Artikelen bij COM(2022)349 - Wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1 - Onderwerp

Bij deze verordening wordt de wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (het “instrument”) vastgesteld.

Artikel 2 - Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1) “gemeenschappelijke aanbesteding”: een gezamenlijke aanbesteding die door ten minste drie lidstaten gezamenlijk wordt uitgevoerd;

2) “zeggenschap door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land”: het vermogen om direct of indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten een beslissende invloed uit te oefenen op een juridische entiteit;

3) “uitvoerende bestuursstructuur”: een overeenkomstig nationaal recht aangewezen orgaan van een juridische entiteit dat in voorkomend geval aan de bestuursvoorzitter rapporteert en gemachtigd is om de strategie, doelstellingen en algemene richting van de juridische entiteit te bepalen, en dat belast is met het toezicht op en de monitoring van de bestuurlijke besluitvorming;

4) “entiteit uit een niet-geassocieerd derde land”: een juridische entiteit die in een niet-geassocieerd derde land is gevestigd of, indien het gaat om een juridische entiteit die in de Unie of een geassocieerd land is gevestigd, waarvan de uitvoerende bestuursstructuur zich in een niet-geassocieerd derde land bevindt;

5) “aanbestedingsagent”: een in een lidstaat of een geassocieerd land gevestigde aanbestedende dienst die door ten minste drie lidstaten is aangewezen om namens hen een gemeenschappelijke aanbesteding uit te voeren, met inbegrip van organen van de Unie of internationale organisaties;

6) “derde land”: een land dat geen lid van de Unie is.

Artikel 3 - Doelstellingen

1. Het instrument heeft de volgende doelstellingen:

a) bevordering van het concurrentievermogen en de efficiëntie van de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) voor een veerkrachtigere Unie, met name door de aanpassing van de industrie aan structurele veranderingen, met inbegrip van de uitbreiding van haar productiecapaciteit, op een gezamenlijke manier te versnellen;

b) bevordering van de samenwerking tussen de deelnemende lidstaten op het gebied van overheidsopdrachten op defensiegebied, die bijdragen tot solidariteit, interoperabiliteit, het voorkomen van verdringingseffecten, het voorkomen van versnippering en het verhogen van de doeltreffendheid van overheidsuitgaven.

2. Bij het nastreven van de doelstellingen wordt de nadruk gelegd op het versterken en ontwikkelen van de industriële basis van de Unie op defensiegebied, zodat deze met name kan voorzien in de meest dringende en kritieke behoeften aan defensieproducten, met name die welke door de reactie op de Russische agressie tegen Oekraïne aan het licht zijn gekomen of verergerd, rekening houdend met de werkzaamheden van de gezamenlijke taskforce voor overheidsopdrachten op defensiegebied.

Artikel 4 - Begroting

1. De financiële middelen voor de uitvoering van het instrument voor de periode vanaf de inwerkingtreding van deze verordening tot en met 31 december 2024 bedragen 500 miljoen EUR in lopende prijzen.

2. Het in lid 1 genoemde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van het instrument, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen.

3. De aan de lidstaten in gedeeld beheer toegewezen middelen kunnen op verzoek van de betrokken lidstaat naar het instrument worden overgeschreven onder de in de relevante bepalingen van de verordening gemeenschappelijke bepalingen uiteengezette voorwaarden. De Commissie voert die middelen op directe wijze uit overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (het “Financieel Reglement”). Deze middelen worden gebruikt ten voordele van de betrokken lidstaat.

4. Vastleggingen in de begroting voor activiteiten waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.

Artikel 5 - Met het instrument geassocieerde derde landen

Het instrument staat open voor deelname van lidstaten en leden van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (geassocieerde landen), overeenkomstig de voorwaarden van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 6 - Uitvoering en vormen van EU-financiering

1. Het Instrument wordt ten uitvoer gelegd via direct beheer, overeenkomstig het Financieel Reglement.

2. De EU-financiering stimuleert de samenwerking tussen de lidstaten om de in artikel 3 bedoelde doelstellingen te verwezenlijken. Bij de vaststelling van de financiële bijdrage wordt rekening gehouden met het gezamenlijke karakter van de gemeenschappelijke aanbesteding, vermeerderd met een passend bedrag om het stimulerende effect te creëren dat nodig is om de samenwerking aan te moedigen.

3. Indien dit nodig is voor de uitvoering van een actie, kunnen de financiële bijdragen betrekking hebben op een periode die voorafgaat aan de datum van het verzoek om financiële bijdragen voor die actie, op voorwaarde dat met de actie niet is begonnen vóór 24 februari 2022.

4. In direct beheer uitgevoerde subsidies worden toegekend en beheerd overeenkomstig titel VIII van het Financieel Reglement.

Artikel 7 - Subsidiabele acties

1. Alleen acties die aan alle volgende criteria voldoen, komen in aanmerking voor financiering:

a) de acties omvatten samenwerking voor de gemeenschappelijke aanbesteding van de meest dringende en kritieke defensieproducten tussen in aanmerking komende entiteiten die de in artikel 3 bedoelde doelstellingen uitvoeren;

b) de acties omvatten nieuwe samenwerking of een uitbreiding van bestaande samenwerking naar nieuwe lidstaten of geassocieerde landen;

c) de acties worden uitgevoerd door een consortium van ten minste drie lidstaten;

d) de acties voldoen aan de aanvullende voorwaarden van artikel 8.

2. De volgende acties komen niet in aanmerking voor financiering:

a) acties voor gemeenschappelijke aanbestedingen van goederen of diensten die door het toepasselijke internationale recht verboden zijn;

b) acties voor de gemeenschappelijke aanschaf van dodelijke autonome wapens zonder de mogelijkheid van betekenisvolle menselijke controle op beslissingen over selectie en betrokkenheid bij aanvallen op mensen.

Artikel 8 - Aanvullende financieringsvoorwaarden

1. De lidstaten of geassocieerde derde landen wijzen een aanbestedingsagent aan die namens hen optreedt met het oog op de gemeenschappelijke aanbesteding. Namens de deelnemende lidstaten voert de aanbestedingsagent de aanbestedingsprocedures uit en sluit zij de daaruit voortvloeiende overeenkomsten met de contractanten.

2. De in lid 1 bedoelde aanbestedingsprocedures zijn gebaseerd op een overeenkomst die door de deelnemende lidstaten met de aanbestedingsagent moet worden ondertekend onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in het in artikel 11 bedoelde werkprogramma.

3. Gemeenschappelijke aanbestedingsprocedures en -contracten omvatten deelnamevereisten voor contractanten en subcontractanten die betrokken zijn bij de gemeenschappelijke aanbesteding als bedoeld in de leden 4 tot en met 10.

4. Contractanten en subcontractanten die bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken zijn, zijn gevestigd en hebben hun uitvoerende bestuursstructuren in de Unie. Zij staan niet onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land.

5. In afwijking van lid 4 mag een in de Unie of in een geassocieerd derde land gevestigde juridische entiteit die onder zeggenschap staat van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, alleen als contractant en subcontractant deelnemen aan de gemeenschappelijke aanbesteding indien zij garanties biedt die zijn goedgekeurd door de lidstaat of het geassocieerde derde land waarin de contractant is gevestigd.

6. De deelnemende lidstaten verschaffen de Commissie een kennisgeving van de aanbestedingsagent over de garanties die worden verstrekt door een bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken contractant of subcontractant die in de Unie of een geassocieerd derde land is gevestigd en onder zeggenschap staat van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land. De garanties en de desbetreffende bepalingen in het aanbestedingscontract worden op verzoek ter beschikking van de Commissie gesteld. De garanties bieden garanties dat de betrokkenheid van de contractant of subcontractant die bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken is, niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten zoals vastgesteld in het kader van het GBVB overeenkomstig titel V van het VEU, of met de in artikel 3 genoemde doelstellingen.

7. De waarborgen moeten met name aantonen dat er voor de gemeenschappelijke aanbestedingen maatregelen zijn getroffen die ervoor zorgen dat:

a) de controle over de contractant of subcontractant die bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken is, niet zodanig wordt uitgeoefend dat diens vermogen om de bestelling uit te voeren en resultaten te leveren wordt belemmerd of beperkt, en;

b) de toegang van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land tot gevoelige informatie wordt verhinderd en de werknemers of andere personen die bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken zijn, beschikken over een door een lidstaat afgegeven nationale veiligheidsmachtiging.

8. De infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken contractanten en subcontractanten die voor de gemeenschappelijke aanbesteding worden gebruikt, bevinden zich op het grondgebied van een lidstaat of een geassocieerd derde land. Indien er in de Unie of in een geassocieerd derde land geen concurrerende alternatieven voorhanden zijn, mogen de bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken contractanten en subcontractanten hun activa, infrastructuur, faciliteiten en middelen gebruiken die zich buiten het grondgebied van de lidstaten of van de geassocieerde derde landen bevinden of aldaar worden gehouden, mits dergelijk gebruik niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, strookt met de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen.

9. Gemeenschappelijke aanbestedingsprocedures en contracten omvatten ook de eis dat het defensieproduct niet mag worden onderworpen aan een beperking door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land.

10. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “subcontractanten die betrokken zijn bij de gemeenschappelijke aanbesteding” verstaan:

a) subcontractanten met een rechtstreekse contractuele relatie met een contractant;

b) andere subcontractanten waaraan ten minste 10 % van het aandeel van de werkzaamheden is toegewezen;

c) onderaannemers die voor de uitvoering van de gemeenschappelijke aanbesteding toegang tot gerubriceerde informatie kunnen vereisen.

Artikel 9 - Subsidiabele entiteiten

Op voorwaarde dat zij voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria van artikel 197 van het Financieel Reglement, komen de volgende entiteiten in aanmerking voor financiering:

a) aanbestedende diensten of aanbestedende instanties als omschreven in de Richtlijnen 2014/24/EU 9 en 2014/25/EU 10 van het Europees Parlement en de Raad;

b) overheidsinstanties van geassocieerde derde landen.

Artikel 10 - Toekenningscriteria

De Commissie beoordeelt de ingediende voorstellen op basis van de volgende toekenningscriteria:

1. de bijdrage van de actie aan het versterken en ontwikkelen van de industriële defensiebasis van de Unie, zodat deze met name kan voorzien in de meest dringende en kritieke behoeften aan defensieproducten als bedoeld in artikel 3, onder meer met betrekking tot de aanbestedingsprocedure en de leveringstermijnen, het aanvullen van voorraden, beschikbaarheid en levering;

2. de bijdrage van de actie aan het concurrentievermogen en de aanpassing van de EDTIB, onder meer door de beoogde uitbreiding van de productiecapaciteit, de reservering van productiecapaciteit, de omscholing en bijscholing ervan, en de algehele modernisering;

3. de bijdrage van de actie aan de versterking van de samenwerking tussen de lidstaten of geassocieerde landen en de interoperabiliteit van producten;

4. het aantal lidstaten of geassocieerde landen dat aan de gemeenschappelijke aanbesteding deelneemt;

5. de geraamde omvang van de gemeenschappelijke aanbesteding en elke verklaring van de deelnemers dat zij de aangekochte defensieproducten gezamenlijk zullen gebruiken, opslaan, bezitten of onderhouden;

6. katalysatoreffect van de financiële steun van de Unie door aan te tonen hoe de bijdrage van de Unie belemmeringen voor gemeenschappelijke aanbestedingen kan overwinnen;

7. kwaliteit en efficiëntie van de plannen voor de uitvoering van de actie.

Artikel 11 - Werkprogramma

1. Het instrument wordt uitgevoerd door middel van een werkprogramma als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement.

2. De Commissie stelt het in lid 1 bedoelde werkprogramma door middel van een uitvoeringshandeling vast. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3. Het werkprogramma bevat de minimale financiële omvang van de gezamenlijke aanbestedingsacties en bepaalt het indicatieve bedrag van de financiële steun voor acties die worden uitgevoerd door het minimumaantal lidstaten als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt c), alsook stimulansen voor aanbestedingen met een hogere waarde en de opname van extra lidstaten of geassocieerde landen.

4. In het werkprogramma worden de financieringsprioriteiten vastgesteld in overeenstemming met de in artikel 3, lid 2, bedoelde behoeften.

Artikel 12 - Toezicht en verslaglegging

1. De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2024 een evaluatieverslag over het instrument op en dient dit in bij het Europees Parlement en de Raad. In het verslag worden het effect en de doeltreffendheid van de in het kader van het instrument genomen maatregelen geëvalueerd.

2. In dat verslag wordt op basis van de raadplegingen van de lidstaten en de belangrijkste belanghebbenden met name een beoordeling gemaakt van de geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen.

Artikel 13 - Informatie, communicatie en publiciteit

1. De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

2. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het Instrument alsmede de acties en de resultaten ervan. De aan het Instrument toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 genoemde doelstellingen.

Artikel 14 - Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Het Europees Defensieagentschap wordt uitgenodigd om de vergaderingen van het comité bij te wonen als waarnemer, teneinde zijn standpunten kenbaar te maken en zijn deskundigheid te delen. De Europese Dienst voor extern optreden wordt eveneens uitgenodigd om de vergaderingen van het comité bij te wonen.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 15 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.