Artikelen bij COM(2021)775 - Bescherming van de Unie en haar lidstaten tegen economische dwang door derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Onderwerp

1. Bij deze verordening worden regels en procedures vastgesteld voor het waarborgen van een doeltreffende bescherming van de belangen van de Unie en haar lidstaten wanneer een derde land, door middel van maatregelen die van invloed zijn op handel of investeringen, de Unie of een lidstaat ertoe wil dwingen een bepaalde handeling vast te stellen of niet vast te stellen. Deze verordening biedt de Unie een kader om in zulke situaties te reageren met als doel het derde land te ontmoedigen om dergelijke maatregelen vast te stellen of het ertoe te brengen van dergelijke maatregelen af te zien, terwijl de Unie in staat wordt gesteld om als laatste redmiddel tegen dergelijke maatregelen tegenmaatregelen te nemen.

2. Alle uit hoofde van deze verordening genomen maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de internationaalrechtelijke verplichtingen van de Unie en moeten worden uitgevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1. Deze verordening is van toepassing wanneer een derde land:

–ingrijpt in de legitieme soevereine keuzen van de Unie of een lidstaat door te trachten de beëindiging, wijziging of vaststelling van een bepaalde handeling door de Unie of een lidstaat te voorkomen of te verkrijgen

–door maatregelen toe te passen die gevolgen hebben voor de handel of de investeringen, of daarmee te dreigen.

Voor de toepassing van deze verordening worden dergelijke acties van derde landen aangeduid als economische dwangmaatregelen.

2. Om te bepalen of aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, wordt rekening gehouden met het volgende:

a) de intensiteit, de ernst, de frequentie, de duur, de reikwijdte en de omvang van de maatregel van het derde land en de daaruit voortvloeiende druk;

b) of het derde land een patroon van inmenging vertoont dat is bedoeld om van de Unie, van lidstaten of van andere landen specifieke handelingen te verkrijgen;

c) de mate waarin de maatregel van het derde land een onder de soevereiniteit van de Unie of de lidstaten vallende materie aantast;

d) of het derde land handelt op basis van een legitiem belang dat internationaal erkend wordt;

e) of en op welke wijze het derde land vóór de instelling van zijn maatregelen ernstige pogingen heeft ondernomen om de kwestie te goeder trouw te regelen door middel van internationale coördinatie of berechting, hetzij bilateraal, hetzij binnen een internationaal forum.

Artikel 3

Onderzoek van maatregelen van derde landen

1. De Commissie kan elke maatregel van een derde land onderzoeken om na te gaan of deze aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1, voldoet. De Commissie handelt snel.

2. De Commissie kan het in lid 1 bedoelde onderzoek uitvoeren op eigen initiatief of op basis van informatie uit eender welke bron. De Commissie beschermt vertrouwelijke informatie overeenkomstig artikel 12; daartoe kan behoren de identiteit van degene die de informatie heeft verstrekt.

3. De Commissie kan informatie inwinnen over de gevolgen van de betrokken maatregelen van het derde land.

De Commissie kan in het Publicatieblad van de Europese Unie of via andere geschikte openbare communicatiemiddelen een bericht bekendmaken waarin wordt verzocht om binnen een bepaalde termijn informatie te verstrekken. In dat geval stelt de Commissie het betrokken derde land in kennis van de opening van het onderzoek.

Artikel 4

Vaststelling inzake de maatregel van het derde land

Na een onderzoek overeenkomstig artikel 3 stelt de Commissie een besluit vast waarin wordt bepaald of de maatregel van het betrokken derde land voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1. De Commissie handelt snel.

Alvorens een besluit te nemen, kan de Commissie het betrokken derde land verzoeken opmerkingen in te dienen.

Wanneer de Commissie besluit dat de maatregel van het betrokken derde land voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1, stelt zij het betrokken derde land in kennis van haar besluit en verzoekt zij het de economische dwang te beëindigen en, in voorkomend geval, de door de Unie of haar lidstaten geleden schade te vergoeden.

Artikel 5

Overleg met het betrokken derde land

De Commissie is bereid om namens de Unie met het betrokken derde land in gesprek te gaan om opties voor de beëindiging van de economische dwang te onderzoeken. Deze opties kunnen het volgende omvatten:

–rechtstreekse onderhandelingen;

–bemiddeling, verzoening of goede diensten om de Unie en het betrokken derde land bij deze inspanningen bij te staan;

–het verzoeken om een internationale rechterlijke uitspraak in de zaak.

De Commissie tracht de economische dwang te doen staken door de kwestie ook aan de orde te stellen in elk relevant internationaal forum.

De Commissie houdt het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van de desbetreffende ontwikkelingen.

Na de vaststelling van responsmaatregelen van de Unie overeenkomstig artikel 7 blijft de Commissie openstaan voor overleg met het betrokken derde land. De Commissie kan deze inspanningen voortzetten, in voorkomend geval in combinatie met een opschorting van de responsmaatregelen van de Unie overeenkomstig artikel 10, lid 2.

Artikel 6

Internationale samenwerking

De Commissie treedt namens de Unie in overleg of werkt samen met elk ander land dat dezelfde of soortgelijke economische dwangmaatregelen ondervindt, of met andere belangstellende derde landen, teneinde de dwang te doen staken. Dit kan in voorkomend geval leiden tot coördinatie in relevante internationale fora en coördinatie in antwoord op de dwang.

Artikel 7

Responsmaatregelen van de Unie

1. De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast waarin wordt bepaald dat zij een responsmaatregel van de Unie neemt wanneer:

a) het optreden uit hoofde van de artikelen 4 en 5 binnen een redelijke termijn niet heeft geleid tot beëindiging van de economische dwang en vergoeding van de schade die de Unie of een lidstaat daardoor is berokkend;

b) maatregelen nodig zijn ter bescherming van de belangen en rechten van de Unie en haar lidstaten in dat specifieke geval, en

c) optreden in het belang van de Unie is.

In de uitvoeringshandeling bepaalt de Commissie ook welke van de maatregelen waarin bijlage I voorziet de passende respons van de Unie is. Dergelijke maatregelen kunnen ook van toepassing zijn op natuurlijke of rechtspersonen die overeenkomstig artikel 8 zijn aangewezen. De Commissie kan ook maatregelen vaststellen die zij op grond van andere rechtsinstrumenten kan treffen.

De uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2. De responsmaatregelen van de Unie zijn van toepassing vanaf een bepaalde datum na de vaststelling van de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling. De Commissie stelt deze toepassingsdatum, rekening houdend met de omstandigheden, zodanig vast dat kennisgeving aan het betrokken derde land overeenkomstig lid 3 mogelijk is en dat land de economische dwang kan beëindigen.

3. Na de vaststelling van de uitvoeringshandeling stelt de Commissie het betrokken derde land in kennis van de overeenkomstig lid 1 vastgestelde responsmaatregelen van de Unie. In de kennisgeving roept de Commissie het betrokken derde land namens de Unie op de economische dwang onmiddellijk te beëindigen, biedt zij aan om over een oplossing te onderhandelen en deelt zij het betrokken derde land mee dat de responsmaatregel van de Unie van toepassing zal zijn, tenzij de economische dwang wordt beëindigd.

4. In de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling wordt bepaald dat de toepassing van de responsmaatregelen van de Unie voor een in die uitvoeringshandeling bepaalde periode wordt uitgesteld indien de Commissie over geloofwaardige informatie beschikt dat het derde land de economische dwang heeft beëindigd voordat de vastgestelde responsmaatregelen van de Unie van toepassing worden. In dat geval maakt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht bekend waarin wordt vermeld dat dergelijke informatie beschikbaar is en vanaf welke datum het uitstel geldt. Indien het derde land de economische dwang beëindigt voordat de responsmaatregelen van de Unie van toepassing worden, beëindigt de Commissie de responsmaatregelen van de Unie overeenkomstig artikel 10.

5. Niettegenstaande de leden 2, 3 en 4 kunnen de responsmaatregelen van de Unie van toepassing zijn zonder dat de Commissie, namens de Unie, het betrokken derde land eerst opnieuw oproept de economische dwang te beëindigen of zonder dat de Commissie dat land eerst meedeelt dat de responsmaatregel van de Unie van toepassing zal zijn, indien dit noodzakelijk is ter bescherming van de rechten en belangen van de Unie of de lidstaten, en met name van de doeltreffendheid van de responsmaatregelen van de Unie.

6. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie om door de economische dwangmaatregelen veroorzaakte onherstelbare schade voor de Unie of haar lidstaten te voorkomen, stelt de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast waarbij responsmaatregelen van de Unie worden opgelegd, overeenkomstig de in artikel 15, lid 3, bedoelde procedure. De voorschriften van de leden 2 tot en met 5 zijn van toepassing. Die handelingen blijven voor een termijn van ten hoogste drie maanden van kracht.

7. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage I bedoelde lijst te wijzigen teneinde te voorzien in aanvullende soorten maatregelen om op de maatregel van een derde land te reageren. De Commissie kan dergelijke gedelegeerde handelingen vaststellen indien de soorten responsmaatregelen:

a) voor het bewerkstelligen van de beëindiging van de economische dwangmaatregelen even doeltreffend of doeltreffender zijn dan de responsmaatregelen waarin reeds is voorzien;

b) even doeltreffend of doeltreffender zijn om de situatie van marktdeelnemers in de Unie die gevolgen ondervinden van de economische dwangmaatregelen te verlichten;

c) de negatieve gevolgen voor de betrokken actoren voorkomen of tot een minimum beperken, of

d) administratieve complexiteit en kosten vermijden of tot een minimum beperken.

Artikel 8

Responsmaatregelen van de Unie ten aanzien van natuurlijke of rechtspersonen

1. De Commissie kan in de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringshandeling of in een afzonderlijke uitvoeringshandeling bepalen dat:

a) rechtspersonen of natuurlijke personen die overeenkomstig lid 2, punt a), zijn aangewezen, zijn onderworpen aan responsmaatregelen van de Unie, of

b) onverminderd de aansprakelijkheid van het derde land uit hoofde van het internationaal recht, natuurlijke of rechtspersonen van de Unie die gevolgen ondervinden van de economische dwangmaatregelen van het derde land, het recht hebben van de overeenkomstig lid 2, punt b), aangewezen personen vergoeding te verkrijgen van de schade die hun door de economische dwangmaatregelen is berokkend, tot het bedrag waarvoor de aangewezen personen aan die economische dwangmaatregelen hebben bijgedragen.

Die maatregelen zijn van toepassing vanaf de datum van toepassing van de overeenkomstig artikel 7 vastgestelde responsmaatregelen van de Unie, of vanaf een latere datum die in de uitvoeringshandeling uit hoofde van dit lid wordt bepaald.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2. De Commissie kan een natuurlijke of rechtspersoon aanwijzen wanneer zij vaststelt:

a) dat die persoon betrokken is bij of banden heeft met de regering van het betrokken derde land, of

b) dat die persoon betrokken is bij of banden heeft met de regering van het betrokken derde land en daarnaast de economische dwang heeft veroorzaakt dan wel daarbij betrokken of daarmee verbonden is geweest.

3. Bij deze aanwijzing onderzoekt de Commissie alle relevante criteria en beschikbare informatie, onder meer of van de betrokken personen bekend is dat zij daadwerkelijk namens de overheid van het derde land optreden, of dat zij eigendom zijn van of anderszins daadwerkelijk onder zeggenschap staan van de overheid van het derde land.

4. Wanneer de Commissie redenen heeft om aan te nemen dat personen moeten worden aangewezen overeenkomstig lid 2, punt a) of b), publiceert zij een voorlopige lijst van personen en, in voorkomend geval, de mogelijke maatregelen uit hoofde van bijlage I waaraan zij onderworpen zouden zijn. Alvorens een besluit over de aanwijzing te nemen, stelt zij de voorlopig aangewezen personen en andere belanghebbenden in de gelegenheid opmerkingen in te dienen over de mogelijke aanwijzing, met name of zij onder de voorwaarden van lid 2, punt a) of b), vallen. De Commissie kan ook aanvullende informatie inwinnen die zij voor de mogelijke aanwijzing relevant acht.

Artikel 9

Criteria voor het selecteren en ontwerpen van responsmaatregelen van de Unie

1. Een responsmaatregel van de Unie gaat niet verder dan het niveau dat evenredig is aan de schade die de Unie of een lidstaat door de economische dwangmaatregelen van het derde land heeft geleden, rekening houdend met de ernst van de maatregelen van het derde land en de rechten in kwestie.

2. De Commissie kiest en ontwerpt een passende responsmaatregel, rekening houdend met de overeenkomstig artikel 4 gedane vaststelling, de criteria van artikel 2, lid 2, en het belang van de Unie, op basis van de beschikbare informatie, waaronder de overeenkomstig artikel 11 verzamelde informatie, en de volgende criteria:

a) de doeltreffendheid van de maatregelen om de economisch dwang te doen beëindigen;

b) het potentieel van de maatregelen om de situatie van de marktdeelnemers in de Unie die onder de economische dwang te lijden hebben, te verlichten;

c) het vermijden of tot een minimum beperken van negatieve gevolgen van de responsmaatregelen van de Unie voor de betrokken actoren, met inbegrip van de beschikbaarheid van alternatieven voor betrokken actoren, bijvoorbeeld alternatieve leveringsbronnen voor goederen of diensten;

d) het vermijden of tot een minimum beperken van negatieve effecten op andere beleidsmaatregelen of doelstellingen van de Unie;

e) het voorkomen van buitensporige administratieve complexiteit en kosten bij de toepassing van de responsmaatregelen van de Unie;

f) het bestaan en de aard van responsmaatregelen van andere landen die te maken hebben met dezelfde of soortgelijke economische dwangmaatregelen, in voorkomend geval met inbegrip van coördinatie overeenkomstig artikel 6;

g) alle andere relevante criteria die in het internationaal recht zijn vastgesteld.

3. De Commissie kan besluiten om responsmaatregelen uit hoofde van artikel 7 of artikel 8 die bestaan in beperkingen op buitenlandse directe investeringen of op de handel in diensten, ook toe te passen op diensten of directe investeringen die binnen de Unie worden verricht door een of meer in de Unie gevestigde rechtspersonen die eigendom zijn van of onder zeggenschap staan van personen uit het betrokken derde land, indien dat nodig is om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken. De Commissie kan tot een dergelijke toepassing besluiten wanneer responsmaatregelen van de Unie die niet op dergelijke situaties betrekking hebben, ontoereikend zouden zijn om de doelstellingen van deze verordening daadwerkelijk te verwezenlijken, met name wanneer dergelijke maatregelen kunnen worden omzeild. Bij de beoordeling of een dergelijk besluit moet worden vastgesteld, houdt de Commissie behalve met de criteria in de leden 1 en 2 onder meer rekening met:

a) de patronen van de handel in diensten en investeringen in de sector waarop de beoogde responsmaatregelen van de Unie gericht zijn en het risico dat responsmaatregelen van de Unie die niet van toepassing zijn op diensten die binnen de Unie worden verleend of directe investeringen, worden omzeild;

b) de daadwerkelijke bijdrage van dergelijke beperkingen binnen de Unie aan de doelstelling om de economische dwangmaatregel te doen beëindigen;

c) het bestaan van alternatieve maatregelen om het doel van beëindiging van de economische dwangmaatregel te bereiken, die redelijkerwijs beschikbaar zijn en de handel in diensten of investeringen binnen de Unie minder beperken.

Elk besluit om beperkingen toe te passen met betrekking tot diensten of directe investeringen die binnen de Unie worden verricht door een of meer in de Unie gevestigde rechtspersonen, wordt in de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringshandeling naar behoren gemotiveerd in het licht van de bovenstaande criteria.

Artikel 10

Wijziging, opschorting en beëindiging van responsmaatregelen van de Unie

1. De Commissie evalueert de economische dwangmaatregelen van een derde land die aanleiding hebben gegeven tot de responsmaatregelen van de Unie, de doeltreffendheid van de responsmaatregelen van de Unie en de gevolgen daarvan voor de belangen van de Unie, en houdt het Europees Parlement en de Raad daarvan op de hoogte.

2. Wanneer het betrokken derde land de economische dwang opschort of indien dit in het belang van de Unie noodzakelijk is, kan de Commissie de toepassing van de desbetreffende responsmaatregel van de Unie opschorten voor de duur van de opschorting door het derde land of voor zover dat in het belang van de Unie noodzakelijk is. De Commissie schort de responsmaatregelen van de Unie op indien het betrokken derde land een overeenkomst heeft aangeboden om de zaak aan bindende internationale arbitrage door derden voor te leggen en de Unie die overeenkomst heeft gesloten en het derde land ook zijn economische dwangmaatregelen opschort. De Commissie besluit bij een uitvoeringshandeling de responsmaatregel van de Unie op te schorten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3. Indien het nodig is responsmaatregelen van de Unie aan te passen, rekening houdend met de voorwaarden en criteria van artikel 2 en artikel 9, lid 2, of met verdere ontwikkelingen, met inbegrip van de reactie van het derde land, kan de Commissie in voorkomend geval overeenkomstig artikel 7 vastgestelde responsmaatregelen van de Unie wijzigen bij een uitvoeringshandeling, overeenkomstig de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

4. De Commissie beëindigt de responsmaatregelen van de Unie in elk van de volgende omstandigheden:

a) wanneer de economische dwang is beëindigd;

b) indien anderszins een onderling overeengekomen oplossing is gevonden;

c) wanneer voor een bindend besluit in internationale arbitrage door derden in een geschil tussen het betrokken derde land en de Unie of een lidstaat de intrekking van de responsmaatregel van de Unie vereist is;

d) wanneer dat in het licht van het belang van de Unie passend is.

Over de beëindiging van overeenkomstig artikel 7 vastgestelde responsmaatregelen van de Unie wordt besloten bij een uitvoeringshandeling volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

5. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast tot opschorting, wijziging of beëindiging van overeenkomstig artikel 7 vastgestelde responsmaatregelen van de Unie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15, lid 3, bedoelde procedure vastgesteld en blijven van kracht gedurende een periode van ten hoogste twee maanden.

Artikel 11

Verzameling van informatie met betrekking tot responsmaatregelen van de Unie

1. Door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie of via andere geschikte openbare communicatiemiddelen moet de Commissie vóór de vaststelling van responsmaatregelen van de Unie of de wijziging van dergelijke maatregelen en kan zij vóór de opschorting of beëindiging van deze maatregelen informatie en standpunten over de economische gevolgen voor de marktdeelnemers in de Unie en het belang van de Unie inwinnen. In het bericht wordt vermeld binnen welke termijn de input moet worden ingediend.

2. De Commissie kan te allen tijde beginnen met het verzamelen van informatie.

3. Bij het verzamelen van informatie uit hoofde van lid 1 informeert en raadpleegt de Commissie belanghebbenden, met name brancheorganisaties, die gevolgen ondervinden van mogelijke responsmaatregelen van de Unie, en de lidstaten die betrokken zijn bij de voorbereiding of uitvoering van wetgeving op de betrokken gebieden.

4. Zonder de vaststelling van responsmaatregelen van de Unie onnodig te vertragen, wint de Commissie met name informatie in over:

a) het effect van dergelijke maatregelen op actoren uit derde landen of concurrenten, gebruikers of consumenten in de Unie of op werknemers, zakenpartners of klanten van dergelijke actoren in de Unie;

b) de interactie van dergelijke maatregelen met de desbetreffende wetgeving van de lidstaten;

c) de administratieve lasten die dergelijke maatregelen mee zouden kunnen brengen;

d) het belang van de Unie.

5. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met de informatie die in het kader van de informatievergaring is verzameld. De ontwerpuitvoeringshandeling gaat, wanneer deze in het kader van de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aan het comité wordt voorgelegd, vergezeld van een analyse van de beoogde maatregelen.

6. Voorafgaand aan de vaststelling van een uitvoeringshandeling overeenkomstig artikel 7, lid 6, of artikel 10, lid 5, wint de Commissie op gerichte wijze informatie en standpunten in bij de relevante belanghebbenden, tenzij de dwingende redenen van urgentie van dien aard zijn dat het inwinnen van informatie en overleg om objectieve redenen niet mogelijk of niet nodig is, bijvoorbeeld om de naleving van de internationale verplichtingen van de Unie te waarborgen.

Artikel 12

Vertrouwelijkheid

1. De op grond van deze verordening ontvangen informatie wordt slechts gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd.

2. De informatieverstrekker kan vragen dat de verstrekte informatie vertrouwelijk wordt behandeld. In dat geval gaat die informatie vergezeld van een niet-vertrouwelijke samenvatting of een verklaring van de redenen waarom de informatie niet kan worden samengevat. De Commissie, de Raad, het Europees Parlement, de lidstaten, alsmede hun functionarissen mogen de gegevens van vertrouwelijke aard die zij op grond van deze verordening hebben ontvangen, niet bekendmaken zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die ze heeft verstrekt.

3. Lid 2 belet de Commissie niet algemene informatie bekend te maken in een beknopte vorm die geen informatie bevat aan de hand waarvan de verstrekker van de informatie kan worden geïdentificeerd. Bij deze bekendmaking wordt rekening gehouden met het rechtmatige belang van de betrokkenen dat vertrouwelijke informatie niet wordt bekendgemaakt.

Artikel 13

Oorsprongsregels

1. De oorsprong of de nationaliteit van een goed, dienst, dienstverlener, investering of houder van een intellectueel eigendomsrecht wordt bepaald overeenkomstig bijlage II.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage II, punten 2 tot en met 4, te wijzigen teneinde de oorsprongsregels te wijzigen en andere technische voorschriften toe te voegen die nodig zijn voor de toepassing van de verordening, teneinde de doeltreffendheid ervan te waarborgen en rekening te houden met relevante ontwikkelingen in internationale instrumenten en ervaring met de toepassing van maatregelen uit hoofde van deze verordening of andere handelingen van de Unie.

Artikel 14

Gedelegeerde handelingen

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 7, lid 7, en artikel 13, lid 2, bedoelde bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd met ingang van [de datum van inwerkingtreding].

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 7, lid 7, en artikel 13, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

Een overeenkomstig artikel 7, lid 7, of artikel 13, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 15

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 5 van toepassing.

Artikel 16

Evaluatie

1. De Commissie evalueert zes maanden na de beëindiging ervan elke overeenkomstig artikel 7 vastgestelde responsmaatregel van de Unie, rekening houdend met de inbreng van belanghebbenden en alle andere relevante informatie. In het evaluatieverslag wordt de doeltreffendheid en de werking van de responsmaatregel van de Unie onderzocht en worden mogelijke conclusies getrokken voor toekomstige maatregelen.

2. Uiterlijk drie jaar na de vaststelling van de eerste uitvoeringshandeling uit hoofde van deze verordening of zes jaar na de inwerkingtreding van deze verordening, naargelang welke datum eerder valt, evalueert de Commissie deze verordening en de uitvoering ervan en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.