Artikelen bij COM(2022)327 - Toepassing van enkele artikelen van het Verdrag betreffende de werking van de EU op bepaalde steunmaatregelen in de sectoren spoorvervoer, binnenvaart en multimodaal vervoer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Groepsvrijstellingen

1. De Commissie kan bij verordening, vastgesteld overeenkomstig de in artikel 5 neergelegde procedure, verklaren dat de volgende soorten steunmaatregelen, in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag, verenigbaar zijn met de interne markt en niet onderworpen zijn aan de aanmeldingsverplichtingen van artikel 108, lid 3, van het Verdrag:

(a)steun voor de coördinatie van het vervoer;

(b)steun voor de vergoeding van bepaalde met het begrip “openbare dienst” verbonden, verplichte dienstverrichtingen, met uitzondering van compensaties voor openbaredienstverlening met betrekking tot openbaar personenvervoer, die onder Verordening (EG) nr. 1370/2007 vallen.

2. In krachtens lid 1 vastgestelde verordeningen wordt met name voor elke soort steunmaatregelen het volgende gespecificeerd:

(c)het doel van de steunmaatregel;

(d)de categorieën van de begunstigden;

(e)de drempels die worden uitgedrukt hetzij als steunintensiteit ten opzichte van een reeks in aanmerking komende kosten, hetzij in de vorm van een maximumbedrag, hetzij, voor bepaalde soorten steun waarvan de intensiteit of het bedrag soms moeilijk precies te bepalen is, met name financieringsinstrumenten of risicokapitaalinvesteringen of dergelijke, als maximaal steunniveau voor of met betrekking tot die maatregel, onverminderd de kwalificatie van de betrokken maatregelen in het licht van artikel 107, lid 1, van het Verdrag;

(f)de voorwaarden voor de cumulering van steun;

(g)de voorwaarden inzake transparantie en toezicht in overeenstemming met artikel 2.

3. Daarnaast kunnen de krachtens lid 1 vastgestelde verordeningen met name:

(h)drempels of andere voorwaarden vaststellen voor de aanmelding van individuele steunmaatregelen;

(i)bepaalde sectoren uitsluiten van hun toepassingsgebied;

(j)bijkomende voorwaarden vastleggen voor de verenigbaarheid van de steun die krachtens dergelijke verordeningen is vrijgesteld.

Artikel 2

Transparantie en toezicht

4. De krachtens artikel 1, lid 1, vastgestelde verordeningen bevatten gedetailleerde voorschriften om de transparantie van en het toezicht op de onder die verordeningen vallende steun te waarborgen.

5. Wanneer lidstaten steunregelingen of individuele steun uitvoeren die krachtens de in artikel 1, lid 1, bedoelde verordeningen van aanmelding zijn vrijgesteld, doen zij de Commissie, met het oog op bekendmaking, samenvattingen van de informatie betreffende die steun toekomen.

6. De lidstaten registreren en verzamelen alle informatie betreffende de toepassing van de krachtens artikel 1, lid 1 vastgestelde verordeningen. Indien de Commissie over gegevens beschikt die laten vermoeden dat een krachtens artikel 1, lid 1 vastgestelde verordening niet correct wordt toegepast, verstrekken de lidstaten de Commissie alle informatie die zij nodig acht om te kunnen beoordelen of krachtens die verordening verleende steun verenigbaar is met alle voorwaarden van die verordening.

7. De lidstaten doen de Commissie ten minste eenmaal per jaar, bij voorkeur in elektronische vorm, een verslag toekomen over de toepassing van de krachtens artikel 1, lid 1, vastgestelde verordeningen; dit verslag wordt opgesteld overeenkomstig de specifieke eisen van de Commissie. De Commissie maakt deze verslagen voor alle lidstaten toegankelijk. Eenmaal per jaar worden deze verslagen door het in artikel 5 bedoelde comité besproken en beoordeeld.

Artikel 3

Geldigheidsduur en wijziging van de verordeningen

8. In krachtens artikel 1, lid 1, vastgestelde verordeningen wordt de geldigheidsduur ervan vermeld. De verordeningen voorzien in een overgangsperiode ingeval hun geldigheidsduur bij het verstrijken ervan niet wordt verlengd.

9. Wanneer de krachtens artikel 1, lid 1, vastgestelde verordeningen worden ingetrokken of gewijzigd door een nieuwe verordening, voorziet de nieuwe verordening in een overgangsperiode van zes maanden om de onder de ingetrokken of gewijzigde verordening vallende steun te kunnen aanpassen.

Artikel 4

Horen van belanghebbenden

Alvorens een verordening krachtens artikel 1, lid 1, vast te stellen maakt de Commissie een ontwerp daarvan bekend, zodat alle belanghebbende personen en organisaties hun opmerkingen kunnen maken binnen een door de Commissie vastgestelde termijn. Die termijn bedraagt ten minste één maand, behalve als de Commissie het passend acht een kortere termijn vast te stellen.

Artikel 5

Raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun

10. De Commissie raadpleegt het Adviescomité inzake overheidssteun (“het comité”):

(k)tegelijk met de bekendmaking van ontwerpverordeningen uit hoofde van artikel 4; en

(l)alvorens een verordening uit hoofde van artikel 1, lid 1, vast te stellen.

11. Het comité wordt geraadpleegd tijdens een door de Commissie bijeengeroepen vergadering via elektronische weg. De te bespreken ontwerpen en documenten worden bij de elektronische communicatie gevoegd. De vergadering wordt ten vroegste twee maanden na de elektronische communicatie gehouden. Deze termijn kan in urgente gevallen of wanneer de geldigheidsduur van een verordening wordt verlengd, worden verkort voor de in lid 1, punt b), bedoelde raadplegingen.

12. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter naargelang van de urgentie van de zaak kan vaststellen advies uit over het ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

13. Het advies van het comité wordt in de notulen opgenomen; Voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen. Het comité kan aanbevelen het advies bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.

14. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het advies van het comité. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

Artikel 6

Evaluatieverslag

Elke vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening. Een ontwerpverslag wordt ter bestudering voorgelegd aan het in artikel 5 bedoelde comité.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.