Artikelen bij COM(2021)773 - Individuele leerrekeningen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2021)773 - Individuele leerrekeningen.
document COM(2021)773 EN
datum 16 juni 2022



Doelstellingen

1. Deze aanbeveling beoogt de hervormingen van de lidstaten te ondersteunen om meer volwassenen in staat te stellen aan opleidingen deel te nemen en zo de deelnamepercentages te verhogen en de vaardighedenkloven te verkleinen. Ze draagt zo bij tot de doelstelling van de EU: de bevordering van een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang. Specifiek is het de bedoeling:

a) alle volwassenen in de werkende leeftijd steun bij de toegang tot opleidingen te verlenen, onder meer met het oog op transities naar een andere baan en ongeacht hun arbeidssituatie of beroepsstatus;

b) individuele personen sterker te stimuleren en te motiveren om een opleiding te volgen.

2. Daartoe wordt aanbevolen dat de lidstaten zorgen voor individuele leerrekeningen — als middel om individuele personen in staat te stellen aan voor de arbeidsmarkt relevante opleidingen deel te nemen — en een faciliterend kader met onder meer begeleidings- en validatiemogelijkheden om de effectieve deelname aan dergelijke opleidingen te bevorderen.


Toepassingsgebied

3. Deze aanbeveling heeft betrekking op volwassenen in de werkende leeftijd die legaal in een lidstaat verblijven, ongeacht hun opleidingsniveau en huidige arbeidssituatie of beroepsstatus.  De lidstaten zouden voor een individuele leerrekening moeten zorgen voor iedereen die tot deze groep behoort.

Bij wijze van uitzondering zouden grensarbeiders en zelfstandigen die in een andere lidstaat werken dan waar ze verblijven, een individuele leerrekening moeten krijgen in de lidstaat waar ze werken.

Definities

4. Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt verstaan onder:

a) “individueel opleidingsrecht”: het recht op toegang tot een persoonlijk budget waarover iemand kan beschikken om de voor financiering in aanmerking komende directe kosten te dekken van voor de arbeidsmarkt relevante opleidingen, begeleiding en counseling, de beoordeling van vaardigheden of de validatie ervan;

b) “individuele leerrekening”: een vorm van individuele opleidingsrechten. Het gaat om een persoonlijke rekening die individuele personen in staat stelt hun rechten mettertijd op te bouwen en te behouden om ze — wanneer ze dat willen en in overeenstemming met de nationale regels — te gebruiken voor de in aanmerking komende opleidings-, begeleidings- of validatiemogelijkheid die ze het nuttigst achten. De individuele leerrekening verleent iemand volledige eigendom van de rechten, ongeacht de financieringsbron;

c) “overdraagbaarheid” van individuele opleidingsrechten: zodra dergelijke rechten zijn toegekend, blijven ze in het bezit van de betrokkene, ook tijdens transities naar een andere baan, van een baan naar leren, van werk naar werkloosheid en van activiteit naar inactiviteit;

d) “faciliterend kader”: steun die het doeltreffend gebruik van individuele opleidingsrechten bevordert. Het gaat onder meer om loopbaanbegeleidings- en validatiemogelijkheden, een nationaal register van mogelijkheden die voor financiering via individuele opleidingsrechten in aanmerking komen, één enkel nationaal digitaal portaal voor toegang tot de individuele leerrekening en het nationale register, en betaald opleidingsverlof.


De individuele leerrekening

5. De lidstaten zouden voor een individuele leerrekening voor iedereen die onder het toepassingsgebied van dit initiatief valt, moeten zorgen na raadpleging van de sociale partners en de relevante belanghebbenden.

6. De lidstaten zouden voor een toereikend jaarlijks bedrag voor elke individuele leerrekening moeten zorgen dat gedurende een bepaalde periode kan worden opgebouwd en gebruikt om een meer substantiële opleiding te kunnen volgen.

7. De lidstaten zouden de rekeningen van personen die het meest behoefte aan bij- en omscholing hebben, met extra individuele opleidingsrechten moeten aanvullen volgens duidelijke en transparante criteria en op basis van nationale of sectorale behoeften, de arbeidssituatie, de contractuele status of het kwalificatieniveau van de betrokkene en eventuele andere relevante omstandigheden, na raadpleging van de sociale partners en relevante belanghebbenden.

8. De lidstaten zouden de werkgevers moeten verzoeken om de individuele leerrekeningen van hun werknemers en andere personen die in hun industriële waardeketen werkzaam zijn — en met name personen die in kmo’s werkzaam zijn — met extra individuele opleidingsrechten aan te vullen.

9. De lidstaten zouden de openbare en particuliere diensten voor arbeidsvoorziening moeten verzoeken om de individuele leerrekeningen van personen die het meest behoefte aan bij- en omscholing hebben, met extra individuele opleidingsrechten aan te vullen.

10. De lidstaten zouden de voorwaarden waaronder individuele opleidingsrechten kunnen worden opgebouwd en bewaard, moeten vaststellen om een evenwicht te vinden tussen de mogelijkheid voor individuele personen om hun rechten op te bouwen om langere opleidingen te financieren en het streven hen aan te moedigen gedurende hun hele beroepsleven regelmatig van hun rechten gebruik te maken.

11. De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat op een rekening in een lidstaat opgebouwde individuele opleidingsrechten worden opgeslagen of kunnen worden gebruikt voor in aanmerking komende opleidings-, loopbaanbegeleidings- en validatiemogelijkheden in die lidstaat, zelfs in perioden waarin de betrokkene in een andere lidstaat woont.


Het faciliterende kader

Aanbevolen wordt dat de lidstaten de individuele leerrekeningen verankeren in een faciliterend kader dat het volgende omvat:

–Loopbaanbegeleiding en validatie

12. De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat alle houders van een individuele leerrekening — gratis of door van hun individuele opleidingsrechten gebruik te maken — kunnen beschikken over en toegang hebben tot persoonlijke of online diensten voor loopbaanbegeleiding en validatiemogelijkheden 72 , met inbegrip van mogelijkheden voor het beoordelen van vaardigheden.


–Een nationaal register van in aanmerking komende kwalitatief hoogwaardige opleidings-, loopbaanbegeleidings- en validatiemogelijkheden

13. De lidstaten zouden een openbaar register moeten opstellen en bijhouden van opleidings-, loopbaanbegeleidings- en validatiemogelijkheden die voor financiering via individuele opleidingsrechten in aanmerking komen en compatibel met het Europese leermodel zijn. In dit register zouden ook gratis door de lidstaten aangeboden diensten voor loopbaanbegeleiding en validatiemogelijkheden moeten worden opgenomen.

14. De lidstaten zouden duidelijke regels moeten vaststellen en bekendmaken voor de opname in het register van verschillende vormen van voor de arbeidsmarkt relevante opleidings-, loopbaanbegeleidings- en validatiemogelijkheden, op basis van transparante kwaliteitseisen en kennis over vaardigheden en in samenwerking met de sociale partners en relevante belanghebbenden. Ze zouden deze regels regelmatig moeten evalueren om ervoor te zorgen dat op de behoeften van de arbeidsmarkt wordt ingespeeld.

15. De lidstaten zouden aanbieders van formele en niet-formele leermogelijkheden moeten aanmoedigen hun aanbod op basis van de vastgestelde behoeften te ontwikkelen en uit te breiden, onder meer door in voorkomend geval voor microcredentials op basis van de EU-benadering 73 te zorgen en van nationale en EU-competentiekaders gebruik te maken.

16. De lidstaten zouden de sociale partners en relevante belanghebbenden moeten verzoeken deel te nemen aan het proces waarbij de financieringscriteria voor de in het register opgenomen opleidingen worden vastgesteld.

17. De lidstaten zouden hun nationale register op transparante wijze moeten openstellen voor opleidingsmogelijkheden die door aanbieders in andere landen worden aangeboden.


–Eén enkel nationaal digitaal portaal ter ondersteuning van individuele leerrekeningen

18. De lidstaten zouden individuele personen in staat moeten stellen en moeten ondersteunen om toegang tot hun individuele leerrekening te krijgen en gemakkelijk hun weg in het register te vinden via een veilige elektronische authenticatie op één enkel toegankelijk 74 nationaal digitaal portaal 75 dat gemakkelijk met behulp van mobiele toestellen toegankelijk is en aan het Europass-platform zou moeten worden gekoppeld.


–Betaald opleidingsverlof

19. De lidstaten zouden een dialoog met de sociale partners moeten aangaan over regelingen die werknemers in staat stellen tijdens de werkuren aan opleidingen deel te nemen op basis van hun individuele leerrekeningen.

20. In overeenstemming met het Verdrag betreffende betaald scholings- en vormingsverlof van de IAO zouden de lidstaten voor voorzieningen inzake betaald opleidingsverlof moeten zorgen of de adequaatheid van bestaande voorzieningen moeten evalueren, waarbij het volgende wordt overwogen:

a) het bestrijken ervan van alle soorten arbeidsverhoudingen en de zelfstandigen;

b) financiële en niet-financiële steun voor werkgevers (met name kmo’s) van wie de werknemers gebruikmaken van betaald opleidingsverlof;

c) de noodzaak voor een doeltreffende uitvoering van dergelijke voorzieningen te zorgen.


Outreach en voorlichting

21. De lidstaten zouden samen met sociale partners, maatschappelijke organisaties, regionale en lokale organisaties en andere relevante actoren brede outreach- en voorlichtingsactiviteiten en ‑campagnes moeten organiseren die op de behoeften van potentiële begunstigden van de regeling voor individuele leerrekeningen — met name diegenen die het meest behoefte aan bij- en omscholing hebben zoals gedefinieerd op nationaal niveau — zijn toegesneden, om in aanmerking komende individuele personen te informeren over en te motiveren ten aanzien van hun rechten en voordelen met betrekking tot individuele leerrekeningen en het faciliterende kader. Bij de voorlichtingsactiviteiten zou ook bijzondere aandacht moeten worden geschonken aan werknemers van kmo’s.

Monitoring en voortdurende verbetering

22. De lidstaten zouden het functioneren van de individuele leerrekeningen en het faciliterende kader systematisch moeten monitoren en evalueren en — waar nodig om de doelstelling van deze aanbeveling zo efficiënt mogelijk te verwezenlijken — voor aanpassingen moeten zorgen, bijvoorbeeld wat betreft het aantal opleidingsrechten, de definitie van personen die het meest behoefte aan bij- en omscholing hebben, en de gebruikersvriendelijke integratie van de verschillende onderdelen van het faciliterende kader. De sociale partners en de betrokken belanghebbenden zouden daarbij moeten worden geraadpleegd.


Financiering


23. De lidstaten zouden moeten zorgen voor de toereikende en duurzame financiering van individuele leerrekeningen, rekening houdend met de nationale omstandigheden en met bijzondere aandacht voor kmo’s.

24. De lidstaten zouden de combinatie van verschillende publieke en particuliere financieringsbronnen om bij te dragen aan de individuele opleidingsrechten moeten vergemakkelijken, onder meer als resultaat van onderhandelingen door de sociale partners.

25. De lidstaten zouden moeten zorgen voor toereikende en duurzame financiering voor het faciliterende kader en de bovenvermelde outreach- en voorlichtingsactiviteiten.

26. De lidstaten zouden maximaal en zo efficiënt mogelijk moeten gebruikmaken van EU-fondsen en ‑instrumenten, met name het Europees Sociaal Fonds Plus, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, de faciliteit voor herstel en veerkracht en het instrument voor technische ondersteuning, om:

a) voor in een faciliterend kader verankerde nationale individuele leerrekeningen te zorgen, onder meer door één enkel nationaal digitaal portaal voor de individuele leerrekeningen en ermee samenhangende erkende diensten te ontwikkelen en nationale registers van erkende opleidingen te creëren;

b) de leerrekeningen van wie het meest behoefte aan bij- en omscholing heeft, met extra individuele opleidingsrechten aan te vullen, overeenkomstig de prioriteiten van de EU zoals de groene en de digitale transitie;

c) loopbaanbegeleidings- en validatiemogelijkheden te ontwikkelen en aan te bieden;

d) outreach- en voorlichtingsactiviteiten te organiseren.


Steun van de Unie

27. De Raad is verheugd dat de Commissie — met behulp van de expertise van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop), de Europese Stichting voor opleiding (ETF), de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound) en de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) — voornemens is de uitvoering van deze aanbeveling te ondersteunen:

a) door wederzijds leren tussen de lidstaten te bevorderen om het ontwerp en de uitvoering van passende hervormingen voor de uitvoering van deze aanbeveling te ondersteunen;

b) door de kennisbasis over individuele leerrekeningen en aanverwante thema’s te verruimen en relevante richtsnoeren te ontwikkelen;

c) door na te gaan hoe het Europass-platform verder kan worden ontwikkeld — met name met het oog op interoperabiliteit met de nationale digitale portaalsites voor de individuele leerrekeningen — en door zichtbaarheid te verlenen aan de leer-, loopbaanbegeleidings- en validatiemogelijkheden waarvoor de verschillende nationale individuele opleidingsrechten kunnen worden gebruikt.


Verslaglegging en evaluatie

28. De lidstaten zouden de in deze aanbeveling uiteengezette beginselen zo snel mogelijk moeten toepassen en uiterlijk (12 maanden na de goedkeuring door de Raad) bij de Commissie een plan moeten indienen met de corresponderende maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen. De voortgang bij de uitvoering van de plannen zou in het kader van het multilaterale toezicht in het Comité voor de werkgelegenheid moeten worden gemonitord als onderdeel van de cyclus van het Europees semester. Het monitoringkader maakt in voorkomend geval gebruik van de informatie die reeds via andere monitoringkaders is verzameld, en voorkomt dubbel werk.

29. Uiterlijk (12 maanden na de goedkeuring door de Raad) zouden de Commissie en het Comité voor de werkgelegenheid gezamenlijk een monitoringkader met overeengekomen gemeenschappelijke kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren moeten vaststellen om de uitvoering van deze aanbeveling en de resultaten ervan te beoordelen, evenals monitoringafspraken om de evaluatie ervan mogelijk te maken. De Commissie zou ervoor moeten zorgen dat het monitoringkader van gegevens van de andere EU-monitoringkaders gebruikmaakt en dat het geen onnodige administratieve lasten meebrengt.

30. De Commissie zou de vooruitgang bij de uitvoering van deze aanbeveling moeten beoordelen en evalueren in samenwerking met de lidstaten en na raadpleging van de sociale partners en relevante belanghebbenden en zij zou uiterlijk 5 jaar na de datum van goedkeuring van deze aanbeveling verslag bij de Raad moeten uitbrengen. Bij de beoordeling van de relevantie van het initiatief zou deze evaluatie ook de overdraagbaarheid van individuele opleidingsrechten tussen lidstaten aan de orde kunnen stellen.