Artikelen bij COM(2022)177 - Bescherming van bij publieke participatie betrokken personen tegen kennelijk ongegronde of onrechtmatige gerechtelijke procedures (“strategische rechtszaken tegen publieke participatie”)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

Deze richtlijn voorziet in waarborgen tegen kennelijk ongegronde of onrechtmatige gerechtelijke procedures in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen die aanhangig worden gemaakt tegen natuurlijke personen en rechtspersonen, en met name tegen journalisten en mensenrechtenverdedigers, vanwege hun betrokkenheid bij publieke participatie.

Artikel 2

Werkingssfeer

Deze richtlijn is van toepassing op burgerlijke of handelszaken met grensoverschrijdende gevolgen, ongeacht de aard van het aangezochte gerecht. Zij heeft met name geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken en bestuursrechtelijke zaken, noch op de aansprakelijkheid van de staat voor handelingen of omissies bij de uitoefening van het overheidsgezag (acta iure imperii).

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. “publieke participatie”: elke verklaring of activiteit van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die wordt afgelegd of verricht in het kader van de uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie met betrekking tot een zaak van algemeen belang, alsmede voorbereidende, ondersteunende of bijstandverlenende activiteiten die daarmee rechtstreeks verband houden. Dit omvat klachten, verzoekschriften, bestuurlijke of gerechtelijke vorderingen en de deelname aan openbare hoorzittingen;

2. “zaak van algemeen belang”: alle zaken die het publiek zodanig raken dat het er om legitieme redenen interesse voor kan hebben, onder meer op de volgende gebieden:

(a)volksgezondheid, veiligheid, milieu, klimaat of het genot van de grondrechten;

(b)activiteiten van een persoon of entiteit die in de publieke belangstelling staat of activiteiten van algemeen belang; 

(c)zaken die het voorwerp uitmaken van een openbare behandeling of controle door een wetgevende, uitvoerende of rechterlijke instantie, of van elke andere officiële openbare procedure;

(d)beschuldigingen van corruptie, fraude of criminaliteit;

(e)activiteiten ter bestrijding van desinformatie;

3. “onrechtmatige gerechtelijke procedures tegen publieke participatie”: gerechtelijke procedures die worden ingeleid in verband met publieke participatie en die volledig of gedeeltelijk ongegrond zijn en als belangrijkste doel hebben om publieke participatie te voorkomen, te beperken of te bestraffen. Mogelijke aanwijzingen voor een dergelijk doel zijn:

(a)de onevenredige, buitensporige of onredelijke aard van de vordering of een deel daarvan;

(b)het bestaan van meerdere procedures die door de eiser of met hem of haar gelieerde partijen aanhangig zijn gemaakt in verband met soortgelijke aangelegenheden;

(c)intimidatie, pesterijen of bedreigingen door de eiser of zijn of haar vertegenwoordigers.

Artikel 4

Zaken met grensoverschrijdende gevolgen

1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt een zaak geacht grensoverschrijdende gevolgen te hebben, tenzij beide partijen hun woon- of vestigingsplaats hebben in dezelfde lidstaat als het gerecht waarbij de zaak aanhangig is gemaakt. 

2. Wanneer beide partijen in de procedure hun woon- of vestigingsplaats hebben in dezelfde lidstaat als het gerecht waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, wordt de zaak ook geacht grensoverschrijdende gevolgen te hebben indien: 

(a)de daad van publieke participatie met betrekking tot een zaak van algemeen belang waartegen een gerechtelijke procedure aanhangig wordt gemaakt relevant is voor meer dan één lidstaat, of

(b)de eiser of met hem of haar gelieerde entiteiten in een andere lidstaat gelijktijdig of eerder gerechtelijke procedures aanhangig hebben gemaakt tegen dezelfde verweerder of met hem of haar gelieerde verweerders.

HOOFDSTUK II

Gemeenschappelijke regels inzake procedurele waarborgen

Artikel 5

Verzoeken om procedurele waarborgen

1. Wanneer gerechtelijke procedures tegen natuurlijke personen of rechtspersonen aanhangig worden gemaakt wegens hun betrokkenheid bij publieke participatie, zorgen de lidstaten ervoor dat deze personen kunnen verzoeken om:

(a)het stellen van zekerheden overeenkomstig artikel 8;

(b)vroegtijdige seponering van kennelijk ongegronde gerechtelijke procedures overeenkomstig hoofdstuk III;

(c)voorzieningen in rechte tegen onrechtmatige gerechtelijke procedures overeenkomstig hoofdstuk IV.

2. Deze verzoeken moeten het volgende bevatten:

(a)een beschrijving van de elementen waarop zij zijn gebaseerd;

(b)een beschrijving van het bewijsmateriaal.

3. De lidstaten kunnen bepalen dat maatregelen met betrekking tot procedurele waarborgen overeenkomstig de hoofdstukken III en IV ambtshalve kunnen worden genomen door het gerecht waarbij de zaak aanhangig is gemaakt.

Artikel 6

Latere wijzigingen van de vordering of de processtukken

De lidstaten zorgen ervoor dat latere wijzigingen van de vorderingen of de processtukken door de eiser in het hoofdgeding, met inbegrip van het staken van de procedure, geen afbreuk doen aan de mogelijkheid voor het aangezochte gerecht om de gerechtelijke procedure als onrechtmatig te beschouwen en corrigerende maatregelen te gelasten overeenkomstig hoofdstuk IV.

Artikel 7

Tussenkomst van derden

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een gerecht waarbij een gerechtelijke procedure tegen publieke participatie aanhangig wordt gemaakt, kan toestaan dat niet-gouvernementele organisaties die de rechten van bij publieke participatie betrokken personen beschermen of bevorderen aan die procedure deelnemen, hetzij om de verweerder te ondersteunen, hetzij om informatie te verstrekken.

Artikel 8

Zekerheid

De lidstaten zorgen ervoor dat, in het geval van een gerechtelijke procedure tegen publieke participatie, het gerecht waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, bevoegd is om de eiser te verplichten een zekerheid te stellen voor de proceskosten, of voor de proceskosten en de schadevergoeding, indien het die zekerheid passend acht gezien de aanwezigheid van elementen die wijzen op een onrechtmatige gerechtelijke procedure.

HOOFDSTUK III

Vroegtijdige seponering van kennelijk ongegronde gerechtelijke procedures

Artikel 9

Vroegtijdige seponering

1. De lidstaten verlenen gerechten de bevoegdheid om vroegtijdig te beslissen om gerechtelijke procedures tegen publieke participatie geheel of gedeeltelijk als kennelijk ongegrond te seponeren.

2. De lidstaten kunnen termijnen vaststellen voor de uitoefening van het recht om een verzoek tot vroegtijdige seponering in te dienen. Deze termijnen zijn evenredig en maken de uitoefening van dat recht niet onmogelijk of uiterst moeilijk.

Artikel 10

Schorsing van het hoofdgeding

De lidstaten zorgen ervoor dat, indien de verweerder om vroegtijdige seponering heeft verzocht, het hoofdgeding wordt geschorst totdat er een definitieve beslissing op dat verzoek is genomen.

Artikel 11

Versnelde procedure

De lidstaten zorgen ervoor dat een verzoek om vroegtijdige seponering in een versnelde procedure wordt behandeld en dat daarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden van de zaak en met het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en het recht op een onpartijdig gerecht.

Artikel 12

Bewijslast

De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een verweerder om vroegtijdige seponering heeft verzocht, het aan de eiser is om aan te tonen dat de vordering niet kennelijk ongegrond is.

Artikel 13

Beroep

De lidstaten zorgen ervoor dat een beslissing tot afwijzing of inwilliging van een verzoek om vroegtijdige seponering als bedoeld in artikel 9 vatbaar is voor beroep.

HOOFDSTUK IV

Voorzieningen in rechte tegen onrechtmatige gerechtelijke procedures

Artikel 14

Verwijzing in de kosten

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een eiser die een onrechtmatige procedure tegen publieke participatie aanhangig heeft gemaakt, kan worden verwezen in alle proceskosten, waaronder de volledige door de verweerder gemaakte kosten voor vertegenwoordiging in rechte, tenzij deze kosten buitensporig zijn.

Artikel 15

Schadevergoeding

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die schade heeft geleden als gevolg van een onrechtmatige gerechtelijke procedure tegen publieke participatie, volledige vergoeding van die schade kan vorderen en verkrijgen.

Artikel 16

Sancties

De lidstaten zorgen ervoor dat een gerecht waarbij een onrechtmatige gerechtelijke procedure tegen publieke participatie aanhangig wordt gemaakt, de mogelijkheid heeft om doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties op te leggen aan de partij die deze procedure heeft aangespannen.

HOOFDSTUK V

Bescherming tegen in derde landen gegeven beslissingen

Artikel 17

Gronden voor afwijzing van erkenning en tenuitvoerlegging van in derde landen gegeven beslissingen

De lidstaten zorgen ervoor dat de erkenning en tenuitvoerlegging van een in een derde land gegeven beslissing in een gerechtelijke procedure wegens publieke participatie door een in een lidstaat woonachtige of gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon als kennelijk in strijd met de openbare orde (ordre public) wordt afgewezen indien deze procedure als kennelijk ongegrond of onrechtmatig zou zijn aangemerkt indien zij aanhangig was gemaakt bij de gerechten in de lidstaat waar erkenning of tenuitvoerlegging wordt gevraagd en deze gerechten hun eigen recht hadden toegepast.

Artikel 18

Bevoegdheid voor vorderingen tegen in derde landen gegeven beslissingen

De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer er bij een gerecht in een derde land een onrechtmatige gerechtelijke procedure wegens betrokkenheid bij publieke participatie aanhangig is gemaakt tegen een in een lidstaat woonachtige of gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon, die persoon voor de gerechten van zijn of haar woon- of vestigingsplaats vergoeding kan vorderen van de schade en de kosten die het gevolg zijn van de procedure voor het gerecht van het derde land, ongeacht de woon- of vestigingsplaats van de eiser in de procedure in het derde land.

HOOFDSTUK VI

Slotbepalingen

Artikel 19

Verhouding met het Verdrag van Lugano van 2007

Deze richtlijn laat de toepassing onverlet van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Lugano op 30 oktober 2007.

Artikel 20

Evaluatie

De lidstaten verstrekken de Commissie tegen [vijf jaar na de omzettingsdatum] alle relevante informatie over de toepassing van deze richtlijn. Op basis van de verstrekte informatie dient de Commissie uiterlijk [zes jaar na de omzettingsdatum] bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn. In het verslag is een beoordeling opgenomen van de ontwikkeling van onrechtmatige gerechtelijke procedures tegen publieke participatie en van de gevolgen van deze richtlijn in de lidstaten. Het verslag gaat, indien nodig, vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze richtlijn.

Artikel 21

Omzetting in intern recht

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 22

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 23

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.