben voltooid terwijl de werkzaamheden daarvoor in negen andere lidstaten aan de gang zijn.

Voor NCTS — fase 6 (interconnectie met andere systemen) werd in 2020 een haalbaarheidsstudie verricht die input zal leveren voor de businesscase die begin 2021 voltooid moet zijn.

·DWU Geautomatiseerd uitvoersysteem — AES (upgrade van zowel het bestaande trans-Europese systeem (projectcomponent 1) als de bestaande nationale uitvoersystemen (projectcomponent 2)): implementeert de DWU-vereisten voor de uitvoer en het uitgaan van goederen. Het project dat betrekking heeft op het trans-Europese AES voorziet in de implementatie van de DWU-vereenvoudigingen die de uitvoer van goederen voor Europese ondernemingen moeten faciliteren, zoals gecentraliseerde vrijmaking voor uitvoer, en van de DWU-verplichtingen inzake een beter toezicht op de goederen die het EU-douanegebied verlaten, teneinde fraude te voorkomen.

Vooruitgang: de technische specificaties voor het trans-Europese AES werden voltooid en goedgekeurd evenals de IT-transitiestrategie. Het project ligt momenteel op schema en moet volgens het DWU/WP op 1 december 2023 zijn voltooid, waarbij de eerste uitrollen door vooroplopende lidstaten naar verwachting in maart 2021 zullen plaatsvinden. De technische specificaties voor component 2, de upgrade van de nationale uitvoersystemen, zouden tegen 1 september 2022 voltooid moeten zijn. De lidstaten dienen de exportcomponent van hun nationale systeem voor bijzondere regelingen te voltooien op hetzelfde tijdstip als het AES. Vier lidstaten hebben gemeld dat zij de technische specificaties voor component 1 hebben voltooid terwijl de werkzaamheden daarvoor in acht andere lidstaten aan de gang zijn.

Om samen te vatten, voor de zes resterende trans-Europese projecten liggen de werkzaamheden van de Commissie en de lidstaten op schema volgens de wettelijke termijnen die zijn vastgesteld in het kader van het DWU en het DWU/WP, en volgens de projectmijlpalen die zijn uiteengezet in het strategische meerjarenplan voor de douane (MASP-C) van 2019.

Met het oog op de komende uitrollen in 2021 en 2022 moet er worden gewezen op enkele belangrijke verwezenlijkingen:

Ten eerste werd er beslissende vooruitgang geboekt bij de voorbereiding en het testen van de eerste release van Invoercontrolesysteem 2 (ICS2). Dit project ligt op schema voor uitvoering in maart 2021.

Ten tweede zijn de technische specificaties voltooid voor de cruciale gedecentraliseerde trans-Europese systemen op het gebied van invoer, douanevervoer en uitvoer, namelijk Gecentraliseerde inklaring (CCI) — fase 1, het nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (NCTS) fase 5 en het Geautomatiseerd uitvoersysteem (AES) en liggen de ontwikkelingswerkzaamheden van de lidstaten en de Commissie op schema. Bovendien werd de businesscase voor het beheer van zekerheden (GUM) goedgekeurd.

Voor NCTS — fase 5 en AES voorziet het DWU/WP een uitroltermijn vanaf maart 2021. Vooroplopende lidstaten zullen daaraan deelnemen in maart en december 2021, terwijl de andere lidstaten zich hier gaandeweg bij zullen aansluiten tot einde 2023.

Alle nationale overheden hebben bevestigd dat zij voornemens zijn de werkzaamheden voor AES en NCTS — fase 5 te starten tijdens de uitroltermijn van Q1 2021 tot Q4 2023, wat volledig strookt met het DWU/WP. Dit wordt weergegeven in figuur 1 en figuur 2. De gele staaf geeft de tijdslimiet aan voor de voorbereiding van de afsluiting van de bestaande uitvoer- en douanevervoersystemen van de lidstaten en het tijdstip waarop de nieuwe systemen operationeel moeten zijn volgens de wettelijke termijn die is weergegeven met de rode staaf.


Figuur 1 — AES operationeel gemaakt door nationale overheden


Figuur 2 — NCTS – fase 5 operationeel gemaakt door nationale overheden


De Commissie heeft de lidstaten ook een geactualiseerd pakket met documentatie bezorgd over de samenwerkingvoorwaarden en dienstenniveauovereenkomsten voor de exploitatie van de servicedesks en voor het beschikbaarheids- en continuïteitsmanagement van de systemen. Dit zijn belangrijke werkzaamheden die de correcte werking en beschikbaarheid van de trans-Europese systemen onderbouwen.

Tot slot dient te worden beklemtoond dat de activiteiten die door de Commissie zijn verricht met het oog op de uitvoering van het DWU/WP in december 2020 ongeveer 79 % vertegenwoordigen van al haar ontwikkelingswerkzaamheden die in 2025 rond moeten zijn (in het verslag van vorig jaar was dit 66 %). Dit percentage is gebaseerd op kernprestatie-indicatoren voor de activiteiten die uitsluitend aan de Commissie zijn toegewezen en is geen weergave van de activiteiten die de lidstaten dienen te verrichten. In het onderstaande overzicht vindt u de prognose in verband met de voortgang en planning die door de diensten van DG TAXUD is verstrekt.

% gerealiseerd
Eind 202079 %
Eind 202185 %
Eind 202290 %
Eind 202395 %
Eind 202497 %
Eind 2025100 %

Figuur 3 — Percentage van door de Commissie voltooide taken (bij benadering)


4.2.2De drie nationale projecten

De lidstaten moeten tegen 2022 de upgrade van hun drie nationale systemen voltooien. Dit geldt echter niet voor de exportcomponent van het nationale systeem voor bijzondere regelingen, waarvoor de activiteiten en planning nauw samenhangen met het geautomatiseerd uitvoersysteem (AES).

De drie systemen van de lidstaten die uiterlijk 31 december 2022 klaar moeten zijn overeenkomstig artikel 278, lid 2, DWU, zijn:

·DWU Kennisgeving van aankomst, kennisgeving van aanbrengen en tijdelijke opslag (upgrade): met dit project wordt beoogd de processen voor de kennisgeving van de aankomst van het vervoermiddel, het aanbrengen van de goederen (kennisgeving van aanbrengen) en de aangifte tot tijdelijke opslag op nationaal niveau te automatiseren, zoals in het DWU beschreven. Het project ondersteunt de harmonisatie van de uitwisseling van gegevens tussen bedrijven en douane in alle lidstaten.

Vooruitgang: België heeft met twaalf andere belangstellende lidstaten een samenwerkingsinitiatief opgezet om de specificaties voor te bereiden. Een team van deskundigen, dat medegefinancierd wordt uit het Douane 2020-programma, zal blijven samenwerken om de nodige functionele en technische documentatie en testpakketten te verstrekken. Kennisgeving van aankomst, kennisgeving van aanbrengen en tijdelijke opslag zijn door respectievelijk een, vier en drie lidstaten voltooid. In vergelijking met de vorig jaar verstrekte planning hebben enkele lidstaten ervoor gekozen dit project in ICS2 te integreren. Bijgevolg hebben enkele lidstaten uitroldatums gemeld die na de uiterste termijn in het DWU/WP vallen.

·DWU Nationale invoersystemen (upgrade): uitvoering van alle uit het douanewetboek voortvloeiende processen en gegevensvereisten die verband houden met invoer. De lidstaten moeten op hun niveau technische specificaties ontwikkelen als een eerste stap naar de voltooiing van de systemen.

Vooruitgang: alle lidstaten hebben aan de Commissie gemeld dat de werkzaamheden voor deze specificaties lopende zijn en dat zij uiterlijk 1 juli 2021 voltooid zullen zijn. Negen lidstaten hebben de technische specificaties voltooid terwijl de werkzaamheden daarvoor in zeven andere lidstaten lopende zijn. In vergelijking met het verslag van vorig jaar werd de planning van enkele tussentijdse mijlpalen herzien, maar de werkzaamheden van alle lidstaten liggen op schema om de uitrolmijlpaal in 2022 te halen.

·DWU Bijzondere regelingen — SP (upgrade): zal de bijzondere regelingen harmoniseren en vergemakkelijken (douane-entrepot, bijzondere bestemming, tijdelijke invoer en actieve en passieve veredeling). De lidstaten zullen alle DWU-wijzigingen die voor deze bijzondere regelingen noodzakelijk zijn, in hun nationale systemen moeten implementeren. De eerste component (uitvoer) van dit systeem zal worden geïmplementeerd in samenhang met en als onderdeel van het nationale project DWU Geautomatiseerd uitvoersysteem (AES) (uiterste uitroltermijn 2025), terwijl de tweede component (invoer) deel zal uitmaken van de upgrade van het project DWU nationale invoersystemen (uiterste uitroltermijn 2022).

Vooruitgang: één lidstaat heeft zijn technische specificaties voor SP component 1 en negen lidstaten hebben hun technische specificaties voor component 2 voltooid. Het AES en de upgrade van de nationale invoersystemen zijn onderling afhankelijk. Tot dusver hebben de lidstaten geen vertragingen gemeld en alle lidstaten zijn op schema voor de eerste deadline, namelijk 2022.

Om samen te vatten: voor de nationale systemen leveren de lidstaten grote inspanningen, soms met intensieve samenwerking, om vooruitgang te boeken met de implementatie van de vereisten voor NA/PN/TS, de aanpassingen aan de nationale invoersystemen, en de daarmee samenhangende bijzondere regelingen. Nu de uiterste uitroltermijnen naderen (31 december 2022 voor de drie systemen) moeten de lidstaten hier bijzondere aandacht aan schenken, met name de tien lidstaten die geen tijdige uitrol voor AN konden bevestigen, de vier lidstaten die dat niet konden doen voor PN en de drie lidstaten die geen tijdige uitrol voor TS konden bevestigen zoals weergegeven in de tabellen 9, 10 en 11 van het werkdocument van de diensten van de Commissie dat dit verslag vergezelt.


4.3 Risico’s op vertraging

De Commissie heeft haar eerste jaarverslag aan de Raad over de voortgang met het DWU voorgelegd op 12 februari 2020. De belangrijkste feedback daarover was:

·het verslag lijkt te optimistisch;

·in het verslag wordt niets gezegd over de financiële houdbaarheid van de uitvoering van het DWU (met name de levensvatbaarheid van ICS2);

·de stabiliteit van bijlage B (gemeenschappelijke gegevensvereisten) van het DWU is van cruciaal belang.

In antwoord op de feedback van de Raad drukt de Commissie haar vertrouwen uit dat de huidige rapportage een correct overzicht van de situatie biedt, aangezien zij enerzijds gebaseerd is op de eigen activiteiten van de Commissie die uitmonden in vooruitgang voor de trans-Europese centrale systemen, en anderzijds op de activiteiten van de lidstaten, zoals die aan de Commissie zijn gemeld. De lidstaten werd verzocht in hun rapportage over de gedecentraliseerde elementen van de trans-Europese systemen en over hun nationale systemen een realistisch beeld te schetsen van de voortgang van het project en de vastgestelde risico’s.

Wat de financiële situatie en houdbaarheid betreft, werd in de conclusies van de Raad over het meerjarig financieel kader een begrotingstoewijzing van 950 miljoen EUR voor het douaneprogramma goedgekeurd. Dit vertegenwoordigt een belangrijke toezegging om de werkzaamheden van de douane en met name de ontwikkeling van elektronische systemen in de periode tot 2027 te realiseren en financieel te ondersteunen. Gezien deze ontwikkelingen ziet de Commissie niet langer een risico op een gebrek aan middelen uit de EU-begroting voor de ontwikkeling van de systeemcomponenten waarvoor zij verantwoordelijk is. Op het ogenblik waarop dit verslag wordt opgesteld, zijn de begrotingsonderhandelingen met het Europees Parlement nog bezig. Dit betekent dat dit bedrag mogelijk niet definitief is.

In de context van het vorige jaarverslag werd door de Raad en de douanediensten van de lidstaten gewezen op de onstabiliteit van bijlage B bij de GV/DWU 6 en UV/DWU 7 en de toekomstige wijzigingen als een belangrijk risico. De gemeenschappelijke gegevensvereisten van bijlage B worden gebruikt voor de trans-Europese en de nationale systemen en de toepasbaarheid van de verschillende kolommen van bijlage B op de GV/DWU is gekoppeld aan de uitroldatums van de elektronische systemen die in het DWU/WP zijn vastgesteld. De Commissie is verheugd te melden dat het risico is verminderd dankzij de in 2020 geboekte vooruitgang. De werkzaamheden aan de harmonisatie van de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor aangiften, kennisgevingen en bewijs van de douanestatus van Uniegoederen zijn voltooid en zijn opgenomen in de wijzigingen van de GV/DWU en de UV/DWU die door de Commissie begin 2020 zullen worden goedgekeurd. De wijzigingen waren noodzakelijk om de wettelijke bepalingen volledig af te stemmen op de functionele en technische specificaties voor de trans-Europese systemen en om de nodige stabiliteit te garanderen.

Om terug te komen op het overzicht van de in 2020 geboekte vooruitgang, daaruit blijkt dat de ontwikkelingen waarvoor de Commissie verantwoordelijk is, goed vorderen en dat er geen vertragingen zijn geïdentificeerd of opgetreden ten aanzien van de wettelijke deadlines. Bovendien werden er geen belangrijke risico’s gemeld die zouden leiden tot een laattijdige uitrol.

Ook de lidstaten boeken grote vooruitgang met de ontwikkelingen waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Zoals vermeld in punt 4.2 is er echter één project waarvoor een vertraging tot na de wettelijke deadline (in dit geval 31/12/2022) is gemeld, namelijk het project NA, PN en TS, dat als een zuiver nationaal project is aangemerkt. De door de lidstaten gemelde vertragingen zijn weergegeven in de tabellen 9, 10 en 11 van het werkdocument van de diensten van de Commissie dat dit verslag vergezelt en kunnen als volgt worden samengevat:

·Voor de implementatie van de Kennisgeving van aankomst (NA) hebben de volgende lidstaten een uitroldatum gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma van het DWU: BE, BG, DE, EE, ES, FI, FR, NL en RO. Door DK werd geen geplande datum voor de uitrol van de NA verstrekt.

Vier lidstaten hebben meer bepaald gemeld dat zij de NA zullen integreren in ICS2 — release 2 (geplande uitrol 1/3/2023). Voor acht lidstaten blijft de vertraging beperkt tot twee à drie maanden.

·Voor de implementatie van de Kennisgeving van aanbrengen (PN) en de aangifte tot tijdelijke opslag (TS) hebben de volgende lidstaten een uitroldatum voor PN gepland die later valt dan de uiterste termijn in het werkprogramma: BE, FR en NL. Door DK werd geen geplande datum voor de uitrol van de PN verstrekt.

Voor twee lidstaten blijft de vertraging naar schatting meer bepaald beperkt tot twee maanden.

Wat het project in verband met nationale invoersystemen betreft, lijkt het risico op vertragingen dat door enkele lidstaten in het vorige jaarverslag werd vermeld, onder controle te zijn en niet langer te leiden tot een laattijdige voltooiing die mogelijke gevolgen heeft voor het trans-Europese CCI-project.

Wat het nationaal project over bijzondere regelingen betreft, hebben alle lidstaten aangegeven dat zij op tijd klaar zullen zijn, met uitzondering van de uitvoercomponent waarvoor één lidstaat (DK) geen datum heeft verstrekt.

Aan de kant van de lidstaten hebben een aantal algemene risico’s zich sinds vorig jaar herhaald, met mogelijke gevolgen voor de voortgang van hun activiteiten. Een belangrijke oorzaak van moeilijkheden en risico’s op vertraging voor de lidstaten is, zoals zij aangeven, hun gebrek aan middelen en de noodzaak om de DWU-projecten verder te integreren. In vergelijking met het vorige jaarverslag zijn er slechts enkele gevallen waarin de inschrijvingen nog niet zijn gegund, voor andere gevallen is het risico in verband met overheidsopdrachten verdwenen. Wat het gebrek aan financiële middelen betreft, heeft de goedkeuring van het DWU/WP door de Commissie en haar jaarlijkse voortgangsverslag van einde 2019 de lidstaten geholpen aanvullende financiële middelen te verkrijgen. Een lidstaat heeft uitdrukkelijk melding gemaakt van de geslaagde uitkomst. Wat de personele middelen betreft, hebben de lidstaten nogmaals gewezen op het gebrek daaraan dat een specifiek risico vormt voor een geslaagde en tijdige implementatie van de projecten. Personele middelen werken vaak tegelijkertijd aan andere IT-projecten. Voorts dragen tal van factoren bij aan de complexiteit van de DWU-projecten (de onderlinge afhankelijkheid van projecten, de transitie en tests met de marktdeelnemers, systeemintegraties).

In het jaarlijkse voortgangsverslag van 2019 hebben de lidstaten reeds gewezen op problemen bij de nakoming van de verplichtingen voor douanesystemen die door het op 5 december 2017 vastgestelde pakket voor btw en e-handel worden opgelegd 8 . De lidstaten hebben vermeld dat de parallelle implementaties vertraging zouden kunnen veroorzaken bij de tijdige voltooiing van de elektronische systemen van het DWU. De Commissie heeft dit jaar verder toezicht gehouden op de situatie. Op 8 mei 2020 heeft de Commissie voorgesteld de invoering van de nieuwe regels met zes maanden uit te stellen (van 1 januari 2021 naar 1 juli 2021 of later). Op 20 juli 2020 heeft de Raad dit voorstel aanvaard en de nodige wetgeving vastgesteld 9 . Door dit uitstel krijgen de lidstaten meer tijd om de wettelijke deadlines voor de nationale ontwikkelingen te halen, en minder lidstaten hebben in 2020 melding gemaakt van het risico dat het initiatief betreffende btw en e-handel indirecte gevolgen zou kunnen hebben voor de uitvoering van het DWU. Met name twee lidstaten lieten weten dat zij enkele DWU-activiteiten opnieuw moeten plannen en platforms en ondersteunende IT-systemen moeten opschalen. Zij hebben echter ook gemeld dat zij ondersteunende maatregelen overwegen om een echte vertraging bij de start van de uitrol te voorkomen. Op te merken valt dat het risico door de lidstaten werd bekeken in combinatie met andere externe factoren zoals COVID-19 en de brexit (zie blz. 29, blz. 35 en blz. 41 van het werkdocument van de diensten van de Commissie dat dit verslag vergezelt).

Wat de uitdagingen betreft die de COVID-19-pandemie en de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU met zich meebrengen, heeft de Commissie gemeld dat de COVID-19-pandemie geen gevolgen heeft voor haar eigen activiteiten en dat er ondersteunende maatregelen werden genomen om de gevolgen van het terugtrekkingsakkoord tegen te gaan. De lidstaten hebben gerapporteerd dat de gevolgen momenteel onduidelijk zijn, maar dat bijkomende druk op hun nationale planning en op het aantal intern en extern beschikbare personele middelen (IT-contractanten, marktdeelnemers) te verwachten valt.

Tot besluit is uit de beoordeling van de belangrijkste risico’s voor de tijdige implementatie van de DWU-systemen gebleken dat die risico’s voornamelijk aan de kant van de lidstaten bestaan en gekoppeld zijn aan de complexiteit van de projecten, kwesties in verband met overheidsopdrachten en contracten, beperkte middelen, het transformatieproces, en enkele externe factoren zoals COVID-19 en de brexit. De Commissie zal de lidstaten blijven bijstaan met de in punt 4.4 hieronder beschreven ondersteunende maatregelen om te voorkomen dat de risico’s leiden tot een laattijdige uitrol van de elektronische systemen.


4.4 Ondersteunende maatregelen

Wat de nationale projecten betreft, blijkt uit de planning en voortgang die de lidstaten hebben verstrekt enerzijds dat de situatie beter is dan vorig jaar aangezien voor de nationale invoersystemen niet langer sprake is van vertragingen, maar anderzijds dat de situatie voor het nationale project inzake AN/PN/TS enigszins is verslechterd. In het licht van de beoordeelde risico’s is de Commissie voornemens de ondersteuning aan de lidstaten te intensiveren aan de hand van verscheidene maatregelen. Aangezien een aantal lidstaten hun nationale activiteiten koppelen aan de activiteiten die in het kader van ICS2 release 2 zijn gepland, zal de Commissie het planningsverschil van twee maanden grondiger onderzoeken. Zij zal de voortgang regelmatiger meten, bilaterale contacten onderhouden om een inzicht te verwerven in de problemen en een formeel schrijven richten aan de betrokken lidstaten om de vertragingsrisico’s te verminderen. De lidstaten krijgen intussen het advies om hun intensieve samenwerking aan de implementatie van het AN/PN/TS-project voort te zetten en daar verder spoed achter te zetten en de krachten te bundelen in het deskundigenteam. De Commissie blijft medefinanciering uit het douaneprogramma geven aan het deskundigenteam voor nieuwe benaderingen om de IT-douanesystemen (ETCIT) te ontwikkelen en te exploiteren. De tijdige implementatie van de nationale componenten blijft uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de lidstaten.

Zoals aangekondigd in het vorige jaarverslag heeft de Commissie haar steun aan de lidstaten bij de ontwikkeling van de trans-Europese systemen geïntensiveerd door innovatieve ontwikkelings- en uitrolmechanismen op te zetten, de governanceaanpak te verfijnen en trans-Europese coördinatie- en monitoringprogramma’s te verstrekken. Dit wordt hieronder nader beschreven.

De Commissie blijft een wendbare aanpak hanteren in verband met de ontwikkeling en uitrol van de elektronische systemen van het DWU om projectdocumentatie en applicatiesoftware in beter beheersbare iteraties of pakketten te leveren en te herzien. Dit maakt snellere oplossingen mogelijk en zorgt voor een evenwichtiger werklast voor de Commissie en de lidstaten. Deze methode werd eerst uitgetest in de projecten AES, NCTS — fase 5 en ICS2 en is door de lidstaten en bedrijven gunstig onthaald. Na het verzoek om de aanpak te veralgemenen, werd hij gebruikt voor andere DWU-projecten zoals PoUS en CCI. Voorts heeft de Commissie een mechanisme vastgesteld voor betere samenwerking tussen alle belanghebbenden vanaf het begin van de projecten, om de kwaliteit van de voorbereidende activiteiten te verhogen en moeilijkheden bij de besluitvorming en aanvullende vereisten in latere projectstadia te voorkomen.

De vorderingen bij de Commissie worden gevolgd op een dashboard van het strategische meerjarenplan voor de douane (MASP-C), dat als voortgangs- en informatie-instrument fungeert. Het MASP-C 2019 en het DWU/WP 2019 dienen als basis voor de mijlpalen op het dashboard. Het dashboard wordt elk kwartaal ter informatie en sturing aan de lidstaten (Electronic Customs Coordination Group) en het bedrijfsleven (Trade Contact Group) gepresenteerd.

De Commissie volgt thans niet alleen de vorderingen bij de belangrijkste projectmijlpalen, zoals aangegeven in het DWU/WP en het MASP-C, maar legt ook specifieke tussentijdse mijlpalen per project vast (bv. mijlpalen voor de voltooiing van de conformiteitstests door alle lidstaten). Dit strakke toezicht is noodzakelijk om de uitrol van de gedecentraliseerde trans-Europese systemen beheersbaar te houden en extra kosten te vermijden voor de exploitatie van oude en nieuwe systemen in het geval van een verlengde uitroltermijn.

Voor de implementatie van het ICS2-programma heeft de Commissie in 2019 en 2020 de “trans-Europese coördinatieactiviteiten” voortgezet 10 . De werkzaamheden betroffen de implementatie van ICS2 — release 1 met de bedoeling de operationele paraatheid van de douaneautoriteiten van de lidstaten, koeriersdiensten en postaanbieders in de EU vanaf 15 maart 2021 te faciliteren.

De Commissie heeft de nationale overheden en de marktdeelnemers ondersteuning geboden bij hun ontwikkelingsactiviteiten, via een reeks activiteiten waaronder:

·oprichting van een specifiek forum en organisatie van webinars, ondersteuning via vaak gestelde vragen en organisatie van regelmatige plenaire trans-Europese coördinatievergaderingen in verband met ICS2 met deelname van alle nationale vertegenwoordigers van het ICS2-projectbeheer en -risicobeheer van de lidstaten, individuele marktdeelnemers, bedrijfsverenigingen en internationale organisaties;

·nauwgezette en voortdurende monitoring, planning van nationale en handelsprojecten om te garanderen dat ze zijn afgestemd op de centrale planning van de Commissie en de relevante mijlpalen voor IT-oplevering (conformiteitstestcampagnes, end-to-endtests, proefdraaien). Dit hield zowel voortdurende ondersteuning voor de coördinatie van conformiteitstestactiviteiten in als het aansporen van nationale overheden en marktdeelnemers tot coördinatie van hun individuele projecten;

·voorbereiding voor de lancering van communicatiecampagnes, met verschillende activiteiten die in 2020 en tijdens de gehele implementatie van het ICS2-programma werden uitgevoerd, onder meer de creatie van specifieke inhoud over het ICS2-programma op de webpagina van DG TAXUD;

·opstellen van opleidingsmateriaal dat gebaseerd zal zijn op het compendium van de gemeenschappelijke operationele richtsnoeren voor ICS2 release 1.


Eind 2019 heeft de Commissie bovendien een “programma voor de kwartaalmonitoring van nationale overheden” opgestart voor de trans-Europese systemen NCTS — fase 5 en AES, met kernprestatie-indicatoren zodat de voortgang regelmatig kan worden gemeten en ruim op tijd voor eventuele problemen zal worden gewaarschuwd.

Als aanvullend instrument heeft de Commissie voor deze projecten ook een “programma voor de coördinatie van nationale overheden” opgezet om de lidstaten te helpen bij de ontwikkeling en de uitrol van hun nationale componenten voor de trans-Europese systemen. Deze programma’s zullen het IT-transitieproces vanaf 2020 helpen sturen met een specifieke helpdesk, webinars, bilaterale bezoeken (waar mogelijk), opleidingen, follow-up van conformiteitstests, driemaandelijkse voortgangsrapportage, dienstverleningsbeheer enz.

Tijdens de eerste zes maanden van de toepassing van het programma konden de volgende resultaten worden opgetekend:

·alle nationale overheden voldeden aan de bepalingen van het coördinatieprogramma voor NCTS — fase 5 en AES, verstrekten uitvoerige nationale projectplannen met behulp van de voorgestelde sjablonen en rapporteerden afwijkingen van hun basisplan;

·het algemene coördinatieprogramma werd met alle nationale overheden besproken tijdens vier virtuele en fysieke vergaderingen en werd aanvaard door de Electronic Customs Coordination Group (ECCG);

·er hebben drie bilaterale missies plaatsgevonden en er werden zes bilaterale webinars gehouden met nationale overheden;

·de Commissie heeft dit verslag aan de ECCG en de douanebeleidsgroep (CPG) verstrekt met het overzicht van de kernprestatie-indicatoren voor de geaggregeerde nationale plannen.


Beide programma’s zullen waardevolle voortgangsinformatie verschaffen die zal worden gebruikt voor de toekomstige jaarlijkse voortgangsverslagen. Zij zullen nauwkeurige voortgangsinformatie per project en per lidstaat verschaffen.


5Samenvatting en conclusies

Al bij al is duidelijk dat de Commissie en de lidstaten met uitdagingen zullen worden geconfronteerd als zij de elektronische systemen van het DWU volledig willen uitrollen binnen de vastgestelde termijnen. Uit de beoordeling van de voortgang en de risico’s blijkt dat deze uitdagingen voornamelijk bij de lidstaten worden gesitueerd. De lidstaten verwijzen naar de onzekerheid in verband met de gevolgen van de COVID-19-pandemie, naar tal van andere verplichtingen die via douanesystemen moeten worden toegepast, naar problemen met middelen in de lidstaten, naar de complexiteit en interconnectiviteit van de systemen, en naar de behoefte aan een vlotte transitie van de bestaande naar de geüpgradede systemen met zo weinig mogelijk gevolgen voor het handelsverkeer. De Commissie zal zich de volgende jaren inzetten om de voortgang van de lidstaten zorgvuldiger en grondiger te ondersteunen, coördineren en monitoren en zij zal enkele specifieke maatregelen nemen om de tijdige implementatie van de nationale en de trans-Europese systemen te garanderen.

Anderzijds kan niet worden ontkend dat er tastbare vooruitgang wordt geboekt. Er is al een aanzienlijk aantal elektronische systemen uitgerold en deze zijn nu volledig operationeel.

Dit jaar werd het INF SP-project met succes uitgerold en werd er aanzienlijke vooruitgang geboekt met de afronding van technische en functionele specificaties voor vier respectievelijk twee projecten, de voltooiing van twee businesscases en de voorbereiding van belangrijke komende releases.

Zoals hierboven vermeld liggen de resterende systemen grotendeels op schema en zullen ze worden voltooid in overeenstemming met de projectplanning die in het DWU/WP is opgenomen. Figuur 4 hieronder bevat een beknopt overzicht van de planning en de voortgang.


Figuur 4: planning van DWU/WP-projecten


De Commissie en de lidstaten zullen ook in de toekomst regelmatig bijeenkomen om de projecten aan te sturen en te volgen via de dashboards van het MASP-C en de aangescherpte rapportagevereisten inzake planning en voortgang voor de uitvoering van het DWU/WP. De Commissie en de lidstaten zullen ook voor de resterende trans-Europese systemen businesscases en visiedocumenten opstellen en uitwerken en de functionele en technische specificaties ervan (inclusief technische specificaties voor een overgangsperiode in sommige gevallen) voorbereiden als basis voor de lancering en de uitrol van deze systemen.

De Commissie zet het programma voor de kwartaalmonitoring van nationale overheden en het programma voor de coördinatie van nationale overheden voort. De Commissie is ervan overtuigd dat zij met deze beheersinstrumenten de passende middelen ter beschikking heeft om de komende uitdagingen het hoofd te bieden.

Alle lidstaten hebben zich bereid getoond om ondersteunende maatregelen vast te stellen en te nemen die hen in staat moeten stellen de planningstermijnen van het DWU/WP in acht te nemen.

Nadere informatie over de planning en de status van elk project is opgenomen in een werkdocument van de diensten van de Commissie dat samen met dit verslag is gepubliceerd. 

(1)

 Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek (COM(2019) 629 final).

(2)

 Werkdocument van de diensten van de Commissie bij het Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek (SWD(2019) 434 final) (enkel beschikbaar in het Engels).

(3)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 325 van 16.12.2019, blz. 168).

(4)

 Werkdocument van de diensten van de Commissie bij het Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de voortgang bij de ontwikkeling van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet, overeenkomstig artikel 278 bis van dat wetboek, SWD(2020) XXX final (enkel beschikbaar in het Engels).

(5)

 Verordening (EU) 2019/632 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 houdende verlenging van het tijdelijke gebruik van andere middelen dan de elektronische gegevensverwerkingstechnieken waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 54).

(6)

 Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).

(7)

 Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).

(8)

  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2459 van de Raad van 5 december 2017 ( PB L 348 van 29.12.2017, blz. 32 ).

(9)

  Besluit (EU) 2020/1109 van de Raad van 20 juli 2020 tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2017/2455 en (EU) 2019/1995 wat betreft de data van omzetting en toepassing in respons op de COVID‐19-pandemie ( PB L 244 van 29.7.2020, blz.3 ) , Verordening (EU) 2020/1108 van de Raad van 20 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2454 wat betreft de toepassingsdata in respons op de COVID‐19-pandemie ( PB L 244 van 29.7.2020, blz.1 ) en Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1112 van de Raad van 20 juli 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2026 wat betreft de toepassingsdata in respons op de COVID-19-pandemie ( PB L 244 van 29.7.2020, blz. 9 ).

(10)

Het onderdeel trans-Europese coördinatieactiviteiten van ICS2, een integraal element van het ICS2-programma, ging van start in 2018.