Artikelen bij COM(2021)57 - Gedelegeerde handelingen van de Commissie onder Verordening (EU) 2016/429 inzake overdraagbare dierziekten (“diergezondheidswetgeving”)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 12.2.2021

COM(2021) 57 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitoefening van de bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen die aan de Commissie is toegekend krachtens Verordening (EU) 2016/429 inzake overdraagbare dierziekten (“diergezondheidswetgeving”)


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitoefening van de bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen die aan de Commissie is toegekend krachtens Verordening (EU) 2016/429 inzake overdraagbare dierziekten (“diergezondheidswetgeving”)

1.INLEIDING

Verordening (EU) 2016/429 betreffende overdraagbare dierziekten (“diergezondheidswetgeving”) 1 werd vastgesteld in 2016. Deze verordening is op 21 april 2016 in werking getreden en is van toepassing met ingang van 21 april 2021.

De verordening vervangt het volledige corpus van volledig geharmoniseerde wetgeving inzake diergezondheid (39 richtlijnen en verordeningen) en voorziet in een eenvoudiger en flexibeler regelgevingskader. Zij verzekert ook een meer risicogebaseerde aanpak voor het vaststellen van diergezondheidsvoorschriften, een betere paraatheid voor en preventie en bestrijding van in de lijst opgenomen overdraagbare ziekten.

Daarnaast wordt de rol van de verschillende actoren op het gebied van diergezondheid verduidelijkt en worden er mogelijkheden gecreëerd om de administratieve lasten voor landbouwers, andere exploitanten en bevoegde autoriteiten te verminderen zonder de diergezondheidsstatus in de EU in het gedrang te brengen. Bovendien biedt de verordening geschiktere instrumenten om met crisissituaties om te gaan (bv. nieuwe ziekten) of om specifieke risico’s aan te pakken (bv. antimicrobiële resistentie) en draagt zij bij tot minder economische verliezen als gevolg van uitbraken van ziekten.

Overeenkomstig de bepalingen van de verordening is de Commissie bevoegd om een groot aantal uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen vast te stellen. De verordening legt de Commissie ook de verplichting op om aan de medewetgever verslag uit te brengen over de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheden waarin zij voorziet.

2.RECHTSGRONDSLAG

Dit verslag moet worden opgesteld op grond van artikel 264, lid 3, van Verordening (EU) 2016/429. Overeenkomstig die bepaling wordt de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de daarin genoemde aangelegenheden aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 20 april 2016 en moet de Commissie uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag over de bevoegdheidsdelegatie opstellen.

Volgens artikel 264, lid 3, is de Commissie bevoegd om de in artikel 3, lid 5, artikel 5, lid 2, artikel 5, lid 4, artikel 14, lid 3, artikel 16, lid 2, artikel 18, lid 3, artikel 20, lid 3, artikel 29, artikel 31, lid 5, artikel 32, lid 2, artikel 37, lid 5, artikel 39, artikel 41, lid 3, artikel 42, lid 6, artikel 47, lid 1, artikel 48, lid 3, artikel 53, lid 2, artikel 54, lid 3, artikel 55, lid 2, artikel 58, lid 2, artikel 63, artikel 64, lid 4, artikel 67, artikel 68, leden 2 en 3, artikel 70, lid 3, artikel 72, lid 2, artikel 73, lid 3, artikel 74, lid 4, artikel 76, lid 5, artikel 77, lid 2, artikel 87, lid 3, artikel 94, lid 3, artikel 97, lid 2, artikel 101, lid 3, artikel 106, lid 1, artikel 109, lid 2, artikel 118, leden 1 en 2, artikel 119, lid 1, artikel 122, leden 1 en 2, artikel 125, lid 2, artikel 131, lid 1, artikel 132, lid 2, artikel 135, artikel 136, lid 2, artikel 137, lid 2, artikel 138, lid 3, artikel 139, lid 4, artikel 140, artikel 144, lid 1, artikel 146, lid 1, artikel 147, artikel 149, lid 4, artikel 151, lid 3, artikel 154, lid 1, artikel 156, lid 1, artikel 160, leden 1 en 2, artikel 161, lid 6, artikel 162, leden 3 en 4, artikel 163, lid 5, artikel 164, lid 2, artikel 165, lid 3, artikel 166, lid 3, artikel 167, lid 5, artikel 168, lid 3, artikel 169, lid 5, artikel 176, lid 4, artikel 181, lid 2, artikel 185, lid 5, artikel 189, lid 1, artikel 192, lid 2, artikel 197, lid 3, artikel 200, lid 3, artikel 201, lid 3, artikel 202, lid 3, artikel 203, lid 2, artikel 204, lid 3, artikel 205, lid 2, artikel 211, lid 1, artikel 213, lid 1, artikel 214, artikel 216, lid 4, artikel 218, lid 3, artikel 221, lid 1, artikel 222, lid 3, artikel 223, lid 6, artikel 224, lid 3, artikel 228, lid 1, artikel 230, lid 3, artikel 234, lid 2, artikel 237, lid 4, artikel 239, lid 2, artikel 240, lid 2, artikel 241, lid 2, artikel 242, lid 2, artikel 245, lid 3, artikel 246, lid 3, artikel 249, lid 3, artikel 252, lid 1, de artikelen 254 en 263, artikel 271, lid 2, artikel 272, lid 2, artikel 279, lid 2, en artikel 280, lid 4, van Verordening (EU) 2016/429 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen.

In artikel 264, lid 3, van die verordening is bepaald dat de bevoegdheidsdelegatie stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur wordt verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet, terwijl in artikel 264, lid 4, wordt bepaald dat het Europees Parlement of de Raad de bevoegdheidsdelegatie te allen tijde kan intrekken.

3.UITOEFENING VAN DE DELEGATIE

Tijdens de verslagperiode heeft de Commissie haar gedelegeerde bevoegdheden uitgeoefend door de volgende gedelegeerde handelingen vast te stellen:

·Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1629 van de Commissie van 25 juli 2018 tot wijziging van de lijst van ziekten in bijlage II bij Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad betreffende overdraagbare dierziekten en houdende wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) 2 ;

·Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren 3 ;

·Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/686 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de erkenning van inrichtingen voor levende producten en de traceerbaarheids- en diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van levende producten van bepaalde gehouden landdieren 4 ;

·Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van landdieren en broedeieren 5 ;

·Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten 6 ;

·Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft 7 ;

·Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/691 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor aquacultuurinrichtingen en vervoerders van waterdieren 8 ;

·Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong 9 ;

·Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/990 van de Commissie van 28 april 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de diergezondheids- en certificeringsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van waterdieren en producten van dierlijke oorsprong van waterdieren 10 ;

·Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2154 van de Commissie van 14 oktober 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de diergezondheids-, certificerings- en kennisgevingsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van landdieren afkomstige producten van dierlijke oorsprong 11 .

De Commissie heeft tot dusver 83 van de 110 bevoegdheden gebruikt om gedelegeerde handelingen vast te stellen zoals voorzien in Verordening (EU) 2016/429. Indien de regels inhoudelijk met elkaar verband houden, zijn sommige van deze gedelegeerde bevoegdheden samengebracht in één gedelegeerde handeling. De samenvoeging tot één handeling in plaats van een aantal afzonderlijke naar elkaar verwijzende handelingen werd noodzakelijk geacht met het oog op eenvoud en transparantie, om de doeltreffende toepassing van de regels te vergemakkelijken en om dubbel werk te voorkomen.

In de onderstaande tabel is te zien welke handelingen de specifieke maatregelen bevatten die zijn vastgesteld krachtens de desbetreffende bevoegdheden in Verordening (EU) 2016/429.

Gedelegeerde handelingBevoegdheden in Verordening (EU) 2016/429
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1629 van de Commissie van 25 juli 2018 tot wijziging van de lijst van ziekten in bijlage II bij Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad betreffende overdraagbare dierziekten en houdende wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”)Artikel 5, leden 2 en 4
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeierenArtikel 3, lid 5, artikel 87, lid 3, artikel 94, lid 3, artikel 97, lid 2, artikel 101, lid 3, artikel 106, lid 1, artikel 118, leden 1 en 2, artikel 119, lid 1, artikel 122, lid 2, artikel 271, lid 2, en artikel 279, lid 2
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/686 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de erkenning van inrichtingen voor levende producten en de traceerbaarheids- en diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van levende producten van bepaalde gehouden landdierenArtikel 94, lid 3, artikel 97, lid 2, artikel 101, lid 3, artikel 106, lid 1, artikel 122, leden 1 en 2, artikel 131, lid 1, artikel 160, leden 1 en 2, artikel 161, lid 6, artikel 162, leden 3 en 4, artikel 163, lid 5, artikel 164, lid 2, artikel 165, lid 3, en artikel 279, lid 2
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van landdieren en broedeierenArtikel 3, lid 5, artikel 125, lid 2, artikel 131, lid 1, artikel 132, lid 2, artikel 135, artikel 136, lid 2, artikel 137, lid 2, artikel 140, artikel 144, lid 1, artikel 146, lid 1, artikel 147, artikel 149, lid 4, artikel 154, lid 1, artikel 156, lid 1, artikel 160, artikel 162, leden 3 en 4, artikel 163, lid 5, punten b) en c), en artikel 164, lid 2
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreftArtikel 47, lid 1, artikel 53, lid 2, artikel 54, lid 3, artikel 55, lid 2, artikel 58, lid 2, artikel 63, eerste alinea, artikel 64, lid 4, artikel 67, eerste alinea, artikel 68, lid 3, artikel 70, lid 3, artikel 72, lid 2, artikel 73, lid 3, artikel 74, lid 4, artikel 76, lid 5, artikel 77, lid 2, en artikel 272, lid 2
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziektenArtikel 29, artikel 31, lid 5, artikel 32, lid 2, artikel 37, lid 5, artikel 39, artikel 41, lid 3, artikel 42, lid 6, en artikel 280, lid 4
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/691 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor aquacultuurinrichtingen en vervoerders van waterdierenArtikel 176, lid 4, artikel 181, lid 2, artikel 185, lid 5, artikel 189, lid 1, en artikel 279, lid 2
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprongArtikel 234, lid 2, artikel 237, lid 4, en artikel 239, lid 2
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/990 van de Commissie van 28 april 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de diergezondheids- en certificeringsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van waterdieren en producten van dierlijke oorsprong van waterdierenArtikel 192, lid 2, artikel 197, lid 3, artikel 201, lid 3, artikel 202, lid 3, artikel 205, lid 2, artikel 211, lid 1, artikel 213, lid 1, artikel 216, lid 4, artikel 218, lid 3, artikel 221, lid 1, artikel 222, lid 3, artikel 223, lid 6, en artikel 224, lid 3
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2154 van de Commissie van 14 oktober 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de diergezondheids-, certificerings- en kennisgevingsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van landdieren afkomstige producten van dierlijke oorsprongArtikel 166, lid 3, artikel 168, lid 3, en artikel 169, lid 5


Bepaalde bevoegdheden uit hoofde van Verordening (EU) 2016/429 zijn tijdens de verslagperiode om de hieronder uiteengezette redenen niet gebruikt.

·De bevoegdheden van artikel 14, lid 3, betreffende de activiteiten die de bevoegde autoriteiten kunnen delegeren aan andere dierenartsen dan officiële dierenartsen en van artikel 16, lid 2, inzake veiligheidsmaatregelen in laboratoria zijn tot dusver niet gebruikt. De Commissie gaat echter na of er specifieke handelingen moeten worden voorbereid om deze aspecten te bestrijken, met name in het licht van de ervaring met de praktische toepassing van de nieuwe regels.

·De bevoegdheden in de artikelen 18, lid 3, en 20, lid 3, met betrekking tot de melding van ziekten en rapportage zijn tot dusver niet gebruikt. Zodra Verordening (EU) 2016/429 van toepassing wordt, kunnen regels op basis van die bevoegdheden nodig zijn om eventuele uitvoeringsproblemen in de lidstaten of voor de Commissie aan te pakken. De Commissie zal de noodzaak van maatregelen in dit verband beoordelen in het licht van de ervaring met de praktische toepassing van de nieuwe regels. Hetzelfde geldt voor de bevoegdheden van artikel 68, lid 3, betreffende het opnieuw verwerven van de ziektevrije status voor bepaalde dierziekten, artikel 151, lid 3, inzake documenten met eigen verklaring voor landdieren en artikel 167, lid 5, met betrekking tot afwijkingen van de certificeringsverplichting voor de verplaatsingen van producten van dierlijke oorsprong.

·Er wordt gewerkt aan een gedelegeerde handeling betreffende antigeen-, vaccin- en diagnosereagensbanken van de Unie op basis van de bevoegdheid van artikel 48, lid 3, en de vaststelling ervan is gepland voor 2021.

·Er is geen gebruikgemaakt van de bevoegdheid van artikel 109, lid 2, betreffende de registratie in een geautomatiseerd gegevensbestand van gegevens van andere gehouden landdieren van diersoorten dan die welke in de basisverordening zijn vermeld. Deze bevoegdheid moet echter worden uitgebreid om de Commissie in staat te stellen voorschriften voor het geautomatiseerde gegevensbestand voor die diersoorten vast te stellen indien of wanneer dat in de toekomst nodig is. Overeenkomstig deze bepaling beoordeelt de Commissie voortdurend of er behoefte is aan de voorbereiding van een gedelegeerde handeling om dergelijke vereisten vast te stellen.

·De in de artikelen 138 en 139 vastgestelde bevoegdheden inzake specifieke soorten verplaatsingen van landdieren werden niet gebruikt. Niettemin kunnen dergelijke voorschriften met nadere bijzonderheden na de datum van toepassing van Verordening (EU) 2016/429 nodig zijn indien zich bij de uitvoering van die bepalingen problemen voordoen. Soortgelijke voorwaarden gelden voor de bevoegdheden van de artikelen 200 en 204 betreffende bepaalde soorten verplaatsingen van waterdieren en artikel 214 wat betreft de voorschriften voor diergezondheidscertificering voor specifieke soorten verplaatsingen van waterdieren. De Commissie zal de noodzaak van maatregelen in dit verband voortdurend beoordelen in het licht van de ervaring met de praktische toepassing van de nieuwe regels.

·De bevoegdheid van artikel 228, op grond waarvan de Commissie diergezondheidsvoorschriften kan vaststellen voor “andere dieren”, d.w.z. dieren die noch landdieren, noch waterdieren zijn, is tot dusver niet gebruikt. De Commissie heeft tot dusver geen maatregelen genomen, maar moet wel in staat zijn om diergezondheidsvoorschriften voor dergelijke dieren vast te stellen (bv. reptielen, amfibieën) wanneer het betrokken gezondheidsrisico meer gedetailleerde of specifieke traceerbaarheids-, ziektepreventie- of bestrijdingsvoorschriften voor dergelijke soorten vereist.

·De bevoegdheid van artikel 230, lid 3, met betrekking tot de beperking van de mogelijkheid voor de lidstaten om lijsten op te stellen van derde landen waaruit zij de binnenkomst van bepaalde producten in de Unie kunnen toestaan bij ontstentenis van de in de wetgeving van de EU op te stellen lijsten, is tot dusver niet benut. De lijsten van derde landen voor alle producten zijn niet in de wetgeving van de EU opgenomen. De Commissie moet meer ervaring vergaren met betrekking tot de praktische toepassing van de nieuwe regels alvorens zij besluit dergelijke handelingen op te stellen.

·De bevoegdheden uit hoofde van de artikelen 240 tot en met 242 verlenen de Commissie de bevoegdheid om op EU-niveau van de specifieke beschermende en preventieve maatregelen vast te stellen, met inbegrip van bioveiligheid, met betrekking tot de binnenkomst in de EU van bepaalde producten en vervoermiddelen. Deze bevoegdheden zijn belangrijk omdat zij voorzien in de mogelijkheid om dergelijke regels in de toekomst op te stellen om de verspreiding van dierziekten naar de EU te voorkomen en bij te dragen tot de versterking van de bioveiligheid aan de buitengrenzen van de EU.

·De bevoegdheden van deel VI (artikelen 245 tot en met 254) van Verordening (EU) 2016/429 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren zijn niet gebruikt. Overeenkomstig artikel 277 zijn de voorschriften van deel VI pas na 21 april 2026 van toepassing. De Commissie zal van deze bevoegdheden gebruikmaken zodra deel VI van toepassing wordt.

·De bevoegdheid van artikel 263 om bijlage III bij Verordening (EU) 2016/429 te wijzigen is tijdens de verslagperiode niet gebruikt, aangezien er geen taxonomische veranderingen waren die aanleiding gaven voor een dergelijke wijziging. Dergelijke taxonomische veranderingen kunnen te allen tijde plaatsvinden en het is mogelijk dat de Commissie dienovereenkomstig moet reageren en de nodige wijzigingen moet aanbrengen.

4.CONCLUSIE

Aangezien Verordening (EU) 2016/429 nog niet van toepassing is, moeten volgens de Commissie alle overeenkomstig die verordening vastgestelde bevoegdheden om gedelegeerde handelingen vast te stellen, ook na het verstrijken van de lopende periode van vijf jaar kunnen worden uitgeoefend. De noodzaak om regels te ontwikkelen op basis van de bevoegdheden zal in de toekomst blijven bestaan. Dit zal met name van belang zijn om de nodige flexibiliteit te bieden bij de uitvoering van de nieuwe regels, deze regelmatig aan te passen aan de meest recente wetenschappelijke normen en de Commissie de mogelijkheid te bieden op te treden op gebieden waar zij tot op heden niet heeft gehandeld, maar dit in de toekomst mogelijk wel zal moeten doen.

(1)

     PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.


(2)

     PB L 272 van 31.10.2018, blz. 11.

(3)

     PB L 314 van 5.12.2019, blz. 115.

(4)

     PB L 174 van 3.6.2020, blz. 1.

(5)

     PB L 174 van 3.6.2020, blz. 140.

(6)

     PB L 174 van 3.6.2020, blz. 211.

(7)

     PB L 174 van 3.6.2020, blz. 64.

(8)

     PB L 174 van 3.6.2020, blz. 345.

(9)

     PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379.

(10)

     PB L 221 van 10.7.2020, blz. 42.

(11)

     PB L 431 van 21.12.2020, blz. 5.