Artikelen bij COM(2022)655 - Één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor derdelanders, alsmede een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen (herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1. Deze richtlijn bepaalt:

(a) één enkele aanvraagprocedure voor het verstrekken van een gecombineerde vergunning aan onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven met het oog op werk, teneinde de procedures in verband met hun toelating te vereenvoudigen en de controle van hun status gemakkelijker te maken; en

(b) een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, ongeacht de doeleinden waarvoor zij oorspronkelijk tot het grondgebied van die lidstaat waren toegelaten, gebaseerd op gelijke behandeling ten opzichte van de onderdanen van deze lidstaat.

2. Deze richtlijn laat de bevoegdheden van de lidstaten ten aanzien van het ⌦ aantal toe te laten ⌫ toelaten van onderdanen van derde landen ⌦ die als werkzoekenden uit derde landen komen ⌫ tot hun arbeidsmarkt, onverlet.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(a) “onderdaan van een derde land”: eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 20, lid 1, VWEU;

(b) “werknemer uit een derde land”: een onderdaan van een derde land die tot het grondgebied van een lidstaat is toegelaten, aldaar legaal verblijft en er, in het kader van een arbeidsrelatie in loondienst, mag werken overeenkomstig het nationale recht of de nationale praktijk;


⇩ nieuw

(c) “werkgever”: een natuurlijk persoon of een rechtspersoon, uitzendbureaus daaronder begrepen, voor of onder wiens leiding en/of toezicht de beroepsbezigheid wordt uitgeoefend;


🡻 2011/98/EU

dc) “gecombineerde vergunning”: een door de autoriteiten van een lidstaat aan een onderdaan van een derde land verstrekte verblijfsvergunning om legaal op het grondgebied van de betrokken lidstaat te verblijven met het oog op werk;

ed) “één enkele aanvraagprocedure”: procedure die op grond van één enkele aanvraag van een onderdaan van een derde land of van diens werkgever, om op het grondgebied van een lidstaat te mogen verblijven en te werken, tot een besluit over deze aanvraag van een gecombineerde vergunning leidt.

Artikel 3

Toepassingsgebied

1. Deze richtlijn is van toepassing op:

(a) onderdanen van derde landen die verzoeken te mogen verblijven in een lidstaat met het oog op werk;

(b) onderdanen van derde landen die overeenkomstig het recht van de Unie of het nationale recht zijn toegelaten tot een lidstaat voor andere doeleinden dan werk, die mogen werken en die beschikken over een verblijfsvergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1030/2002; en

(c) onderdanen van derde landen die overeenkomstig het recht van de Unie of het nationale recht zijn toegelaten tot een lidstaat met het oog op werk.

2. Deze richtlijn is niet van toepassing op onderdanen van derde landen:

a) die gezinsleden zijn van burgers van de Unie die hun recht van vrij verkeer binnen de Unie uitoefenen of hebben uitgeoefend overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden56;

b) die, evenals hun gezinsleden en ongeacht hun nationaliteit, krachtens overeenkomsten tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, of de Unie en derde landen, anderzijds, rechten van vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn aan die van de burgers van de Unie;


🡻 2011/98/EG (aangepast)

c) die ter beschikking zijn gesteld ⌦ onder Richtlijn 96/71/EG vallen ⌫ , voor de duur van de terbeschikkingstelling ⌦ op het grondgebied van de betrokken lidstaat ⌫ ;

d) die als binnen een onderneming overgeplaatste personen toelating tot het grondgebied van een lidstaat hebben aangevraagd of verkregen ⌦ overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad ⌫57 ;

e) die als seizoenwerkers of au pair ⌦ overeenkomstig Richtlijn 2014/36/EU of als au pairs overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/801⌫ toelating tot het grondgebied van een lidstaat hebben aangevraagd of verkregen;


🡻 2011/98/EU

f) die in een lidstaat mogen verblijven op basis van tijdelijke bescherming of die een aanvraag hebben ingediend om aldaar op die basis te mogen verblijven en in afwachting zijn van een besluit over hun status;

g) die krachtens Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad58 Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming,59 internationale bescherming genieten of die krachtens die richtlijn een aanvraag hebben ingediend voor internationale bescherming en over wier verzoek nog geen definitief besluit is genomen;

h) die internationale bescherming genieten overeenkomstig het nationale recht, internationale verplichtingen of de rechtspraktijk van een lidstaat, of die een aanvraag hebben ingediend voor bescherming overeenkomstig het nationale recht, internationale verplichtingen of rechtspraktijk van een lidstaat en over wier verzoek nog geen definitief besluit is genomen;

hi) die langdurig ingezetene zijn overeenkomstig Richtlijn 2003/109/EG;

ij) wier verwijdering op feitelijke of juridische gronden is opgeschort;

jk) die toelating tot het grondgebied van een lidstaat als zelfstandige hebben aangevraagd of verkregen;

kl) die als zeevarende toelating hebben aangevraagd of verkregen, of in enige functie werken op een schip dat in een lidstaat geregistreerd is of dat de vlag van een lidstaat voert.

3. De lidstaten mogen besluiten dat hoofdstuk II niet van toepassing is op onderdanen van derde landen die toestemming hebben gekregen om voor een periode van ten hoogste zes maanden op het grondgebied van een lidstaat te werken dan wel voor studiedoeleinden tot een lidstaat zijn toegelaten.

4. Hoofdstuk II is niet van toepassing op onderdanen van derde landen die op basis van een visum toestemming hebben om te werken.

HOOFDSTUK II

EÉN ENKELE AANVRAAGPROCEDURE EN EEN GECOMBINEERDE VERGUNNING

Artikel 4

Eén enkele aanvraagprocedure


🡻 2011/98/EG (aangepast)

⇨ nieuw

1. Een aanvraag tot verstrekking, wijziging of verlenging van een gecombineerde vergunning wordt via één enkele aanvraagprocedure ingediend. De lidstaten bepalen of aanvragen voor een gecombineerde vergunning moeten worden ingediend door de onderdaan van een derde land of door diens werkgever. De lidstaten kunnen ook besluiten dat een aanvraag naar keuze door een van beide kan worden gedaan. Indien de aanvraag door de onderdaan van een derde land moet worden gedaan, staan de lidstaten toe dat de aanvraag ⇨ zowel ⇦ vanuit een derde land wordt ingediend, of, indien het nationale recht daarin voorzien, vanaf ⇨ als op ⇦ het grondgebied van de lidstaat waar de onderdaan van een derde land legaal aanwezig is ⇨ , kan worden ingediend ⇦ .

2. De lidstaten onderzoeken een aanvraag ingediend krachtens lid 1 en nemen een besluit tot verstrekking, wijziging of verlenging van de gecombineerde vergunning indien de aanvrager aan de in het recht van de Unie of het nationale recht vastgelegde ⌦ vastgestelde ⌫ voorwaarden voldoet. Een besluit tot verstrekking, wijziging of verlenging van een gecombineerde vergunning vormt één enkele administratieve handeling die zowel een verblijfsvergunning als een arbeidsvergunning behelst.

3. De enkele aanvraagprocedure laat de visumprocedure die voor een eerste binnenkomst vereist kan zijn, onverlet.


⇩ nieuw

3. Mits aan de in het recht van de Unie of het nationale recht vastgelegde voorwaarden is voldaan en wanneer een lidstaat alleen op zijn grondgebied gecombineerde vergunningen afgeeft, verstrekt de betrokken lidstaat de onderdaan van een derde land het vereiste visum.


🡻 2011/98/EU

4. Na de inwerkingtreding van de nationale uitvoeringsbepalingen verstrekken de lidstaten, wanneer aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, een gecombineerde vergunning aan de onderdanen van derde landen die een aanvraag om toelating hebben ingediend en aan de reeds toegelaten onderdanen van derde landen die een aanvraag hebben ingediend om hun verblijfsvergunning te verlengen of te wijzigen.

Artikel 5

Bevoegde instantie

1. De lidstaten wijzen de instantie aan die bevoegd is om de aanvraag in ontvangst te nemen en de gecombineerde vergunning te verstrekken.

2. De bevoegde instantie neemt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vier maanden na de datum van indiening van de aanvraag, een besluit over de volledige aanvraag.


🡻 2011/98/EG

⇨ nieuw

⇨ De in de eerste alinea genoemde tijdslimiet omvat de arbeidsmarkttoets en de afgifte van het vereiste visum als bedoeld in artikel 4, lid 3. ⇦ In bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van de aanvraag, kan de in de eerste alinea genoemde tijdslimiet worden verlengd.


🡻 2011/98/EU

Indien binnen de in dit lid bepaalde tijdslimiet geen besluit is genomen, bepaalt het nationale recht welke gevolgen het uitblijven van een besluit heeft.

3. Het besluit wordt door de bevoegde instantie schriftelijk ter kennis van de aanvrager gebracht overeenkomstig de kennisgevingsprocedures van het toepasselijke nationale recht.

4. Indien de gegevens of documenten die de aanvraag staven, volgens de criteria van de het nationale recht onvolledig zijn, deelt de bevoegde instantie de aanvrager schriftelijk mee welke aanvullende gegevens of documenten vereist zijn en stelt hij een redelijke termijn vast om ze te overleggen. De in lid 2 genoemde tijdslimiet wordt opgeschort totdat de bevoegde instantie of andere relevante instanties de vereiste aanvullende informatie hebben ontvangen. Indien de aanvullende gegevens of documenten niet binnen de gestelde termijn worden overgelegd, kan de bevoegde instantie de aanvraag afwijzen.

Artikel 6

Gecombineerde vergunning

1. De door de lidstaten verstrekte gecombineerde vergunning beantwoordt aan het uniforme model dat is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1030/2002 en bevat de gegevens in verband met de vergunning tot het verrichten van arbeid overeenkomstig punt a), onder 12 en 167.5-9, van de bijlage daarbij.

De lidstaten kunnen aanvullende informatie opnemen in verband met de arbeidsrelatie van de onderdaan van een derde land (zoals naam en adres van de werkgever, de plaats van de tewerkstelling, de aard van het werk, de werkuren, het loon); dit kan op papier dan wel in een elektronisch formaat, als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1030/2002 en in punt a), onder 2016, van de bijlage daarbij.

2. Bij de verstrekking van de gecombineerde vergunning geven de lidstaten geen aanvullende vergunningen af als bewijs van het feit dat toegang is verleend tot de arbeidsmarkt.

Artikel 7

Voor andere doeleinden dan werk verstrekte verblijfsvergunningen


🡻 2011/98/EG (aangepast)

1. Wanneer de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1030/2002 een verblijfsvergunning verstrekken ⌦ voor andere doeleinden dan werk ⌫, vermelden zij de gegevens die verband houden met de vergunning tot het verrichten van arbeid, ongeacht het type vergunning.


🡻 2011/98/EU

De lidstaten kunnen aanvullende informatie opnemen in verband met de arbeidsrelatie van de onderdaan van een derde land (zoals naam en adres van de werkgever, de plaats van de tewerkstelling, de aard van het werk, de werkuren, het loon); dit kan op papier dan wel in een elektronisch formaat, als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1030/2002 en in punt a), onder 2016, van de bijlage daarbij.

2. Wanneer de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1030/2002 een verblijfsvergunning verstrekken, geven zij geen aanvullende vergunningen af als bewijs van het feit dat toegang is verleend tot de arbeidsmarkt.

Artikel 8

Procedurele waarborgen

1. Beslissingen tot afwijzing van een aanvraag tot verstrekking, wijziging of verlenging van een gecombineerde vergunning, of beslissingen tot intrekking van een gecombineerde vergunning op grond van in het recht van de Unie of het nationale recht bepaalde criteria, worden in de schriftelijke kennisgeving gemotiveerd.

2. Beslissingen tot afwijzing van een aanvraag tot verstrekking, wijziging, verlenging of tot intrekking van een gecombineerde vergunning kunnen in de betrokken lidstaat langs juridische weg worden aangevochten, overeenkomstig het nationale recht. In de in lid 1 bedoelde schriftelijke kennisgeving wordt vermeld bij welke rechtbank of administratieve instantie de betrokkene in beroep kan gaan en welke tijdslimiet daarvoor staat.


🡻 2011/98/EG (aangepast)

⇨ nieuw

3. Een aanvraag kan als niet-ontvankelijk worden beschouwd op grond van toelatingsquota voor onderdanen van derde landen die ⌦ vanuit derde landen ⌫ willen komen werken en behoeft, op die grond, niet te worden behandeld.

Artikel 9

Toegang tot informatie

De lidstaten ⇨ zorgen ervoor dat de volgende informatie gemakkelijk toegankelijk is, en ⇦ verstrekken de onderdaan van een derde land en diens toekomstige werkgever desgevraagd wordt verstrekt:

a) adequate informatie ⌦ voor de onderdaan van een derde land en diens toekomstige werkgever ⌫ over ⌦ alle bewijsstukken ⌫ de documenten die zij nodig hebben om een volledige aanvraag te kunnen indienen.


⇩ nieuw

b) informatie over de voorwaarden voor toegang en verblijf, met inbegrip van de rechten, verplichtingen en procedurele waarborgen van de onderdanen van derde landen en hun gezinsleden.


🡻 2011/98/EG (aangepast)

Artikel 10

Vergoedingen

De lidstaten kunnen in voorkomend geval van de aanvragers vergoedingen verlangen voor de ⌦ verwerking ⌫ behandeling van hun aanvraag overeenkomstig deze richtlijn. De hoogte van dergelijke vergoedingen is evenredig en kan gebaseerd worden ⌦ wordt gebaseerd ⌫ op de feitelijke diensten die voor de verwerking van de aanvraag en de verstrekking van de vergunning werden geleverd.

Artikel 11

Rechten op grond van de gecombineerde vergunning

1. Wanneer een gecombineerde vergunning is verstrekt overeenkomstig het nationale recht heeft de houder gedurende de geldigheidsduur daarvan ten minste recht op:

a) toegang tot en verblijf op het grondgebied van de lidstaat die de gecombineerde vergunning verstrekt, mits de houder voldoet aan alle voorwaarden voor toelating overeenkomstig het nationale recht;

b) vrije toegang tot het hele grondgebied van de lidstaat die de gecombineerde vergunning verstrekt, binnen de beperkingen die door het nationale recht worden opgelegd;

c) het verrichten van de specifieke loondienstwerkzaamheden die zijn toegestaan krachtens de gecombineerde vergunning overeenkomstig het nationale recht;

d) informatie over de aan de vergunning verbonden rechten van de houder die door deze richtlijn en/of door het nationale recht zijn toegekend.


⇩ nieuw

2. Binnen de in lid 1 bedoelde geldigheidsduur staan de lidstaten toe dat een houder van een gecombineerde vergunning in dienst is van een andere werkgever dan de eerste werkgever met wie de vergunninghouder een arbeidsovereenkomst heeft gesloten.

3. Binnen de in lid 1 bedoelde geldigheidsduur kunnen de lidstaten:

(a) eisen dat een verandering van werkgever wordt meegedeeld aan de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat, overeenkomstig de procedures van het nationale recht;

(b) eisen dat een verandering van werkgever wordt onderworpen aan een arbeidsmarkttoets.

Het recht van de houder van een gecombineerde vergunning om van werkgever te veranderen, kan voor ten hoogste 30 dagen worden opgeschort zolang de betrokken lidstaat de arbeidsmarkttoets verricht en nagaat of aan de vereisten van het Unierecht of het nationale recht is voldaan. De betrokken lidstaat kan zich binnen die termijn van 30 dagen verzetten tegen de verandering van werkgever.

4. Binnen de in lid 1 bedoelde geldigheidsduur kan de gecombineerde vergunning niet worden ingetrokken gedurende een periode van ten minste drie maanden in geval van werkloosheid van de houder. De lidstaten staan de onderdaan van een derde land toe op hun grondgebied te verblijven totdat de bevoegde instanties overeenkomstig lid 3, onder b), naargelang het geval, een besluit hebben genomen, ook al is die periode van ten minste drie maanden verstreken.


🡻 2011/98/EU

HOOFDSTUK III

RECHT OP GELIJKE BEHANDELING

Artikel 12

Recht op gelijke behandeling

1. Werknemers uit derde landen als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b) en c), worden in de lidstaten waar zij verblijven op dezelfde manier behandeld als nationale onderdanen, op het vlak van:

a) arbeidsvoorwaarden, zoals salaris, ontslag en veiligheid en gezondheid op het werk;

b) vrijheid van vereniging en aansluiting bij en lidmaatschap van een werkgevers- of werknemersorganisatie, of een andere organisatie waarvan de leden een bepaald beroep uitoefenen, met inbegrip van de door dergelijke organisaties verschafte voordelen, zonder dat wordt geraakt aan de nationale bepalingen inzake openbare orde en openbare veiligheid;

c) onderwijs en beroepsopleiding;

d) erkenning van diploma’s, certificaten en andere beroepskwalificaties, overeenkomstig de geldende nationale procedures;

e) de takken van de sociale zekerheid als omschreven in Verordening (EG) nr. 883/2004;

f) belastingvoordelen, voor zover de werknemer geacht wordt in de betrokken lidstaat zijn fiscale woonplaats te hebben;


🡻 2011/98/EU

⇨ nieuw

g) toegang tot goederen en diensten, en de levering van voor het publiek beschikbare goederen en diensten, waaronder procedures voor het verkrijgen van ⇨ toegang tot publieke en particuliere ⇦ huisvesting overeenkomstig het nationale recht, zonder afbreuk te doen aan de vrijheid om contracten af te sluiten overeenkomstig het recht van de Unie en het nationale recht;


🡻 2011/98/EU

h) door arbeidsbureaus verleende adviesdiensten.

2. De lidstaten mogen beperkingen stellen aan de gelijke behandeling:

a) in lid 1, onder c), door:

i) de toepassing daarvan te beperken tot werknemers uit een derde land die in loondienst zijn of in loondienst geweest zijn en die als werkloos geregistreerd staan;

ii) die werknemers uit derde landen uit te sluiten die tot hun grondgebied zijn toegelaten overeenkomstig Richtlijn 2016/801/EU2004/114/EG;

iii) studie- en onderhoudstoelagen en -leningen of andere toelagen en leningen uit te sluiten;


🡻 2011/98/EU

⇨ nieuw

iv) voor toegang tot universitair en postsecundair ⇨ universitaire en postsecundaire opleidingen en ⇦ onderwijs en tot beroepsopleidingen ⇨ en -onderwijs ⇦die niet rechtstreeks met de specifieke beroepsactiviteit verband houden, specifieke eisen te stellen onder andere ten aanzien van talenkennis en de betaling van school- of collegegeld, overeenkomstig het nationale recht;


🡻 2011/98/EU

b) door de rechten die in lid 1, onder e), aan werknemers uit derde landen worden toegekend, te beperken, waarbij zij deze rechten evenwel niet mogen beperken voor werknemers uit derde landen die in loondienst zijn of ten minste gedurende zes maanden in loondienst zijn geweest en die als werkloos geregistreerd staan.

Tevens kunnen de lidstaten besluiten dat lid 1, onder e), waar het om gezinsbijslagen gaat, niet van toepassing is op onderdanen van derde landen die toestemming hebben voor een periode van ten hoogste zes maanden op hun grondgebied te werken, op onderdanen van derde landen die voor studiedoeleinden zijn toegelaten en op onderdanen van derde landen die mogen werken omdat ze een visum bezitten;

c) in lid 1, onder f), ten aanzien van belastingvoordelen, door de toepassing daarvan te beperken tot gevallen waarin de officiële of gebruikelijke woonplaats van de gezinsleden van de werknemer uit een derde land voor wie deze op uitkeringen aanspraak maakt, op het grondgebied van de betrokken lidstaat gelegen is;

d) in lid 1, onder g), door:

i) de toepassing ervan te beperken tot werknemers uit derde landen die in loondienst zijn;


🡻 2011/98/EU

⇨ nieuw

ii) de toegang tot ⇨ publieke ⇦ huisvesting te beperken.


🡻 2011/98/EU

3. Het bij lid 1 vastgestelde recht van gelijke behandeling doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaat om de op grond van deze richtlijn verstrekte verblijfsvergunning, de voor andere doeleinden dan werk verstrekte verblijfsvergunning of enige andere vergunning om in een lidstaat arbeid te verrichten, in te trekken of niet te verlengen.

4. Werknemers uit derde landen die naar een derde land verhuizen, of hun nagelaten betrekkingen die in een derde land wonen en rechten aan die werknemers ontlenen, ontvangen onder dezelfde voorwaarden en tegen dezelfde tarieven als onderdanen van de betrokken lidstaten wanneer die naar een derde land verhuizen, bij ouderdom, invaliditeit of overlijden wettelijke prestaties, gebaseerd op de vroegere arbeid van de werknemer en verworven overeenkomstig de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde wetgeving.


⇩ nieuw

Artikel 13

Monitoring, risicobeoordeling, inspecties en sancties

1. De lidstaten voorzien in maatregelen om mogelijke overtredingen van krachtens artikel 12 vastgestelde nationale bepalingen door werkgevers te voorkomen. De preventieve maatregelen omvatten overeenkomstig het nationale recht of de bestuurlijke gebruiken monitoring, evaluatie en, waar passend, inspectie.

2. De lidstaten stellen de voorschriften vast inzake de toe te passen sancties bij overtredingen van krachtens artikel 12 vastgestelde nationale bepalingen door werkgevers. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk van die voorschriften en maatregelen in kennis en delen haar onmiddellijk alle latere wijzigingen daarvan mee.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de diensten die belast zijn met de arbeidsinspectie of andere bevoegde instanties en, indien het nationale recht daarin voorziet met betrekking tot nationale werknemers, organisaties die de belangen van werknemers behartigen, toegang hebben tot de werkplek.

Artikel 14

Facilitering van klachten en verhaal

1. De lidstaten zorgen ervoor dat er doeltreffende mechanismen zijn waarmee werknemers uit derde landen klachten kunnen indienen tegen hun werkgevers:

a) op rechtstreekse wijze; of

b) via derden die er overeenkomstig de in hun nationaal recht vastgestelde criteria een rechtmatig belang bij hebben dat deze richtlijn wordt nageleefd; of

c) via een bevoegde instantie van de lidstaat, indien het nationale recht daarin voorziet.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1, onder b), bedoelde derden namens of ter ondersteuning van een werknemer uit een derde land, met diens toestemming, gerechtelijke en/of administratieve procedures kunnen aanspannen om de naleving van deze richtlijn af te dwingen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat werknemers uit derde landen dezelfde toegang hebben als onderdanen van de lidstaat waar zij verblijven met betrekking tot:

a) maatregelen ter bescherming tegen ontslag of andere nadelige behandeling door de werkgever als reactie op een klacht binnen de onderneming; of tot

b) alle gerechtelijke en/of administratieve procedures die erop gericht zijn de naleving van deze richtlijn af te dwingen.


🡻 2011/98/EU

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 1513

Gunstiger bepalingen

1. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan gunstiger bepalingen van:

a) het recht van de Unie, met inbegrip van bilaterale en multilaterale overeenkomsten tussen de Unie of de Unie en haar lidstaten enerzijds, en een of meer derde landen anderzijds; en

b) bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen een of meer lidstaten en een of meer derde landen.

2. Deze richtlijn laat onverlet dat de lidstaten bepalingen kunnen invoeren of handhaven die gunstiger zijn voor de personen die onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen.


🡻 2011/98/EU

⇨ nieuw

Artikel 1614

Informatie aan het publiek

Iedere lidstaat ⇨ zorgt ervoor dat het publiek gemakkelijk toegang heeft tot ⇦ stelt het publiek regelmatig bijgewerkte informatie ter beschikking:

a) betreffende de voorwaarden voor de toelating en het verblijf van onderdanen van derde landen tot, respectievelijk op, zijn grondgebied met het oog op werk;


⇩ nieuw

b) betreffende alle bewijsstukken die nodig zijn voor de aanvraag;

c) betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf, met inbegrip van de rechten, verplichtingen en procedurele waarborgen van de onderdanen van derde landen die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.


🡻 2011/98/EG (aangepast)

⇨ nieuw

Artikel 1715

Verslaglegging

1. De Commissie brengt op gezette tijden, en voor het eerst uiterlijk op ⌦ […] ⌫ 25 december 2016, aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten en stelt, in voorkomend geval, de wijzigingen voor die zij noodzakelijk acht.

2. Jaarlijks, en de eerste maal uiterlijk op 25 december 2014 ⌦ [ ] ⌫, verstrekken de lidstaten met inachtneming van het bepaalde in Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming60, aan de Commissie ⌦ (Eurostat) ⌫ statistische gegevens met betrekking tot de aantallen werknemers uit derde landen aan wie gedurende het afgelopen kalenderjaar een gecombineerde vergunning is verstrekt. ⇨ Deze statistieken hebben betrekking op referentieperioden van één kalenderjaar, worden uitgesplitst naar soort besluit, reden, geldigheidsduur en burgerschap en worden binnen zes maanden na het einde van de referentieperiode toegezonden. ⇦


🡻 2011/98/EG (aangepast)

Artikel 1816

Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 25 december 2013 ⌦ [twee jaar na de inwerkingtreding] ⌫ aan deze richtlijn ⌦ artikel 2 onder c), artikel 3, lid 2, artikel 4, leden 1 en 3, artikel 5, lid 2, tweede alinea, artikel 7, lid 1, artikel 9, artikel 11, leden 2, 3 en 4, artikel 12, lid 1, onder g), artikel 12, lid 2, onder b), tweede alinea, artikel 12, onder d), ii), artikel 13, artikel 14 en artikel 16 ⌫ te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die ⌦ maatregelen ⌫ bepalingen onverwijld ⌦ onmiddellijk ⌫ mee.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar de onderhavige richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. ⌦ In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten. ⌫

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen ⌦ maatregelen ⌫ van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

⌦ Artikel 19 ⌫

⌦ Intrekking ⌫

⌦ Richtlijn 2011/98/EU, opgenomen in bijlage I, deel A, wordt met ingang van [de dag volgende op de in artikel 18, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn vastgestelde datum] ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijn. ⌫

⌦ Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II. ⌫

Artikel 2017

Inwerkingtreding ⌦ en toepassing ⌫

Deze richtlijn treedt in werking op de ⌦ twintigste ⌫ dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

⌦ Artikel 1, artikel 2, onder a) en b), artikel 2, onder d) en e), artikel 3, lid 1, artikel 3, lid 2, onder a), b), f) en h) tot en met k), artikel 3, leden 3 en 4, artikel 4, leden 2 en 4, artikel 5, leden 1, 3 en 4, artikel 6, artikel 7, lid 2, artikel 8, artikel 10, artikel 11, lid 1, artikel 12, lid 1, onder a) tot en met f) en h), artikel 12, lid 2, onder a), c), d) en i), artikel 12, leden 3 en 4, en artikel 15 zijn van toepassing met ingang van [de dag na de datum in artikel 18, lid 1, eerste alinea]. ⌫


🡻 2011/98/EU

Artikel 2118

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.