Artikelen bij COM(2021)563 - Herstructurering van de Unieregeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

1. De lidstaten heffen belasting op energieproducten en elektriciteit overeenkomstig deze richtlijn.


 nieuw

2. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt de belasting berekend in EUR/GJ op basis van de calorische onderwaarde van de energieproducten en elektriciteit zoals beschreven in bijlage IV bij Richtlijn 2012/27/EU, omgezet in gigajoule. In het geval van uit biomassa verkregen producten zijn de referentiewaarden zoals beschreven in bijlage III bij Richtlijn (EU) 2018/2001, omgezet in gigajoule.

Voor zover Richtlijn 2012/27/EU of Richtlijn (EU) 2018/2001, al naar het geval, geen calorische onderwaarde voor het betrokken product bevat, verwijzen de lidstaten naar relevante beschikbare informatie over de calorische onderwaarde.


 2003/96/EG

 nieuw

Artikel 2

1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder “energieproducten” verstaan de hieronder vermelde producten:

a)producten van de GN-codes 1507 tot en met 1518, indien deze zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt;

b)producten van de GN-codes  2207, 2208 90 91 en 2208 90 99 indien deze bestemd zijn voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof en indien zij vrijgesteld zijn van de geharmoniseerde accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken overeenkomstig artikel 27, lid 1, punten a) en b), van Richtlijn 92/83/EG 40  2701, 2702 en 2704 tot en met 2715;

c)producten van de GN-codes  2701 tot en met 2715   2901 en 2902;

d)producten van GN-code  2804 10   29051100, die niet van synthetische oorsprong zijn, indien deze zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt;


 nieuw

e)producten van GN-code 2814, indien deze zijn bestemd om als motorbrandstof te worden gebruikt;


 2003/96/EG (aangepast)

 nieuw

ef)producten van de GN-code  s   3403   2901 en 2902  ;

fg)producten van GN-code 3811   2905 11 00, die niet van synthetische oorsprong zijn, indien deze zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt  ;

gh)producten van de GN-code  s   3817   2909 19 10 en 2909 19 90, deze laatste indien zij zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt  ;

hi)producten van de GN-codes   3403;   38249986, 38249992 (met uitzondering van roestwerende preparaten die aminen als werkzame bestanddelen bevatten, en anorganische preparaten voor het oplossen of voor het verdunnen van vernissen of van dergelijke producten), 38249993, 38249996 (met uitzondering van roestwerende preparaten die aminen als werkzame bestanddelen bevatten, en anorganische preparaten voor het oplossen of voor het verdunnen van vernissen of van dergelijke producten), 38260010 en 38260090, indien deze zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt. 


 nieuw

j)producten van GN-code 3811;

k)producten van GN-code 3814, indien deze zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt;

l)producten van GN-code 3817;

m)producten van GN-code 3823 19, indien deze zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt;

n)producten van de GN-codes 3824 99 86, 3824 99 92 (met uitzondering van roestwerende preparaten die aminen als werkzame bestanddelen bevatten, en anorganische preparaten voor het oplossen of voor het verdunnen van vernissen of van dergelijke producten), 3824 99 93, 3824 99 96 (met uitzondering van roestwerende preparaten die aminen als werkzame bestanddelen bevatten, en anorganische preparaten voor het oplossen of voor het verdunnen van vernissen of van dergelijke producten), 3826 00 10 en 3826 00 90, indien deze zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt;

o) producten van de GN-codes 4401 en 4402, indien deze zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 5 MW of meer.


 2003/96/EG (aangepast)

 nieuw

2. Deze richtlijn is eveneens van toepassing op:

elektriciteit van GN-code 2716.

3. De  Andere  energieproducten  dan die  waarvoor in deze richtlijn een  minimum  belastingniveau is vastgesteld en die bestemd zijn voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt als motor- of verwarmingsbrandstof, worden belast tegen het belastingniveau van de gelijkwaardige motor- of verwarmingsbrandstof, naar gelang van het gebruik dat ervan gemaakt wordt.

Naast de in lid 1 genoemde belastbare producten wordt tegen het belastingniveau van de gelijkwaardige motorbrandstof belast, elk product dat bestemd is voor gebruik, wordt aangeboden voor verkoop of wordt gebruikt als motorbrandstof of als additief of vulstof in motorbrandstoffen.

Naast de in lid 1 genoemde belastbare producten wordt tegen het belastingniveau van het gelijkwaardige energieproduct belast elke andere koolwaterstof, turf uitgezonderd, die bestemd is voor gebruik, wordt aangeboden voor verkoop of wordt gebruikt als verwarmingsbrandstof.


 nieuw

Andere producten dan energieproducten die bestemd zijn voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt als motorbrandstof, worden belast tegen het belastingniveau van de gelijkwaardige motorbrandstof.

Andere additieven en vulstoffen in motorbrandstoffen dan water worden belast tegen het belastingniveau van de gelijkwaardige motorbrandstof.

Andere koolwaterstoffen dan die welke zijn opgenomen in lid 1 en die bestemd zijn voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt voor verwarmingsdoeleinden, worden belast tegen het belastingniveau van het gelijkwaardige energieproduct.


 2003/96/EG

4. Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a)outputbelasting op warmte en de belasting op producten van de GN-codes 4401 en 4402;

b)de volgende vormen van gebruik van energieproducten en elektriciteit:

–energieproducten gebruikt voor andere doeleinden dan als motor- of verwarmingsbrandstof

–duaal gebruik van energieproducten

Een energieproduct kent een duaal gebruik wanneer het zowel als verwarmingsbrandstof als voor andere doeleinden dan als motor- of verwarmingsbrandstof wordt gebruikt. Het gebruik van energieproducten voor chemische reductie en elektrolytische en metallurgische procédés wordt als duaal gebruik beschouwd.

–elektriciteit die voornamelijk wordt gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische en metallurgische procédés;

–elektriciteit die meer dan 50 % van de kosten van een product veroorzaakt. De kosten van een product worden gedefinieerd als de som van de totale aankoop van goederen en diensten plus de personeelskosten plus het verbruik van kapitaalgoederen op het niveau van het bedrijf als gedefinieerd in artikel 11. Deze kosten worden berekend op basis van het gemiddelde per eenheid. Onder elektriciteitskosten wordt verstaan de feitelijke aankoopwaarde van de elektriciteit of de productiekosten van de elektriciteit, indien deze in het bedrijf wordt gegenereerd;

–mineralogische procédés.

Onder mineralogische procédés wordt verstaan de procédés die in Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap zijn ondergebracht onder code DI 26 „Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten” van de NACE-nomenclatuur 41 .

Op deze energieproducten is artikel 20 evenwel van toepassing.

5. De in deze richtlijn vervatte verwijzingen naar codes van de gecombineerde nomenclatuur zijn verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief 42 .

Jaarlijks wordt volgens de procedure van artikel 27 een besluit genomen tot bijwerking van de codes van de gecombineerde nomenclatuur voor de producten, vermeld in deze richtlijn. Het besluit mag niet leiden tot wijzigingen in de minimumbelastingniveaus voor energieproducten en elektriciteit als bedoeld in deze richtlijn, noch tot toevoeging of verwijdering van energieproducten en elektriciteit.


 nieuw

4. De in de leden 1 en 3 bedoelde van biomassa geproduceerde of afgeleide belastbare producten zijn, onder fiscaal toezicht, onderworpen aan de voor die producten overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde specifieke belastingniveaus, op voorwaarde dat zij aan een van de volgende criteria voldoen:

a) de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria als bedoeld in artikel 29 van Richtlijn (EU) 2018/2001, met uitzondering van producten met een hoog risico van indirecte veranderingen in landgebruik als bedoeld in artikel 26, lid 2, van die richtlijn;

b) ze zijn vervaardigd van de in bijlage IX bij Richtlijn (EU) 2018/2001 opgenomen grondstoffen.

Voor de toepassing van deze richtlijn zijn de definities van artikel 2, punten 24) “biomassa”, 28) “biogas”, 32) “vloeibare biomassa”, 33) “biobrandstof”, en 34) “geavanceerde biobrandstoffen”, van Richtlijn (EU) 2018/2001 van toepassing.

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder “geavanceerd” biogas, “geavanceerde” vloeibare biomassa en producten van de GN-codes 4401 en 4402 verstaan producten die worden geproduceerd uit in bijlage IX, deel A, bij Richtlijn (EU) 2018/2001 vermelde grondstoffen. Uit in bijlage IX, deel B, bij die richtlijn vermelde grondstoffen geproduceerde biobrandstof, biogas en vloeibare biomassa worden als gelijkwaardig aan geavanceerde producten beschouwd.

5. De in de leden 1 en 3 bedoelde belastbare producten die onder de definitie van “hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong” of “koolstofarme brandstoffen” vallen, kunnen, onder fiscaal toezicht, onderworpen zijn aan de voor die producten overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde specifieke belastingniveaus, waarbij:

a) onder “hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong” worden verstaan andere brandstoffen dan biobrandstoffen, vloeibare biomassa of biogas, waarvan de energie-inhoud afkomstig is van andere hernieuwbare bronnen dan biomassa;

b) onder “koolstofarme brandstoffen” worden verstaan koolstofarme waterstof en synthetische gasvormige brandstoffen waarvan de energie-inhoud afkomstig is van koolstofarme waterstof, en brandstoffen op fossiele basis die voldoen aan de technische screeningcriteria om de voorwaarden te bepalen waaronder een specifieke economische activiteit kan worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad 43 en bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) […]/[…] 44 . “Brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof” in de zin van artikel 2, punt 35, van Richtlijn (EU) 2018/2001, worden in deze categorie opgenomen.

6. Indien een deel van een belastbaar product uit een of meer in de vorige leden vermelde producten bestaat, wordt de belasting van die delen dienovereenkomstig vastgesteld aan de hand van deze richtlijn, onafhankelijk van de GN-code van het energieproduct als geheel.

7. Voor de toepassing van lid 1, punten a), b), d), e), g), h), k), m), n) en o), en van artikel 21, lid 1, punten a), b), h), i), l), m), en n), worden voor levering bestemde producten geacht bestemd te zijn voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof wanneer de leverancier op de hoogte is, of redelijkerwijs ervan op de hoogte moet zijn, dat de ontvanger voornemens is de producten te gebruiken als verwarmings- of motorbrandstof. Producten als bedoeld in lid 1, punt a), en in artikel 21, lid 1, punt a), worden niet geacht bestemd te zijn voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof indien zij worden geleverd aan een producent van goederen als bedoeld in lid 1, punt n), en artikel 21, lid 1, punt n).

8. De in deze richtlijn vervatte verwijzingen naar codes van de gecombineerde nomenclatuur worden begrepen als verwijzingen naar de codes van de gecombineerde nomenclatuur in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad 45 , als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1577 van de Commissie 46 .

Voor zover de in de eerste alinea bedoelde verordening wordt vervangen of voor zover een wijziging van de gecombineerde nomenclatuur een wijziging vereist van de in deze richtlijn bedoelde codes, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 29 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter actualisering van de codes van de gecombineerde nomenclatuur van de in deze richtlijn bedoelde producten of ter actualisering van de verwijzing waarin is voorzien in de eerste alinea teneinde deze af te stemmen op de toepasselijke versie van de gecombineerde nomenclatuur.

Die gedelegeerde handelingen leiden niet tot wijzigingen van de in deze richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus, noch tot toevoeging of verwijdering van energieproducten en elektriciteit.


 2003/96/EG

Artikel 3

De verwijzingen naar minerale oliën en 'accijnzen' in Richtlijn 92/12/EEG (voorzover van toepassing op minerale oliën) zijn uit te leggen als verwijzingen naar alle energieproducten, elektriciteit en nationale indirecte belastingen bedoeld in artikel 2, respectievelijk artikel 4, lid 2, van de onderhavige richtlijn.


 nieuw

Artikel 3

1. Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a) outputbelasting op warmte;

b) de volgende vormen van gebruik van energieproducten en elektriciteit:

—    energieproducten gebruikt voor andere doeleinden dan als motor- of verwarmingsbrandstof;

—    duaal gebruik van energieproducten.

Een energieproduct kent een duaal gebruik wanneer het zowel als verwarmingsbrandstof als voor andere doeleinden dan als motor- of verwarmingsbrandstof wordt gebruikt. Het gebruik van energieproducten voor chemische reductie of elektrolytische en metallurgische procédés, wanneer energieproducten rechtstreeks worden gebruikt in of rechtstreeks energie-input leveren aan het proces, of het verbruik ervan met het proces samenhangt, wordt als duaal gebruik beschouwd;

—    elektriciteit die voornamelijk wordt gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische en metallurgische procédés, wanneer elektriciteit rechtstreeks wordt gebruikt in of rechtstreeks energie-input levert aan het proces, of het verbruik ervan met het proces samenhangt.

2. Artikel 21 is van toepassing op energieproducten die worden gebruikt als bedoeld in lid 1, punt b).


 2003/96/EG

Artikel 4

1. De belastingniveaus die de lidstaten toepassen op de in artikel 2 genoemde energieproducten en op elektriciteit, mogen niet onder de bij deze richtlijn voorgeschreven minimumbelastingniveaus liggen.

2. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder “belastingniveau” verstaan het totaal van alle geheven indirecte belastingen (btw uitgezonderd), rechtstreeks of niet-rechtstreeks berekend over de hoeveelheid energieproducten en elektriciteit op het tijdstip van uitslag tot verbruik.

Artikel 5

De lidstaten kunnen, onder fiscaal toezicht, gedifferentieerde belastingniveaus toepassen in de volgende gevallen, op voorwaarde dat deze belastingniveaus niet onder de bij deze richtlijn voorgeschreven minimumbelastingniveaus liggen en verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht:

–wanneer de gedifferentieerde belastingniveaus rechtstreeks gekoppeld zijn aan de kwaliteit van het product;

–wanneer de gedifferentieerde belastingniveaus afhangen van kwantitatieve consumptieniveaus voor elektriciteit en energieproducten die voor verwarming worden gebruikt;

–voor de volgende vormen van gebruik: plaatselijk openbaar personenvervoer (taxi's inbegrepen), afvalinzameling, strijdkrachten en overheidsadministraties, gehandicapten, ziekenauto's;

–om onderscheid te maken tussen zakelijk en niet-zakelijk gebruik voor energieproducten en elektriciteit als bedoeld in de artikelen 9 en 10.


 nieuw

Artikel 5

1. De lidstaten zorgen ervoor dat voor zover in bijlage I gelijke minimumbelastingniveaus zijn neergelegd met betrekking tot een bepaald gebruik, gelijke belastingniveaus worden vastgesteld voor producten die voor dat doel worden gebruikt. De lidstaten nemen ook te allen tijde de rangschikking van de in bijlage I met betrekking tot verschillende producten voor een bepaald gebruik vastgestelde minimumbelastingniveaus over.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt elk gebruik waarvoor in de tabellen A, B en C van bijlage I een minimumbelastingniveau is vastgesteld, als één gebruik beschouwd, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.

Met het oog op de in de eerste alinea bedoelde rangschikking wordt elektriciteit met andere in de tabellen B en C van bijlage I aangeduide motorbrandstoffen en verwarmingsbrandstoffen in aanmerking genomen, behalve wanneer de lidstaten een specifiek belastingniveau toepassen op elektriciteit die wordt gebruikt voor het opladen van elektrische voertuigen; in dat geval wordt elektriciteit met in tabel A van bijlage I aangeduide motorbrandstoffen in aanmerking genomen, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.

Voor de toepassing van de derde alinea wordt onder “elektrisch voertuig” verstaan een elektrisch voertuig als gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad 47 .

2. De in deze richtlijn neergelegde minimumbelastingniveaus worden met ingang van 1 januari 2024 ieder jaar aangepast om rekening te houden met de wijzigingen van het geharmoniseerde indexcijfer van consumptieprijzen exclusief energie en onbewerkte voedingsmiddelen, zoals gepubliceerd door Eurostat. De minimumbelastingniveaus worden automatisch aangepast, door het verhogen of verlagen van het basisbedrag in euro’s met de procentuele wijziging van dat indexcijfer gedurende het voorgaande kalenderjaar.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 29 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in de eerste alinea bedoelde minimumbelastingniveaus te wijzigen.


 2003/96/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 6

Het staat de lidstaten vrij aan de bij deze richtlijn voorgeschreven belastingvrijstellingen of -verlagingen uitvoering te geven:

a)rechtstreeks;

b)middels een gedifferentieerd belastingniveau;

of

c)door het betaalde belastingbedrag geheel of gedeeltelijk terug te geven.

Artikel 7

1. Met ingang van 1 januari 2004 en vanaf 1 januari 2010   2023  worden de minimumbelastingniveaus voor motorbrandstoffen vastgesteld zoals beschreven in  tabel A van  bijlage I A.


 nieuw

Onverminderd artikel 5, lid 2, wordt de verhoging van de minimumbelastingniveaus, als er een overgangsperiode geldt zoals bepaald in tabel A van bijlage I, vastgesteld op een tiende per jaar tot 1 januari 2033. Voor koolstofarme brandstoffen geldt het voor het eerste jaar van de overgangsperiode bepaalde minimumbelastingniveau tot 1 januari 2033.


 2003/96/EG (aangepast)

 nieuw

Uiterlijk op 1 januari 2012 besluit de Raad aan de hand van een verslag en een voorstel van de Commissie, na raadpleging van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen over de minimumbelastingniveaus voor gasolie voor een verdere periode beginnende op 1 januari 2013.

2. De lidstaten mogen onderscheid maken tussen commerciële en niet-commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging, op voorwaarde dat de communautaire minimumbelastingniveaus gerespecteerd worden en het belastingniveau voor commerciële gasolie gebruikt voor voortbeweging niet onder het op 1 januari 2003 geldende nationale belastingniveau daalt, niettegenstaande de in deze richtlijn bepaalde afwijkingen voor dit gebruik.

3. Onder commerciële gasolie gebruikt voor voortbeweging wordt verstaan gasolie gebruikt voor voortbeweging voor onderstaande doeleinden:

a)het vervoer van goederen voor eigen rekening of voor rekening van derden met een motorvoertuig of een samenstel van voertuigen dat uitsluitend bestemd is voor het goederenvervoer over de weg met een maximum toegelaten laadvermogen van 7,5 ton of meer bedraagt;

b)het vervoer van personen, geregeld of occasioneel, met een motorvoertuig van de categorieën M2 en M3 zoals omschreven in Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan 48 .

4. Niettegenstaande lid 2 kunnen lidstaten die een systeem van heffingen op het weggebruik invoeren voor motorvoertuigen of samenstellen van voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor het goederenvervoer over de weg, op door dergelijke voertuigen gebruikte gasolie een verlaagd belastingniveau toepassen dat lager is dan het op 1 januari 2003 geldende nationale belastingniveau, zolang de totale belastingdruk grotendeels gelijk blijft, de communautaire minimumbelastingniveaus gerespecteerd worden, en het op 1 januari 2003 geldende nationale belastingniveau voor gasolie gebruikt voor voortbeweging ten minste twee maal zo hoog is als het op 1 januari 2004 geldende minimumbelastingniveau.

Artikel 8

1. Niettegenstaande artikel 7 worden de minimumbelastingniveaus voor producten die als motorbrandstof worden gebruikt voor de doeleinden van lid 2, met ingang van 1 januari 2004   2023  vastgesteld zoals beschreven in  tabel B van  bijlage I B.


 nieuw

Onverminderd artikel 5, lid 2, wordt de verhoging van de minimumbelastingniveaus, als er een overgangsperiode geldt zoals bepaald in tabel B van bijlage I, vastgesteld op een tiende per jaar tot 1 januari 2033. Voor koolstofarme brandstoffen geldt het voor het eerste jaar van de overgangsperiode bepaalde minimumbelastingniveau tot 1 januari 2033.


 2003/96/EG (aangepast)

 nieuw

2. Dit artikel   Lid 1  is van toepassing voor de volgende industriële en commerciële doeleinden:

a)landbouw, tuinbouw, visteelt   aquacultuur  of bosbouw;

b)stationaire motoren;

c)installaties en machines die worden gebruikt in de bouw, de weg- en waterbouw en voor openbare werken;

d)voertuigen bestemd om buiten de openbare weg te worden gebruikt of waarvoor geen vergunning is verleend voor overwegend gebruik op de openbare weg.

Artikel 9

1. Met ingang van 1 januari 2004   2023  worden de minimumbelastingniveaus voor verwarmingsbrandstoffen vastgesteld zoals beschreven in  tabel C van  bijlage I C.


 nieuw

Onverminderd artikel 5, lid 2, wordt de verhoging van de minimumbelastingniveaus, als er een overgangsperiode geldt zoals bepaald in tabel C van bijlage I, vastgesteld op een tiende per jaar tot 1 januari 2033. Voor koolstofarme brandstoffen geldt het voor het eerste jaar van de overgangsperiode bepaalde minimumbelastingniveau tot 1 januari 2033.


 2003/96/EG (aangepast)

 nieuw

2. De lidstaten die op 1 januari 2003 gemachtigd zijn om voor gasolie voor verwarming een controleretributie te heffen, mogen op dat product een verlaagd belastingniveau van 10 euro per 1000 liter blijven toepassen. Deze machtiging wordt op 1 januari 2007 ingetrokken indien de Raad, op basis van een verslag en een voorstel van de Commissie, daartoe met eenparigheid van stemmen besluit, na te hebben vastgesteld dat het verlaagde belastingniveau te laag is om problemen van handelsverstoring tussen de lidstaten te vermijden.

Artikel 10

1. Met ingang van 1 januari 2004   2023  worden de minimumbelastingniveaus voor elektriciteit vastgesteld zoals beschreven in  tabel D van  bijlage I C.

2. Boven de in lid 1 bedoelde minimumbelastingniveaus kunnen de lidstaten de toepasselijke belastinggrondslag bepalen mits zij het bepaalde in Richtlijn 92/12/EEG in acht nemen.

Artikel 11

1. In deze richtlijn wordt onder zakelijk gebruik verstaan het gebruik door een zakelijke eenheid, als zodanig geïdentificeerd overeenkomstig het tweede lid, dat zelfstandig, ongeacht op welke plaats, leveringen van goederen en diensten verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die economische activiteiten.

De economische activiteiten omvatten alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije beroepen.

Staten, lokale en regionale overheden en andere publiekrechtelijke lichamen worden niet als zakelijke eenheid aangemerkt voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten. Wanneer deze lichamen evenwel zodanige werkzaamheden of handelingen verrichten, worden zij daarvoor als zakelijke eenheid aangemerkt, indien een behandeling als niet-zakelijke eenheid tot concurrentieverstoringen van enige betekenis zou leiden.

2. Voor de toepassing van deze richtlijn kan een zakelijke eenheid niet worden beschouwd als kleiner dan een afdeling van een zakelijke eenheid of een juridische entiteit die uit organisatorisch oogpunt een onafhankelijke exploitatie vormt, dat wil zeggen een eenheid die op eigen kracht kan functioneren.

3. Waar gemengd gebruik plaatsvindt, wordt de belasting geheven naar evenredigheid van elk type gebruik; indien het zakelijk of het niet-zakelijk gebruik van weinig belang is, kan het evenwel als nihil worden behandeld.

4. De lidstaten kunnen het toepassingsgebied van het verlaagde belastingniveau voor zakelijk gebruik beperken.

Artikel 1211

1. De lidstaten kunnen hun nationale belastingniveaus uitdrukken in andere dan de in de artikelen 7 tot en met 10 vermelde eenheden, op voorwaarde dat de overeenkomstige belastingniveaus na omrekening in die eenheden niet onder de in deze richtlijn vastgestelde minimumniveaus liggen.

2. Voor energieproducten als bedoeld in de artikelen 7, 8 en 9 met belastingniveaus op grond van volumes  Indien volumes worden toegepast, wordt het volume gemeten bij een temperatuur van 15 °C.

Artikel 1312

1. Voor de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd wordt de op de waarde van de belastingniveaus toe te passen tegenwaarde van de euro in nationale valuta eenmaal per jaar vastgesteld. De voor deze omrekening toe te passen koersen zijn de in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte koersen van de eerste werkdag van oktober. Ze worden toegepast vanaf 1 januari van het volgende kalenderjaar.

2. De lidstaten kunnen bij de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanpassing de geldende belastingbedragen onveranderd laten, indien de omrekening van de in euro's uitgedrukte belastingniveaus een verhoging van de in nationale valuta uitgedrukte belastingniveaus geeft van minder dan 5 %, of van minder dan 5 euro indien dat bedrag lager is dan het vorengenoemde percentage.


 nieuw

Artikel 13

1. De lidstaten verlenen, onder fiscaal toezicht, belastingvrijstelling voor energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de productie van elektriciteit en elektriciteit die wordt gebruikt tot instandhouding van het vermogen elektriciteit te produceren.

2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten de in lid 1 bedoelde producten echter uit milieubeleidsoverwegingen aan belasting onderwerpen zonder inachtneming van de in deze richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus. In dat geval wordt voor de op die producten geheven belasting de rangschikking van de in bijlage I vastgestelde minimumbelastingniveaus overgenomen en wordt die belastingheffing niet in aanmerking genomen voor de inachtneming van het minimumbelastingniveau voor elektriciteit zoals vastgesteld in artikel 10.


 2003/96/EG

Artikel 14

1. Naast de algemene bepalingen van Richtlijn 92/12/EEG inzake vrijgesteld gebruik van belastbare producten, en onverminderd andere communautaire bepalingen, verlenen de lidstaten voor onderstaande producten vrijstelling van belasting, op voorwaarden die zij vaststellen met het doel een juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling te verzekeren en fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen:

a)energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de productie van elektriciteit en elektriciteit die wordt gebruikt tot instandhouding van het vermogen elektriciteit te produceren. De lidstaten kunnen deze producten echter uit milieubeleidsoverwegingen aan belasting onderwerpen zonder inachtneming van de in deze richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus. In dat geval wordt de op deze producten geheven belasting niet in aanmerking genomen voor de inachtneming van het minimumbelastingniveau voor elektriciteit zoals vastgesteld in artikel 10;

b)energieproducten die worden geleverd voor gebruik als brandstof voor andere luchtvaart dan particuliere plezierluchtvaart.

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder 'particuliere plezierluchtvaart' verstaan het gebruik van een luchtvaartuig door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke of rechtspersoon die het gebruik daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor het verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan wel ten behoeve van overheidsinstanties.

De lidstaten kunnen deze vrijstelling beperken tot leveringen van reactiemotorbrandstof (GN-code 27101921);

c)energieproducten die worden geleverd voor gebruik als brandstof voor de vaart op communautaire wateren (met inbegrip van visserij) en niet voor gebruik aan boord van particuliere pleziervaartuigen, en aan boord van een vaartuig opgewekte elektriciteit.

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder 'particuliere pleziervaartuigen' verstaan vaartuigen die worden gebruikt door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke of rechtspersoon die het gebruik daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor het verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan wel ten behoeve van overheidsinstanties.

2. De lidstaten kunnen de in lid 1, onder b) en c), bedoelde vrijstellingen beperken tot het internationale en het intracommunautaire vervoer. Daarnaast kan een lidstaat die met een andere lidstaat een bilaterale overeenkomst heeft gesloten, de in lid 1, onder b) en c), bedoelde vrijstellingen opschorten. In dergelijke gevallen kunnen de lidstaten een lager belastingniveau dan het in deze richtlijn vastgestelde minimumniveau toepassen.


 nieuw

Artikel 14

1. Onverminderd internationale verplichtingen en artikel 5, zoals van toepassing als één gebruik voor andere luchtvaart binnen de EU dan zakelijke en pleziervluchten, passen de lidstaten, onder fiscaal toezicht, niet minder dan de minimumbelastingniveaus toe die in deze richtlijn zijn voorgeschreven voor energieproducten die worden geleverd voor gebruik als brandstof voor vliegtuigen en voor elektriciteit die wordt gebruikt om rechtstreeks elektrische vliegtuigen op te laden met het oog op luchtvaart binnen de EU van die vluchten.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt elektriciteit gerangschikt onder de in tabel A van bijlage I aangeduide motorbrandstoffen.

De in de eerste alinea bedoelde minimumbelastingniveaus beginnen vanaf het nultarief en stijgen, gedurende een overgangsperiode van tien jaar, elk jaar met een tiende van de in de tabellen A en D van bijlage I vastgestelde definitieve minimumtarieven. Gedurende die overgangsperiode van tien jaar geldt een minimumtarief van nul voor duurzame biobrandstoffen en biogas, koolstofarme brandstoffen, hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong, geavanceerde duurzame biobrandstoffen en geavanceerd biogas en elektriciteit.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “luchtvaart binnen de EU” verstaan vluchten tussen twee luchthavens in de Unie, inclusief binnenlandse vluchten.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “zakelijke luchtvaart” verstaan de exploitatie of het gebruik van vliegtuigen door ondernemingen of personen voor het vervoer van passagiers of goederen als onderdeel van hun bedrijfsvoering; de vluchten zijn over het algemeen niet toegankelijk voor het publiek en de piloten hebben minimaal een geldig bewijs van bevoegdheid als beroepsvlieger met kwalificatie voor het vliegen op instrumenten.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “pleziervluchten” verstaan het gebruik van een vliegtuig voor persoonlijke of recreatieve doeleinden die geen verband houden met zakelijk of beroepsmatig gebruik.

2. Energieproducten die worden geleverd voor gebruik als brandstof voor vliegtuigen en elektriciteit die wordt gebruikt om rechtstreeks elektrische vliegtuigen op te laden met het oog op vrachtvluchten binnen de EU, worden vrijgesteld.

In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten hetzelfde in lid 1 bedoelde belastingniveau toepassen op in de eerste alinea bedoelde binnenlandse vrachtvluchten.

Indien een lidstaat met een of meer lidstaten een overeenkomst heeft gesloten, kan hij ook hetzelfde in lid 1 bedoelde belastingniveau toepassen op in de eerste alinea vermelde vrachtvluchten binnen de EU.

Voor de toepassing van dit lid wordt onder “vrachtvlucht” verstaan een geregelde of niet-geregelde luchtdienst uitgevoerd door luchtvaartuigen die andere ladingen dan betalende passagiers vervoeren, met uitzondering van vluchten die een of meer betalende passagiers vervoeren en vluchten die in de gepubliceerde dienstregeling openstaan voor passagiers.

3. Onverminderd internationale verplichtingen mogen de lidstaten voor de luchtvaart buiten de EU vrijstelling verlenen of dezelfde belastingniveaus als voor luchtvaart binnen de EU toepassen, afhankelijk van het soort vlucht.

4. Motorbrandstoffen die worden gebruikt bij de vervaardiging, de ontwikkeling, het testen en het onderhoud van luchtvaartuigen zijn onderworpen aan het in lid 1 bedoelde belastingniveau.

5. De lidstaten mogen, onder fiscaal toezicht, volledige of gedeeltelijke vrijstellingen toepassen voor elektriciteit die aan stationaire luchtvaartuigen wordt geleverd.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt onder “elektriciteit die aan stationaire luchtvaartuigen wordt geleverd” verstaan de levering van elektriciteit middels een genormaliseerde vaste of mobiele interface aan luchtvaartuigen aan de gate of geparkeerd op de luchthaven.

Artikel 15

1. Onverminderd artikel 5 passen de lidstaten, onder fiscaal toezicht, als één gebruik niet minder dan de in de tabellen B en D van bijlage I vastgestelde minimumbelastingniveaus toe voor energieproducten die worden geleverd voor gebruik als brandstof voor vaartuigen en voor elektriciteit die wordt gebruikt om rechtstreeks elektrische vaartuigen op te laden met het oog op geregelde lijndiensten over water, visserij en vrachtvervoer over water binnen de EU.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt elektriciteit gerangschikt onder de in tabel B van bijlage I aangeduide motorbrandstoffen.

Gedurende een overgangsperiode van tien jaar geldt een minimumtarief van nul voor duurzame biobrandstoffen en biogas, koolstofarme brandstoffen, hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong, geavanceerde duurzame biobrandstoffen en geavanceerd biogas en elektriciteit.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “scheepvaart binnen de EU” verstaan scheepvaart tussen twee havens in de Unie, inclusief binnenlandse scheepvaart.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “geregelde lijndienst” verstaan een reeks oversteken van een ro-ro-passagiersschip of een hogesnelheidspassagiersvaartuig ten behoeve van het verkeer tussen dezelfde twee of meer havens, of een reeks reizen van en naar dezelfde haven zonder tussenliggende aanloophavens, welke plaatsvinden volgens een gepubliceerde dienstregeling of met een zodanige regelmaat of frequentie dat zij een herkenbare systematische reeks vormen.

Voor de toepassing van dit lid wordt onder “vrachtvervoer” verstaan een geregelde of niet-geregelde dienst uitgevoerd door vaartuigen die andere ladingen dan betalende passagiers vervoeren, met uitzondering van reizen die een of meer betalende passagiers vervoeren en reizen die in de gepubliceerde dienstregeling openstaan voor passagiers.

2. De lidstaten mogen voor de scheepvaart buiten de EU vrijstelling verlenen of dezelfde belastingniveaus toepassen als voor scheepvaart binnen de EU, afhankelijk van het soort activiteit.

3. De lidstaten heffen overeenkomstig lid 1 belasting op motorbrandstoffen en elektriciteit die worden gebruikt bij de vervaardiging, de ontwikkeling, het testen en het onderhoud van vaartuigen en op motorbrandstoffen en elektriciteit die worden gebruikt bij baggerwerken in bevaarbare waterlopen en in havens.

4. Aan boord van een vaartuig opgewekte elektriciteit wordt vrijgesteld van belasting.

5. De lidstaten mogen, onder fiscaal toezicht, volledige of gedeeltelijke vrijstellingen toepassen voor elektriciteit die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen die op een ligplaats in een haven zijn afgemeerd.


 2003/96/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 1516

1. Onverminderd andere communautaire   Unie  bepalingen, kunnen de lidstaten onder fiscaal toezicht gehele of gedeeltelijke belastingvrijstellingen of -verlagingen toepassen op:

a)belastbare producten die onder fiscaal toezicht worden gebruikt bij proefprojecten voor de technologische ontwikkeling van milieuvriendelijker producten of met betrekking tot brandstoffen uit hernieuwbare bronnen;

b)elektriciteit:

–afkomstig van zon, wind, golven, getijden of aardwarmte;

–afkomstig van waterkracht, welke wordt opgewekt in waterkrachtcentrales;

–opgewekt uit  duurzame  biomassa of uit van  duurzame  biomassa afkomstige producten;

–opgewekt uit methaan dat vrijkomt in verlaten kolenmijnen;

–opgewekt uit brandstofcellen;


 nieuw

De lidstaten kunnen het belastingbedrag dat de verbruiker heeft betaald voor de elektriciteit die wordt opgewekt met de in dit lid bedoelde producten, volledig of gedeeltelijk aan de producent teruggeven.


 2003/96/EG

 nieuw

c) energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor warmtekrachtkoppeling;

dc)uit warmtekrachtkoppeling opgewekte elektriciteit, op voorwaarde dat  de warmtekrachtkoppeling door  de installaties voor warmtekrachtkoppeling milieuvriendelijk zijn   hoogrenderende warmtekrachtkoppeling is als gedefinieerd in artikel 2, punt 34, van Richtlijn 2012/27/EU.   De lidstaten mogen nationale definities van „milieuvriendelijke” warmtekrachtkoppeling (of warmtekrachtkoppeling met hoog rendement) toepassen totdat de Raad op basis van een verslag en een voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen een gemeenschappelijke definitie aanneemt;;


 nieuw

d)hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong, geavanceerde duurzame biobrandstoffen, geavanceerde duurzame vloeibare biomassa, geavanceerd duurzaam biogas en geavanceerde duurzame producten van de GN-codes 4401 en 4402;

e)producten van GN-code 2705 die worden gebruikt voor verwarmingsdoeleinden.


 2003/96/EG

e)energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor het vervoer van goederen en personen per spoor, metro, tram en trolleybus;

f)energieproducten die worden geleverd voor gebruik als brandstof voor de vaart op binnenwateren (met inbegrip van visserij) en niet voor gebruik aan boord van particuliere pleziervaartuigen, en aan boord van een vaartuig opgewekte elektriciteit;

g)aardgas in lidstaten waar het aandeel van aardgas in 2000 minder dan 15 % van het finale energieverbruik bedroeg.

De gehele of gedeeltelijke vrijstellingen of verlagingen kunnen van toepassing zijn gedurende een periode van ten hoogste tien jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn, of totdat het nationale aandeel van aardgas 25 % van het finale energieverbruik bedraagt, indien dat zich het eerst voordoet. Zodra het nationale aandeel van aardgas evenwel 20 % van het finale energieverbruik bedraagt, hanteren de betrokken lidstaten een strikt positief belastingniveau, dat jaarlijks wordt verhoogd zodat het aan het einde van bovengenoemde periode ten minste het minimumbelastingniveau bereikt.

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland mag de gehele of gedeeltelijke vrijstellingen of verlagingen voor aardgas afzonderlijk toepassen voor Noord-Ierland;

h)elektriciteit, aardgas, kolen en vaste brandstoffen die worden gebruikt door huishoudens en/of door organisaties welke door de betrokken lidstaat als liefdadige instellingen worden erkend. Wanneer het gaat om liefdadige organisaties kunnen de lidstaten de vrijstelling of verlaging beperken tot het niet-zakelijk gebruik. Indien gemengd gebruik plaatsvindt, wordt de belasting geheven naar evenredigheid van elk type gebruik. Wanneer een gebruik van weinig belang is, kan het als nihil worden behandeld;

i)aardgas en LPG die worden gebruikt voor voortbeweging;

j)motorbrandstoffen die worden gebruikt bij de vervaardiging, de ontwikkeling, het testen en het onderhoud van luchtvaartuigen en schepen;

k)motorbrandstoffen die worden gebruikt bij baggerwerken in bevaarbare waterlopen en in havens;

l)producten van GN-code 2705 die worden gebruikt voor verwarmingsdoeleinden.

2. De lidstaten kunnen het belastingbedrag dat de verbruiker heeft betaald voor de elektriciteit die wordt opgewekt met de in lid 1, onder b), bedoelde producten, volledig of gedeeltelijk aan de producent teruggeven.

3. De lidstaten kunnen een tot een nultarief verlaagd belastingniveau toepassen op energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de visteelt en de bosbouw.

De Raad beziet, op basis van een voorstel van de Commissie vóór 1 januari 2008 of de toepassing van een tot een nultarief verlaagd belastingniveau wordt ingetrokken.

Artikel 16

1. Onverminderd lid 5, kunnen de lidstaten, onder fiscaal toezicht, belastingvrijstelling verlenen of een verlaagd belastingniveau hanteren voor de in artikel 2 bedoelde belastbare producten die zijn samengesteld uit een of meer van onderstaande producten, of deze bevatten:

–producten van de GN-codes 1507 tot en met 1518;

–producten van de GN-codes 38249955 en 38249980, 38249985, 38249986, 38249992 (met uitzondering van roestwerende preparaten die aminen als werkzame bestanddelen bevatten, en anorganische preparaten voor het oplossen of voor het verdunnen van vernissen of van dergelijke producten), 38249993, 38249996 (met uitzondering van roestwerende preparaten die aminen als werkzame bestanddelen bevatten, en anorganische preparaten voor het oplossen of voor het verdunnen van vernissen of van dergelijke producten), 38260010 en 38260090, wat hun van biomassa afkomstige bestanddelen betreft;

–producten van de GN-codes 22072000 en 29051100 die niet van synthetische oorsprong zijn;

–producten afkomstig van biomassa, inclusief de producten van de GN-codes 4401 en 4402.

De lidstaten kunnen, onder fiscaal toezicht, eveneens een verlaagd belastingtarief hanteren voor de in artikel 2 bedoelde belastbare producten die water bevatten (GN-codes 2201 en 28539010).

Onder „biomassa” wordt verstaan de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;

2. De belastingvrijstelling of -verlaging als gevolg van de toepassing van het in lid 1 bedoelde verlaagde belastingniveau mag niet hoger zijn dan het bedrag dat aan belasting verschuldigd zou zijn op het volume van de in lid 1 bedoelde producten aanwezig in de voor genoemde verlaging in aanmerking komende producten.

De door de lidstaten gehanteerde belastingniveaus voor de producten die uit de in lid 1 bedoelde producten zijn samengesteld of deze bevatten, kunnen onder de in artikel 4 vastgestelde minimumniveaus liggen.

3. De door de lidstaten toegepaste belastingvrijstelling of -verlaging wordt aangepast naar gelang van de ontwikkeling van de grondstofprijzen op de markt, teneinde overcompensatie van de hogere productiekosten van de in lid 1 bedoelde producten te vermijden.

4. Tot en met 31 december 2003 kunnen de lidstaten vrijstelling verlenen of blijven verlenen voor uitsluitend of vrijwel uitsluitend uit de in lid 1 bedoelde producten bestaande producten.

5. De vrijstelling of verlaging voor de in lid 1 bedoelde producten kan in het kader van een meerjarenprogramma door een overheidsinstantie aan een marktdeelnemer worden toegekend door middel van een vergunning die langer dan één kalenderjaar geldig is. De toegestane vrijstelling of verlaging mag niet langer dan zes opeenvolgende jaren worden toegepast. Deze termijn kan worden verlengd.

In het kader van een meerjarenprogramma waarvoor een overheidsinstantie vóór 31 december 2012 toestemming heeft verleend, kunnen de lidstaten de in lid 1 bedoelde vrijstelling of verlaging na 31 december 2012 blijven toepassen tot dit meerjarenprogramma afloopt. De vrijstelling of verjaring kan niet meer worden verlengd.

6. Indien de lidstaten op grond van het Gemeenschapsrecht gedwongen worden tot nakoming van juridisch bindende verplichtingen om een minimumaandeel van de in lid 1 bedoelde producten in de handel te brengen, is het bepaalde in de leden 1 tot en met 5 niet meer van toepassing vanaf de datum waarop die verplichtingen voor de lidstaten bindend worden.

7. De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk 31 december 2004 en vervolgens om de twaalf maanden een lijst toe van de overeenkomstig dit artikel toegepaste belastingvrijstellingen of -verlagingen.

8. Uiterlijk 31 december 2009 brengt de Commissie de Raad verslag uit over de fiscale, economische, landbouw-, energie-, industriële en milieuaspecten van de overeenkomstig dit artikel toegekende verlagingen.


 nieuw

Artikel 17

Onverminderd artikel 5, zoals van toepassing als één gebruik, kunnen de lidstaten, onder fiscaal toezicht:

a) belastingverlagingen toepassen die niet lager zijn dan de in de tabellen C en D van bijlage I vastgestelde minimumbelastingniveaus voor energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor warmtekrachtkoppeling onverminderd artikel 13;

b) belastingverlagingen toepassen die niet lager zijn dan de in de tabellen B en D van bijlage I vastgestelde minimumbelastingniveaus voor energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor het vervoer van goederen en personen per spoor, metro, tram en trolleybus, en voor plaatselijk openbaar personenvervoer, afvalinzameling, strijdkrachten en overheidsdiensten, personen met een beperking en ziekenauto's.

Voor de toepassing van punt b) wordt elektriciteit gerangschikt onder de in tabel B van bijlage I aangeduide motorbrandstoffen;

c) belastingverlagingen toepassen die niet lager zijn dan de in de tabellen C en D van bijlage I vastgestelde minimumbelastingniveaus voor energieproducten voor gebruik als verwarmingsbrandstof en voor elektriciteit voor gebruik door huishoudens en/of door organisaties welke door de betrokken lidstaat als liefdadigheidsinstellingen worden erkend. In het geval van dergelijke liefdadigheidsinstellingen beperken de lidstaten de verlaging tot het niet-zakelijk gebruik. Indien gemengd gebruik plaatsvindt, wordt de belasting geheven naar evenredigheid van elk type gebruik. Wanneer een gebruik van weinig belang is, kan het als nihil worden behandeld.

Voor de toepassing van punt c) beginnen de in de tabellen C en D van bijlage I vastgestelde minimumbelastingniveaus vanaf het nultarief en stijgen gedurende een overgangsperiode van tien jaar met een tiende van de definitieve minimumtarieven per jaar.

Voor de toepassing van punt c) kunnen energieproducten en elektriciteit die door als kwetsbaar erkende huishoudens worden gebruikt, voor een periode van maximaal tien jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn worden vrijgesteld. Voor de toepassing van dit lid wordt onder “kwetsbare huishoudens” verstaan huishoudens die zwaar worden getroffen door de gevolgen van deze richtlijn, wat voor de doeleinden van deze richtlijn betekent dat zij zich onder de “armoederisicodrempel”, die is vastgesteld op 60 % van het nationaal mediaan equivalent besteedbaar inkomen, bevinden;

d) belastingverlagingen toepassen die niet lager zijn dan de in de tabellen C en D van bijlage I vastgestelde minimumbelastingniveaus voor energieproducten die voor verwarming worden gebruikt en voor elektriciteit die voor landbouw, tuinbouw, aquacultuur en bosbouw wordt gebruikt.


 2003/96/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 1718

1. Op voorwaarde dat de in deze richtlijn voorgeschreven minimumbelastingniveaus gemiddeld voor elk bedrijf worden gerespecteerd,   Onverminderd artikel 5, zoals van toepassing als één gebruik, kunnen de lidstaten in de volgende gevallen belastingverlagingen  van niet minder dan de in de tabellen B, C en D van bijlage I vastgestelde relevante minimumbelastingniveaus  toepassen op het verbruik van energieproducten die worden gebruikt voor verwarming of voor de doeleinden van artikel 8, lid 2  , punten   onder b) en c), en op elektriciteit:

a)ten voordele van energie-intensieve bedrijven

Onder een “energie-intensief bedrijf” wordt verstaan een bedrijf in de zin van artikel 19 waar de aankoop van energieproducten en elektriciteit ten minste 3,0 % van de productiewaarde uitmaakt, of de verschuldigde nationale energiebelasting ten minste 0,5 % van de toegevoegde waarde bedraagt. Binnen deze definitie kunnen de lidstaten restrictievere concepten toepassen, waaronder definities van omzetwaarde, proces en sector.

Onder de kosten van “de aankoop van energieproducten en elektriciteit” wordt verstaan de feitelijke kosten van de door het bedrijf aangekochte of gegenereerde energie. Hieronder vallen alleen de kosten van elektriciteit, verwarming en de energieproducten die worden gebruikt voor verwarmingsdoeleinden of voor de toepassing van artikel 8, lid 2, punten b) en c). De kosten omvatten alle belastingen, uitgezonderd aftrekbare btw.

Onder “productiewaarde” wordt verstaan de omzet inclusief rechtstreeks aan de prijs van het product gekoppelde subsidies, vermeerderd of verminderd met de veranderingen in voorraden gereed product, onderhanden werk en goederen en diensten, ingekocht voor wederverkoop, en verminderd met de aankoop van goederen en diensten voor wederverkoop.

Onder toegevoegde waarde wordt verstaan de totale aan btw onderworpen omzet inclusief uitvoer, verminderd met de totale aan btw onderworpen inkoop inclusief invoer.


 2003/96/EG

 nieuw

De lidstaten die momenteel nationale energiebelastingsystemen hebben waarbij energie-intensieve bedrijven worden gedefinieerd aan de hand van andere criteria dan de energiekosten in vergelijking met de productiewaarde en de verschuldigde nationale energiebelasting in vergelijking met de toegevoegde waarde, wordt een overgangsperiode tot uiterlijk 1 januari 2007 toegestaan om zich aan te passen aan de definitie in punt a), eerste alinea;

b)indien overeenkomsten zijn aangegaan met ondernemingen   zakelijke eenheden als bedoeld in artikel 19  of ondernemersverenigingen van dergelijke zakelijke eenheden  , of indien regelingen inzake verhandelbare vergunningen of gelijkwaardige regelingen   maatregelen  worden toegepast, voor zover deze leiden tot de verwezenlijking van milieubeschermingsdoelstellingen of verbeteringen in energie-efficiëntie.


 nieuw

Voor de toepassing van lid 1 worden onder “regelingen inzake verhandelbare vergunningen” verstaan andere regelingen inzake verhandelbare vergunningen dan het EU-systeem in de zin van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad  49 .


 2003/96/EG

2. Niettegenstaande artikel 4, lid 1, kunnen de lidstaten een tot een nultarief verlaagd belastingniveau toepassen op energieproducten en elektriciteit als gedefinieerd in artikel 2 die worden gebruikt door energie-intensieve bedrijven als gedefinieerd in lid 1.

3. Niettegenstaande artikel 4, lid 1, kunnen de lidstaten een tot 50 % van de minimumniveaus in deze richtlijn verlaagd belastingniveau toepassen op energieproducten en elektriciteit als gedefinieerd in artikel 2 die worden gebruikt door bedrijven als gedefinieerd in artikel 11 welke geen energie-intensieve bedrijven als gedefinieerd in lid 1 zijn.

4. Bedrijven die gebruik maken van de in de leden 2 en 3 bedoelde mogelijkheden, gaan overeenkomsten, regelingen inzake verhandelbare vergunningen of gelijkwaardige regelingen aan als bedoeld in lid 1, onder b). De overeenkomsten, regelingen inzake verhandelbare vergunningen of gelijkwaardige regelingen moeten bijdragen tot de verwezenlijking van milieubeschermingsdoelstellingen of een grotere energie-efficiëntie die grosso modo gelijkwaardig zijn aan wat zou zijn bereikt indien de communautaire minimumbelastingniveaus gehanteerd waren.

Artikel 18

1. In afwijking van de bepalingen van deze richtlijn mogen de in bijlage II vermelde lidstaten de in die bijlage vastgestelde belastingverlagingen of -vrijstellingen blijven toepassen.

Onder voorbehoud van een voorafgaand onderzoek door de Raad op voorstel van de Commissie verstrijkt deze toestemming op 31 december 2006 of op de in bijlage II vermelde datum.

2. Niettegenstaande de in de leden 3 tot en met 13 bepaalde perioden en op voorwaarde dat de mededinging hierdoor niet significant wordt verstoord, krijgen lidstaten die moeilijkheden ondervinden met de toepassing van de nieuwe minimumbelastingniveaus een overgangsperiode tot 1 januari 2007, meer bepaald om te vermijden dat de prijsstabiliteit in gevaar wordt gebracht.

3. Het Koninkrijk Spanje mag tot 1 januari 2007 een overgangsperiode toepassen om het nationale belastingniveau voor gasolie gebruikt voor voortbeweging aan te passen aan het nieuwe minimumbelastingniveau van 302 EUR en tot 1 januari 2012 om tot 330 EUR te komen. Tot 31 december 2009 mag het voorts een speciaal verlaagd belastingniveau hanteren voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging, mits dit niet leidt tot een belastingniveau van minder dan 287 EUR per 1000 liter en de op 1 januari 2003 geldende nationale belastingniveaus niet worden verlaagd. Van 1 januari 2010 tot 1 januari 2012 mag het een gedifferentieerd belastingniveau hanteren voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging, mits dit niet leidt tot een belastingniveau van minder dan 302 EUR per 1000 liter en de op 1 januari 2010 geldende nationale belastingniveaus niet worden verlaagd. Het speciale verlaagde belastingniveau voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging mag ook worden toegepast voor taxi's tot 1 januari 2012. Met betrekking tot artikel 7, lid 3, onder a), mag het tot 1 januari 2008 een maximum toegelaten laadvermogen van 3,5 ton of meer toepassen voor het definiëren van commerciële doeleinden.

4. De Republiek Oostenrijk mag tot 1 januari 2007 een overgangsperiode toepassen om het nationale belastingniveau voor gasolie gebruikt voor voortbeweging aan te passen aan het nieuwe minimum belastingniveau van 302 EUR en tot 1 januari 2012 om tot 330 EUR te komen. Tot 31 december 2009 mag het voorts een speciaal verlaagd belastingniveau hanteren voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging, mits dit niet leidt tot een belastingniveau van minder dan 287 EUR per 1000 liter en de op 1 januari 2003 geldende nationale belastingniveaus niet worden verlaagd. Van 1 januari 2010 tot 1 januari 2012 mag het een gedifferentieerd belastingniveau hanteren voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging, mits dit niet leidt tot een belastingniveau van minder dan 302 EUR per 1000 liter en de op 1 januari 2010 geldende nationale belastingniveaus niet worden verlaagd.

5. Het Koninkrijk België mag tot 1 januari 2007 een overgangsperiode toepassen om het nationale belastingniveau voor gasolie gebruikt voor voortbeweging aan te passen aan het nieuwe minimumbelastingniveau van 302 EUR en tot 1 januari 2012 om tot 330 EUR te komen. Tot 31 december 2009 mag het voorts een speciaal verlaagd belastingniveau hanteren voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging, mits dit niet leidt tot een belastingniveau van minder dan 287 EUR per 1000 liter en de op 1 januari 2003 geldende nationale belastingniveaus niet worden verlaagd. Van 1 januari 2010 tot 1 januari 2012 mag het een gedifferentieerd belastingniveau hanteren voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging, mits dit niet leidt tot een belastingniveau van minder dan 302 EUR per 1000 liter en de op 1 januari 2010 geldende nationale belastingniveaus niet worden verlaagd.

6. Het Groothertogdom Luxemburg mag tot 1 januari 2009 een overgangsperiode toepassen om het nationale belastingniveau voor gasolie gebruikt voor voortbeweging aan te passen aan het nieuwe minimumbelastingniveau van 302 euro en tot 1 januari 2012 om tot 330 EUR te komen. Tot 31 december 2009 mag het voorts een speciaal verlaagd belastingniveau hanteren voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging, mits dit niet leidt tot een belastingniveau van minder dan 272 EUR per 1000 liter en de op 1 januari 2003 geldende nationale belastingniveaus niet worden verlaagd. Van 1 januari 2010 tot 1 januari 2012 mag het een gedifferentieerd belastingniveau hanteren voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging, mits dit niet leidt tot een belastingniveau van minder dan 302 EUR per 1000 liter en de op 1 januari 2010 geldende nationale belastingniveaus niet worden verlaagd.

7. De Portugese Republiek mag op in het autonome gebied der Azoren en het autonome gebied Madeira verbruikte energieproducten en elektriciteit lagere belastingniveaus toepassen dan de bij deze richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus, als compensatie voor de vervoerskosten die uit het insulaire karakter en de geografische versnippering van deze gebieden voortvloeien.

De Portugese Republiek mag tot 1 januari 2009 een overgangsperiode toepassen om het nationale belastingniveau voor gasolie gebruikt voor voortbeweging aan te passen aan het nieuwe minimumbelastingniveau van 302 EUR en tot 1 januari 2012 om tot 330 EUR te komen. Tot 31 december 2009 mag zij voorts een gedifferentieerd belastingniveau hanteren voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging, mits dit niet leidt tot een belastingniveau van minder dan 272 EUR per 1000 liter en de op 1 januari 2003 geldende nationale belastingniveaus niet worden verlaagd. Van 1 januari 2010 tot 1 januari 2012 mag het een gedifferentieerd belastingniveau hanteren voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging, mits dit niet leidt tot een belastingniveau van minder dan 302 EUR per 1000 liter en de op 1 januari 2010 geldende nationale belastingniveaus niet worden verlaagd. Het gedifferentieerde belastingniveau voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging mag ook worden toegepast voor taxi's tot 1 januari 2012. Met betrekking tot artikel 7, lid 3, onder a), mag het tot 1 januari 2008 een maximum toegelaten laadvermogen van 3,5 ton of meer toepassen voor het definiëren van commerciële doeleinden.

De Portugese Republiek mag tot 1 januari 2010 volledige of gedeeltelijke belastingvrijstellingen voor elektriciteit toepassen.

8. De Helleense Republiek mag op gasolie gebruikt voor voortbeweging en op benzine die worden verbruikt in de departementen Lesbos, Chios, Samos, de Dodekanesos en de Cycladen, alsmede op de volgende eilanden in de Egeïsche Zee: Thassos, de noordelijke Sporaden, Samothraki en Skiros, belastingniveaus toepassen die tot 22 EUR per 1000 liter lager mogen zijn dan de bij deze richtlijn vastgestelde minimumtarieven. Thassos, de noordelijke Sporaden, Samothraki en Skiros.

De Helleense Republiek mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om zijn huidige stelsel van inputelektriciteitsbelasting te veranderen in een outputbelastingstelsel en het nieuwe minimumbelastingniveau voor benzine te bereiken.

De Helleense Republiek mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om het nationale belastingniveau voor gasolie gebruikt voor voortbeweging aan te passen aan het nieuwe minimumbelastingniveau van 302 EUR per 1000 liter en tot 1 januari 2012 om te komen tot 330 EUR. Tot 31 december 2009 mag zij voorts een gedifferentieerd belastingniveau hanteren voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging, mits dit niet leidt tot een belastingniveau van minder dan 264 EUR per 1000 liter en de op 1 januari 2003 geldende nationale belastingniveaus niet worden verlaagd. Van 1 januari 2010 tot 1 januari 2012 mag het een gedifferentieerd belastingniveau hanteren voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging, mits dit niet leidt tot een belastingniveau van minder dan 302 EUR per 1000 liter en de op 1 januari 2010 geldende nationale belastingniveaus niet worden verlaagd. Het gedifferentieerde belastingniveau voor de commerciële aanwending van gasolie gebruikt voor voortbeweging mag ook worden toegepast voor taxi's tot 1 januari 2012. Met betrekking tot artikel 7, lid 3, onder a), mag het tot 1 januari 2008 een maximum toegelaten laadvermogen van 3,5 ton of meer toepassen voor het definiëren van commerciële doeleinden.

9. Ierland mag tot 1 januari 2008 volledige of gedeeltelijke belastingvrijstellingen of -verlagingen voor elektriciteit toepassen.

10. De Franse Republiek mag tot 1 januari 2009 volledige of gedeeltelijke belastingvrijstellingen of -verlagingen toepassen voor energieproducten en elektriciteit gebruikt door de Staat, territoriale en lokale lichamen of andere publiekrechtelijke lichamen voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten.

De Franse Republiek mag tot 1 januari 2009 een overgangsperiode toepassen om haar huidige stelsel voor de belasting van elektriciteit aan de bepalingen van deze richtlijn aan te passen. Gedurende deze periode wordt het algemene gemiddelde van het huidige plaatselijke belastingniveau voor elektriciteit in aanmerking genomen ter beoordeling van het naleven van de in deze richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus.

11. De Italiaanse Republiek mag tot 1 januari 2008 een maximum toegelaten laadvermogen van 3,5 ton of meer toepassen voor het definiëren van commerciële doeleinden als bedoeld in artikel 7, lid 3, onder a).

12. De Bondsrepubliek Duitsland mag tot 1 januari 2008 een maximum toegelaten laadvermogen van 12 ton toepassen voor het definiëren van commerciële doeleinden als bedoeld in artikel 7, lid 3, onder a).

13. Het Koninkrijk der Nederlanden mag tot 1 januari 2008 een maximum toegelaten laadvermogen van 12 ton toepassen voor het definiëren van commerciële doeleinden als bedoeld in artikel 7, lid 3, onder a).

14. Binnen de vastgestelde overgangsperioden verkleinen de lidstaten geleidelijk hun respectieve verschillen ten opzichte van de nieuwe minimumbelastingniveaus. Wanneer het verschil tussen het nationale niveau en het minimumniveau niet meer dan 3 % van dat minimumniveau bedraagt, kan de lidstaat in kwestie de aanpassing van zijn nationale niveau evenwel tot het einde van de overgangsperiode uitstellen.


 nieuw

Artikel 19

1. Voor de toepassing van artikel 18 wordt onder “zakelijke eenheid” verstaan een eenheid, als zodanig geïdentificeerd overeenkomstig lid 2, die zelfstandig, ongeacht op welke plaats, leveringen van goederen en diensten verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die economische activiteiten.

De economische activiteiten omvatten alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije beroepen.

Staten, lokale en regionale overheden en andere publiekrechtelijke lichamen worden niet als zakelijke eenheid aangemerkt voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten. Wanneer deze lichamen evenwel zodanige werkzaamheden of handelingen verrichten, worden zij daarvoor als zakelijke eenheid aangemerkt, indien een behandeling als niet-zakelijke eenheid tot concurrentieverstoringen van enige betekenis zou leiden.

2. Voor de toepassing van lid 1 kan een zakelijke eenheid niet worden beschouwd als kleiner dan een afdeling van een zakelijke eenheid of een juridische entiteit die uit organisatorisch oogpunt een onafhankelijke exploitatie vormt, dat wil zeggen een eenheid die op eigen kracht kan functioneren.


 2004/74/EG, art. 1, punt 2, gewijzigd bij rectificatie, PB L 195 van 2.6.2004, blz. 26

Artikel 18 -  bis

1. In afwijking van de bepalingen van deze richtlijn mogen de in bijlage III vermelde lidstaten de in die bijlage vastgestelde belastingverlagingen of -vrijstellingen blijven toepassen.

Onder voorbehoud van een voorafgaand onderzoek door de Raad op voorstel van de Commissie verstrijkt deze toestemming op 31 december 2006 of op de in bijlage III vermelde datum.

2. Onverminderd de in de leden 3 tot en met 11 bepaalde perioden en op voorwaarde dat de mededinging hierdoor niet significant wordt verstoord, krijgen lidstaten die moeilijkheden ondervinden met de toepassing van de nieuwe minimumbelastingniveaus een overgangsperiode tot 1 januari 2007, in het bijzonder om te vermijden dat de prijsstabiliteit in het gedrang komt.

3. Tsjechië mag tot 1 januari 2008 volledige of gedeeltelijke belastingvrijstellingen of -verlagingen toepassen op elektriciteit, vaste brandstoffen en aardgas.

4. Estland mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor als motorbrandstof gebruikte gasolie op het nieuwe minimumniveau van 330 EUR per 1000 l te brengen. Vanaf 1 mei 2004 moet de belasting op als motorbrandstof gebruikte loodvrije benzine evenwel minimaal 245 EUR per 1000 l bedragen.

Estland mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor als motorbrandstof gebruikte loodvrije benzine op het nieuwe minimumniveau van 359 EUR per 1000 l te brengen. Vanaf 1 mei 2004 moet de belasting op als motorbrandstof gebruikte loodvrije benzine evenwel minimaal 287 EUR per 1000 l bedragen.

Estland mag tot 1 januari 2009 een volledige belastingvrijstelling op olieschalie toepassen. Tot 1 januari 2013 mag Estland daarnaast een verlaagd belastingtarief voor olieschalie toepassen, maar de belasting moet vanaf 1 januari 2011 minimaal 50 % van het desbetreffende minimumtarief in de Gemeenschap bedragen.

Estland mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor schalieolie voor stadsverwarming op het minimumniveau te brengen.

Estland mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om het huidige stelsel met een inputbelasting op elektriciteit te hervormen tot een stelsel met een outputbelasting op elektriciteit.

5. Letland mag tot 1 januari 2011 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor als motorbrandstof gebruikte gasolie en kerosine op het nieuwe minimumiveau van 302 EUR per 1000 l te brengen en tot 1 januari 2013 om die belasting op 330 EUR te brengen. Vanaf 1 mei 2004 moet de belasting op gasolie en kerosine evenwel minimaal 245 EUR per 1000 l bedragen en vanaf 1 januari 2008 minimaal 274 EUR per 1000l.

Letland mag tot 1 januari 2011 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor als motorbrandstof gebruikte loodvrije benzine op het nieuwe minimumniveau van 359 EUR per 1000 l te brengen. Vanaf 1 mei 2004 moet de belasting op loodvrije benzine evenwel minimaal 287 EUR per 1000 l bedragen en vanaf 1 januari 2008 minimaal 323 EUR per 1000 l.

Letland mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor zware stookolie voor stadsverwarming op het minimumniveau te brengen.

Letland mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor elektriciteit op de desbetreffende minimumniveaus te brengen. Vanaf 1 januari 2007 moet de belasting op elektriciteit evenwel minimaal 50% van de desbetreffende minimumtarieven in de Gemeenschap bedragen.

Letland mag tot 1 september 2009 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor kolen en cokes op de desbetreffende minimumniveaus te brengen. Vanaf 1 januari 2007 moet de belasting op kolen en cokes evenwel minimaal 50% van de desbetreffende minimumtarieven in de Gemeenschap bedragen.

6. Litouwen mag tot 1 januari 2011 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor als motorbrandstof gebruikte gasolie en kerosine op het nieuwe minimumniveau van 302 per 1000 l te brengen en tot 1 januari 2013 om die belasting op 330 EUR te brengen. Vanaf 1 mei 2004 moet de belasting op gasolie en kerosine evenwel minimaal 245 EUR per 1000 l bedragen en vanaf 1 januari 2008 minimaal 274 EUR per 1000l.

Litouwen mag tot 1 januari 2011 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor als motorbrandstof gebruikte loodvrije benzine op het nieuwe minimumniveau van 359 EUR per 1000 l te brengen. Vanaf 1 mei 2004 moet de belasting op loodvrije benzine evenwel minimaal 287 EUR per 1000 l bedragen en vanaf 1 januari 2008 minimaal 323 EUR per 1000 l.

7. Hongarije mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor elektriciteit, aardgas, kolen en cokes voor stadsverwarming op de desbetreffende minimumniveaus te brengen.

8. Malta mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor elektriciteit aan te passen. Vanaf 1 januari 2007 moet de belasting op elektriciteit evenwel minimaal 50 % van de desbetreffende minimumtarieven in de Gemeenschap bedragen.

Malta mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor als motorbrandstof gebruikte gasolie en kerosine op het nieuwe minimumniveau van 330 EUR per 1000 l te brengen. Vanaf 1 mei 2004 moet de belasting op als motorbrandstof gebruikte gasolie evenwel minimaal 245 EUR per 1000 l bedragen.

Malta mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor als motorbrandstof gebruikte loodvrije en loodhoudende benzine op de desbetreffende minimumniveaus te brengen. Vanaf 1 mei 2004 moet de belasting op als motorbrandstof gebruikte loodvrije en loodhoudende benzine echter respectievelijk minimaal 287 EUR per 1000 l en 337 EUR per 1000 l bedragen.

Malta mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor aardgas dat wordt gebruikt als verwarmingsbrandstof op de desbetreffende minimumniveaus te brengen. Vanaf 1 januari 2007 moet het effectieve belastingtarief op aardgas evenwel minimaal 50 % van de desbetreffende minimumtarieven in de Gemeenschap bedragen.

Malta mag tot 1 januari 2009 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor vaste brandstoffen op de desbetreffende minimumniveaus te brengen. Vanaf 1 januari 2007 moet het effectieve belastingtarief voor de betreffende energieproducten evenwel minimaal 50 % van de desbetreffende minimumtarieven in de Gemeenschap bedragen.

9. Polen mag tot 1 januari 2009 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor als motorbrandstof gebruikte loodvrije benzine op het nieuwe minimumniveau van 359 EUR per 1000 l te brengen. Vanaf 1 mei 2004 moet de belasting op loodvrije benzine evenwel minimaal 287 EUR per 1000 l bedragen.

Polen mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor als motorbrandstof gebruikte gasolie op het nieuwe minimumniveau van 302 EUR per 1000 l brengen en tot 1 januari 2012 om de belasting op 330 EUR te brengen. Vanaf 1 mei 2004 moet de belasting op gasolie evenwel minimaal 245 EUR per 1000 l bedragen en vanaf 1 januari 2008 minimaal 274 EUR per 1000 l.

Polen mag tot 1 januari 2008 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor zware stookolie op het nieuwe minimumniveau van 15 EUR per 1000 kg brengen. Vanaf 1 mei 2004 moet de belasting op zware stookolie evenwel minimaal 13 EUR per 1000 kg bedragen.

Polen mag tot 1 januari 2012 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor kolen en cokes voor stadsverwarming op het desbetreffende minimumniveau te brengen.

Polen mag tot 1 januari 2012 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor kolen en cokes voor andere verwarming dan stadsverwarming op het desbetreffende minimumniveau te brengen.

Polen mag tot 1 januari 2008 volledige of gedeeltelijke vrijstellingen of verlagingen toepassen voor gasolie die door scholen, crèches en andere openbare instellingen wordt gebruikt als verwarmingsbrandstof voor de activiteiten of de transacties die zij als openbare instanties verrichten.

Polen mag tot 1 januari 2006 een overgangsperiode toepassen om het belastingstelsel voor elektriciteit in overeenstemming te brengen met het communautaire kader.

10. Slovenië mag onder fiscaal toezicht volledige of gedeeltelijke belastingvrijstellingen of -verlagingen toepassen op aardgas. De volledige of gedeeltelijke vrijstellingen of verlagingen gelden tot mei 2014 of totdat het nationale aandeel van aardgas in het finale energieverbruik 25 % bedraagt, indien dat zich eerder voordoet. Zodra het nationale aandeel van aardgas evenwel 20 % van het finale energieverbruik bedraagt, moet Slovenië een strikt positief belastingniveau hanteren, dat jaarlijks wordt verhoogd zodat aan het einde van bovengenoemde periode ten minste het minimumbelastingniveau wordt bereikt.

11. Slowakije mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor elektriciteit en aardgas die worden gebruikt als verwarmingsbrandstof op de desbetreffende minimumniveaus te brengen. Vanaf 1 januari 2007 moet de belasting op elektriciteit en aardgas die worden gebruikt als verwarmingsbrandstof evenwel minimaal 50 % van de desbetreffende minimumtarieven in de Gemeenschap bedragen.

Slowakije mag tot 1 januari 2009 een overgangsperiode toepassen om de nationale belasting voor vaste brandstoffen op de desbetreffende minimumniveaus te brengen. Vanaf 1 januari 2007 moet de belasting op vaste brandstoffen evenwel minimaal 50 % van de desbetreffende minimumtarieven in de Gemeenschap bedragen.

12. Binnen de vastgestelde overgangsperioden verkleinen de lidstaten geleidelijk hun respectieve verschillen ten opzichte van de nieuwe minimumniveaus. Wanneer het verschil tussen het nationale niveau en het minimumniveau niet meer dan 3 % van dat minimumniveau bedraagt, kan de lidstaat in kwestie de aanpassing van zijn nationale niveau evenwel tot het einde van de overgangsperiode uitstellen.


 2004/75/EG, art. 1, punt 1, gewijzigd bij rectificatie, PB L 195 van 2.6.2004, blz. 31

Artikel 18ter

1. Niettegenstaande de in lid 2 bepaalde periode en op voorwaarde dat de mededinging hierdoor niet significant wordt verstoord, krijgen lidstaten die moeilijkheden ondervinden met de toepassing van de nieuwe minimumbelastingniveaus een overgangsperiode tot 1 januari 2007, meer bepaald om te vermijden dat de prijsstabiliteit in gevaar wordt gebracht.

2. De Republiek Cyprus mag tot 1 januari 2008 een overgangsperiode toepassen om het nationale belastingniveau voor gasolie en kerosine gebruikt voor voortbeweging aan te passen aan het nieuwe minimumbelastingniveau van 302 EUR per 1000 l, en tot 1 januari 2010 om tot 330 EUR te komen. Het niveau van de belasting van gasolie en kerosine gebruikt voor voortbeweging mag met ingang van 1 mei 2004 evenwel niet lager liggen dan 245 EUR per 1000 l.

De Republiek Cyprus mag tot 1 januari 2010 een overgangsperiode toepassen om het nationale belastingniveau voor ongelode benzine gebruikt voor voortbeweging aan te passen aan het nieuwe minimumbelastingniveau van 359 EUR per 1000 l. Het niveau van de belasting van ongelode benzine mag met ingang van 1 mei 2004 evenwel niet lager liggen dan 287 EUR per 1000 l.

3. Binnen de vastgestelde overgangsperioden verkleinen de lidstaten geleidelijk hun respectieve verschillen ten opzichte van de nieuwe minimumbelastingniveaus. Wanneer het verschil tussen het nationale niveau en het minimumniveau niet meer dan 3 % van dat minimumniveau bedraagt, kan de lidstaat in kwestie de aanpassing van zijn nationale niveau evenwel tot het einde van de overgangsperiode uitstellen.


 2003/96/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 1920

1. Naast de bepalingen van de voorgaande artikelen, met name de artikelen 5   14  ,  15   , 1516,   17  en 1718, kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen  uitvoeringshandelingen vaststellen     waarbij  een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen wordt gemachtigd verdere vrijstellingen of verlagingen in te voeren.  Indien het ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid, waaronder de vermindering van luchtverontreiniging, noodzakelijk is, kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen uitvoeringshandelingen vaststellen, waarbij iedere lidstaat specifieke hogere tarieven mag invoeren in afwijking van de rangschikking van de in bijlage I vastgestelde minimumbelastingniveaus. 

Een lidstaat die een dergelijke maatregel  en  wenst in te voeren, stelt de Commissie daarvan in kennis en verstrekt haar tevens alle relevante en benodigde gegevens.

De Commissie onderzoekt het verzoek met inachtneming van, onder andere, de goede werking van de interne markt, de noodzaak eerlijke mededinging te verzekeren en het communautair gezondheids-, milieu-, energie- en vervoersbeleid  van de Unie  .

Binnen drie maanden nadat de Commissie alle relevante en benodigde gegevens heeft ontvangen dient zij een voorstel in voor een beschikking waarbij de Raad de lidstaat in kwestie tot het nemen van een dergelijke maatregel machtigt of deelt zij de Raad de redenen mee waarom zij een dergelijke beschikking niet heeft voorgesteld.

2. De in lid 1 bedoelde machtigingen worden voor ten hoogste zes jaar verleend, met de mogelijkheid tot verlenging volgens de in lid 1 omschreven procedure.

3. Indien de Commissie van oordeel is dat de in lid 1 bedoelde vrijstellingen of verlagingen   maatregelen  niet langer aanvaardbaar zijn, met name uit het oogpunt van eerlijke mededinging, verstoring van de werking van de interne markt, of het communautaire gezondheids-, milieu-, energie- en vervoersbeleid  van de Unie  , dient zij bij de Raad passende voorstellen in. De Raad besluit daarover met eenparigheid van stemmen.

Artikel 2021

1. De bepalingen inzake controles en verkeer van Richtlijn 92/12/EEGRichtlijn 2008/118/EG zijn uitsluitend van toepassing op de volgende energieproducten:

a)producten van de GN-codes 1507 tot en met 1518, indien deze zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt;


 nieuw

b)producten van de GN-codes 2207, 2208 90 91 en 2208 90 99 indien deze bestemd zijn voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof en van de geharmoniseerde accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken vrijgesteld zijn overeenkomstig artikel 27, lid 1, punt a) of b), van Richtlijn 92/83/EG 50 ;


 2003/96/EG

1 2018/552 art. 1, punt 3, a)

2 2018/552 art. 1, punt 3, b)

3 2018/552 art. 1, punt 3, c)

4 2018/552 art. 1, punt 3, d)

 nieuw

bc)producten van de GN-codes 2707 10, 2707 20, 2707 30 en 2707 50;

cd)producten van de GN-codes 1 2710 12 tot en met 2710 19 68,  2710 19 71 tot en met 2710 19 99 en  2710 20 tot en met 2710 20 39 en 2710 20 90 (alleen voor producten waarvan minder dan 90 % van het volume (distillatieverliezen inbegrepen) overdistilleert bij 210 °C en 65 % of meer van het volume (distillatieverliezen inbegrepen) overdistilleert bij 250 °C (methode EN ISO 3405 (gelijkwaardig aan methode ASTM D 86)))  . Voor producten van de GN-codes 2 2710 12 21  , 3 2710 12 25  en 4 2710 19 29 en 2710 20 90 (alleen voor producten waarvan minder dan 90 % van het volume (distillatieverliezen inbegrepen) overdistilleert bij 210 °C en 65 % of meer van het volume (distillatieverliezen inbegrepen) overdistilleert bij 250 °C (methode EN ISO 3405 (gelijkwaardig aan methode ASTM D 86)))  ,  en 2710 19 71 tot en met 2710 19 99,  echter zijn de bepalingen inzake controles en verkeer uitsluitend van toepassing op commercieel bulkverkeer;

de)producten van GN-code 2711 (met uitzondering van 2711 11, 2711 21 en 2711 29);

ef)producten van GN-code 2901 10;

fg)producten van de GN-codes 2902 20, 2902 30, 2902 41, 2902 42, 2902 43 en 2902 44;

gh)producten van GN-code 2905 11 00 die niet van synthetische oorsprong zijn, indien deze zijn bestemd voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof;


 nieuw

i)producten van de GN-codes 2909 19 10 en 2909 19 90, deze laatste indien zij bestemd zijn om als verwarmingsbrandstof of motorbrandstof te worden gebruikt;

j)producten van GN-code 3403. De bepalingen inzake controles en verkeer zijn uitsluitend van toepassing op commercieel bulkverkeer;

k)producten van GN-code 3811;

l)producten van GN-code 3814, indien deze zijn bestemd voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof. De bepalingen inzake controles en verkeer zijn uitsluitend van toepassing op commercieel bulkverkeer;

m)producten van GN-code 3823 19, indien deze zijn bestemd voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof;


 2003/96/EG

hn)producten van de GN-codes 3824 99 86, 3824 99 92 (met uitzondering van roestwerende preparaten die aminen als werkzame bestanddelen bevatten en anorganische preparaten voor het oplossen of voor het verdunnen van vernissen of van dergelijke producten), 3824 99 93, 3824 99 96 (met uitzondering van roestwerende preparaten die aminen als werkzame bestanddelen bevatten en anorganische preparaten voor het oplossen of voor het verdunnen van vernissen of van dergelijke producten) en 3826 00 10 en 3826 00 90 indien deze zijn bestemd voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof.;


 nieuw

Voor de toepassing van lid 1 wordt onder “commercieel bulkverkeer” verstaan onverpakte producten die worden vervoerd in containers die een integrerend deel uitmaken van het vervoermiddel (zoals een tankwagen, een wagon, een spoorwagen of een tanker), of in ISO-containers. De term omvat ook onverpakte producten die in andere containers met een inhoud van meer dan 210 liter worden vervoerd.


 2003/96/EG (aangepast)

 nieuw

2. Indien een lidstaat constateert dat andere dan de in lid 1 bedoelde energieproducten zijn bestemd voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt als verwarmings- of motorbrandstof, dan wel anderszins aanleiding geven tot ontduiking, ontwijking of misbruik, stelt hij de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Deze bepaling geldt ook voor elektriciteit. De Commissie deelt deze kennisgeving binnen één maand na ontvangst aan de overige lidstaten mee.  Binnen twee maanden na deze kennisgeving delen de lidstaten de Commissie hun standpunt mee over de ontdekte praktijk van ontduiking, ontwijking of misbruik met betrekking tot die energieproducten en elektriciteit. Aan de hand van de standpunten van de lidstaten en indien de goede werking van de interne markt of het milieu in gevaar komt, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast   Vervolgens wordt volgens de procedure van artikel 27, lid 2, beslist  om te bepalen of   of de betrokken producten moeten vallen onder de bepalingen inzake controles en verkeer van Richtlijn 92/12/EEG Richtlijn 2008/118/EG   op de betrokken producten van toepassing zijn. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld  overeenkomstig de in artikel 28, lid 2,  bedoelde     onderzoeks  procedure.

3. De lidstaten kunnen uit hoofde van bilaterale overeenkomsten voor sommige of alle in lid 1 bedoelde producten afzien van sommige of alle in Richtlijn 92/12/EEG Richtlijn 2008/118/EG genoemde controlemaatregelen, voor zover deze producten niet onder de artikelen 7, 8 en tot en met 9 vallen. Dergelijke overeenkomsten hebben geen gevolgen voor de lidstaten die er geen partij bij zijn. Al deze bilaterale overeenkomsten worden gemeld aan de Commissie, die de andere lidstaten op de hoogte stelt.

Artikel 2122

1. Naast de algemene bepalingen tot omschrijving van het belastbare feit en de bepalingen van Richtlijn 92/12/EEG Richtlijn 2008/118/EG die betrekking hebben op de betaling, wordt op energieproducten eveneens belasting verschuldigd wanneer één van de in artikel 2, lid 3, van deze richtlijn genoemde belastbare feiten zich voordoet.

2. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder de term productie in Richtlijn 92/12/EEG, artikel 4 punt c), en artikel 5, lid 1, in voorkomend geval tevens winning verstaan.

32. Het verbruik van energieproducten binnen een bedrijf dat energieproducten produceert, wordt niet beschouwd als een belastbaar feit waardoor belasting verschuldigd wordt, indien dat verbruik bestaat uit binnen het bedrijf geproduceerde energieproducten. De lidstaten kunnen ook het verbruik van elektriciteit en andere energieproducten die niet binnen een dergelijk bedrijf worden geproduceerd en het verbruik van energieproducten en elektriciteit binnen een bedrijf dat voor het opwekken van elektriciteit te gebruiken brandstoffen produceert, niet als een belastbaar feit behandelen. Verbruik voor doeleinden die geen verband houden met die productie en met name voor de voortbeweging van motorvoertuigen, wordt beschouwd als een belastbaar feit waardoor belasting verschuldigd wordt.

43. De lidstaten kunnen ook bepalen dat op energieproducten en elektriciteit belasting verschuldigd wordt, wanneer wordt aangetoond dat aan een voorwaarde betreffende het eindverbruik die in de nationale regeling is gesteld voor de toepassing van een verlaagd belastingniveau of het verlenen van vrijstelling, niet of niet langer wordt voldaan.

54. Voor de toepassing van de artikelen 52 en 67 van Richtlijn 92/12/EEG Richtlijn 2008/118/EG worden elektriciteit, en aardgas  en waterstof  aan belasting onderworpen en wordt de belasting verschuldigd op het tijdstip van levering door de distributeur of herdistributeur. Wanneer de levering tot verbruik plaatsvindt in een lidstaat waar de distributeur of herdistributeur niet is gevestigd, wordt de belasting van de lidstaten van levering verschuldigd door een bedrijf dat op het tijdstip van levering in de lidstaat van levering geregistreerd moet zijn. De belasting wordt in alle gevallen geheven en geïnd volgens de procedure van iedere lidstaat.


 nieuw

Voor de toepassing van de eerste alinea kunnen elektriciteitsopslagfaciliteiten en -transformatoren als herdistributeur worden beschouwd wanneer zij elektriciteit leveren.


 2003/96/EG (aangepast)

 nieuw

Niettegenstaande de eerste alinea hebben lidstaten het recht het belastbare feit vast te stellen ingeval er geen verbinding is tussen hun gaspijpleidingen en die van andere lidstaten.

Een entiteit die voor eigen gebruik elektriciteit produceert, wordt beschouwd als distributeur. Niettegenstaande artikel 14(1)(a)   13  kunnen de lidstaten kleine elektriciteitsproducenten vrijstelling verlenen mits zij belasting heffen op de voor de productie van die elektriciteit gebruikte energieproducten.

Voor de toepassing van de artikelen 52 en 67 van Richtlijn 92/12/EEG  Richtlijn 2008/118/EG  worden kolen, cokes, en bruinkool  en producten van de GN-codes 2703, 4401 en 4402  aan belasting onderworpen en wordt de belasting verschuldigd op het tijdstip van levering door bedrijven die door de betrokken autoriteiten voor dat doel zijn geregistreerd. Die autoriteiten kunnen de producent, de handelaar, de importeur of een fiscaal vertegenwoordiger toestaan in de plaats te treden van het geregistreerde bedrijf voor de daarop rustende belastingverplichtingen. De belasting wordt geheven en geïnd volgens de procedure van iedere lidstaat.

65. Als “productie van energieproducten” hoeven de lidstaten niet te beschouwen:

a)handelingen waarbij kleine hoeveelheden energieproduct als bijproduct worden verkregen;

b)handelingen waardoor de gebruiker van een energieproduct hergebruik daarvan in zijn eigen onderneming mogelijk maakt, mits de op dat product reeds betaalde belasting niet lager is dan de belasting die verschuldigd zou zijn indien het hergebruikte energieproduct opnieuw aan belasting werd onderworpen;

c)een handeling die bestaat in het mengen, buiten een productiebedrijf of een belastingentrepot, van energieproducten met andere energieproducten of andere stoffen, mits:

i)tevoren op de bestanddelen belasting is betaald; en

ii)het betaalde bedrag niet lager is dan het bedrag aan belasting dat op het mengsel verschuldigd ware.

De onder i) bedoelde voorwaarde is niet van toepassing wanneer het mengsel voor een specifiek gebruik is vrijgesteld.

Artikel 2223

Bij wijziging van één of meer belastingniveaus kunnen reeds tot verbruik uitgeslagen voorraden energieproducten aan een belastingverhoging of -verlaging worden onderworpen.

Artikel 2324

Voor verontreinigde of bij toeval vermengde energieproducten die ter verwerking in een belastingentrepot worden aangeboden, kunnen de lidstaten reeds voldane belastingbedragen teruggeven.

Artikel 2425

1. De in een lidstaat tot verbruik uitgeslagen energieproducten die zich bevinden in de normale reservoirs van bedrijfsvoertuigen en bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof voor deze voertuigen, of die zich bevinden in bijzondere containers en bestemd zijn om te worden gebruikt voor de werking, tijdens het vervoer, van systemen waarmee deze containers zijn uitgerust, worden niet in een andere lidstaat belast.

2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder “normale reservoirs”:

–de door de fabrikant blijvend in of aan alle voertuigen van hetzelfde type als het betrokken voertuig aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt, zowel voor de voortbeweging van het voertuig als, in voorkomend geval, de werking van koelsystemen en andere systemen tijdens het vervoer. Als normale reservoirs gelden ook gasreservoirs die zijn aangepast voor gebruik in voertuigen en die het rechtstreeks verbruik van gas als brandstof mogelijk maken, alsmede de reservoirs die zijn aangesloten op andere systemen waarmee die voertuigen eventueel zijn uitgerust;

–de door de fabrikant blijvend in of aan alle containers van hetzelfde type als de betrokken container aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt voor de werking tijdens het vervoer van koelsystemen en andere systemen waarmee containers voor speciale doeleinden zijn uitgerust.

Onder „container voor speciale doeleinden” wordt verstaan elke container die is uitgerust met aangepaste koelsystemen, systemen voor zuurstoftoevoer, thermische isolatiesystemen of andere systemen. 


 nieuw

a) de door de fabrikant of door een derde blijvend in of aan een motorvoertuig aangebrachte reservoirs die volgens de registratiedocumenten of het keuringbewijs van het voertuig aan de toepasselijke technische en veiligheidseisen voldoen en waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt, zowel voor de voortbeweging van het voertuig als, in voorkomend geval, de werking tijdens het vervoer van koelsystemen en andere systemen, inclusief gasreservoirs die zijn aangepast voor gebruik in voertuigen en die het rechtstreeks verbruik van gas als brandstof mogelijk maken, alsmede de reservoirs die zijn aangesloten op andere systemen waarmee die voertuigen eventueel zijn uitgerust;

b) de door de fabrikant of een derde blijvend in of aan een container voor speciale doeleinden aangebrachte reservoirs die volgens de registratiedocumenten van de container aan de toepasselijke technische en veiligheidseisen voldoen en waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt voor de werking tijdens het vervoer van koelsystemen en andere systemen waarmee containers voor speciale doeleinden zijn uitgerust.

Voor de doeleinden van dit artikel wordt onder “container voor speciale doeleinden” verstaan elke container die is uitgerust met aangepaste koelsystemen, systemen voor zuurstoftoevoer, thermische isolatiesystemen of andere systemen.


 2003/96/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 2526

1. Op 1 januari van elk jaar en na elke wijziging van de nationale wetgeving stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de belastingniveaus die zij toepassen op de in artikel 2 genoemde producten  en de bijbehorende volumes  .

2. Indien de door de lidstaten toegepaste belastingniveaus zijn uitgedrukt in andere meeteenheden dan die welke in de artikelen 7 tot en met 10 voor elk product nader worden omschreven, delen de lidstaten ook de overeenkomstige belastingniveaus na omrekening in deze eenheden mee.

Artikel 2627

1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de maatregelen die zij uit hoofde van artikel 5, artikel 14, lid 2, en de artikelen 15 en 17   13 tot en met 18  hebben genomen.

2. Maatregelen als belastingvrijstelling, -verlaging, -differentiatie en -teruggaaf in de zin van deze richtlijn kunnen staatssteun inhouden en moeten in dat geval uit hoofde van artikel 88   108,  lid 3, van het Verdrag  betreffende de werking van de Europese Unie  bij de Commissie worden aangemeld.

Het verstrekken van informatie aan de Commissie op basis van deze richtlijn ontslaat de lidstaten niet van de meldingsplicht uit hoofde van artikel 88   108,  lid 3, van het Verdrag  betreffende de werking van de Europese Unie  .

3. De verplichting om de Commissie uit hoofde van lid 1 in kennis te stellen van de uit hoofde van artikel 5 genomen maatregelen, ontslaat de lidstaten niet van hun meldingsverplichtingen uit hoofde van Richtlijn 83/189/EEG.

Artikel 2728

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 24, lid 143 van Richtlijn 92/12/EEGRichtlijn 2008/118/EG ingestelde Accijnscomité.  Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 51 van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bepaalde termijn wordt vastgelegd op drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.


 nieuw

Artikel 29

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 2, lid 8, en artikel 5, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 1 januari 2023.

3. De Raad kan de bevoegdheidsdelegatie als bedoeld in artikel 2, lid 8, en artikel 5, lid 2, te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 52 .

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan kennisgeving aan de Raad.

6. Een krachtens artikel 2, lid 8, en artikel 5, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving ervan geen bezwaar heeft aangetekend, of indien de Raad de Commissie vóór het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen aantekenen. Die termijn kan op initiatief van de Raad met twee maanden worden verlengd.

7. De Commissie stelt het Europees Parlement in kennis van de door haar vastgestelde gedelegeerde handelingen, eventuele bezwaren die daartegen zijn gemaakt of de intrekking van de bevoegdheidsdelegatie door de Raad.


 2003/96/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 2830

1. De lidstaten dienen vóór  [31 December 2022]   31 december 2003 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen aan artikel 1, lid 2, artikel 2, lid 1, punten b) tot en met o), artikel 2, lid 3, tweede, derde en vierde alinea, artikel 2, leden 4 tot en met 8, artikel 3, artikel 5, artikel 7, artikel 8, lid 1, artikel 9, lid 1, artikel 13, de artikelen 14 en 15, artikel 16, punt b), laatste volzin, artikel 16, punten c), d) en e), artikel 17, artikel 18, artikel 19, artikel 21, lid 1), punt b), artikel 21, lid 1), punt d), artikel 21, lid 1, punten i) tot en met m), artikel 21, lid 1, tweede alinea, artikel 21, lid 2, artikel 22, lid 1, artikel 22, lid 4, artikel 25, lid 2, artikel 26, lid 1, artikel 28, artikel 29, artikel 30, artikel 31 en bijlage I  . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld  onmiddellijk van de tekst van die maatregelen  in kennis.

2.Zij passen deze bepalingen  die maatregelen toe met ingang van  [1 januari 2023]   1 januari 2004, met uitzondering van de bepalingen in artikel 16 en in artikel 18, lid 1, die de lidstaten met ingang van 1 januari 2003 kunnen toepassen.

3.Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijnen, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten  De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

42. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Article29

De Raad bestudeert de in deze richtlijn vastgestelde vrijstellingen, verlagingen en minimumbelastingniveaus op gezette tijden aan de hand van een verslag en, in voorkomend geval, een voorstel van de Commissie, en stelt na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen de nodige maatregelen vast. In het verslag van de Commissie en bij de beraadslaging in de Raad wordt rekening gehouden met de goede werking van de interne markt, de reële waarde van de minimumbelastingniveaus en de bredere doelstellingen van het Verdrag.


 nieuw

Artikel 31

Iedere vijf jaar en voor de eerst maal vijf jaar na 1 januari 2023 legt de Commissie de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn voor.

In het verslag van de Commissie worden onder meer de minimumbelastingniveaus, het effect van innovatie en de technologische ontwikkelingen, met name ten aanzien van energie-efficiëntie, het gebruik van elektriciteit in het vervoer en de rechtvaardiging voor de vrijstellingen, verlagingen en differentiaties die in deze richtlijn zijn neergelegd, onderzocht. In het verslag wordt rekening gehouden met de goede werking van de interne markt, sociale en milieuoverwegingen, de reële waarde van de minimumbelastingniveaus en de bredere doelstellingen van de Verdragen.


 2003/96/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 3032

Niettegenstaande artikel 28, lid 2, worden de Richtlijnen  2003/96/EG  92/81/EEG en 92/82/EEG  zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde handelingen, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2023  31 december 2003 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting in nationaal recht en de toepassingsdata van de in bijlage II, deel B, vermelde richtlijnen .


 2004/75/EG, art. 1, punt 2, gewijzigd bij rectificatie, PB L 195 van 2.6.2004, blz. 31 (aangepast)

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III .


 2003/96/EG (aangepast)

Artikel 3133

Deze richtlijn treedt in werking op de  twintigste  dag  na die  van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, lid 1), artikel 2, lid 1), punt a), artikel 2, lid 2, artikel 2, lid 3, eerste alinea, artikel 4, artikel 6, artikel 8, lid 2, artikel 10, artikel 11, artikel 12, artikel 16, punt a), artikel 16, punt b), artikel 20, artikel 21, lid 1, punt a), artikel 21, lid 1), punt c), artikel 21, lid 1), punten e) tot en met h), artikel 21, lid 1), punt n), artikel 21, lid 3, artikel 22, leden 2 en 3, artikel 22, lid 5, artikel 23, artikel 24, artikel 25, lid 1, artikel 26, lid 2, en artikel 27 van de ingetrokken richtlijn die niet zijn gewijzigd, zijn van toepassing met ingang van1 januari 2023.

Artikel 3234

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.