Artikelen bij COM(2022)157 - Reporting of environmental data from industrial installations and establishing an Industrial Emissions Portal

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.




Artikel 1

Onderwerp


Deze verordening geeft uitvoering aan het VN/ECE-Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (“het protocol”) door regels vast te stellen voor het verzamelen en rapporteren van milieugegevens over industriële installaties en stelt op het niveau van de Unie een portaal voor industriële emissies (“portaal”) in, in de vorm van een onlinedatabank met toegang tot dergelijke gegevens.


Artikel 2

Definities


Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:


1) “installatie”: een vaste technische eenheid waarin een of meer in bijlage I vermelde activiteiten alsmede andere daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten plaatsvinden die technisch in verband staan met de op het terrein in kwestie uitgevoerde activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging;

2) “terrein”: de geografische vestigingsplaats van de installatie;

3) “publiek”: het publiek als omschreven in artikel 3, punt 16, van Richtlijn 2010/75/EU;

4) “uitstoot”: iedere handeling waarbij verontreinigende stoffen in het milieu worden gebracht als gevolg van enigerlei menselijke activiteit, ongeacht de vraag of dit opzettelijk of accidenteel, routinematig of anderszins gebeurt, met inbegrip van morsen, emitteren, lozen, injecteren, verwijderen of storten, dan wel via rioleringen zonder voorziening voor de eindbehandeling van afvalwater;

5) “verontreinigende stof”: een stof of groep van stoffen die, vanwege zijn eigenschappen en de introductie ervan in het milieu, schadelijk kan zijn voor het milieu of de menselijke gezondheid;

6) “stof”: een stof als omschreven in artikel 3, punt 1, van Richtlijn 2010/75/EU;

7) “exploitant”: een exploitant als omschreven in artikel 3, punt 15, van Richtlijn 2010/75/EU;

8) “overbrenging van het terrein naar elders”: de overbrenging, naar een plaats buiten de grenzen van de installatie, hetzij van afval bestemd voor nuttige toepassing of verwijdering, hetzij van verontreinigende stoffen in voor zuivering bestemd afvalwater;

9) “afval”: afvalstoffen in de zin van artikel 3, punt 1, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad59;

10) “afvalwater”: stedelijk, huishoudelijk en industrieel afvalwater als omschreven in artikel 2, punten 1, 2 en 3, van Richtlijn 91/271/EEG, alsook elk ander gebruikt water dat, vanwege de stoffen of voorwerpen die het bevat, onder regelingen van het Unierecht valt;

11) “diffuse bronnen”: de talrijke kleinere of verspreide bronnen van waaruit verontreinigende stoffen in de bodem, in de lucht of in het water terecht kunnen komen, wier gecombineerd effect op die milieucompartimenten significant kan zijn en waarvoor het ondoenlijk zou zijn van alle individuele bronnen verslagen te verzamelen;

12) “bevoegde instantie”: de nationale autoriteit of autoriteiten, of enigerlei andere bevoegde instantie of instanties, die door een lidstaat is (zijn) aangewezen;

13) “gevaarlijke afvalstoffen”: gevaarlijke afvalstoffen als omschreven in artikel 3, punt 2, van Richtlijn 2008/98/EG;

14) “nuttige toepassing”: de in bijlage II bij Richtlijn 2008/98/EG bedoelde handelingen;

15) “verwijdering”: de in bijlage I bij Richtlijn 2008/98/EG bedoelde handelingen;

16) “verslagjaar”: het kalenderjaar waarvoor gegevens moeten worden verzameld.


Artikel 3

Inhoud van het portaal


1. Het portaal bevat gegevens over:


a) uitstoot van verontreinigende stoffen als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt a);

b) overbrenging van afval van het terrein naar elders als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt b), en van verontreinigende stoffen in afvalwater als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt c);

c) het gebruik van waterbronnen, energie en grondstoffen als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt d);

d) contextuele informatie als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt e);

e) indien beschikbaar, gegevens over de uitstoot van verontreinigende stoffen uit diffuse bronnen als bedoeld in artikel 7, lid 1.


2. Het portaal bevat links naar:


a) door de lidstaten overeenkomstig het protocol opgestelde nationale registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen;

b) andere bestaande openbaar toegankelijke registers, gegevensbanken of websites op het niveau van de lidstaten of de Unie die toegang bieden tot de rapportageverplichtingen die zijn vastgesteld in de Uniewetgeving inzake klimaatverandering, lucht-, water- en bodembescherming, en afvalbeheer.


Artikel 4

Opzet en structuur van het portaal


1. De Commissie maakt het portaal toegankelijk voor het publiek en presenteert de gegevens in zowel geaggregeerde als niet-geaggregeerde vorm, teneinde zoekopdrachten mogelijk te maken op basis van:


a) de installaties, waaronder, indien van toepassing, het moederbedrijf daarvan, en hun geografische vestigingsplaats, waaronder het stroomgebied;

b) de activiteiten in kwestie;

c) het voorkomen op lidstaat- of Unieniveau;

d) de verontreinigende stof, het afval of de hulpbron, naar gelang van het geval;

e) het milieucompartiment (lucht, water, bodem) waarin de verontreinigende stof wordt uitgestoten;

f) de overbrenging van afval van het terrein naar elders en, in voorkomend geval, de bestemming ervan;

g) de overbrenging van verontreinigende stoffen in afvalwater van het terrein naar elders;

h) diffuse bronnen;

i) de eigenaar of exploitant van de installatie.


2. Het portaal wordt op zodanige wijze opgezet dat de toegankelijkheid ervan voor het publiek zoveel mogelijk wordt vergemakkelijkt, zodat de informatie in normale bedrijfsomstandigheden continu en gemakkelijk toegankelijk is via het internet. Bij de opzet ervan wordt rekening gehouden met de mogelijkheid van een toekomstige uitbreiding, en worden daarin alle gerapporteerde gegevens over de voorbije verslagjaren, ten minste van de laatste tien voorbije verslagjaren, opgenomen.


Artikel 5

Rapportage door de exploitanten aan de bevoegde instanties


1. De exploitant van elke installatie waar een of meer van de in bijlage I genoemde activiteiten plaatsvinden die voldoen aan de in die bijlage vermelde toepasselijke capaciteitsdrempels, rapporteert jaarlijks aan zijn bevoegde instantie de volgende gegevens, tenzij die gegevens reeds beschikbaar zijn voor de bevoegde instantie:


a) de uitstoot in de lucht, in het water en in de bodem van alle in bijlage II genoemde verontreinigende stoffen waarvoor de in bijlage II gespecificeerde toepasselijke drempelwaarde is overschreden;

b) de overbrenging van het terrein naar elders van meer dan twee ton gevaarlijk afval per jaar en van meer dan 2 000 ton ongevaarlijk afval per jaar voor alle activiteiten met betrekking tot nuttige toepassing of verwijdering, met uitzondering van de verwijderingshandelingen “behandeling op of in de bodem” of “injectie in de diepe ondergrond”, als bedoeld in bijlage I bij Richtlijn 2008/98/EG, waarbij met “R” (voor “recovery”) respectievelijk “D” (voor “disposal”) wordt aangegeven of dit afval bestemd is voor nuttige toepassing of verwijdering, en waarbij, in het geval van grensoverschrijdende overbrengingen van gevaarlijk afval, de naam en het adres van degene die de nuttige toepassing of de verwijdering van het afval uitvoert en het feitelijke terrein van nuttige toepassing of verwijdering worden aangegeven. Afval dat wordt onderworpen aan de verwijderingshandelingen “behandeling op of in de bodem” of “injectie in de diepe ondergrond”, wordt slechts door de exploitant van de installatie waarvan het afval afkomstig is, als een uitstoot in de bodem gerapporteerd;

c) de overbrenging van het terrein naar elders van alle in bijlage II gespecificeerde verontreinigende stoffen in afvalwater dat bestemd is voor afvalwaterzuivering en waarvoor de in bijlage II, kolom 1b, gespecificeerde drempelwaarde is overschreden;

d) gebruik van water, energie en grondstoffen;

e) informatie die het mogelijk maakt de in de punten a) tot en met d) gerapporteerde gegevens in context te plaatsen, met inbegrip van het productievolume, aantal werknemers, aantal bedrijfsuren en informatie over ongevallen die tot uitstoot hebben geleid;

f) informatie over de vraag of de installatie ook valt onder Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad60, Richtlijn 91/271/EEG, Richtlijn 2010/75/EU, Richtlijn 2012/18/EU, Richtlijn (EU) 2015/2193 of andere milieuwetgeving van de Unie die in het in artikel 6 bedoelde rapportageformaat is vastgesteld.


2. Indien de uitstoot als bedoeld in lid 1, punt a), of de overbrengingen van verontreinigende stoffen van het terrein naar elders als bedoeld in lid 1, punt c), de in bijlage II vermelde toepasselijke drempelwaarden niet overschrijden, of wanneer de overbrengingen van afval van het terrein naar elders de in lid 1, punt b), vastgestelde drempelwaarden niet overschrijden, verklaart de exploitant van de betrokken installatie in zijn rapport dat de uitstoot of overbrengingen van het terrein naar elders onder die waarden of drempels liggen.


3. De exploitanten verkrijgen de in lid 1 bedoelde gegevens door middel van metingen. Wanneer meting niet uitvoerbaar is, maken de exploitanten gebruik van berekening. Wanneer meting noch berekening uitvoerbaar is, kunnen de exploitanten de gegevens verkrijgen door middel van een raming.


4. De exploitanten vermelden in het rapport de methoden die voor het verkrijgen van de gegevens zijn gebruikt. Wanneer de gegevens door meting zijn verkregen, wordt de analysemethode vermeld. Wanneer de gegevens door berekening zijn verkregen, wordt de berekeningsmethode vermeld.


5. Bij het opstellen van het in lid 1 bedoelde rapport maken de exploitanten gebruik van de beste beschikbare informatie, in voorkomend geval met inbegrip van monitoringgegevens, emissiefactoren, massabalansvergelijkingen, indirecte monitoring of andere berekeningen, ramingen van technisch deskundigen en andere methoden die in overeenstemming zijn met artikel 8, lid 1, en met internationaal aanvaarde methodieken, voor zover die beschikbaar zijn.


6. De overeenkomstig lid 1, punt a), gerapporteerde uitstoot als bedoeld in bijlage II omvat alle uitstoot van alle bronnen op het terrein van de installatie als bedoeld in bijlage I.


7. De in lid 1 bedoelde gegevens omvatten de totaliteit van de uitstoot en overbrengingen die het resultaat zijn van alle opzettelijke, accidentele, routinematige en niet-routinematige activiteiten. Bij het verstrekken van die gegevens specificeren de exploitanten, voor zover beschikbaar, gegevens over accidentele uitstoot.


8. De exploitant van elke installatie verzamelt met een gepaste frequentie de gegevens die nodig zijn om te bepalen welke uitstoot van de installatie en welke overbrengingen van het terrein naar elders onder de rapportagevoorschriften van lid 1 vallen.


9. De exploitant van elke betrokken installatie houdt gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf het einde van het betrokken verslagjaar, de documentatie van de gegevens waarop de gerapporteerde gegevens zijn gebaseerd, ter beschikking van de bevoegde instantie. Die documentatie bevat ook een beschrijving van de voor de gegevensinzameling gebruikte methodiek.


10. De lidstaten kunnen besluiten om de in lid 1, punt a), bedoelde opzettelijke uitstoot zelf te kwantificeren namens de exploitanten van installaties die vallen onder activiteit 2 genoemd in bijlage I en onder activiteit 7 vermeld in bijlage I. In deze gevallen zijn de leden 1 tot en met 9 niet van toepassing op die exploitanten met betrekking tot dergelijke uitstoot.


11. Met inachtneming van de voorschriften van artikel 6 stellen de lidstaten een termijn vast waarbinnen de exploitanten de in dit artikel bedoelde gegevens bij de bevoegde instantie moeten indienen.


Artikel 6

Rapportering door de lidstaten aan de Commissie


1. De lidstaten verstrekken de Commissie jaarlijks langs elektronische weg een rapport met alle in artikel 5 bedoelde gegevens in een formaat dat en binnen een termijn die door de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen wordt vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. De gegevens worden uiterlijk elf maanden na het einde van het verslagjaar verstrekt.


2. De diensten van de Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap (“het Agentschap”), verwerken de door de lidstaten gerapporteerde gegevens in het portaal binnen een maand na afronding van de rapportage door de lidstaten overeenkomstig lid 1.


Artikel 7

Gegevens over de uitstoot van verontreinigende stoffen vanuit diffuse bronnen


1. De Commissie, bijgestaan door het Agentschap, neemt in het portaal gegevens op over de uitstoot van verontreinigende stoffen vanuit diffuse bronnen, voor zover dergelijke gegevens bestaan en reeds door de lidstaten zijn gerapporteerd.


2. De op het portaal beschikbare gegevens stellen gebruikers in staat om de uitstoot van verontreinigende stoffen vanuit diffuse bronnen te zoeken en te identificeren aan de hand van een adequate geografische uitsplitsing en omvatten informatie over het type methodiek dat is gebruikt om de gegevens te verkrijgen.


3. Indien zij vaststelt dat er geen gegevens over de uitstoot door diffuse bronnen bestaan, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 15 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening door het invoeren van rapportage inzake de uitstoot van relevante verontreinigende stoffen vanuit één of meer diffuse bronnen, in voorkomend geval met gebruikmaking van internationaal aanvaarde methoden.


Artikel 8

Kwaliteitsborging en -beoordeling


1. De exploitanten van de installatie waarop de rapportagevoorschriften van artikel 5 van toepassing zijn, waarborgen de kwaliteit van de gegevens die zij rapporteren.


2. De bevoegde instanties beoordelen de kwaliteit van de gegevens die door de exploitanten van de in lid 1 bedoelde installaties worden verstrekt, met name wat betreft de nauwkeurigheid, volledigheid, consistentie en geloofwaardigheid ervan.


Artikel 9

Toegang tot informatie


1. De Commissie, bijgestaan door het Agentschap, maakt de op het portaal opgeslagen gegevens kosteloos via het internet toegankelijk voor het publiek binnen een maand na afronding van de rapportage door de lidstaten overeenkomstig artikel 6, lid 1.


2. Wanneer de gegevens in het portaal niet gemakkelijk toegankelijk zijn voor het publiek via het internet, vergemakkelijken de betrokken lidstaat en de Commissie de elektronische toegang tot het portaal op publiek toegankelijke plaatsen.


3. Elke lidstaat stelt zijn overeenkomstig artikel 5 en, indien beschikbaar, artikel 7, lid 1, gerapporteerde gegevens doorlopend, kosteloos en zonder de toegang te beperken tot geregistreerde gebruikers ter beschikking van het publiek.


Artikel 10

Vertrouwelijkheid


Wanneer gegevens door een lidstaat als vertrouwelijk worden beschouwd overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2003/4/EG, wordt in het in artikel 6, lid 2, van deze verordening bedoelde rapport voor het betrokken verslagjaar voor elke installatie afzonderlijk vermeld welke gegevens niet openbaar kunnen worden gemaakt en worden de redenen daarvoor vermeld.


Artikel 11

Inspraak van het publiek


1. De Commissie biedt het publiek in een vroeg stadium doeltreffende mogelijkheden tot inspraak in de verdere ontwikkeling van het portaal, met inbegrip van de capaciteitsopbouw en de voorbereiding van wijzigingen van deze verordening.


2. Het publiek heeft de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn opmerkingen, informatie, analysen en adviezen in te dienen.


3. De Commissie houdt naar behoren rekening met deze bijdragen en stelt het publiek in kennis van het resultaat van de inspraak.


Artikel 12

Richtsnoeren


De Commissie, bijgestaan door het Agentschap, stelt richtsnoeren op ter ondersteuning van de uitvoering van deze verordening, die ten minste betrekking hebben op:


a) rapportageprocedures;

b) de te rapporteren gegevens;

c) kwaliteitsborging en -beoordeling;

d) in het geval van vertrouwelijke gegevens, een aanduiding van het type gegevens dat wordt geheimgehouden en de redenen waarom zij worden geheimgehouden;

e) een verwijzing naar internationaal erkende methoden voor de bepaling, analyse en bemonstering van uitstoot;

f) de aanduiding van moederbedrijven.


Artikel 13

Bewustmaking


De lidstaten en de Commissie bevorderen de bekendheid van het portaal bij het publiek en het inzicht in en het gebruik van de daarin opgenomen gegevens.


Artikel 14

Wijzigingen van de bijlagen


1. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I voor een of meer van de volgende doeleinden:


a) toevoeging van een industriële of landbouwactiviteit die gevolgen heeft of naar verwachting zal hebben voor de gezondheid of het milieu als gevolg van de uitstoot van verontreinigende stoffen, de overbrenging van afval of afvalwater of het gebruik van hulpbronnen; uitstoot of overbrengingen boven de respectieve rapportagedrempels, zoals vastgesteld in artikel 5, lid 1, punt b), en in bijlage II, vormen een primaire factor bij het bepalen van de gevolgen voor de gezondheid of het milieu;

b) deze in overeenstemming te brengen met het protocol na de vaststelling van wijzigingen van de bijlagen daarbij.


2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage II voor een of meer van de volgende doeleinden:


a) de aanpassing ervan aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang;

b) toevoeging van verontreinigende stoffen waarvan de uitstoot in lucht, water of bodem nadelige gevolgen heeft of kan hebben voor het milieu of de menselijke gezondheid, met inbegrip van verontreinigende stoffen die vrijkomen bij activiteiten als bedoeld in bijlage I bij deze verordening, en die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

i) zij zijn in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 als zeer zorgwekkende stoffen aangewezen;

ii) zij zijn overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG of Richtlijn 2008/105/EG als prioritaire stoffen aangewezen;

iii) zij zijn opgenomen in de watchlists die zijn opgezet in het kader van Richtlijn 2006/118/EG of Richtlijn 2008/105/EG;

iv) zij zijn onderworpen aan grenswaarden of andere beperkingen uit hoofde van Richtlijn 2008/50/EG, Richtlijn 2004/107/EG of Richtlijn 2006/118/EG;

c) het vaststellen en bijwerken van drempels voor uitstoot om het doel te bereiken dat ten minste 90 % van de uitstoot van elke verontreinigende stof in lucht, water of bodem afkomstig van de in bijlage I genoemde activiteiten wordt bestreken, met inbegrip van nuldrempels voor stoffen die een bijzonder groot gevaar voor het milieu of de gezondheid van de mens vertonen;

d) deze in overeenstemming te brengen met het protocol na de vaststelling van wijzigingen van de bijlagen daarbij.


Artikel 15

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie


1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.


2. De in artikel 7, lid 3, en artikel 14 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van [OP: gelieve de van inwerkingtreding van deze verordening in te voegen]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.


3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 7, lid 3, en artikel 14 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.


4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.


5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.


6. Een overeenkomstig artikel 7, lid 3, en artikel 14 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.


Artikel 16

Comitéprocedure


1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.


2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.


Artikel 17

Sancties en maatregelen ter waarborging van de naleving


1. De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op nationale maatregelen die zijn vastgesteld op grond van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld van die voorschriften en maatregelen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen daarvan mee.


2. De in lid 1 bedoelde sancties omvatten geldboeten die in verhouding staan tot de omzet van de rechtspersoon of de inkomsten van de natuurlijke persoon die de inbreuk heeft gepleegd. De hoogte van de geldboeten wordt zodanig berekend dat de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon de uit die inbreuk voortvloeiende economische voordelen daadwerkelijk verliest. Bij herhaalde inbreuken worden de geldboeten geleidelijk verhoogd.


3. De lidstaten zorgen ervoor dat bij de in lid 1 bedoelde sancties naar behoren rekening wordt gehouden met het volgende, voor zover van toepassing:


a) de aard, de ernst en de omvang van de inbreuk;

b) de opzettelijke of nalatige aard van de inbreuk;

c) de bevolking die of het milieu dat door de inbreuk wordt getroffen, rekening houdend met de gevolgen voor de doelstelling om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu te bereiken.


4. De lidstaten nemen maatregelen ter waarborging van de naleving om de in lid 1 bedoelde inbreuken te voorkomen en op te sporen.


Artikel 18

Intrekking


Verordening (EG) nr. 166/2006 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2026.


Verwijzingen naar de ingetrokken Verordening (EG) nr. 166/2006 gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.


Artikel 19

Overgangsbepalingen


Niettegenstaande artikel 18, eerste alinea, blijft Verordening (EG) nr. 166/2006 van toepassing op de rapportage voor het jaar 2024.


Artikel 20

Inwerkingtreding


Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.


Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2026.


Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.