Artikelen bij COM(2021)137 - Instelling van een Europese kindergarantie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2021)137 - Instelling van een Europese kindergarantie.
document COM(2021)137 NLEN
datum 14 juni 2021



DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED VAN DE EUROPESE KINDERGARANTIE

1. Het doel van deze aanbeveling is sociale uitsluiting te voorkomen en te bestrijden door de toegang van kinderen in nood tot een reeks essentiële diensten te waarborgen.

2. Deze aanbeveling is van toepassing op kinderen in nood.


DEFINITIES

3. In deze aanbeveling wordt verstaan onder:

a) “kinderen in nood”: personen jonger dan 18 jaar die met armoede of sociale uitsluiting worden bedreigd;

b) “kinderen met een migratieachtergrond”: kinderen die onderdaan zijn van een derde land, ongeacht hun migratiestatus, en kinderen met de nationaliteit van een lidstaat die een migratieachtergrond hebben via ten minste een van hun in een derde land geboren ouders;

c) “kinderen in kwetsbare gezinnen”: kinderen die zijn blootgesteld aan verschillende risicofactoren die tot sociale uitsluiting leiden, zoals: in een eenoudergezin leven; samenleven met een ouder met een handicap; leven in een huishouden waarvan leden geestelijke gezondheidsproblemen of langdurige ziekten hebben; leven in een huishouden waar sprake is van drugsmisbruik of huiselijk geweld; kinderen van een EU-burger die naar een andere lidstaat is verhuisd en die zelf in hun lidstaat van oorsprong zijn gebleven; kinderen met een tienermoeder of die zelf tienermoeder zijn; kinderen van een gedetineerde ouder;

d) “doeltreffende toegang”: een situatie waarin diensten gemakkelijk beschikbaar, betaalbaar, toegankelijk en van goede kwaliteit zijn, tijdig geleverd worden en waarbij de potentiële gebruikers op de hoogte zijn van het bestaan ervan en van hun recht om ze te gebruiken;

e) “doeltreffende en gratis toegang”: een situatie waarin diensten gratis, gemakkelijk beschikbaar, toegankelijk en van goede kwaliteit zijn, tijdig geleverd worden en waarbij de potentiële gebruikers op de hoogte zijn van het bestaan ervan en van hun recht om ze te gebruiken;

f) “schoolgerelateerde activiteiten”: leren door middel van spel, recreatie, sport of culturele activiteiten dat tijdens of buiten de normale schooluren plaatsvindt, wordt georganiseerd door de school en deel uitmaakt van of verband houdt met de schoolcurricula;

g) “gezonde maaltijd” of “gezonde voeding”: het gebruiken van een evenwichtige maaltijd, die kinderen voorziet van nutriënten die nodig zijn voor hun lichamelijke en geestelijke ontwikkeling en voor lichamelijke activiteiten die aan hun fysiologische behoeften voldoen;

h) “adequate huisvesting”: een woning die aan de actuele nationale technische normen voldoet, in redelijke staat van onderhoud verkeert, een redelijke mate van thermisch comfort biedt en tegen een betaalbare prijs beschikbaar is.


KERNAANBEVELINGEN

4. De lidstaten wordt verzocht:

a) ervoor te zorgen dat kinderen in nood doeltreffende en gratis toegang krijgen tot voor- en vroegschoolse educatie en opvang, onderwijs (met inbegrip van schoolgerelateerde activiteiten), ten minste één gezonde maaltijd per schooldag en gezondheidszorg;

b) doeltreffende toegang tot gezonde voeding en adequate huisvesting te waarborgen voor kinderen in nood.

5. De lidstaten zouden kinderen in nood moeten identificeren en — in voorkomend geval — bij het ontwerpen van hun nationale geïntegreerde maatregelen binnen die groep rekening moeten houden met specifieke vormen van achterstand bij:

a) dakloze kinderen of kinderen die met ernstige woningnood kampen;

b) kinderen met een handicap;

c) kinderen met een migratieachtergrond;

d) kinderen die tot een raciale of etnische minderheid behoren (in het bijzonder Roma);

e) kinderen in alternatieve zorg (met name in een instelling);

f) kinderen in kwetsbare gezinnen.


STIMULEREND BELEIDSKADER

6. De lidstaten wordt verzocht een geïntegreerd en stimulerend beleidskader op te zetten om de sociale uitsluiting van kinderen aan te pakken, waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan het doorbreken van de intergenerationele cycli van armoede en achterstand en het verzachten van de sociaal-economische gevolgen van de COVID‑19-pandemie. Daartoe zouden de lidstaten bij de uitvoering van deze aanbeveling:

a) moeten zorgen voor samenhang tussen deze aanbeveling enerzijds en het sociale beleid en het beleid op het gebied van onderwijs, gezondheid, voeding en huisvesting op nationaal, regionaal en lokaal niveau anderzijds en, waar mogelijk, de relevantie van dat beleid voor de ondersteuning van kinderen op geïntegreerde wijze moeten verbeteren;

b) de investeringen in onderwijs, adequate gezondheidszorg en sociale bescherming moeten opvoeren om doeltreffend tegemoet te komen aan de behoeften van kinderen en hun gezinnen, met name van kinderen die aan sociale uitsluiting blootstaan;

c) moeten zorgen voor adequaat beleid en toereikende middelen, onder meer door middel van maatregelen ter bevordering van de integratie van ouders of voogden op de arbeidsmarkt en inkomenssteun aan gezinnen en huishoudens, zodat financiële belemmeringen kinderen niet beletten toegang te krijgen tot hoogwaardige diensten;

d) de territoriale dimensie van sociale uitsluiting moeten aanpakken, rekening houdend met de specifieke behoeften van kinderen in stedelijke, landelijke, afgelegen en gesegregeerde gebieden, op basis van een geïntegreerde en multidisciplinaire aanpak;

e) de samenwerking met en de betrokkenheid van nationale, regionale en lokale autoriteiten, organisaties van de sociale economie, niet-gouvernementele organisaties en andere belanghebbenden moeten versterken bij het ontwerpen, uitvoeren en monitoren van beleid en kwaliteitsdiensten voor kinderen;

f) maatregelen moeten nemen om inclusie te bevorderen en discriminatie en stigmatisering van kinderen in nood te voorkomen en aan te pakken;

g) strategische investeringen in kwaliteitsdiensten voor kinderen, waaronder ondersteunende infrastructuur en gekwalificeerd personeel, moeten ondersteunen;

h) voldoende middelen moeten vrijmaken voor de uitvoering van deze aanbeveling en optimaal moeten gebruikmaken van nationale en EU-fondsen, met name het Europees Sociaal Fonds Plus, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, React-EU, InvestEU, de herstel- en veerkrachtfaciliteit en het instrument voor technische ondersteuning.


VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE EN OPVANG, ONDERWIJS EN SCHOOLGERELATEERDE ACTIVITEITEN, EEN GEZONDE MAALTIJD PER SCHOOLDAG

7. Om ervoor te zorgen dat kinderen in nood doeltreffende en gratis toegang krijgen tot voor- en vroegschoolse educatie en opvang, onderwijs en schoolgerelateerde activiteiten en een gezonde maaltijd per schooldag, worden de lidstaten aangemoedigd om:

a) de financiële en niet-financiële belemmeringen voor deelname aan voor- en vroegschoolse educatie en opvang, onderwijs en schoolgerelateerde activiteiten in kaart te brengen en aan te pakken;

b) maatregelen te nemen om voortijdig schoolverlaten te voorkomen en terug te dringen en kinderen die het onderwijs of een opleiding voortijdig hebben verlaten of het risico lopen dat te doen, opnieuw aan te trekken;

c) leerondersteuning te bieden aan kinderen met leermoeilijkheden om hun taal-, cognitieve en onderwijsachterstand te compenseren;

d) de voorzieningen en het onderwijsmateriaal van voor- en vroegschoolse educatie en opvang en van onderwijsinstellingen aan te passen aan de behoeften van kinderen met een handicap met behulp van inclusieve onderwijs- en leermethoden; en daarbij te zorgen voor gekwalificeerde leerkrachten en andere onderwijsprofessionals, zoals psychologen, logopedisten, fysiotherapeuten of onderwijsassistenten;

e) maatregelen te nemen ter ondersteuning van inclusief onderwijs en ter voorkoming van gescheiden klassen in de voor- en vroegschoolse educatie en opvang en in het onderwijs; daarbij kan ook prioritaire of vroegtijdige toegang worden verleend aan kinderen in nood;

f) te zorgen voor ten minste één gezonde maaltijd per schooldag;

g) te zorgen voor onderwijsmateriaal, waaronder boeken of uniformen, indien van toepassing;

h) te zorgen voor hogesnelheidsconnectiviteit, digitale diensten en adequate apparatuur voor afstandsonderwijs om de toegang tot educatieve online-inhoud te verzekeren;

i) te zorgen voor vervoer naar instellingen voor voor- en vroegschoolse educatie en opvang en onderwijsinstellingen, indien van toepassing;

j) te zorgen voor gelijke en inclusieve toegang tot schoolgerelateerde activiteiten, waaronder schoolreizen;

k) een kader te ontwikkelen voor samenwerking tussen onderwijsinstellingen, lokale gemeenschappen, sociale diensten en actoren van de sociale economie om inclusief onderwijs te ondersteunen, in naschoolse opvang te voorzien, mogelijkheden te bieden om deel te nemen aan sport-, vrijetijds- en culturele activiteiten, en te zorgen voor de bouw van en investeringen in onderwijsinstellingen als centra van inclusie en participatie.


GEZONDHEIDSZORG

8. Om ervoor te zorgen dat kinderen in nood doeltreffende en gratis toegang krijgen tot kwaliteitsvolle gezondheidszorg wordt de lidstaten verzocht:

a) de vroege opsporing en behandeling van ziekten en ontwikkelingsproblemen, waaronder geestelijke gezondheidsproblemen, te vergemakkelijken, te zorgen voor toegang tot periodieke medische onderzoeken en screeningprogramma’s, ook van tanden en ogen; te zorgen voor tijdige curatieve follow-up en revalidatie, waaronder toegang tot geneesmiddelen, behandelingen en ondersteuning, en toegang tot vaccinatieprogramma’s;

b) te voorzien in gerichte habilitatie- en rehabilitatiediensten voor kinderen met een handicap;

c) toegankelijke programma’s voor gezondheidsbevordering en ziektepreventie uit te voeren die gericht zijn op kinderen in nood en hun gezinnen, alsook op professionals die met kinderen werken.


GEZONDE VOEDING

9. Om kinderen in nood doeltreffende toegang tot voldoende en gezonde voeding te garanderen, onder meer via de EU-regeling voor schoolfruit, -groente en -melk, worden de lidstaten aangemoedigd om:

a) de toegang tot gezonde maaltijden ook buiten schooldagen te ondersteunen, onder meer door financiële steun of hulp in natura;

b) ervoor te zorgen dat de voedingsnormen in voor- en vroegschoolse educatie en opvang en in onderwijsinstellingen tegemoetkomen aan specifieke voedingsbehoeften;

c) de reclame voor en de beschikbaarheid van levensmiddelen met een hoog vet-, zout- en suikergehalte in voor- en vroegschoolse educatie en opvang en in onderwijsinstellingen te beperken;

d) kinderen en gezinnen adequaat te informeren over gezonde voeding voor kinderen.


ADEQUATE HUISVESTING

10. Om ervoor te zorgen dat kinderen in nood doeltreffende toegang krijgen tot adequate huisvesting wordt de lidstaten verzocht:

a) ervoor te zorgen dat dakloze kinderen en hun gezinnen geschikte accommodatie in noodopvangcentra krijgen, snel worden overgeplaatst van dergelijke opvangcentra naar permanente huisvesting en kunnen gebruikmaken van relevante sociale diensten en advies;

b) het nationaal, regionaal en lokaal huisvestingsbeleid te beoordelen en indien nodig te herzien en maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat terdege rekening wordt gehouden met de belangen van gezinnen met kinderen in nood, onder meer door de energiearmoede aan te pakken; ook het socialehuisvestingsbeleid en de huisvestingstoelagen moeten bij die beoordeling en herziening aan bod komen;

c) kinderen in nood en hun gezinnen te voorzien van prioritaire en tijdige toegang tot sociale huisvesting;

d) rekening houdend met de belangen van het kind, te vermijden dat kinderen in een instelling worden geplaatst; te zorgen voor de overplaatsing van kinderen van institutionele zorg naar hoogwaardige gemeenschaps- of gezinszorg en hun zelfstandig leven en sociale integratie te ondersteunen.


GOVERNANCE EN VERSLAGLEGGING

11. Met het oog op goede governance, monitoring en verslaglegging, worden de lidstaten aangemoedigd om:

Nationale kindergarantiecoördinatoren

a) een nationale kindergarantiecoördinator aan te wijzen, die over voldoende middelen en een mandaat beschikt om op doeltreffende wijze de uitvoering van deze aanbeveling te coördineren en te monitoren;

Kinderen in nood identificeren

b) om de maatregelen zo doeltreffend mogelijk af te stemmen op kinderen in nood en rekening te houden met de nationale, regionale en lokale organisaties en omstandigheden, relevante belanghebbenden te betrekken bij het identificeren van kinderen in nood en de belemmeringen waarmee zij worden geconfronteerd bij de toegang tot en het gebruik van de onder de aanbeveling vallende diensten;

Nationale actieplannen

c) uiterlijk zes maanden na de vaststelling van deze aanbeveling, een actieplan voor de periode tot en met 2030 in te dienen bij de Commissie voor de uitvoering van deze aanbeveling, rekening houdend met de nationale, regionale en lokale omstandigheden. Het actieplan moet met name het volgende omvatten:

i) de beoogde categorieën kinderen in nood die moeten worden bereikt door middel van overeenkomstige geïntegreerde maatregelen;

ii) kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen die moeten worden verwezenlijkt met betrekking tot kinderen in nood die door middel van overeenkomstige maatregelen moeten worden bereikt, rekening houdend met regionale en lokale verschillen;

iii) geplande of genomen maatregelen ter uitvoering van deze aanbeveling, ook op regionaal en lokaal niveau, en de nodige financiële middelen en tijdschema’s;

iv) andere geplande of genomen maatregelen om de sociale uitsluiting van kinderen aan te pakken en de intergenerationele cycli van achterstand te doorbreken, met name op basis van het in lid 6 bedoelde stimulerende kader;

v) een nationaal kader voor gegevensverzameling, monitoring en evaluatie van deze aanbeveling, ook met het oog op de vaststelling van een gemeenschappelijk monitoringkader als bedoeld in lid 12, punt d).

Outreach

d) doeltreffende outreach-maatregelen te ontwikkelen voor kinderen in nood en hun gezinnen, met name op regionaal en lokaal niveau en via onderwijsinstellingen, deskundige bemiddelaars, gezinsondersteunende diensten, het maatschappelijk middenveld en organisaties van de sociale economie, om de betrokkenen beter voor te lichten en het gebruik van de onder deze aanbeveling vallende diensten aan te moedigen en te vergemakkelijken;

Betrokkenheid van de belanghebbenden

e) regionale, lokale en andere relevante autoriteiten, kinderen en relevante belanghebbenden die het maatschappelijk middenveld, niet-gouvernementele organisaties, onderwijsinstellingen en instanties voor de bevordering van sociale inclusie, integratie, kinderrechten, inclusief onderwijs en non-discriminatie — waaronder nationale instanties voor gelijke behandeling — vertegenwoordigen, bij de volledige voorbereiding, uitvoering, monitoring en evaluatie van het actieplan te betrekken;

Verslaglegging aan de Commissie

f) om de twee jaar verslag uit te brengen aan de Commissie over de voortgang bij de uitvoering van deze aanbeveling, in overeenstemming met het nationale actieplan.


UITVOERING, MONITORING EN EVALUATIE

12. De Raad verwelkomt het voornemen van de Commissie om:

a) de voortgang bij de uitvoering van deze aanbeveling te monitoren, waaronder de resultaten en het effect op kinderen in nood, in het kader van het Europees Semester, en waar passend, landspecifieke aanbevelingen te doen aan de lidstaten;

b) samen te werken met de lidstaten, de nationale kindergarantiecoördinatoren en het Comité voor sociale bescherming om wederzijds leren te vergemakkelijken, ervaringen te delen, goede praktijken uit te wisselen en follow-up te geven aan de maatregelen die ter uitvoering van deze aanbeveling overeenkomstig de nationale actieplannen zijn genomen;

c) regelmatig aan het Comité voor sociale bescherming verslag uit te brengen over de voortgang bij de uitvoering van deze aanbeveling op basis van de verslagen van de lidstaten;

d) samen te werken met het Comité voor sociale bescherming om:

i) een gemeenschappelijk monitoringkader vast te stellen en overeengekomen gemeenschappelijke kwantitatieve en kwalitatieve resultaatindicatoren te ontwikkelen om de uitvoering van deze aanbeveling te beoordelen;

ii) met het oog op het onderbouwen van de beleidsvorming, de beschikbaarheid, reikwijdte en relevantie van vergelijkbare gegevens op het niveau van de Unie te verbeteren, onder meer over kinderen in nood en hun toegang tot diensten, en over de toereikendheid en dekking van uitkeringen voor kinderen;

e) de voortgang bij de uitvoering van deze aanbeveling te evalueren en uiterlijk 5 jaar na de vaststelling verslag uit te brengen aan de Raad;

f) de inspanningen op het gebied van voorlichting en communicatie te versterken en de verspreiding van resultaten en goede praktijken op het niveau van de Unie en onder de lidstaten en belanghebbenden te bevorderen.