Artikelen bij COM(2021)782 - Uitwisseling van informatie tussen de rechtshandhavings­instanties van de lidstaten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1 - Onderwerp en toepassingsgebied

1. Bij deze richtlijn worden regels vastgesteld voor de uitwisseling van informatie tussen de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten wanneer zulks nodig is voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.

In deze richtlijn worden met name regels vastgesteld inzake:

(a)verzoeken om informatie die worden ingediend bij de door de lidstaten opgerichte of aangewezen centrale contactpunten, met name met betrekking tot de inhoud van dergelijke verzoeken, de verplichte termijnen voor het verstrekken van de gevraagde informatie, de redenen voor afwijzing van dergelijke verzoeken en het communicatiekanaal dat in het kader van dergelijke verzoeken moet worden gebruikt;

(b)het op eigen initiatief verstrekken van relevante informatie aan centrale contactpunten of rechtshandhavingsinstanties van andere lidstaten, met name met betrekking tot de omstandigheden waarin en de wijze waarop deze informatie moet worden verstrekt;

(c)het communicatiekanaal dat voor alle informatie-uitwisselingen moet worden gebruikt en de informatie die aan de centrale contactpunten moet worden verstrekt in verband met rechtstreekse informatie-uitwisselingen tussen rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten;

(d)de oprichting, taken, samenstelling en capaciteiten van het centrale contactpunt, onder meer met betrekking tot de invoering van één elektronisch casemanagementsysteem voor de uitvoering van zijn taken.

2. Deze richtlijn is niet van toepassing op de uitwisseling van informatie tussen de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten met het oog op het voorkomen, opsporen of onderzoeken van strafbare feiten die specifiek door andere rechtshandelingen van de Unie wordt geregeld.

3. Deze richtlijn verplicht de lidstaten niet tot:

a) het verkrijgen van informatie door middel van overeenkomstig het nationale recht genomen dwangmaatregelen, teneinde deze informatie aan de rechtshandhavingsinstanties van andere lidstaten te verstrekken;

b) het opslaan van informatie voor het in punt a) bedoelde doel;

c) het verstrekken van informatie aan de rechtshandhavingsinstanties van andere lidstaten met het oog op het gebruik van deze informatie als bewijsmateriaal in gerechtelijke procedures.

4. Deze richtlijn voorziet niet in een recht om de overeenkomstig deze richtlijn verstrekte informatie als bewijsmateriaal in gerechtelijke procedures te gebruiken.

Artikel 2 - Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1) “rechtshandhavingsinstantie”: een instantie van de lidstaten die krachtens het nationale recht bevoegd is om strafbare feiten te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken;

(2) “strafbare feiten”:

(a)in artikel 2, lid 2, van Besluit 2002/584/JBZ van de Raad 72 bedoelde strafbare feiten;

(b)in artikel 3, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2016/794 bedoelde strafbare feiten;

(c)fiscale misdrijven met betrekking tot directe en indirecte belastingen, zoals neergelegd in het nationale recht;

(3) “informatie”: alle inhoud betreffende een of meer natuurlijke personen, feiten of omstandigheden die voor rechtshandhavingsinstanties relevant is voor de uitoefening van hun uit het nationale recht voortvloeiende taken met het oog op het voorkomen, opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;

(4) “beschikbare” informatie: informatie die berust bij het nationale contactpunt of de rechtshandhavingsinstanties van de aangezochte lidstaat, of informatie die deze centrale contactpunten of rechtshandhavingsinstanties zonder dwangmaatregelen kunnen verkrijgen van andere overheidsinstanties of van particuliere partijen die in die lidstaat zijn gevestigd;

(5) “Siena”: de door Europol beheerde applicatie voor veilige informatie-uitwisseling, die tot doel heeft de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en Europol te faciliteren;

(6) “persoonsgegevens”: persoonsgegevens als gedefinieerd in artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) 2016/679.

Artikel 3 - Beginselen voor de informatie-uitwisseling

De lidstaten zorgen er met betrekking tot elke uitwisseling van informatie in het kader van deze richtlijn voor dat:  

(a)alle relevante informatie die voor het centrale contactpunt of de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten beschikbaar is, wordt verstrekt aan het centrale contactpunt of de rechtshandhavingsinstanties van andere lidstaten (“beschikbaarheidsbeginsel”);

(b)de voorwaarden om informatie aan het centrale contactpunt of de rechtshandhavingsinstanties van andere lidstaten te vragen dan wel te verstrekken, gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden om soortgelijke informatie aan hun eigen rechtshandhavingsinstanties te vragen dan wel te verstrekken (“beginsel van gelijkwaardige toegang”);

(c)informatie die aan het centrale contactpunt of de rechtshandhavingsinstanties van een andere lidstaat wordt verstrekt en die als vertrouwelijk is aangemerkt, door die rechtshandhavingsinstanties wordt beschermd overeenkomstig de vereisten van het nationale recht van die lidstaat die een vergelijkbaar niveau van vertrouwelijkheid bieden (“vertrouwelijkheidsbeginsel”).

Hoofdstuk II

Uitwisseling van informatie via centrale contactpunten

Artikel 4 - Verzoeken om informatie aan de centrale contactpunten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat hun centrale contactpunten en, indien zij daartoe hebben besloten, hun rechtshandhavingsinstanties de verzoeken om informatie overeenkomstig de voorwaarden van de leden 2 tot en met 5 indienen bij de centrale contactpunten van andere lidstaten.

Een lidstaat die heeft besloten dat naast zijn centrale contactpunt ook zijn rechtshandhavingsinstanties verzoeken om informatie bij het centrale contactpunt van andere lidstaten kunnen indienen, zorgt ervoor dat die instanties bij het indienen van die verzoeken een kopie van de verzoeken en van alle andere daaraan gerelateerde communicatie toezenden aan zijn centrale contactpunt.

2. Verzoeken om informatie aan het centrale contactpunt van een andere lidstaat worden slechts ingediend als er objectieve redenen zijn om aan te nemen dat:

(a)de gevraagde informatie noodzakelijk en evenredig is om het in artikel 1, lid 1, genoemde doel te bereiken;

(b)de gevraagde informatie beschikbaar is voor de rechtshandhavingsinstanties van de aangezochte lidstaat.

3. In elk verzoek om informatie aan het centrale contactpunt van een andere lidstaat wordt vermeld of het verzoek al dan niet urgent is.

Verzoeken om informatie worden als urgent beschouwd indien er, gelet op alle relevante feiten en omstandigheden van de zaak in kwestie, objectieve redenen zijn om aan te nemen dat de gevraagde informatie voldoet aan één of meer van de volgende omschrijvingen:

(a)de informatie is van wezenlijk belang om een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid van een lidstaat te voorkomen;

(b)de informatie is noodzakelijk voor de bescherming van de vitale belangen van een persoon waarvoor een imminent risico bestaat;

(c)de informatie is noodzakelijk om een beslissing te nemen die gepaard kan gaan met de handhaving van beperkende, vrijheidsbenemende maatregelen;

(d)de informatie dreigt haar relevantie te verliezen als ze niet dringend wordt verstrekt.

4. Verzoeken om informatie aan het centrale contactpunt van een andere lidstaat bevatten alle uitleg die nodig is om ze adequaat en snel te kunnen verwerken overeenkomstig deze richtlijn, waaronder ten minste het volgende:

(a)een specifieke omschrijving van de gevraagde informatie die zo gedetailleerd als redelijkerwijs mogelijk is gezien de omstandigheden;

(b)een beschrijving van het doel waarvoor de informatie wordt gevraagd;

(c)de objectieve redenen waarom wordt aangenomen dat de gevraagde informatie beschikbaar is voor de rechtshandhavingsinstanties van de aangezochte lidstaat;

(d)een toelichting van het verband tussen het doel en de persoon of personen op wie de informatie betrekking heeft, in voorkomend geval;

(e)de redenen waarom het verzoek als urgent wordt beschouwd, in voorkomend geval.

5. Verzoeken om informatie aan het centrale contactpunt van een andere lidstaat worden ingediend in een van de talen die zijn opgenomen in de lijst die is opgesteld door de aangezochte lidstaat en overeenkomstig artikel 11 is bekendgemaakt.

Artikel 5 - Verstrekking van informatie naar aanleiding van verzoeken aan de centrale contactpunten

1. Onverminderd lid 2 van dit artikel en artikel 6, lid 3, zorgen de lidstaten ervoor dat hun centrale contactpunt de overeenkomstig artikel 4 gevraagde informatie zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen de volgende termijnen, naargelang het geval, verstrekt:

(a)acht uur, voor urgente verzoeken met betrekking tot informatie die beschikbaar is voor de rechtshandhavingsinstanties van de aangezochte lidstaat en waarvoor geen rechterlijke toestemming vereist is;

(b)drie kalenderdagen, voor dringende verzoeken met betrekking tot informatie die beschikbaar is voor de rechtshandhavingsinstanties van de aangezochte lidstaat en waarvoor rechterlijke toestemming vereist is; 

(c)zeven kalenderdagen, voor alle niet urgente verzoeken.

De in de eerste alinea vastgestelde termijnen gaan in bij ontvangst van het verzoek om informatie.

2. Indien de gevraagde informatie volgens het nationale recht van de aangezochte lidstaat overeenkomstig artikel 9 slechts beschikbaar is na rechterlijke toestemming, kan die lidstaat van de in lid 1 vastgestelde termijnen afwijken, voor zover dat noodzakelijk is om de toestemming te verkrijgen.

In die gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat hun centrale contactpunt:

i) het centrale contactpunt of, in voorkomend geval, de rechtshandhavingsinstantie van de verzoekende lidstaat onmiddellijk in kennis stelt van de verwachte vertraging, met vermelding van de duur van de verwachte vertraging en de redenen daarvoor; en

ii) het centrale contactpunt of, in voorkomend geval, de rechtshandhavingsinstantie van de verzoekende lidstaat vervolgens op de hoogte houdt en de gevraagde informatie zo spoedig mogelijk na het verkrijgen van de rechterlijke toestemming verstrekt.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat hun centrale contactpunt de overeenkomstig artikel 4 gevraagde informatie aan het centrale contactpunt of, in voorkomend geval, aan de rechtshandhavingsinstantie van de verzoekende lidstaat verstrekt in de taal waarin het betrokken verzoek om informatie overeenkomstig artikel 4, lid 5, is ingediend.

De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer hun centrale contactpunt de gevraagde informatie aan de rechtshandhavingsinstantie van de verzoekende lidstaat verstrekt, het tegelijkertijd een kopie van de informatie toezendt aan het centrale contactpunt van die lidstaat.

Artikel 6 - Afwijzing van verzoeken om informatie

1. De lidstaten zorgen ervoor dat hun centrale contactpunt slechts weigert de overeenkomstig artikel 4 gevraagde informatie te verstrekken indien een van de volgende redenen van toepassing is:

(a)de gevraagde informatie is niet beschikbaar voor het centrale contactpunt en de rechtshandhavingsinstanties van de aangezochte lidstaat;

(b)het verzoek om informatie voldoet niet aan de vereisten van artikel 4;

(c)de in artikel 9 bedoelde rechterlijke toestemming die op grond van het nationale recht van de aangezochte lidstaat vereist is, is geweigerd;

(d)de gevraagde informatie bestaat uit persoonsgegevens die niet onder de in artikel 10, punt i), bedoelde categorieën persoonsgegevens vallen;

(e)er zijn objectieve redenen om aan te nemen dat de verstrekking van de gevraagde informatie:

i) strijdig zou zijn met de wezenlijke veiligheidsbelangen van de aangezochte lidstaat;

ii) het welslagen van een lopend onderzoek naar een strafbaar feit in gevaar zou brengen; of

iii) de vitale belangen van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon bovenmatig zou schaden.

De afwijzing geldt slechts voor het deel van de gevraagde informatie waarop de in de eerste alinea genoemde redenen betrekking hebben, en doet, in voorkomend geval, niet af aan de verplichting om de andere delen van de informatie overeenkomstig deze richtlijn te verstrekken.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat hun centrale contactpunt het centrale contactpunt of, in voorkomend geval, de rechtshandhavingsinstantie van de verzoekende lidstaat binnen de in artikel 5, lid 1, vastgestelde termijnen in kennis stelt van de afwijzing en de reden voor de afwijzing.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat hun centrale contactpunt het centrale contactpunt of, in voorkomend geval, de rechtshandhavingsinstantie van de verzoekende lidstaat onmiddellijk om extra verduidelijking verzoekt als dat nodig is om een verzoek om informatie te behandelen dat anders mogelijk moet worden afgewezen.

De in artikel 5, lid 1, vastgestelde termijnen worden opgeschort vanaf het moment waarop het centrale contactpunt of, in voorkomend geval, de rechtshandhavingsinstantie van de verzoekende lidstaat het verzoek om verduidelijking ontvangt, totdat het centrale contactpunt van de aangezochte lidstaat de verduidelijking ontvangt.

4. De in de leden 3 en 4 bedoelde afwijzingen, redenen voor afwijzing, verzoeken om verduidelijking en verduidelijkingen, alsook alle andere communicatie in verband met aan het centrale contactpunt van een andere lidstaat gerichte verzoeken om informatie, worden toegezonden in de taal waarin die verzoeken overeenkomstig artikel 4, lid 5, zijn ingediend. 

Hoofdstuk III

Andere informatie-uitwisseling

Artikel 7 - Verstrekking van informatie op eigen initiatief

1. De lidstaten zorgen ervoor dat hun centrale contactpunten of hun rechtshandhavingsinstanties op eigen initiatief alle voor hen beschikbare informatie verstrekken aan de centrale contactpunten of de rechtshandhavingsinstanties van andere lidstaten, indien er objectieve redenen zijn om aan te nemen dat die informatie voor die lidstaten relevant kan zijn voor het in artikel 1, lid 1, genoemde doel. Deze verplichting vervalt echter voor zover een in artikel 6, lid 1, punt c), d) of e), bedoelde reden van toepassing is op de betrokken informatie.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer hun centrale contactpunten of hun rechtshandhavingsinstanties overeenkomstig lid 1 op eigen initiatief informatie verstrekken, zij dit doen in een van de talen die zijn opgenomen in de lijst die is opgesteld door de aangezochte lidstaat en overeenkomstig artikel 11 is bekendgemaakt.

De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer hun centrale contactpunten of hun rechtshandhavingsinstanties die informatie aan de rechtshandhavingsinstantie van een andere lidstaat verstrekken, zij tegelijkertijd een kopie van die informatie toezenden aan het centrale contactpunt van die andere lidstaat.

Artikel 8 - Informatie-uitwisseling naar aanleiding van rechtstreeks bij rechtshandhavingsinstanties ingediende verzoeken

De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer verzoeken om informatie rechtstreeks door centrale contactpunten of rechtshandhavingsinstanties worden ingediend bij rechtshandhavingsinstanties van een andere lidstaat, hun centrale contactpunten of rechtshandhavingsinstanties bij het toezenden van de verzoeken, het verstekken van informatie naar aanleiding van dergelijke verzoeken of het toezenden van aan de verzoeken gerelateerde informatie, een kopie daarvan toezenden aan het centrale contactpunt van de andere lidstaat; indien de afzender een rechtshandhavingsinstantie is, dient zij ook een kopie toe te zenden aan het centrale contactpunt van haar eigen lidstaat.

Hoofdstuk IV

Aanvullende regels over het verstrekken van informatie in het kader van de hoofdstukken II en III

Artikel 9 - Rechterlijke toestemming

1. De lidstaten eisen geen rechterlijke toestemming voor het verstrekken van informatie aan het centrale contactpunt of een rechtshandhavingsinstantie van een andere lidstaat in het kader van de hoofdstukken II en III, indien voor soortgelijke informatieverstrekking aan hun eigen centraal contactpunt of hun eigen rechtshandhavingsinstanties geen rechterlijke toestemming vereist is. 

2. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer overeenkomstig lid 1 op grond van hun nationale wetgeving rechterlijke toestemming vereist is voor het verstrekken van informatie aan het centrale contactpunt of een rechtshandhavingsinstantie van een andere lidstaat, hun centrale contactpunten of hun rechtshandhavingsinstanties onmiddellijk overeenkomstig hun nationale recht de nodige stappen ondernemen om die rechterlijke toestemming zo spoedig mogelijk te verkrijgen.

3. Wat de beoordeling van en beslissing over de in lid 1 bedoelde verzoeken om rechterlijke toestemming betreft, is het nationale recht van de lidstaat van de bevoegde rechterlijke instantie van toepassing.

Artikel 10 - Aanvullende regels over informatie bestaande uit persoonsgegevens

De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer hun centrale contactpunten of rechtshandhavingsinstanties in het kader van de hoofdstukken II en III informatie bestaande uit persoonsgegevens verstrekken:

i) de persoonsgegevens uitsluitend behoren tot de in deel B, punt 2, van bijlage II bij Verordening (EU) 2016/794 bedoelde categorieën persoonsgegevens;

ii) hun centrale contactpunten of rechtshandhavingsinstanties tegelijkertijd en voor zover mogelijk ook de nodige elementen verstrekken aan de hand waarvan het centrale contactpunt of de rechtshandhavingsinstantie van de andere lidstaat de mate van nauwkeurigheid, volledigheid en betrouwbaarheid van de persoonsgegevens kan beoordelen, alsmede de mate waarin de persoonsgegevens bijgewerkt zijn.

Artikel 11 - Lijst van talen

1. De lidstaten stellen een lijst van een of meer officiële talen van de Unie op waarin hun centrale contactpunt naar aanleiding van een verzoek om informatie of op eigen initiatief informatie kan verstrekken, en houden deze lijst bij. Deze lijst omvat het Engels.

2. De lidstaten verstrekken de lijsten, alsook eventuele bijwerkingen ervan, aan de Commissie. De Commissie maakt de lijsten, alsook eventuele bijwerkingen ervan, bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 12 - Verstrekking van informatie aan Europol

De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer hun centrale contactpunten of hun rechtshandhavingsinstanties verzoeken om informatie verzenden, informatie naar aanleiding van dergelijke verzoeken verstrekken, op eigen initiatief informatie verstrekken of andere daaraan gerelateerde communicatie verzenden in het kader van de hoofdstukken II en III, zij tevens tegelijkertijd een kopie daarvan toezenden aan Europol, voor zover de informatie waarop de communicatie betrekking heeft, strafbare feiten betreft die overeenkomstig Verordening (EU) 2016/794 binnen de werkingssfeer van de doelstellingen van Europol vallen.

Artikel 13 - Gebruik van Siena

1. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer hun centrale contactpunten of hun rechtshandhavingsinstanties verzoeken om informatie verzenden, informatie naar aanleiding van dergelijke verzoeken verstrekken, op eigen initiatief informatie verstrekken of andere daaraan gerelateerde communicatie verzenden in het kader van de hoofdstukken II en III of in het kader van artikel 12, zij daarvoor gebruik maken van Siena.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat hun centrale contactpunten en al hun rechtshandhavingsinstanties die bij de uitwisseling van informatie in het kader van deze richtlijn betrokken kunnen zijn, rechtstreeks verbonden zijn met Siena.

Hoofdstuk V

Centraal contactpunt voor informatie-uitwisseling tussen lidstaten

Artikel 14 - Oprichting, taken en capaciteiten

1. Elke lidstaat zorgt voor de oprichting of de aanwijzing van een centraal contactpunt dat verantwoordelijk is voor de coördinatie van de informatie-uitwisseling in het kader van deze richtlijn.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat hun centrale contactpunt de bevoegdheid heeft om ten minste al deze taken uit te voeren:

(a)verzoeken om informatie ontvangen en beoordelen;

(b)verzoeken om informatie kanaliseren naar de bevoegde nationale rechtshandhavingsinstantie(s) en, waar nodig, de verwerking van die verzoeken en de verstrekking van informatie naar aanleiding van die verzoeken coördineren;

(c)informatie analyseren en structureren met het oog op de verstrekking ervan aan de centrale contactpunten en, in voorkomend geval, de rechtshandhavingsinstanties van andere lidstaten;

(d)op verzoek of op eigen initiatief informatie verstrekken aan de centrale contactpunten en, in voorkomend geval, de rechtshandhavingsinstanties van andere lidstaten overeenkomstig de artikelen 5 en 7;

(e)de verstrekking van informatie weigeren overeenkomstig artikel 6 en, waar nodig, om verduidelijking verzoeken overeenkomstig artikel 6, lid 3;

(f)verzoeken om informatie toezenden aan het centrale contactpunt van andere lidstaten overeenkomstig artikel 4 en, waar nodig, verduidelijking verstrekken overeenkomstig artikel 6, lid 3.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat:

(a)hun centrale contactpunt toegang heeft tot alle informatie die voor hun rechtshandhavingsinstanties beschikbaar is, voor zover dat nodig is voor de uitvoering van zijn taken in het kader van deze richtlijn;

(b)hun centrale contactpunt zijn taken 24 uur per dag en 7 dagen per week uitvoert;

(c)hun centrale contactpunt beschikt over het personeel, de middelen en de capaciteiten, onder meer voor vertaling, die het nodig heeft om zijn taken overeenkomstig deze richtlijn en met name binnen de in artikel 5, lid 1, vastgestelde termijnen adequaat en snel uit te voeren;

(d)de rechterlijke instanties die bevoegd zijn om de krachtens het nationale recht vereiste rechterlijke toestemming overeenkomstig artikel 9 te verlenen, 24 uur per dag en 7 dagen per week beschikbaar zijn voor het centrale contactpunt.

4. De lidstaten brengen de oprichting of aanwijzing van het centrale contactpunt binnen een maand ter kennis van de Commissie. Zo nodig werken ze deze informatie bij.

De Commissie maakt deze informatie, alsook eventuele bijwerkingen ervan, bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 15 - Samenstelling

1. De lidstaten bepalen de organisatie en de samenstelling van hun centrale contactpunt zodanig dat het zijn taken in het kader van deze richtlijn efficiënt en doeltreffend kan uitvoeren.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat hun centrale contactpunt bestaat uit vertegenwoordigers van de nationale rechtshandhavingsinstanties waarvan de inbreng noodzakelijk is om de uitwisseling van informatie in het kader van deze richtlijn adequaat en snel te laten verlopen; hiertoe behoren ten minste de volgende instanties, voor zover de desbetreffende wetgeving de betrokken lidstaat verplicht tot de oprichting of aanwijzing van dergelijke eenheden of bureaus:

a) de op grond van artikel 7 van Verordening (EU) 2016/794 opgerichte nationale Europol-eenheid;

b) het op grond van artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) 2018/1862 van het Europees Parlement en de Raad 73 opgerichte Sirene-bureau;

c) de op grond van artikel 4 van Richtlijn (EU) 2016/681 opgerichte passagiersinformatie-eenheid;

d) het nationale centrale bureau (NCB) van Interpol, opgericht op grond van artikel 32 van het statuut van de Internationale Criminele Politieorganisatie (Interpol).

Artikel 16 - Casemanagementsysteem

1. De lidstaten zorgen ervoor dat hun centrale contactpunt één enkel elektronisch casemanagementsysteem invoert en gebruikt als register waarmee het centrale contactpunt zijn taken in het kader van deze richtlijn kan uitvoeren. Het casemanagementsysteem heeft ten minste de volgende functies en mogelijkheden:

a) registratie van in de artikelen 5 en 8 bedoelde inkomende en uitgaande verzoeken om informatie, alsook van aan dergelijke verzoeken gerelateerde communicatie met centrale contactpunten en, in voorkomend geval, rechtshandhavingsinstanties van andere lidstaten, met inbegrip van de informatie over afwijzingen en de verzoeken om en verstrekking van verduidelijking als bedoeld in artikel 6, lid 2 en lid 3, respectievelijk;

b) registratie van de communicatie tussen het centrale contactpunt en nationale rechtshandhavingsinstanties overeenkomstig artikel 15, lid 2, punt b);

c) registratie van informatieverstrekking aan het centrale contactpunt en, in voorkomend geval, de rechtshandhavingsinstanties van andere lidstaten overeenkomstig de artikelen 5, 7 en 8;

d) toetsing van in de artikelen 5 en 8 bedoelde inkomende verzoeken om informatie aan informatie die beschikbaar is voor het centrale contactpunt, met inbegrip van overeenkomstig artikel 5, lid 3, tweede alinea, en artikel 7, lid 2, tweede alinea, verstrekte informatie en andere relevante informatie die in het casemanagementsysteem is geregistreerd;

(e)zorgen voor een adequate en snelle follow-up van in artikel 4 bedoelde inkomende verzoeken om informatie, met name met het oog op de nakoming van de in artikel 5 vastgestelde termijnen voor het verstrekken van de gevraagde informatie;

(f)interoperabiliteit met Siena, waarbij er met name voor wordt gezorgd dat de via Siena binnenkomende communicatie rechtstreeks kan worden geregistreerd in het casemanagementsysteem en dat de via Siena uitgaande communicatie rechtstreeks vanuit het casemanagementsysteem kan worden verzonden;

(g)genereren van statistieken over de uitwisseling van informatie in het kader van deze richtlijn met het oog op evaluatie en monitoring, met name voor de toepassing van artikel 17;

(h)registratie van toegang en andere verwerkingsactiviteiten met betrekking tot de in het casemanagementsysteem aanwezige informatie, met het oog op verantwoording en cyberbeveiliging.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alle cyberbeveiligingsrisico’s met betrekking tot het casemanagementsysteem, met name wat architectuur, governance en controle betreft, omzichtig en doeltreffend worden beheerd en aangepakt, en dat wordt voorzien in passende waarborgen tegen ongeoorloofde toegang en misbruik.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat persoonsgegevens die door hun centrale contactpunt worden verwerkt, niet langer in het casemanagementsysteem worden opgeslagen dan noodzakelijk en evenredig is voor de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt, en dat die persoonsgegevens vervolgens onherroepelijk worden gewist.

HOOFDSTUK VI

Slotbepalingen

Artikel 17 - Statistieken

1. De lidstaten dienen jaarlijks uiterlijk op 1 maart bij de Commissie statistieken in over de uitwisseling van informatie met andere lidstaten in het kader van deze richtlijn.

2. De statistieken bevatten ten minste de volgende gegevens:

a) het aantal verzoeken om informatie dat door hun centrale contactpunt en door hun rechtshandhavingsinstanties is ingediend;

b) het aantal verzoeken om informatie dat door hun centrale contactpunt en door hun rechtshandhavingsinstanties is ontvangen en beantwoord, uitgesplitst naar urgent en niet-urgent en uitgesplitst naar lidstaat die de informatie heeft ontvangen; 

c) het aantal overeenkomstig artikel 6 afgewezen verzoeken om informatie, uitgesplitst naar verzoekende lidstaat en reden voor afwijzing;

d) het aantal gevallen waarin van de in artikel 5, lid 1, vastgestelde termijnen is afgeweken omdat overeenkomstig artikel 5, lid 2, rechterlijke toestemming moest worden verkregen, uitgesplitst naar lidstaat die de betrokken verzoeken om informatie heeft ingediend. 

Artikel 18 - Verslaglegging

1. De Commissie dient uiterlijk op [datum van inwerkingtreding + 3 jaar] bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin de uitvoering van deze richtlijn wordt beoordeeld.

2. De Commissie dient uiterlijk op [datum van inwerkingtreding + 5 jaar] bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin de doeltreffendheid en de doelmatigheid van deze richtlijn worden beoordeeld. De Commissie houdt rekening met de door de lidstaten verstrekte informatie en met alle andere relevante informatie met betrekking tot de omzetting en de uitvoering van deze richtlijn. Op basis van deze evaluatie neemt de Commissie een besluit over passende vervolgmaatregelen, zo nodig in de vorm van een wetgevingsvoorstel.

Artikel 19 - Wijziging van de Schengenuitvoeringsovereenkomst

Met ingang van [de datum in artikel 21, lid 1, eerste alinea] wordt de Schengenuitvoeringsovereenkomst als volgt gewijzigd:

i) artikel 39 wordt vervangen door deze richtlijn voor zover dat artikel betrekking heeft op de uitwisseling van informatie voor het in artikel 1, lid 1, van deze richtlijn bedoelde doel;

ii) artikel 46 wordt geschrapt.

Artikel 20 - Intrekking

Kaderbesluit 2006/960/JBZ wordt ingetrokken met ingang van [de datum in artikel 21, lid 1, eerste alinea].

Verwijzingen naar dat kaderbesluit gelden als verwijzingen naar de overeenkomstige bepalingen van deze richtlijn.

Artikel 21 - Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [datum van inwerkingtreding + 2 jaar] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

Zij passen die bepalingen vanaf die datum toe. Zij passen artikel 13 evenwel toe met ingang van [datum van inwerkingtreding + 4 jaar].

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 22 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 23 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.