Artikelen bij COM(2021)805 - Beperking van de methaanemissies in de energiesector

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2021)805 - Beperking van de methaanemissies in de energiesector.
document COM(2021)805 NLEN
datum 15 december 2021



Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1. Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor de nauwkeurige meting, rapportage en verificatie van methaanemissies in de energiesector in de Unie, alsook voor de beperking van deze emissies, onder meer door lekdetectie- en -reparatieonderzoeken en beperkingen voor afblazen en affakkelen. Bij deze verordening worden ook regels vastgesteld inzake instrumenten die de transparantie van de methaanemissies van de invoer van fossiele energie in de Unie waarborgen.

2. Deze verordening is van toepassing op:

a) de upstreamexploratie en -productie van olie en fossiele gassen en de verzameling en verwerking van fossiele gassen;

b) de transmissie, distributie en ondergrondse opslag van gas en terminals voor vloeibaar aardgas (lng) die werken met fossiel en/of hernieuwbaar (biologisch of synthetisch) methaan;

c) operationele ondergrondse en bovengrondse kolenmijnen en gesloten en verlaten ondergrondse kolenmijnen.

3. Deze verordening is van toepassing op methaanemissies die buiten de Unie plaatsvinden wat de informatievereisten voor importeurs, de transparantiedatabank voor methaan en het instrument voor de monitoring van uitstoters van methaan betreft.


Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1) “methaanemissies”: alle rechtstreekse emissies uit alle componenten die potentiële bronnen van methaanemissies zijn, als resultaat van opzettelijk of onopzettelijk afblazen, de onvolledige verbranding bij fakkels of van andere componenten en onopzettelijke lekken;

2) “transmissiesysteembeheerder”: een transmissiesysteembeheerder als bedoeld in [artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad41] [aan te passen overeenkomstig het huidige voorstel voor herschikking];

3) “distributiesysteembeheerder”: een distributiesysteembeheerder als bedoeld in [artikel 2, punt 6, van Richtlijn 2009/73/EG] [aan te passen overeenkomstig het huidige voorstel voor herschikking];

4) “exploitant”: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een actief exploiteert of beheert of, indien de nationale wetgeving daarin voorziet, aan wie de economische zeggenschap over het technisch functioneren van een actief is overgedragen;

5) “mijnexploitant”: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een kolenmijn exploiteert of beheert of, indien de nationale wetgeving daarin voorziet, aan wie de economische zeggenschap over het technisch functioneren van een kolenmijn is overgedragen;

6) “verificatie”: de activiteiten die worden verricht door een verificateur om de conformiteit van de door de exploitanten en mijnexploitanten ingediende verslagen te beoordelen;

7) “verificateur”: een andere rechtspersoon dan de overeenkomstig artikel 4 van deze verordening aangewezen bevoegde instanties die de verificatieactiviteiten verricht en die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 is geaccrediteerd door een nationale accreditatie-instantie of een natuurlijke persoon die anderszins is geautoriseerd, onverminderd artikel 5, lid 2, van die verordening, op het moment dat een verificatieverklaring wordt afgegeven;

8) “bron”: een component of een geologische structuur die methaan in de atmosfeer loost, ongeacht of dit opzettelijk of onopzettelijk, met tussenpozen of continu gebeurt;

9) “actief”: een onderneming of operationele eenheid, die kan bestaan uit verschillende faciliteiten of locaties, met inbegrip van activa die onder de operationele controle van de exploitant vallen (operationele activa) en activa die niet onder de operationele controle van de exploitant vallen (niet-operationele activa);

10) “emissiefactor”: een coëfficiënt aan de hand waarvan de emissies of verwijdering van een gas per eenheid activiteit wordt gekwantificeerd, wat vaak wordt gebaseerd op een steekproef van metingsgegevens, waarvan het gemiddelde wordt genomen om een representatief emissiepercentage voor een bepaald activiteitsniveau onder een bepaalde reeks operationele omstandigheden te ontwikkelen;

11) “standaardemissiefactor”: een gestandaardiseerde emissiefactor voor elk soort emissiebron die wordt afgeleid van inventarissen of databanken, maar die in elk geval niet is geverifieerd door middel van rechtstreekse metingen;

12) “specifieke emissiefactor”: een emissiefactor die is afgeleid van rechtstreekse metingen;

13) “rechtstreekse meting”: een directe kwantificering van de methaanemissies op bronniveau met een apparaat voor de meting van methaan;

14) “methaanemissies op locatieniveau”: alle emissiebronnen binnen een actief;

15) “meting op locatieniveau”: een top-downmeting die normaal gesproken het gebruik van op een mobiel platform gemonteerde sensoren omvat, zoals voertuigen, drones, vliegtuigen, boten en satellieten, of andere middelen om een volledig overzicht te verkrijgen van de emissies op een volledige locatie;

16) “onderneming”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: de upstreamexploitatie, -exploratie en -productie van olie en fossiele gassen, de verzameling en verwerking van fossiele gassen en de transmissie, distributie en ondergrondse opslag van gas, met inbegrip van lng;

17) “lekdetectie- en -reparatieonderzoek”: een onderzoek om de bronnen van methaanemissies vast te stellen, met inbegrip van lekken en onopzettelijk afblazen;

18) “afblazen”: het opzettelijk door middel van processen of activiteiten of apparatuur die hiervoor is ontworpen of onopzettelijk in het geval van een defect of geologische beperkingen lozen van onverbrand methaan in de atmosfeer;

19) “affakkelen”: de gecontroleerde verbranding van methaan met het oog op de verwijdering in een apparaat dat is ontworpen voor deze verbranding;

20) “noodgeval”: een tijdelijke, onverwachte, ongebruikelijke situatie waarin de methaanemissie onvermijdbaar en noodzakelijk is om onmiddellijke en aanzienlijke negatieve gevolgen voor de menselijke veiligheid, de volksgezondheid of het milieu te voorkomen, met uitzondering van situaties die het gevolg zijn van of verband houden met de volgende gebeurtenissen:

a) het nalaten van de exploitant om passende apparatuur met een toereikende capaciteit te installeren voor de verwachte of daadwerkelijke snelheid en druk van de productie;

b) het nalaten van de exploitant om de productie te beperken wanneer de snelheid van de productie de capaciteit van de gerelateerde apparatuur of het verzamelsysteem overschrijdt, tenzij de overmatige productie het gevolg is van een downstreamnoodgeval, een defect of een ongeplande reparatie en niet langer dan acht uur vanaf het moment van de kennisgeving van het downstreamcapaciteitsprobleem duurt;

c) gepland onderhoud;

d) nalatigheid van de exploitant;

e) herhaaldelijke defecten, dat wil zeggen vier of meer defecten in de voorgaande dertig dagen, van dezelfde apparatuur;

21) “defect”: een plotseling, onvermijdbaar falen of een storing van apparatuur buiten de redelijke macht van de exploitant, die de activiteiten aanzienlijk verstoort, maar met uitzondering van een falen of een storing die volledig of gedeeltelijk wordt veroorzaakt door slecht onderhoud of onzorgvuldige handelingen of een ander vermijdbaar falen of een vermijdbare storing van apparatuur;

22) “routinematig affakkelen”: affakkelen tijdens de normale productie van olie of fossiele gassen en als gevolg van het ontbreken van toereikende faciliteiten of geologie die het mogelijk maakt methaan opnieuw te injecteren, het ter plaatse te gebruiken of het naar een markt te verzenden;

23) “fakkelpijp”: een apparaat dat is uitgerust met een brander en dat wordt gebruikt om methaan af te fakkelen;

24) “inactieve bron”: een olie- of gasbron of bronlocatie waar de activiteiten voor de exploratie of productie sinds ten minste een jaar zijn stopgezet;

25) “herstel”: het proces van het saneren van vervuild water en vervuilde bodems;

26) “terugwinnen”: het proces van het zorgen voor bodem- en vegetatieomstandigheden bij een bron of op een bronlocatie die vergelijkbaar zijn met de omstandigheden die bestonden voordat deze werden verstoord;

27) “kolenmijn”: een locatie waar steenkoolwinning plaatsvindt of heeft plaatsgevonden, met inbegrip van terreinen, uitgravingen, ondergrondse doorgangen, schachten, hellingen, tunnels en werken, structuren, faciliteiten, apparatuur, machines en instrumenten die zich aan het oppervlak of onder de grond bevinden en die worden gebruikt bij of resulteren uit de werkzaamheden in verband met het ontginnen van bruinkool, subbitumineuse steenkool, bitumineuze steenkool of antraciet uit de natuurlijke voorraden in de aarde met gebruik van alle mogelijke middelen of methoden, met inbegrip van de werkzaamheden van het voorbereiden van de kolen die moeten worden ontgonnen;

28) “operationele kolenmijn”: een kolenmijn waar het grootste deel van de inkomsten afkomstig is van het ontginnen van bruinkool, subbitumineuse steenkool, bitumineuze steenkool of antraciet en waar sprake is van ten minste een van de volgende omstandigheden:

a) de mijnbouw wordt ontwikkeld;

b) binnen de afgelopen negentig dagen is kolen geproduceerd;

c) de ventilatoren van de mijn worden gebruikt;

29) “ondergrondse kolenmijn”: een kolenmijn waar steenkool wordt geproduceerd door middel van het aanleggen van tunnels in de aarde naar de steenkoollaag, die vervolgens wordt ontgonnen met gebruik van ondergrondse mijnbouwapparatuur, zoals snijmachines en continue, longwall- en shortwall-mijnbouwmachines en naar het oppervlak wordt gebracht;

30) “bovengrondse kolenmijn”: een kolenmijn waar de steenkool nabij het oppervlak ligt en kan worden ontgonnen zonder de dekkende lagen steen en grond te verwijderen;

31) “ventilatieschacht”: een verticale passage die wordt gebruikt om frisse lucht onder de grond te brengen of om methaan en andere gassen te verwijderen uit een ondergrondse kolenmijn;

32) “drainagestation”: een station waar methaan van een gasdrainagesysteem van een kolenmijn wordt verzameld;

33) “drainagesysteem”: een systeem dat meerdere methaanbronnen kan omvatten en dat methaanrijk gas uit steenkolenlagen of omliggende gesteentelagen afvoert en naar een drainagestation vervoert;

34) “activiteiten na de mijnbouw”: activiteiten die worden verricht nadat de kolen zijn ontgonnen en naar het oppervlak zijn gebracht, met inbegrip van de behandeling, de verwerking, de opslag en het vervoer van kolen;

35) “continue meting”: een meting waarbij de waarden ten minste elke minuut worden afgelezen;

36) “methaan in de ventilatielucht”: methaan dat vrijkomt uit steenkolenlagen en andere lagen die gas bevatten en dat in de ventilatielucht terechtkomt en door de ventilatieschacht naar buiten komt;

37) “kolenvoorraad”: een deel van de grond dat aanzienlijke winbare hoeveelheden kolen bevat, gedefinieerd volgens de methode van de lidstaat inzake de documentatie van geologische minerale voorraden;

38) “gesloten kolenmijn”: een kolenmijn met een geïdentificeerde exploitant, eigenaar of vergunninghouder die is gesloten overeenkomstig de toepasselijke vergunningsvereisten of andere regelgeving;

39) “verlaten kolenmijn”: een kolenmijn waarvan geen exploitant, eigenaar of vergunninghouder kan worden geïdentificeerd of die niet op gereguleerde wijze is gesloten;

40) “cokeskolenmijn”: een mijn waar ten minste 50 % van de gemiddelde productie in de afgelopen drie jaar uit cokeskolen bestond, zoals gedefinieerd in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad42;

41) “importeur”: een natuurlijke of rechtspersoon die in de Unie is gevestigd en die, in het kader van een commerciële activiteit, fossiele energie uit een derde land op de markt van de Unie plaatst.


Artikel 3

Kosten voor gereguleerde exploitanten

1. Bij de vaststelling of goedkeuring van transmissie- of distributietarieven of de methoden die door transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, beheerders van lng-terminals of andere gereguleerde ondernemingen, met inbegrip van, waar van toepassing, beheerders van ondergrondse gasopslag, moeten worden gebruikt, houden de regelgevende autoriteiten rekening met de gemaakte kosten en gedane investeringen om de verplichtingen op grond van deze verordening na te komen, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte en structureel vergelijkbare gereguleerde exploitant.

2. Het Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) stelt om de drie jaar een reeks indicatoren en bijbehorende referentiewaarden vast en maakt deze openbaar beschikbaar voor de vergelijking van de investeringskosten per eenheid in verband met de meting, rapportage en beperking van de methaanemissies voor vergelijkbare projecten.


Hoofdstuk 2

Bevoegde instanties en onafhankelijke verificatie

Artikel 4

Bevoegde instanties

1. Elke lidstaat wijst een of meer bevoegde instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de monitoring en handhaving van de toepassing van deze verordening.

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op ... [drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in kennis van de namen en contactgegevens van de bevoegde instanties. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van eventuele wijzigingen van de namen of contactgegevens van de bevoegde instanties.

2. De Commissie stelt een lijst van de bevoegde instanties op, die openbaar beschikbaar is, en werkt deze lijst regelmatig bij.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties beschikken over toereikende bevoegdheden en middelen om de in deze verordening uiteengezette verplichtingen na te komen.


Artikel 5

Taken van de bevoegde instanties

1. De aangewezen bevoegde instanties nemen de noodzakelijke maatregelen om de naleving van de vereisten van deze verordening te waarborgen.

2. Exploitanten en mijnexploitanten verlenen de bevoegde instanties alle noodzakelijke hulp om hen in staat te stellen de taken van de bevoegde instanties als bedoeld in deze verordening uit te voeren of de uitvoering hiervan te vergemakkelijken, met name in verband met de toegang tot de locatie en het overleggen van documentatie of akten.

3. De bevoegde instanties werken samen met elkaar en met de Commissie en, indien nodig, met autoriteiten van derde landen, om de naleving van deze verordening te waarborgen. De Commissie kan een netwerk van bevoegde instanties oprichten om de samenwerking te bevorderen, met de noodzakelijke regelingen voor het uitwisselen van informatie en beste praktijken, en kan raadplegingen toestaan.

4. Wanneer verslagen overeenkomstig deze verordening openbaar moeten worden gemaakt, maken de bevoegde instanties deze kosteloos beschikbaar voor het publiek, op een aangewezen website en in een vrij toegankelijk, downloadbaar en bewerkbaar formaat.

Wanneer informatie overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2003/4/EG vertrouwelijk moet blijven, vermelden de bevoegde instanties het soort informatie dat is achtergehouden en de reden hiervoor.


Artikel 6

Inspecties

1. De bevoegde instanties voeren periodieke inspecties uit om de naleving van de vereisten van deze verordening door exploitanten en mijnexploitanten te controleren. De eerste inspectie wordt uiterlijk op ... [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voltooid.

2. De inspecties omvatten, waar relevant, locatiecontroles of een onderzoek van documentatie en akten in het kader van audits ter plaatse die de naleving van de vereisten van deze verordening aantonen, de detectie van methaanemissies en concentratiemetingen en eventuele follow-upmaatregelen van of namens de bevoegde instantie om de naleving door locaties of faciliteiten van de vereisten van deze verordening te controleren en te bevorderen.

Wanneer bij een inspectie een ernstige inbreuk op de vereisten van deze verordening is vastgesteld, geeft de bevoegde instantie een kennisgeving van corrigerende maatregelen af die door de exploitant of mijnexploitant moeten worden genomen, als onderdeel van het in lid 5 bedoelde verslag.

3. Na de eerste inspectie als bedoeld in lid 1, stellen de bevoegde instanties programma’s voor routinematige inspecties op. De periode tussen de inspecties wordt gebaseerd op een evaluatie van het milieurisico en mag niet langer zijn dan twee jaar. Wanneer bij een inspectie een ernstige inbreuk op de vereisten van deze verordening is vastgesteld, vindt de volgende inspectie binnen één jaar plaats.

4. De bevoegde instanties voeren niet-routinematige inspecties uit:

a) om gemotiveerde klachten als bedoeld in artikel 7 en gevallen van niet-naleving zo snel mogelijk na de datum waarop de bevoegde instanties kennis verkrijgen van dergelijke klachten of gevallen van niet-naleving te onderzoeken;

b) om ervoor te zorgen dat reparaties van lekken of vervangingen van componenten zijn uitgevoerd in overeenstemming met artikel 14.

5. Na elke inspectie stellen de bevoegde instanties een verslag op waarin zij de rechtsgrondslag voor de inspectie, de gevolgde procedurele stappen, de relevante bevindingen en aanbevelingen voor verdere maatregelen van de exploitant of mijnexploitant beschrijven.

Het verslag wordt ter kennis van de betrokken exploitant gebracht en binnen twee maanden nadat de inspectie heeft plaatsgevonden, openbaar gemaakt. Wanneer een klacht overeenkomstig artikel 7 de aanleiding voor het verslag was, stellen de bevoegde instanties de klager in kennis zodra het verslag openbaar beschikbaar is.

Het verslag wordt overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG openbaar beschikbaar gemaakt door de bevoegde instanties. Wanneer informatie overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2003/4/EG vertrouwelijk moet blijven, vermelden de bevoegde instanties in het verslag het soort informatie dat is achtergehouden en de reden hiervoor.

6. Exploitanten en mijnexploitanten nemen alle noodzakelijke maatregelen die door de bevoegde instanties in het in lid 5 bedoelde verslag zijn vastgesteld binnen de door de bevoegde instanties bepaalde periode of een andere periode die met de bevoegde instanties is overeengekomen.


Artikel 7

Bij de bevoegde instanties ingediende klachten

1. Een natuurlijke of rechtspersoon die van mening is schade te hebben geleden als gevolg van een inbreuk op de vereisten van deze verordening door exploitanten of mijnexploitanten kan een schriftelijke klacht indienen bij de bevoegde instanties.

2. De klachten moeten naar behoren worden gemotiveerd en voldoende bewijs van de beweerde inbreuk en van de hieruit voortvloeiende schade bevatten.

3. Wanneer blijkt dat de klacht onvoldoende bewijs levert om de uitvoering van een onderzoek te rechtvaardigen, informeren de bevoegde instanties de klager over de redenen van hun besluit geen onderzoek uit te voeren.

4. Onverminderd de regels die van toepassing zijn overeenkomstig het nationale recht, houden de bevoegde instanties de klager op de hoogte van de in de procedure genomen stappen en informeren hem, waar van toepassing, over de passende alternatieve beroepsmiddelen, zoals het inschakelen van de nationale rechter of eventuele andere nationale of internationale klachtenprocedures.

5. Onverminderd de regels die van toepassing zijn op grond van het nationale recht en op basis van vergelijkbare procedures stellen de bevoegde instanties indicatieve perioden vast voor het nemen van een beslissing over klachten en maken zij deze openbaar beschikbaar.


Artikel 8

Verificatieactiviteiten en verificatieverklaring

1. Verificateurs beoordelen de conformiteit van de emissieverslagen die exploitanten of mijnexploitanten bij hen indienen overeenkomstig deze verordening. Zij beoordelen de conformiteit van de verslagen met de in deze verordening vastgestelde vereisten en evalueren alle gebruikte gegevensbronnen en methoden om de betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en nauwkeurigheid ervan te beoordelen, en met name de volgende punten:

a) de keuze en het gebruik van emissiefactoren;

b) de methoden, berekeningen, steekproeven, statistische verdelingen en niveaus van relatief belang die hebben geleid tot de bepaling van de methaanemissies;

c) eventuele risico’s op een onjuiste meting of rapportage;

d) eventuele systemen voor de kwaliteitscontrole of -borging die door de exploitanten of mijnexploitanten zijn toegepast.

2. Bij het verrichten van de verificatieactiviteiten als bedoeld in lid 1 maken verificateurs gebruik van kosteloos en openbaar beschikbare Europese of internationale normen voor de kwantificering van de methaanemissies zoals toegepast door de Commissie in overeenstemming met lid 5. Totdat de toepasselijkheid van deze normen door de Commissie is bepaald, gebruiken verificateurs bestaande Europese of internationale normen voor de kwantificering en verificatie van de broeikasgasemissies.

Verificateurs kunnen locatiecontroles verrichten om de betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en nauwkeurigheid van de gebruikte gegevensbronnen en methoden te bepalen.

3. De verificateurs geven een verificatieverklaring af waarin de conformiteit van het emissieverslag wordt geverifieerd en de uitgevoerde verificatiewerkzaamheden worden gespecificeerd zodra zij in hun beoordeling met een redelijke mate van zekerheid concluderen dat het emissieverslag in overeenstemming is met de vereisten van deze verordening.

De verificateurs geven uitsluitend een verificatieverklaring af wanneer betrouwbare, geloofwaardige en nauwkeurige gegevens en informatie het mogelijk maken om de methaanemissies met een redelijke mate van zekerheid te bepalen en mits de gerapporteerde gegevens consistent zijn met de geraamde gegevens en volledig zijn en geen sprake is van inconsistenties.

Indien in het kader van de beoordeling wordt geconcludeerd dat het emissieverslag niet in overeenstemming is met de vereisten van deze verordening, stelt de verificateur de exploitant of mijnexploitant hiervan op de hoogte en dient de exploitant of mijnexploitant onverwijld een herzien emissieverslag in bij de verificateur.

4. Exploitanten en mijnexploitanten verlenen de verificateurs alle noodzakelijke hulp om hen in staat te stellen de verificatieactiviteiten uit te voeren of de uitvoering hiervan te vergemakkelijken, met name in verband met de toegang tot de locatie en het overleggen van documentatie of akten.

5. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 31 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door de toepasbaarheid van Europese of internationale normen met betrekking tot de kwantificering en meting van methaanemissies op te nemen of uiteen te zetten met het oog op de uitvoering van deze verordening.


Artikel 9

Onafhankelijkheid en accreditatie van verificateurs

1. Verificateurs zijn onafhankelijk van de exploitanten en mijnexploitanten en voeren de op grond van deze verordening vereiste activiteiten uit in het openbaar belang. Daartoe is de verificateur of enig deel van dezelfde rechtspersoonlijkheid geen exploitant of mijnexploitant, geen eigenaar van een exploitant of mijnexploitant en geen eigendom van een exploitant of mijnexploitant. Noch onderhoudt de verificateur betrekkingen met de exploitant of mijnexploitant die zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid kunnen beïnvloeden.

2. Verificateurs worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 geaccrediteerd door een nationale accreditatie-instantie.

3. Indien er in deze verordening geen specifieke bepalingen betreffende de accreditatie zijn vastgesteld, zijn de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 765/2008 van toepassing.


Artikel 10

Internationaal waarnemingscentrum voor methaanemissies

1. Op voorwaarde dat de belangen van de Unie beschermd zijn, wordt aan het Internationaal waarnemingscentrum voor methaanemissies een verificatietaak toegekend met betrekking tot de gegevens over de methaanemissies, met name in verband met de volgende taken:

a) de samenvoeging van de gegevens over methaanemissies in overeenstemming met passende statistische methoden;

b) de verificatie van methoden en statistische processen die worden gebruikt door ondernemingen om de gegevens over methaanemissies te kwantificeren;

c) de ontwikkeling van methoden voor de samenvoeging en analyse van gegevens in overeenstemming met wetenschappelijke en statistische goede praktijken om een hoger niveau van nauwkeurigheid van de emissieramingen te waarborgen, met een passende omschrijving van de onzekerheid;

d) de publicatie van samengevoegde, door ondernemingen gerapporteerde gegevens per kernbron en rapportageniveau, ingedeeld naar operationele en niet-operationele activa, in overeenstemming met de mededingings- en vertrouwelijkheidsvereisten;

e) de rapportage van bevindingen met betrekking tot grote discrepanties tussen gegevensbronnen.

2. De Commissie kan gegevens over methaanemissies indienen bij het Internationaal waarnemingscentrum voor methaanemissies, zoals deze aan haar ter beschikking zijn gesteld door de bevoegde instanties overeenkomstig deze verordening.

3. De door het Internationaal waarnemingscentrum voor methaanemissies opgestelde informatie wordt beschikbaar gemaakt voor het publiek en de Commissie.


Hoofdstuk 3

Methaanemissies in de sectoren olie en gas

Artikel 11

Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op de in artikel 1, lid 2, punten a) en b), bedoelde activiteiten.


Artikel 12

Monitoring en rapportage

1. Uiterlijk op ... [12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] dienen exploitanten een verslag in bij de bevoegde instanties waarin de methaanemissies op bronniveau zijn opgenomen die zijn geraamd aan de hand van standaard-, maar bronspecifieke emissiefactoren voor alle bronnen.

2. Uiterlijk op ... [24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] dienen exploitanten bovendien een verslag in bij de bevoegde instanties waarin de rechtstreekse metingen van de methaanemissies op bronniveau voor operationele activa zijn opgenomen. De rapportage op een dergelijk niveau kan het gebruik van metingen en steekproeven op bronniveau omvatten als basis voor het vaststellen van specifieke emissiefactoren die worden gebruikt voor de raming van de emissies.

3. Uiterlijk op ... [36 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en uiterlijk op 30 maart van elk jaar daarna dienen exploitanten een verslag in bij de bevoegde instanties met de rechtstreekse metingen van de methaanemissies op bronniveau voor operationele activa als bedoeld in lid 2, aangevuld met metingen van de methaanemissies op locatieniveau, zodat de beoordeling en verificatie van de ramingen op bronniveau die per locatie worden samengevoegd mogelijk worden gemaakt.

Voorafgaande aan de indiening bij de bevoegde instanties zorgen de exploitanten ervoor dat de in dit lid bedoelde verslagen worden beoordeeld door een verificateur en een verificatieverklaring bevatten die is afgegeven in overeenstemming met de artikelen 8 en 9.

4. Uiterlijk op ... [36 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] dienen in de Unie gevestigde ondernemingen een verslag in bij de bevoegde instanties waarin de rechtstreekse metingen van de methaanemissies op bronniveau voor operationele activa zijn opgenomen. De rapportage op een dergelijk niveau kan het gebruik van metingen en steekproeven op bronniveau omvatten als basis voor het vaststellen van specifieke emissiefactoren die worden gebruikt voor de raming van de emissies.

5. Uiterlijk op ... [48 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en uiterlijk op 30 maart van elk jaar daarna dienen in de Unie gevestigde ondernemingen een verslag in bij de bevoegde instanties met de rechtstreekse metingen van de methaanemissies op bronniveau voor niet-operationele activa als bedoeld in lid 4, aangevuld met metingen van de methaanemissies op locatieniveau, zodat de beoordeling en verificatie van de ramingen op bronniveau die per locatie worden samengevoegd mogelijk worden gemaakt.

Voorafgaande aan de indiening bij de bevoegde instanties zorgen de ondernemingen ervoor dat de in dit lid bedoelde verslagen worden beoordeeld door een verificateur en een verificatieverklaring bevatten die is afgegeven in overeenstemming met de artikelen 8 en 9.

6. De in dit artikel bedoelde verslagen beslaan het laatste beschikbare kalenderjaar en omvatten ten minste de volgende informatie:

a) het soort en de locatie van de emissiebron;

b) de gegevens per gedetailleerd, afzonderlijk soort emissiebron;

c) gedetailleerde informatie over de methoden voor kwantificering die zijn gebruikt om de methaanemissies te meten;

d) alle methaanemissies voor operationele activa;

e) het eigendomsaandeel en de methaanemissies van niet-operationele activa vermenigvuldigd met het eigendomsaandeel;

f) een lijst van de entiteiten met operationele controle over de niet-operationele activa.

De Commissie stelt aan de hand van uitvoeringshandelingen een rapportagesjabloon vast voor de in de leden 2, 3, 4 en 5 bedoelde verslagen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 32, lid 2, bedoelde procedure.

7. Voor metingen op locatieniveau zoals bedoeld in de leden 3 en 5 worden passende kwantificeringstechnologieën gebruikt die in dergelijke metingen kunnen voorzien.

8. In het geval van aanzienlijke discrepanties tussen de aan de hand van methoden op bronniveau gekwantificeerde emissies en de emissies die op locatieniveau zijn gemeten, worden binnen dezelfde rapportageperiode aanvullende metingen verricht.

9. De metingen van de methaanemissies voor gasinfrastructuur worden verricht overeenkomstig passende Europese (CEN) of internationale (ISO) normen voor de kwantificering van methaanemissies.

10. Wanneer informatie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad43 vertrouwelijk moet blijven, vermelden de exploitanten in het verslag het soort informatie dat is achtergehouden en de reden hiervoor.

11. De bevoegde instanties maken de in dit artikel bedoelde verslagen binnen drie maanden na de indiening ervan door exploitanten overeenkomstig artikel 5, lid 4, beschikbaar voor het publiek en de Commissie.


Artikel 13

Algemene verplichting tot beperking

Exploitanten nemen alle voor hen beschikbare maatregelen om de methaanemissies van hun activiteiten te voorkomen en tot een minimum te beperken.


Artikel 14

Lekdetectie en -reparatie

1. Uiterlijk op ... [3 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] dienen exploitanten een programma voor lekdetectie en -reparatie in bij de bevoegde instanties, waarin de inhoud wordt gespecificeerd van de onderzoeken die overeenkomstig de vereisten van dit artikel moeten worden uitgevoerd.

De bevoegde instanties mogen van de exploitant verlangen dat hij het programma aanpast, rekening houdend met de vereisten van deze verordening.

2. Uiterlijk op ... [6 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voeren de exploitanten een onderzoek uit van alle relevante componenten waarvoor zij verantwoordelijk zijn, in overeenstemming met het in lid 1 bedoelde programma voor lekdetectie en -reparatie.

Onderzoeken in verband met lekdetectie en -reparatie worden daarna om de drie maanden herhaald.

3. Bij het uitvoeren van de onderzoeken gebruiken exploitanten apparaten die de detectie van methaanverliezen van componenten van 500 deeltjes per miljoen of meer mogelijk maken.

4. Exploitanten repareren of vervangen alle componenten die 500 deeltjes per miljoen of meer methaan uitstoten.

De reparatie of vervanging van de in de eerste alinea bedoelde componenten vindt meteen na de detectie plaats, of zo snel mogelijk daarna, maar uiterlijk vijf dagen na de detectie, mits exploitanten kunnen aantonen dat veiligheids- of technische overwegingen onmiddellijke maatregelen niet mogelijk maken en mits exploitanten een reparatie- en controleschema vaststellen.

Veiligheids- en technische overwegingen die geen onmiddellijke maatregelen mogelijk maken, zoals bedoeld in de tweede alinea, worden beperkt tot het rekening houden met de veiligheid van personeel en mensen in de nabijheid, milieueffecten, de concentratie van het methaanverlies, de toegankelijkheid van de component en de beschikbaarheid van een vervangende component. Overwegingen in verband met milieueffecten kunnen gevallen omvatten waarin reparatie kan leiden tot een hoger niveau van methaanemissies dan wanneer geen reparatie zou worden uitgevoerd.

Wanneer het systeem moet worden stilgelegd voordat de reparatie of vervanging kan worden uitgevoerd, beperken de exploitanten het lek binnen één dag na de detectie tot een minimum en repareren zij het lek aan het einde van de volgende stillegging van het systeem of binnen een jaar wanneer dat sneller is.

5. Onverminderd lid 2 onderzoeken exploitanten componenten waarvan tijdens een van de voorgaande onderzoeken is vastgesteld dat zij 500 deeltjes per miljoen of meer methaan uitstoten zo snel mogelijk nadat de reparatie overeenkomstig lid 4 is uitgevoerd en niet later dan 15 dagen daarna om te waarborgen dat de reparatie succesvol was.

Onverminderd lid 2 onderzoeken exploitanten componenten waarvan is vastgesteld dat zij minder dan 500 deeltjes per miljoen methaan uitstoten niet later dan drie maanden nadat de emissies werden gedetecteerd om te controleren of de omvang van het methaanverlies is veranderd.

Wanneer een hoger risico voor de veiligheid of een hoger risico op methaanverliezen is vastgesteld, kunnen de bevoegde instanties aanbevelen dat onderzoeken van de desbetreffende componenten regelmatiger plaatsvinden.

6. Onverminderd de rapportageverplichtingen op grond van lid 7 houden exploitanten een register van alle gevonden lekken bij, ongeacht de omvang hiervan en onderzoeken zij deze op continue basis om ervoor te zorgen dat zij worden gerepareerd in overeenstemming met lid 4.

Exploitanten houden het register gedurende ten minste tien jaar bij en verstrekken deze informatie op verzoek aan de bevoegde instanties.

7. Binnen een maand na elk onderzoek dienen exploitanten een verslag met de resultaten van het onderzoek en een reparatie- en controleschema in bij de bevoegde instanties van de lidstaat waar zich de desbetreffende activa bevinden. Het verslag omvat ten minste de in bijlage I genoemde onderdelen.

De bevoegde instanties mogen van de exploitant verlangen dat hij het verslag of het reparatie- en controleschema aanpast, rekening houdend met de vereisten van deze verordening.

8. Exploitanten mogen de in dit artikel uiteengezette taken delegeren. De delegatie van de taken heeft geen gevolgen voor de verantwoordelijkheid van de exploitanten en mag geen gevolgen hebben voor de doeltreffendheid van het toezicht door de bevoegde instanties.

9. De lidstaten zorgen ervoor dat regelingen voor de certificering of accreditatie of vergelijkbare regelingen voor de kwalificatie, met inbegrip van passende opleidingsprogramma’s, beschikbaar zijn voor dienstverleners met betrekking tot de onderzoeken.


Artikel 15

Beperkingen voor afblazen en affakkelen

1. Afblazen is verboden, behalve in de in dit artikel bedoelde omstandigheden. Routinematig afblazen is verboden.

2. Afblazen is alleen toegestaan in de volgende situaties:

a) in een noodgeval of bij een defect, en

b) wanneer dit onvermijdbaar en strikt noodzakelijk is voor de exploitatie, de reparatie, het onderhoud of het testen van componenten of apparatuur en behoudens de rapportageverplichtingen zoals uiteengezet in artikel 16.

3. Afblazen op grond van lid 2, punt b), omvat de volgende specifieke situaties waarin afblazen niet volledig kan worden uitgesloten:

a) tijdens de normale exploitatie van bepaalde componenten, mits de apparatuur voldoet aan alle gespecificeerde normen voor de apparatuur en naar behoren is onderhouden en regelmatig is geïnspecteerd om de methaanverliezen tot een minimum te beperken;

b) voor het lozen of schoonmaken van vloeistofophopingen in een bron onder atmosferische druk;

c) tijdens het opmeten of de bemonstering van een opslagtank of andere tank die onder lage druk staat;

d) tijdens het lozen van vloeistoffen uit een opslagtank of andere tank die onder lage druk staat in een transportvoertuig in overeenstemming met de geldende normen;

e) tijdens reparaties en onderhoud, met inbegrip van het afventileren en onttrekken van druk aan apparatuur om reparaties en onderhoud uit te voeren;

f) tijdens een test van verbuizingsknoppen;

g) tijdens een lekkagetest van sluitnippels;

h) tijdens een productietest die minder dan 24 uur duurt;

i) wanneer het methaan niet voldoet aan de specificaties van de verzamelpijpleiding, mits de exploitant de methaansteekproeven twee keer per week analyseert om te bepalen of aan de specificaties is voldaan en het methaan naar een verzamelpijpleiding voert zodra aan de specificaties voor de pijpleiding is voldaan;

j) tijdens de ingebruikname van pijpleidingen, apparatuur of faciliteiten, slechts zolang dit noodzakelijk is om veroorzaakte onzuiverheden in de pijpleiding of apparatuur te reinigen;

k) tijdens het reinigen of inspecteren van pijpleidingen, het afventileren of reinigen van een pijpleiding voor reparaties of onderhoud, mits het gas niet kan worden opgevangen of omgeleid naar een niet getroffen deel van de pijpleiding.

4. Wanneer afblazen overeenkomstig de leden 2 en 3 toegestaan is, blazen exploitanten alleen af wanneer affakkelen technisch niet haalbaar is of risico’s met zich meebrengt voor de veiligheid van de activiteiten of het personeel. In een dergelijke situatie tonen exploitanten, als onderdeel van de rapportageverplichtingen zoals uiteengezet in artikel 16, bij de bevoegde instanties aan dat het noodzakelijk is om te kiezen voor afblazen in plaats van affakkelen.

5. Affakkelen is alleen toegestaan wanneer het opnieuw injecteren, gebruiken op de locatie of verzenden naar een markt van het methaan niet haalbaar zijn om andere redenen dan economische overwegingen. In een dergelijke situatie tonen exploitanten, als onderdeel van de rapportageverplichtingen zoals uiteengezet in artikel 16, bij de bevoegde instanties aan dat het noodzakelijk is om te kiezen voor affakkelen in plaats van het opnieuw injecteren, gebruiken op de locatie of verzenden naar een markt van het methaan.


Artikel 16

Rapportage van voorvallen van afblazen en affakkelen

1. Exploitanten stellen de bevoegde instanties in kennis van voorvallen van afblazen en affakkelen:

a) die het gevolg zijn van een noodgeval of defect;

b) die in totaal acht uur of langer duren binnen een periode van 24 uur als gevolg van een enkel voorval.

De in de eerste alinea bedoelde kennisgeving wordt onverwijld na het voorval gedaan en op zijn laatst 48 uur na het begin van het voorval of het moment waarop de exploitant hiervan kennisneemt.

2. Exploitanten dienen kwartaalverslagen in bij de bevoegde instanties van alle voorvallen van afblazen en affakkelen als bedoeld in lid 1 en in artikel 15, in overeenstemming met de in bijlage II uiteengezette elementen.

3. De bevoegde instanties maken de in dit artikel bedoelde verslagen jaarlijks beschikbaar voor het publiek en de Commissie, in overeenstemming met artikel 5, lid 4.


Artikel 17

Vereisten voor affakkelnormen

1. Wanneer een faciliteit wordt gebouwd, vervangen of gerenoveerd of wanneer nieuwe fakkelpijpen of andere verbrandingsapparatuur wordt geïnstalleerd, installeren exploitanten uitsluitend verbrandingsapparatuur met automatische ontsteker of continue besturing en een volledig efficiënte vernietiging of verwijdering van koolwaterstoffen.

2. Exploitanten zorgen er uiterlijk op ... [12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor dat alle fakkelpijpen of andere verbrandingsapparatuur voldoet aan de vereisten van lid 1.

3. Exploitanten voeren wekelijkse inspecties uit van de fakkelpijpen in overeenstemming met de in bijlage III uiteengezette elementen.


Artikel 18

Inactieve bronnen

1. Uiterlijk op ... [12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stellen de lidstaten een inventaris van alle inactieve bronnen op hun grondgebied of onder hun rechtsbevoegdheid vast, met inbegrip van ten minste de in bijlage IV uiteengezette elementen, en maken zij deze openbaar beschikbaar.

2. Uiterlijk op ... [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] wordt apparatuur voor de meting van de methaanemissies geïnstalleerd op alle inactieve bronnen.

3. Uiterlijk op ... [24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en uiterlijk op 30 maart van elk jaar daarna worden verslagen met de in lid 2 bedoelde metingen ingediend bij de bevoegde instanties, die betrekking hebben op het laatst beschikbare kalenderjaar. Voorafgaande aan de indiening bij de bevoegde instanties worden de in dit lid bedoelde verslagen beoordeeld door een verificateur en wordt hierbij een verificatieverklaring gevoegd die is afgegeven in overeenstemming met de artikelen 8 en 9.

4. De bevoegde instanties maken de in dit artikel bedoelde verslagen binnen drie maanden na de indiening ervan door exploitanten overeenkomstig artikel 5, lid 4, beschikbaar voor het publiek en de Commissie.

5. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het nakomen van de in de leden 2 en 3 vastgestelde verplichtingen, behalve wanneer een verantwoordelijke partij kan worden geïdentificeerd. In dat geval is die partij verantwoordelijk.

6. De lidstaten ontwikkelen een mitigatieplan en voeren dit uit om inactieve bronnen op hun grondgebied te herstellen, terug te winnen en permanent te dichten.

Voor de mitigatieplannen worden de in lid 1 bedoelde inventarissen gebruikt om de prioriteit voor de activiteiten te bepalen, met inbegrip van:

a) het herstellen, terugwinnen en permanent dichten van bronnen;

b) het terugwinnen van gerelateerde toegangswegen;

c) het herstellen van grond, water en habitats die zijn getroffen door bronnen en de eerdere activiteiten;

d) jaarlijkse controles om ervoor te zorgen dat gedichte bronnen niet langer een bron van methaanemissies zijn.


Hoofdstuk 4

Methaanemissies in de kolensector

Deel I

Monitoring en rapportage in operationele mijnen

Artikel 19

Toepassingsgebied

1. Dit deel is van toepassing op operationele ondergrondse en bovengrondse kolenmijnen.

2. De methaanemissies van operationele ondergrondse kolenmijnen omvatten de volgende emissies:

a) methaanemissies van alle ventilatieschachten die door de mijnexploitant worden gebruikt;

b) methaanemissies van drainagestations en van het methaandrainagesysteem, ongeacht of deze plaatsvinden als gevolg van opzettelijk of onopzettelijk afblazen of een onvolledige verbranding bij affakkelen;

c) methaanemissies die plaatsvinden tijdens activiteiten na de mijnbouw.

3. De methaanemissies van operationele bovengrondse kolenmijnen omvatten de volgende emissies:

a) methaanemissies die plaatsvinden bij de kolenmijn tijdens het mijnbouwproces;

b) methaanemissies die plaatsvinden tijdens activiteiten na de mijnbouw.


Artikel 20

Monitoring en rapportage

1. Voor ondergrondse kolenmijnen voeren mijnexploitanten continue metingen en kwantificeringen van de methaanemissies in de ventilatielucht uit voor alle afvoerende ventilatieschachten die door de mijnexploitant worden gebruikt, met gebruik van apparatuur met een detectiegrens voor methaanconcentraties van ten minste 100 deeltjes per miljoen. Zij voeren ook maandelijkse metingen op basis van steekproeven uit.

2. Exploitanten van drainagestations voeren continue metingen van de afgeblazen en afgefakkelde hoeveelheden methaan uit, ongeacht de redenen voor het afblazen en affakkelen.

3. Wat bovengrondse kolenmijnen betreft, gebruiken mijnexploitanten voorraadspecifieke methaanemissiefactoren voor kolenmijnen om de emissies als gevolg van de mijnbouw te kwantificeren. Mijnexploitanten stellen deze emissiefactoren op kwartaalbasis vast, in overeenstemming met de passende wetenschappelijke normen, en houden rekening met methaanemissies voor omliggende lagen.

4. De in de leden 1 tot en met 3 bedoelde metingen en kwantificering worden uitgevoerd in overeenstemming met een passende Europese norm of internationale normen.

Wat betreft de continue metingen als bedoeld in de leden 1 en 2, wanneer een deel van de meetapparatuur gedurende een periode niet operationeel is, kunnen meetwaarden worden gebruikt die zijn verkregen tijdens perioden toen de apparatuur operationeel was om gegevens pro rata te ramen voor de periode waarin de apparatuur niet operationeel was.

De apparatuur die wordt gebruikt voor de continue metingen als bedoeld in de leden 1 en 2 is gedurende meer dan 90 % van de periode waarvoor deze wordt gebruikt om een emissie te monitoren operationeel, met uitzondering van uitvaltijden voor herkalibratie.

5. Mijnexploitanten ramen de emissies na de kolenmijnbouw met gebruik van emissiefactoren voor na de kolenmijnbouw, die jaarlijks worden bijgewerkt, op basis van voorraadspecifieke kolensteekproeven en in overeenstemming met de passende wetenschappelijke normen.

6. Uiterlijk op ... [12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en uiterlijk op 30 maart van elk jaar daarna dienen mijnexploitanten en beheerders van drainagestations een verslag in bij de bevoegde instanties met jaarlijkse gegevens over de methaanemissies op bronniveau, in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel.

Het verslag beslaat het laatst beschikbare kalenderjaar en omvat de in deel 1 van bijlage V voor operationele ondergrondse kolenmijnen, deel 2 van bijlage V voor operationele bovengrondse kolenmijnen en deel 3 van bijlage V voor drainagestations uiteengezette elementen.

Voorafgaande aan de indiening bij de bevoegde instanties zorgen de mijnexploitanten en beheerders van drainagestations ervoor dat de in dit lid bedoelde verslagen worden beoordeeld door een verificateur en een verificatieverklaring bevatten die is afgegeven in overeenstemming met de artikelen 8 en 9.

7. De bevoegde instanties maken de in dit artikel bedoelde verslagen binnen drie maanden na de indiening ervan door exploitanten overeenkomstig artikel 5, lid 4, beschikbaar voor het publiek en de Commissie.


Deel II

BEPERKING VAN DE METHAANEMISSIES VAN OPERATIONELE ONDERGRONDSE KOLENMIJNEN

Artikel 21

Toepassingsgebied

Dit deel is van toepassing op de methaanemissies van ondergrondse kolenmijnen zoals bedoeld in artikel 19, lid 2.

Artikel 22

Mitigatiemaatregelen

1. Het afblazen en affakkelen van methaan van drainagestations is vanaf [1 januari 2025] verboden, behalve in noodgevallen, bij defecten of wanneer dit onvermijdbaar en strikt noodzakelijk is voor onderhoud. In dergelijke gevallen blazen beheerders van drainagestations alleen af wanneer affakkelen technisch niet haalbaar is of risico’s met zich meebrengt voor de veiligheid van de activiteiten of het personeel. In een dergelijke situatie tonen beheerders van drainagestations, als onderdeel van de rapportageverplichtingen zoals uiteengezet in artikel 23, bij de bevoegde instanties aan dat het noodzakelijk is om te kiezen voor afblazen in plaats van affakkelen.

2. Het afblazen van methaan via ventilatieschachten in kolenmijnen, met uitzondering van cokeskolenmijnen, die meer dan 0,5 ton methaan per kiloton gewonnen kolen uitstoten, is verboden vanaf 1 januari 2027.

3. Uiterlijk op ... [drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de Commissie overeenkomstig artikel 31 een gedelegeerde handeling vast om deze verordening aan te vullen door beperkingen voor het afblazen van methaan via ventilatieschachten van cokeskolenmijnen vast te stellen.


Artikel 23

Rapportage van voorvallen van afblazen en affakkelen

1. Vanaf [1 januari 2025] stellen beheerders van drainagestations de bevoegde instanties in kennis van voorvallen van afblazen en affakkelen:

a) die het gevolg zijn van een noodgeval of defect;

b) waarvan het plaatsvinden onvermijdelijk was als gevolg van onderhoud van het drainagesysteem.

Deze kennisgeving wordt onverwijld na het voorval gedaan en op zijn laatst 48 uur na het begin van het voorval of het moment waarop de exploitant hiervan kennisneemt, in overeenstemming met de in bijlage VI uiteengezette elementen.

2. De bevoegde instanties maken de overeenkomstig dit artikel aan hen verstrekte informatie jaarlijks beschikbaar voor het publiek en de Commissie, in overeenstemming met artikel 5, lid 4.


Deel III

METHAANEMISSIES VAN GESLOTEN EN VERLATEN ONDERGRONDSE KOLENMIJNEN

Artikel 24

Toepassingsgebied

Dit deel is van toepassing op de volgende methaanemissies van verlaten en gesloten ondergrondse kolenmijnen waar de kolenproductie is stopgezet:

a) methaanemissies van alle ventilatieschachten die nog steeds methaan uitstoten;

b) methaanemissies van apparatuur voor de kolenmijnbouw, die niet meer wordt gebruikt;

c) methaanemissies van andere goed afgebakende emissiepuntbronnen, zoals uiteengezet in deel 1 van bijlage VII.


Artikel 25

Monitoring en rapportage

1. Uiterlijk op ... [12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stellen de lidstaten een inventaris van alle gesloten en verlaten kolenmijnen op hun grondgebied of onder hun rechtsbevoegdheid vast, in overeenstemming met de methode en met inbegrip van ten minste de in deel 1 van bijlage VII uiteengezette elementen, en maken zij deze openbaar beschikbaar.

2. Metingen van de methaanconcentratie worden verricht in overeenstemming met passende wetenschappelijke normen en ten minste op uurbasis van alle elementen die zijn opgenomen in deel 1, punt vi), van bijlage VII waarvan is vastgesteld dat zij methaan uitstoten.

Vanaf ... [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] is meetapparatuur geïnstalleerd op alle in de lijst van deel 1, punt v), van bijlage VII opgenomen elementen voor gesloten kolenmijnen en verlaten kolenmijnen waar de activiteiten sinds ... [50 jaar voor de inwerkingtreding van deze verordening] zijn stopgezet.

De detectiegrens van de voor de metingen gebruikte meetapparatuur als bedoeld in lid 2 is ten minste 10 000 deeltjes per miljoen.

De meetapparatuur moet gedurende meer dan 90 % van de periode waarvoor deze wordt gebruikt om de emissies te monitoren operationeel zijn, met uitzondering van uitvaltijden voor herkalibratie.

3. Uiterlijk op ... [24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en uiterlijk op 30 maart van elk jaar daarna worden verslagen met ramingen van de jaarlijkse gegevens over methaanemissies op bronniveau ingediend bij de bevoegde instanties.

De verslagen beslaan het laatst beschikbare kalenderjaar en omvatten de elementen zoals uiteengezet in deel 3 van bijlage VII.

Voorafgaande aan de indiening bij de bevoegde instanties worden de in dit lid bedoelde verslagen beoordeeld door een verificateur en wordt hierbij een verificatieverklaring gevoegd die is afgegeven in overeenstemming met de artikelen 8 en 9.

4. Mijnexploitanten zijn verantwoordelijk voor de vereisten als bedoeld in de leden 2 en 3 wat betreft gesloten mijnen. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de vereisten als bedoeld in de leden 2 en 3 wat betreft verlaten mijnen.

5. De bevoegde instanties maken de in dit artikel bedoelde verslagen binnen drie maanden na de indiening ervan door exploitanten overeenkomstig artikel 5, lid 4, beschikbaar voor het publiek en de Commissie.


Artikel 26

Mitigatiemaatregelen

1. Op basis van de in artikel 25 bedoelde inventaris ontwikkelen de lidstaten een mitigatieplan en voeren zij dit uit om de methaanemissies van verlaten kolenmijnen aan te pakken.

Het mitigatieplan wordt uiterlijk op ... [36 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] ingediend bij de bevoegde instanties en omvat ten minste de in deel 4 van bijlage VII uiteengezette elementen.

2. Afblazen en affakkelen van in artikel 25, lid 2, bedoelde apparatuur is vanaf 1 januari 2030 verboden, tenzij het gebruik of de mitigatie technisch niet haalbaar is of risico’s met zich meebrengt voor de veiligheid van het milieu, de activiteiten of het personeel. In een dergelijke situatie tonen mijnexploitanten of lidstaten, als onderdeel van de rapportageverplichtingen zoals uiteengezet in artikel 25, aan dat het noodzakelijk is om te kiezen voor afblazen of affakkelen in plaats van gebruik of mitigatie.


Hoofdstuk 5

Methaanemissies buiten de Unie

Artikel 27

Vereisten voor importeurs

1. Uiterlijk op ... [9 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en uiterlijk op 31 december van elk jaar daarna verstrekken importeurs de in bijlage VIII bedoelde informatie aan de bevoegde instanties van de importerende lidstaat.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 31 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door de informatie die door importeurs moet worden verstrekt, te wijzigen of aan te vullen.

2. Uiterlijk op ... [12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en uiterlijk op 30 juni van elk jaar daarna dienen de lidstaten de aan hen door importeurs verstrekte gegevens in bij de Commissie.

De Commissie maakt de informatie beschikbaar in overeenstemming met artikel 28.

3. Uiterlijk op 31 december 2025 of eerder indien de Commissie van mening is dat voldoende bewijs beschikbaar is, evalueert de Commissie de toepassing van dit artikel, waarbij zij met name het volgende in aanmerking neemt:

a) de rapportage van de beschikbare gegevens over methaanemissies die zijn verzameld in het kader van het instrument voor de mondiale monitoring van methaan als bedoeld in artikel 29;

b) de analyse van de gegevens over methaanemissies door het IMEO;

c) informatie over de monitoring, rapportage, verificatie en mitigatiemaatregelen van exploitanten buiten de Unie van wie energie in de Unie wordt ingevoerd, en

d) de gevolgen voor de voorzieningszekerheid en het gelijke speelveld in het geval van mogelijke aanvullende verplichtingen, waaronder verplichte maatregelen zoals normen of streefdoelen voor methaanemissies, afzonderlijk rekening houdend met de sectoren olie, gas en kolen.

Waar passend en op basis van het noodzakelijke bewijs om de volledige naleving van de toepasselijke internationale verplichtingen van de Unie te garanderen, stelt de Commissie wijzigingen van deze verordening voor om de vereisten die van toepassing zijn op importeurs te versterken met het oog op het waarborgen van een vergelijkbaar niveau van doeltreffendheid met betrekking tot de meting, rapportage en verificatie en de beperking van de methaanemissies van de energiesector.

Artikel 28

Transparantiedatabank voor methaan

1. Uiterlijk op ... [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de Commissie een transparantiedatabank voor methaan vast en houdt zij deze bij, met informatie die bij haar is ingediend overeenkomstig artikel 27, artikel 12, lid 11, artikel 16, lid 3, artikel 18, lid 4, artikel 20, lid 7, artikel 23, lid 2, en artikel 25, lid 5.

2. Naast de in lid 1 bedoelde informatie bevat de databank de volgende informatie:

a) een lijst met landen waar fossiele energie wordt geproduceerd en wordt uitgevoerd naar de Unie;

b) voor elk onder punt a) bedoeld land, informatie over de volgende punten:

i) of het land beschikt over verplichte regelgevingsmaatregelen inzake de methaanemissies van de energiesector, die de in deze verordening uiteengezette elementen beslaan met betrekking tot de meting, rapportage en verificatie en beperking van de methaanemissies van de energiesector;

ii) of het land de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering heeft ondertekend;

iii) of het land nationale inventarissen verstrekt in overeenstemming met de vereisten van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, indien van toepassing;

iv) of de nationale inventarissen die zijn ingediend overeenkomstig het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, indien van toepassing, een rapportage op niveau 3 van de methaanemissies van de energiesector omvatten;

v) de hoeveelheid methaanemissies van de energiesector volgens de nationale inventarissen die zijn ingediend overeenkomstig het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, indien van toepassing, en de vraag of voor de gegevens een onafhankelijke verificatie werd uitgevoerd;

vi) de lijst ondernemingen die fossiele energie naar de Unie uitvoeren;

vii) een lijst van importeurs van fossiele energie in de Unie.

2. De transparantiedatabank is online, kosteloos en ten minste in het Engels beschikbaar voor het publiek.

3. Dit artikel is van toepassing zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van Richtlijn (EU) 2016/943.


Artikel 29

Mondiaal monitoringsinstrument voor uitstoters van methaan

1. Uiterlijk op ... [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de Commissie een mondiaal monitoringsinstrument voor methaan vast op basis van satellietgegevens en input van verschillende gecertificeerde gegevensverstrekkers en -diensten, met inbegrip van de Copernicus-component van het EU-ruimtevaartprogramma.

Het instrument wordt beschikbaar gemaakt voor het publiek en biedt regelmatige updates met betrekking tot ten minste de omvang, het bestaan en de locatie van energiebronnen die veel methaan uitstoten.

2. Het instrument voorziet de Commissie van informatie voor haar bilaterale dialogen met betrekking tot het beleid en de maatregelen inzake methaanemissies. Wanneer het instrument een nieuwe grote emissiebron identificeert, waarschuwt de Commissie het desbetreffende land met het oog op de bevordering van het bewustzijn en corrigerende maatregelen.

3. Op dit artikel zijn de bepalingen van Richtlijn (EU) 2016/943 van toepassing.


Hoofdstuk 6

Slotbepalingen

Artikel 30

Sancties

1. De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en zij treffen alle nodige maatregelen om de daadwerkelijke toepassing van die sancties te garanderen.

2. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en kunnen het volgende omvatten:

a) boetes die evenredig zijn aan de milieuschade, waarbij de hoogte van dergelijke boetes op een wijze wordt berekend die waarborgt dat de verantwoordelijken geen economische voordelen genieten als gevolg van hun inbreuken en de hoogte van dergelijke boetes geleidelijk wordt verhoogd voor herhaalde ernstige inbreuken;

b) periodieke sanctiebetalingen om exploitanten ertoe te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, een besluit waarbij corrigerende maatregelen worden bevolen, na te leven of informatie te verstrekken of in te dienen bij een inspectie, als van toepassing;

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op ... [drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in kennis van de regels inzake sancties. Daarnaast stellen de lidstaten de Commissie onverwijld in kennis van eventuele volgende wijzigingen die van invloed zijn op dergelijke regels.

3. Voor ten minste de volgende inbreuken worden sancties opgelegd:

a) het nalaten van exploitanten of mijnexploitanten om de bevoegde instanties of de verificateurs te voorzien van de noodzakelijke ondersteuning om de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze verordening mogelijk te maken of te vergemakkelijken;

b) het nalaten van exploitanten of mijnexploitanten om de in het in artikel 6 bedoelde inspectieverslag uiteengezette maatregelen te nemen;

c) het nalaten van exploitanten of mijnexploitanten om methaanemissieverslagen in te dienen zoals vereist op grond van deze verordening, met inbegrip van de verificatieverklaring die overeenkomstig de artikelen 8 en 9 is afgegeven door een onafhankelijke verificateur;

d) het nalaten van exploitanten om een onderzoek in verband met lekdetectie en -reparatie uit te voeren overeenkomstig artikel 14;

e) het nalaten van exploitanten om componenten te repareren of vervangen, continu onderzoek van componenten te verrichten en lekkages te registreren in overeenstemming met artikel 14;

f) het nalaten van exploitanten om een verslag in te dienen in overeenstemming met artikel 14;

g) afblazen of affakkelen door exploitanten of mijnexploitanten in andere dan in de artikelen 15, 22 en 26 bedoelde situaties, zoals van toepassing;

h) routinematig affakkelen door exploitanten;

i) het nalaten van exploitanten of mijnexploitanten om de noodzaak van het kiezen voor afblazen in plaats van affakkelen aan te tonen en om de noodzaak van het kiezen voor affakkelen in plaats van het opnieuw injecteren, het gebruik op de locatie of het verzenden naar een markt van het methaan in het geval van exploitanten of in plaats van gebruik en mitigatie in het geval van mijnexploitanten aan te tonen in overeenstemming met de artikelen 15, 22 en 26;

j) het nalaten van exploitanten of mijnexploitanten om voorvallen van afblazen en affakkelen te melden of te rapporteren in overeenstemming met de artikelen 16, 23 en 26, als van toepassing;

k) het gebruik van fakkelpijpen of verbrandingsapparatuur in strijd met de vereisten van artikel 17;

l) het nalaten van importeurs om de informatie te verstrekken die vereist is in overeenstemming met artikel 27 en bijlage VIII.

4. De lidstaten houden in elk geval rekening met de volgende indicatieve criteria voor het opleggen van sancties, waar passend:

a) de duur of tijdelijke effecten, de aard en de ernst van de inbreuk;

b) eventuele door de onderneming, exploitant of mijnexploitant genomen maatregelen om de schade tijdig te beperken of te herstellen;

c) het opzettelijke of nalatige karakter van de inbreuk;

d) eventuele eerdere inbreuken van de onderneming, exploitant of mijnexploitant;

e) de financiële voordelen die de onderneming, exploitant of mijnexploitant als gevolg van de inbreuk direct of indirect heeft behaald of de verliezen die hij hierdoor direct of indirect heeft vermeden, indien de relevante gegevens beschikbaar zijn;

f) de omvang van de onderneming, exploitant of mijnexploitant;

g) de mate van samenwerking met de instantie;

h) de wijze waarop de instantie kennis heeft gekregen van de inbreuk, met name of, en zo ja in hoeverre, de exploitant de inbreuk tijdig heeft gemeld;

i) eventuele andere verzwarende of verzachtende factoren die van toepassing zijn op de omstandigheden van de zaak.

5. De lidstaten publiceren jaarlijks informatie over het soort en de hoogte van de op grond van deze verordening opgelegde sancties, de inbreuken en de exploitanten aan wie de sancties zijn opgelegd.


Artikel 31

Uitoefening van de delegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 8, lid 5, artikel 22, lid 3, en artikel 27, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van ... [datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 8, lid 5, artikel 22, lid 3, en artikel 27, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 8, lid 5, artikel 22, lid 3, en artikel 27, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.


Artikel 32

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor de energie-unie zoals ingesteld bij artikel 44 van Verordening (EU) 2018/1999.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.   


Artikel 33

Evaluatie

1. De Commissie dient elke vijf jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de evaluatie van deze verordening en dient, indien passend, wetgevingsvoorstellen in om deze verordening te herzien. De verslagen worden openbaar gemaakt.

2. Met het oog op dit artikel kan de Commissie de lidstaten en de bevoegde instanties om informatie verzoeken en neemt zij met name de door de lidstaten in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, bijwerkingen daarvan en in hun nationale energie- en klimaatvoortgangsverslagen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 verstrekte informatie in aanmerking.


Artikel 34

Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/942

In artikel 15 van Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

“5. ACER stelt om de drie jaar een reeks indicatoren en bijbehorende referentiewaarden vast en maakt deze openbaar beschikbaar voor de vergelijking van de investeringskosten per eenheid in verband met de meting, rapportage en beperking van de methaanemissies voor vergelijkbare projecten. Het doet aanbevelingen met betrekking tot indicatoren en referentiewaarden voor investeringskosten per eenheid voor het naleven van de verplichtingen uit hoofde van [deze verordening] overeenkomstig artikel 3 van [deze verordening].”


Artikel 35

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.