Artikelen bij COM(2021)754 - Wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Aanbeveling (EU) 2020/912 wordt als volgt gewijzigd:

(1) Met ingang van 10 januari 2022 wordt in punt 2, tweede alinea, het cijfer “75” vervangen door “100” en het cijfer “300” door “600”;

(2) Met ingang van 10 januari 2022 worden de eerste, tweede en derde alinea van punt 6 bis vervangen door:

“Onverminderd het bepaalde in punt 6 bis en 6 ter, moeten de lidstaten, wanneer zij het bewijs van vaccinatie aanvaarden om af te zien van reisbeperkingen om de verspreiding van COVID-19 te beperken, in beginsel de tijdelijke beperking op niet-essentiële reizen naar de EU opheffen met betrekking tot reizigers die uiterlijk 14 dagen voor binnenkomst in het EU+-gebied de laatste aanbevolen dosis hebben ontvangen van een krachtens Verordening (EG) nr. 726/2004* in de EU toegelaten COVID-19-vaccin, op voorwaarde dat minder dan 9 maanden zijn verstreken sinds de toediening van de in het vaccinatiecertificaat voor de voltooiing van de primaire vaccinatiereeks vermelde dosis of een aanvullende dosis is ontvangen na voltooiing van de primaire vaccinatiereeks.

De lidstaten moeten ook de tijdelijke beperking op niet-essentiële reizen naar de EU opheffen met betrekking tot reizigers die de laatste aanbevolen dosis van een van de COVID-19-vaccins hebben ontvangen waarvoor uiterlijk 14 dagen voor het binnenkomen in het EU+-gebied de procedure voor Emergency Use Listing van de WHO is voltooid, op voorwaarde dat minder dan 9 maanden zijn verstreken sinds de toediening van de in het vaccinatiecertificaat voor de voltooiing van de primaire vaccinatiereeks vermelde dosis of een aanvullende dosis is ontvangen na voltooiing van de primaire vaccinatiereeks.

De lidstaten moeten ook de tijdelijke beperking op niet-essentiële reizen naar de EU opheffen voor reizigers die binnen 180 dagen vóór hun reis naar de EU zijn hersteld van COVID-19.

Reizigers die een niet-essentiële reis naar een lidstaat wensen te ondernemen, moeten bijgevolg in het bezit zijn van ofwel:

a) een geldig bewijs van vaccinatie tegen COVID-19 dat is afgegeven op basis van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 in de EU toegelaten vaccin tegen COVID-19, ofwel

b) een geldig bewijs van vaccinatie tegen COVID-19 dat is afgegeven op basis van een COVID-19-vaccin waarvoor de procedure voor Emergency Use Listing van de WHO is voltooid, maar dat niet voorkomt op de lijst van vaccins die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 in de EU zijn toegelaten, of

c) een geldig bewijs van herstel.

Voor reizigers die onder de bovenstaande punten b) en c) vallen, moet de lidstaat ook een geldig bewijs verlangen van een negatieve RT-PCR-test (realtime polymerasekettingreactie) die ten vroegste 72 uur voor vertrek is verricht.

Naast de digitale EU-covidcertificaten moeten de lidstaten dergelijke bewijzen van vaccinatie tegen of herstel van COVID-19 aanvaarden indien zij overeenstemmen met certificaten die zijn erkend als gelijkwaardig met certificaten die zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad** in een uitvoeringshandeling die de Commissie overeenkomstig artikel 8 van die verordening heeft aangenomen.

Indien een dergelijke handeling betreffende door een derde land afgegeven certificaten niet is vastgesteld, kunnen de lidstaten overeenkomstig het nationale recht een door het derde land afgegeven bewijs van tests en vaccinatie aanvaarden, rekening houdend met de mogelijkheid om de authenticiteit, geldigheid en integriteit van het certificaat te verifiëren en na te gaan of het alle relevante gegevens bevat als bedoeld in Verordening (EU) 2021/953.

Kinderen tussen 6 en 18 jaar moeten niet-essentiële reizen naar een lidstaat kunnen ondernemen als zij in het bezit zijn van een geldig bewijs van een negatieve RT-PCR-test (realtime polymerasekettingreactie) die ten vroegste 72 uur voor vertrek is verricht. In deze gevallen zouden de lidstaten na aankomst aanvullende tests, quarantaine of zelf-isolatie kunnen eisen.”.

____________

* Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van procedures van de Unie voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1).

** Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1).

(3) Met ingang van 1 maart 2022:

a) punt 1 wordt vervangen door:

“1. Tijdelijke beperkingen op niet-essentiële reizen naar de EU zouden moeten worden opgeheven ten aanzien van ingezetenen van derde landen overeenkomstig de regels van deze aanbeveling.”.


b) de punten 2 tot en met 5, punt 9 en bijlage I worden geschrapt.