Artikelen bij COM(2022)171 - Wijziging beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen voor Altantische tonijn en blauwtonijn in de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1 -   Wijzigingen van Verordening (EU) 2017/2107

Verordening (EU) 2017/2107 wordt als volgt gewijzigd:

(1) Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a) in punt 20) wordt de volgende zin toegevoegd:

“, en door het inzetten, onderhouden en terughalen van een visaantrekkende voorziening.”;

b) punt 24) wordt vervangen door:

“24) “visaantrekkende voorziening (FAD)”: een permanent, semipermanent of tijdelijk voorwerp of een permanente, semipermanente of tijdelijke structuur of voorziening van om het even welk materiaal, door de mens gemaakt of van natuurlijke oorsprong, dat/die wordt ingezet en/of gevolgd met het oog op het samendrijven en vervolgens vangen van vis. FAD’s kunnen verankerd (aFAD’s – anchored FAD’s) of niet-verankerd (dFAD’s – drifting FAD’s) zijn;”;

c) punt 30) wordt toegevoegd:

“30) “FAD-trek”: het uitzetten van vistuig rond een school tonijn bij een FAD;”;

d) punt 31) wordt toegevoegd:

“31) “drijvend voorwerp (floating object – FOB)”: een natuurlijk of kunstmatig drijvend object (d.w.z. aan of net onder het wateroppervlak) dat zich niet zelfstandig kan voortbewegen;”;

e) punt 32) wordt toegevoegd:

“32) “operationele boei”: een vooraf geactiveerde, ingeschakelde en op zee uitgezette instrumentboei die posities of andere beschikbare informatie zoals echoloodpeilingen verstuurt;”;

f) punt 33) wordt toegevoegd:

“33) “Istiophoridae”: soorten uit de familie Istiophoridae die onder het beheer van de ICCAT staan.”.


(2) Het volgende artikel 5 bis wordt toegevoegd:

“Artikel 5 bis

Capaciteitsbeperking voor tropische tonijn

1. Uiterlijk op 31 januari van elk jaar stellen de lidstaten een jaarlijks capaciteits-/visserijplan op.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de totale capaciteit van hun beugvisserij- en ringzegenvloot wordt beheerd overeenkomstig de jaarlijkse capaciteits/-visserijplannen, met name om de vangsten van tropische tonijn te beperken, in overeenstemming met de in het Unierecht vastgestelde vangstbeperkingen.

3. De lidstaten verhogen hun aantal ondersteuningsvaartuigen dat ondersteuning biedt aan ringzegenvaartuigen niet ten opzichte van de in juni 2020 geregistreerde aantallen.

4. De lidstaten rapporteren aan de Commissie de datums waarop hun vangstbeperking voor tropische tonijnsoorten volledig is opgebruikt. De Commissie geeft deze informatie onverwijld door aan het ICCAT-secretariaat.

5. Voor ringzegenvaartuigen en grote beugvisserijvaartuigen (lengte over alles van 20 m of meer) van de Unie rapporteren de lidstaten de vangsten van tropische tonijn maandelijks aan de Commissie; deze frequentie verhoogt tot wekelijks wanneer 80 % van hun vangstbeperkingen is bereikt.”.

(3) Het volgende artikel 6 bis wordt toegevoegd:

“Artikel 6 bis

Verbod op de teruggooi van tropische tonijn die is gevangen door ringzegenvaartuigen van de Unie

1. Ringzegenvaartuigen van de Unie die gemachtigd zijn om op tropische tonijn te vissen, houden alle tropische tonijn die zij hebben gevangen aan boord, landen deze aan of laden deze over in de haven, behalve in de in lid 3 beschreven gevallen.

2. Het is verboden de tropische tonijn die door een ringzegenvaartuig van de Unie is gevangen, tijdens de trek terug te gooien zodra het net volledig is gesloten en meer dan de helft van het net is opgehaald. Indien zich bij het sluiten of ophalen van het net een technisch probleem voordoet zodat deze regel niet kan worden toegepast, stelt de bemanning alles in het werk om de tonijnen zo snel mogelijk terug in het water te zetten.

3. In afwijking van lid 1 mogen tropische tonijn in de volgende gevallen wel worden teruggegooid:

a) als de kapitein van het vaartuig vaststelt dat de gevangen tropisch tonijnen in het ringzegennet verstrikt of geplet zijn; of dat ze beschadigd zijn door predatoren; of dat ze in het net zijn gestorven en beginnen ontbinden omdat, door een defect van het vistuig, het net en de vis niet op een normale manier konden worden opgehaald en de vis evenmin levend kon worden teruggezet;

b) als de kapitein van het vaartuig vaststelt dat de tropische tonijnen tijdens de laatste trek van een visreis zijn gevangen en er onvoldoende opslagcapaciteit is voor de opslag van de tijdens deze trek gevangen tonijnen. Deze vis mag alleen worden teruggegooid als de tonijn levend kan worden teruggezet en op voorwaarde dat geen andere visserijactiviteit wordt uitgevoerd totdat de tonijnen aan boord van het vaartuig zijn aangeland of overgeladen.

4. De kapitein van het vissersvaartuig rapporteert alle geconstateerde teruggooi aan zijn vlaggenlidstaat. De lidstaten zenden de teruggooiverslagen aan de Commissie toe als onderdeel van de taak I- en taak II-gegevens.”.

(4) Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 2 wordt vervangen door:

“2. Grote vissersvaartuigen die niet zijn opgenomen in het ICCAT-register van vaartuigen die gemachtigd zijn om op tropische tonijn te vissen, met inbegrip van ondersteuningsvaartuigen, wordt niet toegestaan tropische tonijn uit het ICCAT-verdragsgebied te bevissen, aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, over te brengen, te verwerken of aan te landen, of die activiteiten op enige wijze te ondersteunen, met inbegrip van het inzetten en terughalen van FAD’s en/of boeien. Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is in die gevallen niet van toepassing.”;

b) het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

“3. Aan vissersvaartuigen van de Unie die niet op grond van artikel 6 van deze verordening gemachtigd zijn om op tropische tonijnen te vissen, kunnen bijvangsten van tropische tonijnen worden toegestaan overeenkomstig een voor dergelijke vaartuigen vastgestelde maximale bijvangstbeperking. De lidstaten melden de Commissie in het kader van het jaarverslag de maximale bijvangstbeperking die zij hun vaartuigen toestaan en informatie over hoe zij waarborgen dat de beperking wordt nageleefd.”.

(5) Artikel 8 wordt vervangen door:

“De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 juni bij de Commissie de lijst in van onder hun vlag varende, gemachtigde vaartuigen die het vorige kalenderjaar op tropische tonijn hebben gevist in het ICCAT-verdragsgebied of die visserijactiviteit op enige wijze hebben ondersteund (ondersteuningsvaartuigen). Voor ringzegenvaartuigen omvat deze lijst ook de ondersteuningsvaartuigen die de visserijactiviteiten hebben ondersteund, ongeacht de vlag waaronder zij varen. De Commissie stelt het ICCAT-secretariaat elk jaar uiterlijk op 31 juli in kennis van de lijsten die zij van de lidstaten hebben ontvangen.”.

(6) Het volgende artikel 8 bis wordt toegevoegd:

“Artikel 8 bis

Ongebruikte hoeveelheden of overschrijding voor grootoogtonijn

1. Ongebruikte delen of overschrijdingen van de jaarlijkse quota/vangstbeperkingen van een lidstaat mogen worden toegevoegd aan/worden in mindering gebracht op, naargelang van het geval, de respectieve quota/vangstbeperkingen tijdens of vóór het aanpassingsjaar overeenkomstig de geldende ICCAT-aanbevelingen voor grootoogtonijn.

2. De maximale ongebruikte hoeveelheid die een lidstaat in een bepaald jaar mag overdragen, mag de door de ICCAT voor dat jaar toegestane hoeveelheid niet overschrijden.”.


(7) Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 4 wordt vervangen door:

“4. De lidstaten zorgen ervoor dat per vaartuig te allen tijde niet meer dan 300 FAD’s met operationele boeien actief zijn.”;

b) het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

“5. Het aantal FAD’s met operationele boeien wordt geverifieerd aan de hand van telecommunicatiefacturen. Deze verificaties worden verricht door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat.”;

c) het volgende lid 6 wordt toegevoegd:

“6. De lidstaten kunnen hun ringzegenvaartuigen toestemming verlenen om het net uit te zetten rond drijvende voorwerpen, mits het vissersvaartuig een waarnemer of een functionerend elektronisch volgsysteem aan boord heeft die of dat de soort trek en de vangstsamenstelling kan verifiëren en informatie over de visserijactiviteiten kan verstrekken aan het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de ICCAT.”.

(8) In artikel 10 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

“2. Bij het gebruik of het ontwerp van FAD’s zorgen de lidstaten ervoor dat:

a) alle ingezette FAD’s niet-verstrikkende FAD’s zijn overeenkomstig de richtsnoeren in bijlage 5 bij aanbeveling 19-02;

b) alle FAD’s zijn vervaardigd uit biologisch afbreekbare materialen, en niet uit kunststoffen, met uitzondering van materialen die worden gebruikt bij de bouw van FAD-volgboeien;

3. De lidstaten brengen in hun FAD-beheersplannen jaarlijks verslag uit over de stappen die zijn ondernomen om te voldoen aan lid 2.”

(9) Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 2, punt e), wordt vervangen door:

“e) objectbeschrijving of FAD-identificatiemiddel (d.w.z. FAD-markering en boei-identificatie of andere informatie aan de hand waarvan de eigenaar kan worden geïdentificeerd);”;

b) aan lid 2 wordt het volgende punt g) toegevoegd:

“g) boei-identificatie.”;

c) lid 3, punt c), wordt vervangen door:

“c) FAD-identificatiemiddel (d.w.z. FAD-markering en boei-identificatie).”;

d) lid 4 wordt vervangen door:

“4. Vissersvaartuigen van de Unie actualiseren maandelijks en per statistisch vak van 1 °x1 ° een lijst van ingezette FAD’s, die ten minste de in bijlage III bedoelde informatie bevat.”.

(10) Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

a) punt b) wordt vervangen door:

“b) het aantal en type van de op maandbasis ingezette bakens/boeien (bijvoorbeeld radio, sonar, sonar met echolood) per statistisch vak van 1 °x1 °;

b) punt c) wordt vervangen door:

“c) de gemiddelde aantallen geactiveerde en gedeactiveerde bakens/boeien op maandbasis die door elk vaartuig zijn gevolgd;”;

c) punt d) wordt vervangen door:

“d) de gemiddelde aantallen verloren FAD’s met actieve boeien op maandbasis;”;

d) de punten f) en g) worden toegevoegd:

“f) de vangsten, de visserijinspanning en het aantal trekken (voor ringzegens) van ringzegenvaartuigen en met de hengel vissende vaartuigen per viswijze (visserij op scholen bij drijvende voorwerpen of op vrij zwemmende scholen) overeenkomstig de voorschriften voor taak-II-gegevens (d.w.z. per statistisch vak van 1 °x1 ° en per maand);

g) als de activiteiten van ringzegenvaartuigen worden uitgevoerd in combinatie met met de hengel vissende vaartuigen, de vangsten en de visserijinspanning van die ringzegenvaartuigen overeenkomstig de voorschriften voor taak I- en taak II-gegevens.”.

(11) Artikel 14 wordt vervangen door:

“Artikel 14

Waarnemersdekking en verbod op het inzetten van FAD’s in verband met de bescherming van jonge exemplaren

1. De lidstaten zien erop toe dat hun vaartuigen gedurende een periode van 15 dagen vóór het begin van de in het Unierecht vastgestelde sluitingsperioden geen niet-verankerde FAD’s gebruiken.

2. De lidstaten waarvan vaartuigen op tropische tonijn vissen:

a) waarborgen voor hun beugvisserijvaartuigen met een lengte over alles van 20 meter of meer dat ten minste 10 % van de visserijinspanning van 2022 wordt gedekt door waarnemers, door middel van een menselijke waarnemer aan boord overeenkomstig bijlage IV en/of een elektronisch volgsysteem;

b) waarborgen voor hun ringzegenvaartuigen dat 100 % van de visserijinspanning wordt gedekt door middel van een waarnemer aan boord overeenkomstig bijlage IV of een goedgekeurd elektronisch volgsysteem;

c) rapporteren de door de waarnemers of het elektronische volgsysteem verzamelde informatie van het voorgaande jaar uiterlijk op 30 april aan het ICCAT-secretariaat en aan het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de ICCAT, met inachtneming van de vertrouwelijkheidsvereisten.”.

(12) Artikel 16 wordt vervangen door:

“Artikel 16

Identificatie van IOO-visserij

“Indien de uitvoerend secretaris van de ICCAT de Commissie in kennis stelt van een mogelijke schending van artikel 7, lid 2, of artikel 14, lid 1 of lid 2, door vissersvaartuigen van de Unie, brengt de Commissie de betrokken vlaggenlidstaat daarvan onverwijld op de hoogte. Deze lidstaat stelt onmiddellijk een onderzoek in en indien het vaartuig tijdens de sluitingsperiode vist bij voorwerpen die de visconcentratie kunnen beïnvloeden, met inbegrip van FAD’s, verzoekt hij het vaartuig om te stoppen met vissen en, indien nodig, het gebied onverwijld te verlaten. De betrokken vlaggenlidstaat rapporteert aan de Commissie onverwijld de resultaten van zijn onderzoek en de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn genomen. De Commissie zendt die informatie door aan de kuststaat en aan de uitvoerend secretaris van de ICCAT.”.

(13) De titel van hoofdstuk II wordt vervangen door:

“HOOFDSTUK II

Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn”

(14) Het volgende artikel 17 bis wordt toegevoegd:

“Artikel 17 bis

Specifieke machtigingen voor grote vangstvaartuigen die op Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn vissen

1. De lidstaten geven overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2403 10 vismachtigingen af aan onder hun vlag varende grote vangstvaartuigen om in het ICCAT-verdragsgebied op Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn te vissen.

2. Grote vissersvaartuigen die niet zijn opgenomen in het ICCAT-register van vaartuigen die gemachtigd zijn om op Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn te vissen, wordt niet toegestaan Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn uit het ICCAT-verdragsgebied te bevissen, aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, over te brengen, te verwerken of aan te landen. Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is in die gevallen niet van toepassing.

3. Aan vissersvaartuigen van de Unie die niet op grond van lid 1 gemachtigd zijn om op Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn te vissen, kunnen bijvangsten van Noord- en Zuid-Atlantische witte tonijn worden toegestaan overeenkomstig een maximale bijvangstbeperking voor dergelijke vaartuigen. De lidstaten melden de Commissie in het kader van het jaarverslag de maximale bijvangstbeperking die zij hun vaartuigen toestaan.”.


(15) Het volgende artikel 17 ter wordt toegevoegd:

“Artikel 17 ter

Ongebruikte hoeveelheden of overschrijding Noord-Atlantische witte tonijn en Zuid-Atlantische witte tonijn

1. Ongebruikte delen of overschrijdingen van de jaarlijkse quota/vangstbeperkingen van een lidstaat mogen worden toegevoegd aan/worden in mindering gebracht op, naargelang van het geval, de respectieve quota/vangstbeperkingen tijdens of vóór het aanpassingsjaar overeenkomstig de geldende Iccat-aanbevelingen voor Noord-Atlantische witte tonijn en Zuid-Atlantische witte tonijn.

2. De maximale ongebruikte hoeveelheid die een lidstaat in een bepaald jaar mag overdragen, mag de door de Iccat voor dat jaar toegestane hoeveelheid niet overschrijden.”.


(16) Het volgende artikel 17 quater wordt toegevoegd:

“Artikel 17 quater

Vangstgegevens Zuid-Atlantische witte tonijn

De lidstaten waarvan de vaartuigen Zuid-Atlantische witte tonijn vangen, melden hun nauwkeurige en gevalideerde vangsten van Zuid-Atlantische witte tonijn aan het Iccat-secretariaat als onderdeel van de in artikel 50 bedoelde taak I- en taak II-gegevens.”.


(17) Het volgende artikel 18 bis wordt toegevoegd:

“Artikel 18 bis

Specifieke machtigingen voor grote vangstvaartuigen die op Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis vissen

1. De lidstaten geven overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2403 vismachtigingen af aan onder hun vlag varende grote vangstvaartuigen om in het Iccat-verdragsgebied op Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis te vissen.

2. Grote vissersvaartuigen die niet zijn opgenomen in het Iccat-register van vaartuigen die gemachtigd zijn om op Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis te vissen, wordt niet toegestaan Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis uit het Iccat-verdragsgebied te bevissen, aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, over te brengen, te verwerken of aan te landen. Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is in die gevallen niet van toepassing.

3. Aan vissersvaartuigen van de Unie die niet krachtens lid 1 gemachtigd zijn om op Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis te vissen, kunnen bijvangsten van Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis worden toegestaan overeenkomstig een maximale bijvangstbeperking voor dergelijke vaartuigen. De lidstaten melden de Commissie in het kader van het jaarverslag de maximale bijvangstbeperking die zij hun vaartuigen toestaan.”.

(18) Het volgende artikel 18 ter wordt toegevoegd:

“Artikel 18 ter

Ongebruikte hoeveelheden Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis

1. Ongebruikte delen van de jaarlijkse quota/vangstbeperkingen van een lidstaat mogen worden toegevoegd aan de respectieve quota/vangstbeperkingen tijdens of vóór het aanpassingsjaar overeenkomstig de geldende Iccat-aanbevelingen voor Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis.

2. De maximale ongebruikte hoeveelheid Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis die een lidstaat in een bepaald jaar mag overdragen, mag de door de Iccat voor dat jaar toegestane hoeveelheid niet overschrijden.”.


(19) De titel van hoofdstuk IV wordt vervangen door:

“HOOFDSTUK IV

Atlantische zeilvis, blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis”.


(20) Artikel 27 wordt vervangen door:

“Artikel 27 bis

Terugzetten van levend gevangen blauwe marlijn, witte marlijn en degenspeervis

1. In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 zorgen de lidstaten ervoor dat, wanneer 80 % van hun quotum is opgebruikt, de vaartuigen die hun vlag voeren alle blauwe marlijn (Makaira nigricans), witte marlijn (Tetrapturus albidus) en degenspeervis (Tetrapturus georgei) die bij het aan boord brengen nog leeft, terugzetten.

2. Pelagische beugvisserijvaartuigen van de Unie en ringzegenvaartuigen van de Unie zetten blauwe marlijn en witte marlijn/degenspeervis die levend is bij het ophalen, onmiddellijk terug op zodanige wijze dat zo min mogelijk leed wordt veroorzaakt en de overlevingskansen worden gemaximaliseerd, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de veiligheid van de bemanning.

3. De lidstaten moedigen de toepassing aan van de in bijlage I bij aanbeveling 19-05 gespecificeerde minimumnormen voor voorzichtige behandeling en terugzetting door richtsnoeren voor hun vloot op te stellen. Een hefinrichting, een betonschaar, een onthaker/hakensteker en een lijnsnijder om de gevangen levende marlijn veilig terug te zetten, moeten onmiddellijk op het dek van de vissersvaartuigen beschikbaar zijn en moeten gemakkelijk bereikbaar zijn voor de bemanning.

4. Door richtsnoeren voor hun vloot op te stellen, zorgen de lidstaten ervoor dat de kapitein en de bemanningsleden van hun vissersvaartuigen naar behoren zijn opgeleid, bekend zijn met passende technieken voor risicobeperking, identificatie, behandeling en terugzetting, en deze technieken toepassen en dat ze alle uitrusting die nodig is voor het terugzetten van marlijn aan boord houden overeenkomstig de in bijlage I bij aanbeveling 19-05 gespecificeerde minimumnormen voor voorzichtige behandeling.

5. De lidstaten streven ernaar om de sterfte na de terugzetting van marlijn/degenspeervis in hun Iccat-visserijen tot een minimum te beperken.

6. De lidstaten kunnen hun pelagische beugvisserijvaartuigen en ringzegenvaartuigen toestemming verlenen om dode blauwe marlijn en dode witte marlijn/degenspeervis binnen de grenzen van hun aanlandingsbeperking aan boord te houden, over te laden of aan te landen.”.

(21) In artikel 29 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

“5. In de recreatievisserij wordt de vis op zodanige wijze teruggezet dat zo weinig mogelijk leed wordt berokkend.”.


(22) Het volgende artikel 29 bis wordt toegevoegd:

“Artikel 29 bis

Gegevensverzameling voor Atlantische zeilvis

De lidstaten verzamelen gegevens over de vangsten van Atlantische zeilvis, met inbegrip van levend en dood teruggegooide exemplaren, en melden deze gegevens jaarlijks in het kader van de indiening van hun taak I- en taak II-gegevens ter ondersteuning van het proces voor de beoordeling van het bestand.”.


(23) Het volgende artikel 29 ter wordt toegevoegd:

“Artikel 29 ter

Verzameling en rapportering van gegevens

1. De lidstaten voeren gegevensverzamelingsprogramma’s uit voor de rapportering aan de Iccat van nauwkeurige gegevens over de vangsten, de visserijinspanning, de grootte en de teruggooi met betrekking tot Istiophoridae overeenkomstig de Iccat-voorschriften voor de indiening van taak I- en taak II-gegevens.

2. De lidstaten dienen bij de Commissie hun uitvoeringscontroleformulieren uit hoofde van bijlage 1 bij aanbeveling 18-05 betreffende Istiophoridae in, met opgave van informatie over de maatregelen die zij in eigen land hebben genomen om de vangsten te monitoren en Istiophoridae in stand te houden en te beheren.

3. Indien geen taak I-gegevens, met inbegrip van dood teruggegooide exemplaren, voor blauwe marlijn en witte marlijn/degenspeervis overeenkomstig de Iccat-aanbevelingen 01-16 en 11-15 worden gerapporteerd, is het verboden deze soorten aan boord te houden.”.


(24) Artikel 33 wordt vervangen door:

“Artikel 33

Kortvinmakreelhaaien (Isurus oxyrinchus)

1. De vissersvaartuigen van de Unie zetten Noord-Atlantische kortvinmakreelhaaien onmiddellijk terug op zodanige wijze dat zo min mogelijk leed wordt veroorzaakt, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de veiligheid van de bemanning.

2. Onverminderd lid 1 kunnen de lidstaten hun vaartuigen toestemming geven om Noord-Atlantische kortvinmakreelhaaien te bevissen en aan boord te houden, over te laden of aan te landen, mits:

i) de kortvinmakreelhaai dood is wanneer hij langszij wordt gebracht om aan boord van het vaartuig te worden gehaald;

ii) het aantal aan boord gehouden kortvinmakreelhaaien niet hoger ligt dan de gemiddelde aanlandingen van kortvinmakreelhaaien door het vissersvaartuig terwijl een waarnemer aan boord is en dit wordt geverifieerd aan de hand van verplichte logboeken en aanlandingsinspecties die op basis van een risicobeoordeling worden uitgevoerd.

3. Aan hun vaartuigen met een lengte van meer dan 12 meter mogen de lidstaten bovendien enkel toestemming verlenen om Noord-Atlantische kortvinmakreelhaaien te bevissen en aan boord te houden, over te laden of aan te landen, indien aan de in lid 2 vastgestelde en aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) het vaartuig heeft een waarnemer of een functionerend elektronisch volgsysteem aan boord waarmee kan worden geconstateerd of de vis dood of levend is;

b) de waarnemer verzamelt gegevens over het aantal vastgehaakte exemplaren, de lengte van de dieren, het geslacht, de geslachtsrijpheid (of het exemplaar drachtig is en het aantal jongen) en het gewicht van de producten voor elke gevangen kortvinmakreelhaai, evenals de visserijinspanning, en

c) wanneer de kortvinmakreelhaai niet aan boord wordt gehouden, wordt het aantal dood teruggegooide exemplaren en het aantal levend teruggezette exemplaren door de waarnemer geregistreerd of geraamd op basis van de gegevens van het elektronische volgsysteem.

4. De waarnemer wordt ook aangemoedigd biologische monsters te nemen, zoals spierweefsel (voor de identificatie van het bestand), voortplantingsorgaan met embryo (voor de identificatie van de zwangerschapscyclus en het voortplantingsresultaat) en wervels (voor de raming van de groeicurve). De door de waarnemer genomen biologische monsters moeten door de betrokken lidstaten worden geanalyseerd en het resultaat moet door de Commissie aan het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek worden voorgelegd.

5. De lidstaten rapporteren aan de Commissie ook het aantal dood teruggegooide en het aantal levend teruggezette Noord-Atlantische kortvinmakreelhaaien, geraamd op basis van de totale visserijinspanning van hun betrokken vloten aan de hand van gegevens die zijn verzameld via waarnemersprogramma’s of andere relevante gegevensverzamelingsprogramma’s. De lidstaten die hun vaartuigen geen toestemming verlenen om overeenkomstig de leden 2 en 3 Noord-Atlantische kortvinmakreelhaaien te bevissen en aan boord te houden, over te laden of aan te landen, registreren via hun waarnemersprogramma’s eveneens het aantal dood teruggegooide en het aantal levend teruggezette Noord-Atlantische kortvinmakreelhaaien. De Commissie rapporteert deze gegevens aan het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek.”.

(25) Het volgende artikel 36 bis wordt toegevoegd:

“Artikel 36 bis

Gegevensverzameling voor haaien

1. De lidstaten voeren gegevensverzamelingsprogramma’s uit voor de rapportering aan de Iccat van nauwkeurige gegevens over de vangsten, de visserijinspanning, de grootte en de teruggooi met betrekking tot haaien overeenkomstig de voorschriften voor de indiening van taak I- en taak II-gegevens.

2. De lidstaten dienen bij de Commissie hun uitvoeringscontroleformulieren uit hoofde van bijlage 1 bij aanbeveling 18-06 betreffende haaien in, met opgave van informatie over de maatregelen die zij in eigen land hebben genomen om de vangsten te monitoren en haaien in stand te houden en te beheren.”.

(26) Het volgende artikel 44 ter wordt toegevoegd:

“Artikel 44 ter

Volgsysteem voor vaartuigen

Naast de bepalingen van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 11 zorgt elke lidstaat ervoor dat de satellietvolgapparatuur van de vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, permanent en continu operationeel zijn en dat de informatie voor ringzegenvaartuigen ten minste om het uur wordt verzameld en verzonden.”.

(27) In artikel 54 wordt lid 4 vervangen door:

“4. De in de leden 2 en 3 bedoelde kennisgeving heeft het formaat en de opmaak die de uitvoerend secretaris van de Iccat heeft vastgesteld, en bevat de volgende informatie:

–naam van het vaartuig, registernummer,

–Iccat-registratienummer (indien van toepassing),

–IMO-nummer,

–vorige naam (indien van toepassing),

–vorige vlag (indien van toepassing),

–vorige gegevens inzake schrapping uit andere registers (indien van toepassing),

–internationale radioroepnaam,

–vaartuigtype, lengte, brutoregisterton (BRT) en laadvermogen,

–naam en adres van de eigenaar(s) en de exploitant(en),

–toegestane soort overlading (d.w.z. in de haven en/of op zee),

–voor de overlading toegestane tijdsduur.”.

(28) Het volgende artikel 58 bis wordt toegevoegd:

“Artikel 58 bis

Gezondheid en veiligheid van waarnemers in het kader van de regionale Iccat-waarnemersprogramma’s

1. Elke lidstaat zorgt ervoor dat zijn vaartuigen die een regionale Iccat-waarnemer aan boord hebben, gedurende de hele reis zijn uitgerust met passende veiligheidsuitrusting, waaronder:

a) een reddingsvlot met voldoende capaciteit voor alle opvarenden en met een inspectiecertificaat dat geldig is gedurende de gehele duur van de inzet van de waarnemer;

b) voldoende zwemvesten of overlevingspakken voor alle opvarenden, die voldoen aan de desbetreffende internationale normen, en

c) een correct geregistreerde radiobaken voor noodgevallen (EPIRB) en een radartransponder voor opsporing en redding (SART) die pas na afloop van de inzet van de waarnemer vervallen.

2. De vaartuigen van de lidstaten die een regionale Iccat-waarnemer aan boord hebben, stellen een noodplan op dat moet worden gevolgd wanneer een waarnemer overlijdt, vermist wordt of vermoedelijk overboord is gevallen, ernstig ziek of gewond is, waardoor de gezondheid, de veiligheid of het welzijn van die persoon in gevaar komt, of is aangevallen, geïntimideerd, bedreigd of lastiggevallen; en zij voeren dat plan uit. Een dergelijk noodplan moet onder meer de elementen van bijlage 1 bij aanbeveling 19-10 omvatten.

3. De vaartuigen van de lidstaten die een regionale Iccat-waarnemer aan boord hebben, dienen hun noodplan bij de Commissie in zodat het op de Iccat-website kan worden geplaatst. Nieuwe of gewijzigde noodplannen worden aan de Commissie verstrekt wanneer zij beschikbaar komen.

4. De vaartuigen van de Unie komen enkel in aanmerking om een waarnemer van een regionaal Iccat-waarnemersprogramma aan boord te nemen indien zij een noodplan hebben ingediend. Als de Commissie op basis van de informatie in het noodplan constateert dat er inconsistenties zijn met de normen in bijlage 1 bij aanbeveling 19-10, kan zij bovendien besluiten dat de inzet van een waarnemer op een vaartuig van de betrokken vlaggenlidstaat moet worden uitgesteld tot de inconsistentie voldoende is aangepakt.”.

(29) Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt punt a) vervangen door:

“a) de visserijinspanning in de pelagische beugvisserij, de ringzegenvisserij, de hengelvisserij, de tonnaravisserij, de trawlvisserij en de visserij met kieuwnetten wordt elk voor minimaal 5 % door waarnemers gedekt;”;

b) lid 2 wordt vervangen door:

“2. Het dekkingspercentage wordt als volgt gemeten:

a) in aantal trekken of reizen voor de ringzegenvisserij;

b) in visdagen, aantal trekken of reizen voor de pelagische beugvisserij;

c) in visdagen voor de visserij met hengel en tonnara;

d) in visuren of -dagen voor de visserij met kieuwnetten, en

e) in vistrekken of -dagen voor de trawlvisserij.”.


(30) Artikel 63 wordt vervangen door:

“Artikel 63

Verantwoordelijkheden van wetenschappelijke waarnemers

1. Elke lidstaat schrijft onder meer voor dat waarnemers:

a) de visserijactiviteit van het betrokken vaartuig registreren en rapporteren aan de hand van ten minste het volgende:

i) gegevensverzameling, met metingen van de totale vangst van doelsoorten, teruggooi en bijvangst (met inbegrip van haaien, zeeschildpadden, zeezoogdieren en zeevogels), een raming of meting van de groottesamenstelling indien praktisch mogelijk, verwijderingsstatus (d.w.z. aan boord gehouden, dood teruggegooid, levend teruggezet), en de verzameling van biologische monsters voor levenscyclusstudies (bijvoorbeeld gonaden, otolieten, ruggengraten, schubben);

ii) verzameling en rapportering van alle aangetroffen merktekens;

iii) informatie over de visserijactiviteit, met inbegrip van vangstgebied (lengte- en breedtegraad); informatie over de visserijinspanning (bijvoorbeeld aantal trekken, aantal haken enz.); datum van elke visserijactiviteit, met inbegrip van begin- en eindtijd van de visserijactiviteit indien van toepassing; gebruik van visaantrekkende voorwerpen, met inbegrip van FAD’s, en algemene toestand van teruggezette dieren met betrekking tot overlevingspercentages (d.w.z. dood/levend, gewond enz.);

b) het gebruik van maatregelen ter beperking van incidentele bijvangst en andere daarmee verband houdende informatie waarnemen en registreren;

c) voor zover mogelijk milieuomstandigheden waarnemen en rapporteren (d.w.z. toestand van de zee, klimatologische en hydrologische parameters enz.);

d) FAD’s waarnemen en rapporteren in overeenstemming met het regionale Iccat-waarnemersprogramma dat is goedgekeurd in het kader van het meerjarig programma voor de instandhouding en het beheer van tropische tonijnen, en

e) andere wetenschappelijke taken uitvoeren die door het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek zijn aanbevolen en door de Commissie zijn goedgekeurd.

2. Elke lidstaat waarborgt dat de waarnemers:

a) de elektronische apparatuur van het vaartuig niet verstoren;

b) de noodprocedures aan boord van het vaartuig kennen, met inbegrip van de locatie van reddingsboten, brandblusapparaten en EHBO-dozen;

c) waar nodig met de kapitein communiceren over relevante kwesties en taken van waarnemers;

d) de visserijactiviteiten en de normale werkzaamheden van het vaartuig niet hinderen of verstoren;

e) deelnemen aan een of meer debriefingsessies met de desbetreffende vertegenwoordigers van het wetenschappelijk orgaan dat of de binnenlandse dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het waarnemersprogramma.

3. De kapitein van het vaartuig waaraan de waarnemer is toegewezen:

a) verleent passende toegang tot het vaartuig en de activiteiten van het vaartuig;

b) stelt de waarnemer in staat zijn/haar verantwoordelijkheden op een doeltreffende manier uit te voeren, met name door:

i) passende toegang te verlenen tot het vistuig, de documentatie (waaronder elektronische en papieren logboeken) en de vangsten van het vaartuig;

ii) te allen tijde te communiceren met de desbetreffende vertegenwoordigers van het wetenschappelijk orgaan of de binnenlandse dienst;

iii) passende toegang te verlenen tot elektronische apparatuur en andere visserijgerelateerde uitrusting, met inbegrip van maar niet beperkt tot:

–satellietnavigatieapparatuur,

–elektronische-communicatieapparatuur;

iv) te waarborgen dat niemand aan boord van het betrokken vaartuig knoeit met waarnemersapparatuur of -documentatie of die onklaar maakt; de waarnemer hindert, stoort of handelt op een andere manier die de waarnemer onnodig zou kunnen verhinderen zijn/haar taken uit te oefenen;

c) verschaft de waarnemers accommodatie, waaronder logies, maaltijden en adequate sanitaire en medische voorzieningen die van dezelfde kwaliteit zijn als die van de officieren;

d) biedt de waarnemer voldoende ruimte op de brug of in het stuurhuis om zijn/haar taken uit te voeren, evenals voldoende ruimte op het dek voor het uitoefenen van waarnemerstaken.

4. Elke lidstaat:

a) verplicht zijn vaartuigen bij de visserij op Iccat-soorten een wetenschappelijk waarnemer aan boord te nemen in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening;

b) houdt toezicht op de veiligheid van zijn waarnemers;

c) moedigt waar mogelijk en passend zijn wetenschappelijk orgaan of binnenlandse dienst aan om overeenkomsten te sluiten met wetenschappelijke organen of binnenlandse diensten van andere lidstaten of CPC’s om waarnemersverslagen en -gegevens met elkaar uit te wisselen;

d) verstrekt in zijn jaarverslag voor de Iccat en het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek specifieke informatie over de uitvoering van Iccat-aanbeveling 16-14, met inbegrip van:

i) bijzonderheden betreffende de structuur en het ontwerp van zijn wetenschappelijke waarnemersprogramma’s, met onder andere:

–het streefniveau voor de aanwezigheid van waarnemers per visserij en per vistuigtype en de wijze waarop dat niveau wordt gemeten;

–de te verzamelen gegevens;

–de bestaande protocollen voor gegevensverzameling en -verwerking;

–informatie over de manier waarop vaartuigen worden geselecteerd voor waarneming om het streefniveau voor de aanwezigheid van waarnemers van de lidstaat te bereiken;

–vereisten op het gebied van opleiding van waarnemers, en

–kwalificatievereisten voor waarnemers;

ii) het aantal gemonitorde vaartuigen en het dekkingsniveau per visserij en per vistuigtype, en bijzonderheden over de wijze waarop die dekkingsniveaus werden berekend;

e) rapporteert na de oorspronkelijke indiening van de uit hoofde van punt d), i), vereiste informatie wijzigingen aan de structuur en/of het ontwerp van zijn waarnemersprogramma’s in zijn jaarverslagen, wanneer dergelijke wijzigingen zich voordoen. De lidstaten blijven de uit hoofde van punt d), ii), vereiste informatie jaarlijks rapporteren aan de Commissie;

f) rapporteert elk jaar de via de binnenlandse waarnemersprogramma’s verzamelde informatie aan het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek voor gebruik door de Commissie in de daartoe bestemde door het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek ontwikkelde elektronische formats, met name voor de beoordeling van bestanden en andere wetenschappelijke doeleinden, in overeenstemming met de bestaande procedures voor andere gegevensrapportagevereisten en met de binnenlandse geheimhoudingsvereisten;

g) zorgt ervoor dat zijn waarnemers gebruikmaken van robuuste gegevensverzamelingsprotocollen bij de uitvoering van hun in lid 1 vermelde taken, waar nodig en passend met inbegrip van fotografie.”.

(31) Aan artikel 66 worden de volgende leden 4 en 5 toegevoegd:

“4. Elke lidstaat inspecteert jaarlijks ten minste 5 % van de aanlandings- en overladingsactiviteiten die vissersvaartuigen van derde landen in de hun aangewezen havens verrichten.

5. De vlaggenlidstaten geven aan verslagen van inbreuken die zijn opgemaakt door inspecteurs van een havenstaat, dezelfde waarde en hetzelfde gevolg als zij overeenkomstig hun nationale wetgeving doen ten aanzien van de door hun eigen inspecteurs opgemaakte verslagen.”.

(32) Het volgende artikel 66 bis wordt toegevoegd:

“Artikel 66 bis

Waarneming van vaartuigen

1. Wanneer een vissersvaartuig van de Unie, een vissersvaartuig van een derde land of een vaartuig zonder nationaliteit wordt waargenomen bij visserijactiviteiten of visserijgerelateerde activiteiten (bv. overlading) die vermoedelijk illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) vormen, verzamelen de lidstaten zo veel mogelijk informatie door middel van inspectie- en bewakingsactiviteiten die door hun bevoegde autoriteiten in het Iccat-verdragsgebied worden uitgevoerd.

2. De lidstaten verzamelen informatie over waarnemingen van vaartuigen overeenkomstig het in de bijlage bij Iccat-aanbeveling 19-09 opgenomen waarnemingsformulier.

3. Wanneer een vaartuig overeenkomstig lid 1 wordt waargenomen, stelt de waarnemende lidstaat de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat of de CPC of de vlaggen-niet-CPC van het waargenomen vaartuig onverwijld in kennis en verstrekt hij alle geregistreerde beelden van het vaartuig en:

a) indien het waargenomen vaartuig de vlag van een lidstaat voert, neemt de vlaggenlidstaat onverwijld passende maatregelen ten aanzien van het betrokken vaartuig. Zowel de waarnemende lidstaat als de vlaggenlidstaat van het waargenomen vaartuig verstrekken informatie over de waarneming aan de Commissie en het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA), met inbegrip van bijzonderheden over eventuele follow-upmaatregelen;

b) indien het waargenomen vaartuig de vlag van een andere CPC of een niet-CPC of een onbepaalde vlag voert of geen nationaliteit heeft, verstrekt de waarnemende lidstaat de Commissie en het EFCA onverwijld alle relevante informatie met betrekking tot de waarneming. De Commissie zendt de informatie over de waarneming in passende gevallen door aan het Iccat-secretariaat.”.


(33) In artikel 71, lid 1 wordt de datum “20 augustus” vervangen door “1 augustus”.


(34) Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:

a) in punt a) wordt “de bijlagen II” vervangen door “de bijlagen I”;

b) de volgende punten worden toegevoegd:

“j) capaciteitsbeperkingen voor tropische tonijn op grond van artikel 5 bis in verband met de in lid 2 van dat artikel bedoelde rapportering van de jaarlijkse capaciteit en visserijplannen en het in lid 3 van dat artikel bedoelde aantal ondersteuningsvaartuigen;

k) beheersplannen met betrekking tot FAD’s uit hoofde van artikel 9 betreffende het in artikel 9, lid 4, bedoelde aantal instrumentboeien;

l) vereisten voor FAD’s uit hoofde van artikel 10, lid 1;

m) de uit hoofde van artikel 11, lid 1, in te dienen informatie over de inzet van FAD’s door vaartuigen, de in lid 2 van dat artikel bedoelde informatie en rapportering van informatie, en de in lid 3 van dat artikel bedoelde verzameling en rapportering bij verlies van een FAD;

n) de perioden waarin de inzet van FAD’s verboden is uit hoofde van artikel 14, lid 1, en de minimale dekking door waarnemers uit hoofde van artikel 14, lid 2;

o) beperkingen op het aantal vaartuigen dat op Noord-Atlantische witte tonijn vist uit hoofde van artikel 17;

p) de jaarlijkse overdracht op grond van artikel 8 bis voor grootoogtonijn;

q) de jaarlijkse overdracht op grond van artikel 17 ter voor Noord-Atlantische witte tonijn en Zuid-Atlantische witte tonijn;

r) de jaarlijkse overdracht op grond van artikel 18 ter voor Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis;

s) het beheersplan voor Noord-Atlantische zwaardvis uit hoofde van artikel 18;

t) de voorwaarden voor het toestaan van de vangst en het aan boord houden van kortvinmakreelhaaien uit hoofde van artikel 33, lid 2;

u) de vereisten om de overlevingskansen van zeeschildpadden te maximaliseren uit hoofde van artikel 41;

v) het minimumpercentage dat door waarnemers wordt gedekt uit hoofde van artikel 61, lid 1, punt a), en de meting van het dekkingspercentage uit hoofde van artikel 61, lid 2.”.


(35) Bijlage I bij Verordening (EU) 2017/2107 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2 

Wijziging van Verordening (EU) 2022/... van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarig beheersplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EU) 2017/2107 en (EU) 2019/833 en tot intrekking van Verordening (EU) 2016/1627 

Verordening (EU) 2022/XXX wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 7 worden in lid (...) de volgende punten a) en b) ingevoegd:

“a) Kwekerijlidstaten vullen een jaarlijkse overdrachtaangifte in en zenden deze jaarlijks uiterlijk op 25 mei toe aan de Commissie.

Deze aangifte bevat ten minste de volgende gegevens:

– hoeveelheden (in kg) en aantal stuks die moeten worden overgedragen,

– vangstjaar,

– gemiddeld gewicht,

– vlaggen-CPC,

– de referentie van het vangstdocument voor blauwvintonijn (BCD – Bluefin Tuna Catch Document) betreffende de overgedragen vangsten,

– de naam en het Iccat-nummer van de kwekerij,

– kooinummer, en

– gegevens over de geoogste hoeveelheden (in kg), indien de oogst voltooid is.

b) Overeenkomstig het bovenstaande lid overgedragen hoeveelheden worden op de kwekerij in aparte kooien of reeksen kooien geplaatst en per vangstjaar gescheiden.”.

(2) In artikel 46 worden in lid (...) de volgende punten a) en b) ingevoegd:

“a) De lidstaten mogen geen tonijn onderbrengen in een kwekerij die niet is erkend door een lidstaat of een CPC, of die niet is opgenomen in het Iccat-register van kweekvoorzieningen.

b) Kwekerijlidstaten zorgen ervoor dat vangsten van blauwvintonijn in aparte kooien of reeksen kooien worden geplaatst en per vlaggenlidstaat of CPC van oorsprong worden gescheiden. In afwijking daarvan zorgen kwekerijlidstaten ervoor dat blauwvintonijn die wordt gevangen in het kader van een gezamenlijke visserijactiviteit met verschillende lidstaten, in aparte kooien of reeksen kooien wordt geplaatst en per gezamenlijke visserijactiviteit wordt gescheiden.”.

Artikel 3 -   Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.