Artikelen bij COM(2022)495 - Aansprakelijkheid voor producten met gebreken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2022)495 - Aansprakelijkheid voor producten met gebreken.
document COM(2022)495 NLEN
datum 28 september 2022



HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1 - Onderwerp

Deze richtlijn bevat gemeenschappelijke regels voor de aansprakelijkheid van marktdeelnemers voor door natuurlijke personen als gevolg van producten met gebreken geleden schade.

Artikel 2 - Toepassingsgebied

1. Deze richtlijn is van toepassing op producten die na [PB, gelieve de datum in te voegen: twaalf maanden na de inwerkingtreding] in de handel zijn gebracht of in gebruik zijn gesteld.

2. Deze richtlijn is niet van toepassing op schade ten gevolge van nucleaire ongevallen, voor zover de aansprakelijkheid voor dergelijke schade op grond van door de lidstaten geratificeerde internationale overeenkomsten wordt gedekt.

3. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan:

a) de toepasselijkheid van het recht van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679, Richtlijn 2002/58/EG en Richtlijn (EU) 2016/680;

b) nationale voorschriften betreffende het recht van regres tussen twee of meer marktdeelnemers die hoofdelijk aansprakelijk zijn overeenkomstig artikel 11 of wanneer de schade zowel door een product met gebreken als door een handelen of nalaten van een derde als bedoeld in artikel 12 wordt veroorzaakt;

c) de rechten die een gelaedeerde ontleent aan de nationale voorschriften inzake contractuele aansprakelijkheid of niet-contractuele aansprakelijkheid op andere gronden dan de gebreken van een product, met inbegrip van de nationale voorschriften tot uitvoering van het recht van de Unie, zoals [de richtlijn inzake aansprakelijkheid voor artificiële intelligentie];

d) de rechten die een gelaedeerde ontleent aan speciale aansprakelijkheidsregelingen die op 30 juli 1985 in het nationale recht bestonden.

Artikel 3 - Mate van harmonisatie

Tenzij in deze richtlijn anders is bepaald, mogen de lidstaten in hun nationale recht geen bepalingen handhaven of invoeren die afwijken van de bepalingen in deze richtlijn, met inbegrip van meer of minder strikte bepalingen met het doel een ander niveau van consumentenbescherming te bereiken.

Artikel 4 - Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1) “product”: een roerende zaak, ook nadat zij is geïntegreerd in een andere roerende zaak of in een onroerende zaak. Onder “product” worden ook elektriciteit, dossiers voor digitale fabricage en software verstaan;

2) “dossier voor digitale fabricage”: een digitale versie of een digitale template van een roerende zaak;

3) “component”: elk materieel of immaterieel voorwerp dat, of elke bijbehorende dienst die, door de fabrikant van een product of onder zijn zeggenschap in dat product is geïntegreerd of daarmee onderling is verbonden;

4) “bijbehorende dienst”: een digitale dienst die zodanig in een product is geïntegreerd of daarmee onderling is verbonden dat het product zonder die dienst een of meer van zijn functies niet zou kunnen vervullen;

5) “zeggenschap van de fabrikant”: houdt in dat de fabrikant van een product toestemming geeft voor a) de integratie, interconnectie of levering door een derde van een component, met inbegrip van software-updates of ‑upgrades, of b) de wijziging van het product;

6) “schade”: materiële verliezen als gevolg van:

a) overlijden of lichamelijk letsel, met inbegrip van medisch erkende geestelijke gezondheidsaandoeningen;

b) aantasting of vernietiging van goederen, met uitzondering van:

i) het product met gebreken zelf;

ii) een product dat is beschadigd door een defecte component van dat product;

iii) goederen die uitsluitend beroepsmatig worden gebruikt;

c) verlies of corruptie van gegevens die niet uitsluitend beroepsmatig worden gebruikt;

7) “gegevens”: gegevens in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) 2022/868 van het Europees Parlement en de Raad 51 ;

8) “in de handel brengen”: het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een product;

9) “op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

10) “in gebruik stellen”: het voor het eerst gebruiken van een product in de Unie in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, wanneer het product vóór het eerste gebruik ervan niet in de handel is gebracht;

11) “fabrikant”: een natuurlijke of rechtspersoon die een product ontwikkelt, vervaardigt of produceert of laat ontwerpen of vervaardigen, of het onder zijn naam of handelsmerk verhandelt, of die een product voor eigen gebruik ontwikkelt, vervaardigt of produceert;

12) “gemachtigde”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door een fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen;

13) “importeur”: een in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die een product uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

14) “fulfilmentdienstverlener”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het kader van een handelsactiviteit ten minste twee van de volgende diensten aanbiedt: opslag, verpakking, adressering en verzending van een product, zonder eigenaar daarvan te zijn, met uitzondering van postdiensten in de zin van artikel 2, punt 1, van Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad 52 , van pakketbezorgdiensten in de zin van artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) 2018/644 van het Europees Parlement en de Raad 53 en van andere postdiensten of vrachtvervoersdiensten;

15) “distributeur”: een natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, anders dan de fabrikant of de importeur, die een product op de markt aanbiedt;

16) “marktdeelnemer”: de fabrikant van een product of een component, de aanbieder van een bijbehorende dienst, de gemachtigde, de importeur, de fulfilmentdienstverlener of de distributeur;

17) “onlineplatform”: een onlineplatform in de zin van artikel 2, punt h), van Verordening (EU).../... van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (verordening digitale diensten) 54 +.


HOOFDSTUK II

Specifieke bepalingen inzake aansprakelijkheid voor producten met gebreken

Artikel 5 - Recht op schadevergoeding

1. De lidstaten zien erop toe dat iedere natuurlijke persoon die door een product met gebreken veroorzaakte schade lijdt (“de gelaedeerde”) recht heeft op schadevergoeding overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn.

2. De lidstaten zien erop toe dat vorderingen tot schadevergoeding uit hoofde van lid 1 ook kunnen worden ingesteld door:

a) een persoon die krachtens de wet of een overeenkomst in de rechten van de gelaedeerde is getreden of in diens rechten is gesubrogeerd, of

b) een persoon die overeenkomstig het recht van de Unie of het nationale recht namens een of meer gelaedeerden handelt.

Artikel 6 - Gebreken

1. Een product wordt geacht gebreken te vertonen wanneer het niet de veiligheid biedt die het grote publiek gerechtigd is te verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen, met name:

a) de aanbiedingsvorm van het product, met inbegrip van de installatie-, gebruiks- en onderhoudsinstructies;

b) het redelijkerwijs te voorziene gebruik en misbruik van het product;

c) het effect op het product van het vermogen om te blijven leren na het in de handel brengen of in gebruik stellen ervan;

d) het effect op het product van andere producten waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij samen met het product worden gebruikt;

e) het tijdstip waarop het product in de handel is gebracht of in gebruik is gesteld of, indien de fabrikant na dat tijdstip de zeggenschap over het product behoudt, het tijdstip met ingang waarvan de fabrikant niet langer de zeggenschap over het product heeft;

f) de productveiligheidsvoorschriften, met inbegrip van veiligheidsgerelateerde cyberbeveiligingsvoorschriften;

g) alle interventies door een regelgevende instantie of een marktdeelnemer als bedoeld in artikel 7 met betrekking tot de productveiligheid;

h) de specifieke verwachtingen van de eindgebruikers voor wie het product is bestemd.

2. Een product wordt niet geacht gebreken te vertonen louter op grond van het feit dat een beter product, met inbegrip van de updates of upgrades van een product, reeds in de handel is gebracht of in gebruik is gesteld dan wel vervolgens in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt gesteld.

Artikel 7 - Marktdeelnemers die aansprakelijk zijn voor producten met gebreken

1. De lidstaten zien erop toe dat de fabrikant van een product met gebreken voor de door dat product veroorzaakte schade aansprakelijk kan worden gesteld.

De lidstaten zien erop toe dat, indien het product als gevolg van een defecte component gebreken vertoont, de fabrikant van een defecte component eveneens voor diezelfde schade aansprakelijk kan worden gesteld.

2. De lidstaten zien erop toe dat, indien de fabrikant van het product met gebreken buiten de Unie is gevestigd, de importeur van het product met gebreken en de gemachtigde van de fabrikant voor de door dat product veroorzaakte schade aansprakelijk kunnen worden gesteld.

3. De lidstaten zien erop toe dat, indien de fabrikant van het product met gebreken buiten de Unie is gevestigd en geen van de marktdeelnemers als bedoeld in lid 2 in de Unie is gevestigd, de fulfilmentdienstverlener voor de door het product met gebreken veroorzaakte schade aansprakelijk kan worden gesteld.

4. Elke natuurlijke of rechtspersoon die een reeds in de handel gebracht of in gebruik gesteld product wijzigt, wordt voor de toepassing van lid 1 als fabrikant van het product beschouwd wanneer de wijziging op grond van de toepasselijke voorschriften van het Unierecht of het nationale recht inzake productveiligheid als ingrijpend wordt beschouwd en de wijziging wordt aangebracht zonder dat de oorspronkelijke fabrikant daar controle over heeft.

5. De lidstaten zien erop toe, indien de identiteit van een fabrikant als bedoeld in lid 1 niet kan worden vastgesteld of, ingeval de fabrikant buiten de Unie is gevestigd, de identiteit van een marktdeelnemer als bedoeld in lid 2 of lid 3 niet kan worden vastgesteld, elke distributeur van het product aansprakelijk kan worden gesteld indien:

a) de eiser die distributeur verzoekt de identiteit bekend te maken van de marktdeelnemer of de persoon die het product aan de distributeur heeft geleverd, en

b) de distributeur niet binnen één maand na ontvangst van het verzoek de identiteit bekendmaakt van de marktdeelnemer of de persoon die het product aan de distributeur heeft geleverd.

6. Lid 5 is eveneens van toepassing op aanbieders van een onlineplatform dat consumenten in staat stelt overeenkomsten op afstand met handelaren te sluiten en die geen fabrikant, importeur of distributeur zijn, voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 6, lid 3, van Verordening (EU).../... van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (verordening digitale diensten) 55 +.

Artikel 8 - Openbaarmaking van bewijsmateriaal

1. De lidstaten zien erop toe dat de nationale rechterlijke instanties bevoegd zijn om, op verzoek van een gelaedeerde die vergoeding vordert voor de door een product met gebreken veroorzaakte schade (”de eiser”) en die feiten en bewijsmateriaal heeft overgelegd die volstaan om de schadevordering aannemelijk te maken, de verweerder te gelasten het relevante bewijsmateriaal waarover hij beschikt openbaar te maken.

2. De lidstaten zien erop toe dat de nationale rechterlijke instanties de openbaarmaking van het bewijsmateriaal beperken tot hetgeen noodzakelijk en evenredig is ter onderbouwing van een in lid 1 bedoelde vordering.

3. Bij het bepalen of de openbaarmaking evenredig is, houden de nationale rechterlijke instanties rekening met de gerechtvaardigde belangen van alle partijen, met inbegrip van die van betrokken derden, met name wat de bescherming van vertrouwelijke informatie en bedrijfsgeheimen in de zin van artikel 2, punt 1, van Richtlijn (EU) 2016/943 betreft.

4. De lidstaten zien erop toe dat, indien een verweerder wordt gelast informatie openbaar te maken die een bedrijfsgeheim of een vermeend bedrijfsgeheim bevat, de nationale rechterlijke instanties bevoegd zijn om, op met redenen omkleed verzoek van een partij of op eigen initiatief, de specifieke maatregelen te nemen die nodig zijn om de vertrouwelijkheid van die informatie te eerbiedigen wanneer in de loop van de gerechtelijke procedure daarop een beroep wordt gedaan of daarnaar wordt verwezen.

Artikel 9 - Bewijslast

1. De lidstaten zien erop toe dat de eiser verplicht is de gebreken van het product, de geleden schade en het oorzakelijk verband tussen de gebreken en de schade aan te tonen.

2. Het product wordt geacht gebreken te vertonen wanneer een van de volgende voorwaarden wordt vervuld:

a) de verweerder heeft niet voldaan aan de verplichting overeenkomstig artikel 8, lid 1, om het relevante bewijsmateriaal waarover hij beschikt openbaar te maken;

b) de eiser toont aan dat het product niet voldoet aan de in het recht van de Unie of het nationale recht neergelegde dwingende veiligheidsvoorschriften die bedoeld zijn om bescherming te bieden tegen het risico van de voorgevallen schade, of

c) de eiser toont aan dat de schade is veroorzaakt door een kennelijk disfunctioneren van het product bij normaal gebruik of onder normale omstandigheden.

3. Het oorzakelijk verband tussen de gebreken van het product en de schade wordt aannemelijk geacht wanneer is vastgesteld dat het product gebreken vertoont en de soort veroorzaakte schade doorgaans strookt met het betrokken gebrek.

4. Wanneer een nationale rechterlijke instantie oordeelt dat het vanwege de technische of wetenschappelijke complexiteit voor de eiser buitensporig moeilijk is om de gebreken van het product en/of het oorzakelijk verband tussen de gebreken ervan en de schade aan te tonen, worden de gebreken van het product en/of het oorzakelijk verband tussen de gebreken ervan en de schade aannemelijk geacht wanneer de eiser op basis van voldoende relevant bewijsmateriaal heeft aangetoond dat:

a) het product heeft bijgedragen tot de schade, en

b) het waarschijnlijk is dat het product gebreken vertoonde en/of dat de gebreken ervan een waarschijnlijke oorzaak van de schade zijn.

De verweerder heeft het recht het bestaan van buitensporige moeilijkheden of de in de eerste alinea bedoelde waarschijnlijkheid te betwisten.

5. De verweerder heeft het recht alle in de leden 2, 3 en 4 bedoelde vermoedens te weerleggen.

Artikel 10 - Ontheffing van aansprakelijkheid

1. Een in artikel 7 bedoelde marktdeelnemer is niet aansprakelijk voor de door een product met gebreken veroorzaakte schade indien die marktdeelnemer aantoont:

a) als hij fabrikant of importeur is, dat hij het product niet in de handel heeft gebracht of in gebruik heeft gesteld;

b) als hij distributeur is, dat hij het product niet op de markt heeft aangeboden;

c) dat het waarschijnlijk is dat de gebreken die de schade hebben veroorzaakt, niet bestonden op het tijdstip waarop het product in de handel werd gebracht, in gebruik werd gesteld of, in het geval van een distributeur, op de markt werd aangeboden, of dat deze gebreken na dat tijdstip zijn ontstaan;

d) dat de gebreken een gevolg zijn van de conformiteit van het product met dwingende overheidsvoorschriften;

e) als hij fabrikant is, dat het op grond van de objectieve stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop het product in de handel werd gebracht of in gebruik werd gesteld dan wel gedurende de periode waarin hij de zeggenschap over het product had, niet mogelijk was de gebreken te ontdekken;

f) als fabrikant van een defecte component als bedoeld in artikel 7, lid 1, tweede alinea, dat de gebreken van het product zijn toe te schrijven aan het ontwerp van het product waarin de component is geïntegreerd dan wel aan de instructies die de fabrikant van dat product heeft verstrekt aan de fabrikant van de component, of

g) als hij een in artikel 7, lid 4, bedoelde persoon is die een product wijzigt, dat de gebreken die de schade hebben veroorzaakt, verband houden met een onderdeel van het product waarop de wijziging geen betrekking heeft.

2. In afwijking van lid 1, punt c), wordt een marktdeelnemer niet van zijn aansprakelijkheid ontheven wanneer de gebreken van het product te wijten zijn aan een van de volgende factoren, voor zover de fabrikant daarover zeggenschap heeft:

a) een bijbehorende dienst,

b) software, met inbegrip van software-updates of -upgrades, of

c) het ontbreken van software-updates of -upgrades die nodig zijn om de veiligheid te handhaven.


HOOFDSTUK III

Algemene bepalingen inzake aansprakelijkheid

Artikel 11 - Aansprakelijkheid van meerdere marktdeelnemers

De lidstaten zien erop toe dat, indien twee of meer marktdeelnemers op grond van deze richtlijn voor dezelfde schade aansprakelijk zijn, zij hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld.

Artikel 12 - Vermindering van de aansprakelijkheid

1. De lidstaten zien erop toe dat de aansprakelijkheid van een marktdeelnemer niet wordt verminderd wanneer de schade zowel door de gebreken van een product als door een handelen of nalaten van een derde wordt veroorzaakt.

2. De aansprakelijkheid van een marktdeelnemer kan worden verminderd of opgeheven wanneer de schade zowel door de gebreken van het product als door de schuld van de gelaedeerde of van een persoon voor wie de gelaedeerde verantwoordelijk is, wordt veroorzaakt.

Artikel 13 - Uitsluiting of beperking van de aansprakelijkheid

De lidstaten zien erop toe dat de aansprakelijkheid van een marktdeelnemer op grond van deze richtlijn ten aanzien van de gelaedeerde niet wordt beperkt of uitgesloten door een contractuele bepaling of door een nationale wettelijke regeling.

Artikel 14 - Verjaringstermijnen

1. De lidstaten zien erop toe dat een verjaringstermijn van drie jaar geldt voor het instellen van vorderingen tot vergoeding van schade die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn valt. De verjaringstermijn begint te lopen met ingang van de dag waarop de gelaedeerde kennis kreeg dan wel redelijkerwijs had moeten krijgen van alle volgende elementen:

a) de schade;

b) de gebreken;

c) de identiteit van de betrokken marktdeelnemer die overeenkomstig artikel 7 voor de schade aansprakelijk kan worden gesteld.

Deze richtlijn laat de nationale wettelijke bepalingen van de lidstaten inzake schorsing of stuiting van de in de eerste alinea bedoelde verjaringstermijn onverlet.

2. De lidstaten zien erop toe dat de rechten die de gelaedeerde aan deze richtlijn ontleent, komen te vervallen na afloop van een verjaringstermijn van tien jaar, te rekenen vanaf de dag waarop het product met de feitelijke gebreken dat de schade heeft veroorzaakt, in de handel is gebracht, in gebruik is gesteld of ingrijpend is gewijzigd als bedoeld in artikel 7, lid 4, tenzij een eiser inmiddels bij een nationale rechterlijke instantie een vordering heeft ingesteld tegen een marktdeelnemer die op grond van artikel 7 aansprakelijk kan worden gesteld.

3. In afwijking van lid 2 komen de rechten die de gelaedeerde aan deze richtlijn ontleent, na afloop van een verjaringstermijn van 15 jaar te vervallen wanneer hij vanwege de latentietijd van een lichamelijk letsel niet in staat was binnen tien jaar een vordering in te stellen.


HOOFDSTUK IV

Slotbepalingen

Artikel 15 - Transparantie

1. De lidstaten publiceren in een gemakkelijk toegankelijk elektronisch formaat alle definitieve uitspraken van hun nationale rechterlijke instanties op krachtens deze richtlijn ingestelde vorderingen en andere relevante definitieve rechterlijke uitspraken inzake productaansprakelijkheid. De publicatie vindt onverwijld na de betekening van de volledige schriftelijke rechterlijke uitspraak aan de partijen plaats.

2. De Commissie kan een openbaar toegankelijke databank met de in lid 1 bedoelde rechterlijke uitspraken opzetten en bijhouden.

Artikel 16 - Evaluatie

De Commissie evalueert uiterlijk op [PB, gelieve de datum in te voegen: zes jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] en vervolgens om de vijf jaar de uitvoering van deze richtlijn, en zij brengt daarvan verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

Artikel 17 - Intrekking en overgangsbepaling

1. Richtlijn 85/374/EEG wordt ingetrokken met ingang van [PB, gelieve de datum in te voegen: twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn]. Zij blijft evenwel van toepassing op producten die vóór die datum in de handel zijn gebracht of in gebruik zijn gesteld.

2. Verwijzingen naar Richtlijn 85/374/EEG gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 18 - Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [PB, gelieve de datum in te voegen: twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 19 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 20 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.