Artikelen bij COM(2022)688 - Normen voor organen voor gelijke behandeling op het gebied van gelijke behandeling en gelijke kansen voor vrouwen en mannen in arbeid en beroep

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1 - Doel, onderwerp en toepassingsgebied

1. In deze richtlijn worden minimumvoorschriften vastgesteld voor de werking van organen voor gelijke behandeling om hun doeltreffendheid te verbeteren en hun onafhankelijkheid te waarborgen, teneinde de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling zoals dat voortvloeit uit de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU te versterken.

2. De verplichtingen van de lidstaten en de taken van organen voor gelijke behandeling uit hoofde van deze richtlijn hebben betrekking op de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU.

Artikel 2 - Aanwijzing van organen voor gelijke behandeling

De lidstaten wijzen een of meer organen (hierna “organen voor gelijke behandeling” genoemd) aan om de in deze richtlijn vastgestelde bevoegdheden uit te oefenen.

Organen voor gelijke behandeling kunnen deel uitmaken van instanties die op nationaal vlak zijn belast met de verdediging van de mensenrechten of de bescherming van de rechten van het individu.

Artikel 3 - Onafhankelijkheid

1. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de organen voor gelijke behandeling bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden onafhankelijk en vrij van externe invloed zijn, met name wat betreft hun juridische structuur, verantwoordingsplicht, begroting, personeel en organisatorische aangelegenheden.

2. De lidstaten voorzien in transparante regels en waarborgen met betrekking tot selectie, benoeming, beëindiging dienstverband en mogelijke belangenconflicten van het personeel van organen voor gelijke behandeling, met name van personen die een leidinggevende functie bekleden, teneinde hun bekwaamheid en onafhankelijkheid te waarborgen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat er passende waarborgen zijn, met name binnen de interne structuur van organen voor gelijke behandeling, teneinde de onafhankelijke uitoefening van hun bevoegdheden te waarborgen, met name wanneer bepaalde bevoegdheden onpartijdigheid vereisen en andere gericht zijn op de ondersteuning van slachtoffers.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat binnen de interne structuur van organen met meerdere mandaten passende waarborgen worden ingebouwd om de autonome uitoefening van het mandaat inzake gelijke behandeling te waarborgen.

Artikel 4 - Middelen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat elk orgaan voor gelijke behandeling over de nodige personele, technische en financiële middelen beschikt om doeltreffend al zijn taken uit te voeren en al zijn bevoegdheden uit te oefenen, ten aanzien van alle gronden en gebieden die onder de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU vallen, ook in geval van uitbreiding van de bevoegdheden, toename van het aantal klachten, proceskosten en het gebruik van geautomatiseerde systemen.

2. Wanneer organen voor gelijke behandeling deel uitmaken van een orgaan dat met meerdere mandaten is belast, is lid 1 specifiek van toepassing op het mandaat inzake gelijke behandeling en de ondersteunende personeelsleden en systemen.

Artikel 5 - Preventie, bevordering en bewustmaking

De lidstaten:

(a)stellen een strategie vast om de bevolking op hun gehele grondgebied bewuster te maken over de rechten uit hoofde van de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU en over het bestaan van organen voor gelijke behandeling en hun diensten, met bijzondere aandacht voor personen en groepen die het risico lopen gediscrimineerd te worden;

(b)zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling zich inzetten voor discriminatiepreventie en de bevordering van gelijke behandeling, en een strategie vaststellen waarin wordt bepaald hoe zij een publieke dialoog zullen aangaan, zullen communiceren met personen en groepen die het risico lopen te worden gediscrimineerd, opleiding en begeleiding zullen aanbieden, en gelijkheidsverplichtingen, integratie van gelijke behandeling en positieve actie bij publieke en private entiteiten zullen bevorderen.

Daarbij houden de lidstaten en organen voor gelijke behandeling er rekening mee welke communicatiemiddelen en -formaten voor elke doelgroep het meest geschikt zijn. Zij richten zich vooral op kansarme groepen en groepen wier toegang tot informatie kan worden belemmerd, bijvoorbeeld door hun economische status, leeftijd, handicap, geletterdheid, nationaliteit, verblijfsstatus of gebrek aan toegang tot online-instrumenten.

Artikel 6 - Bijstand aan slachtoffers

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling slachtoffers bijstand kunnen verlenen zoals uiteengezet in de leden 2, 3 en 4.

2. De organen voor gelijke behandeling kunnen mondeling, schriftelijk en online klachten over discriminatie ontvangen.

3. De organen voor gelijke behandeling verlenen bijstand aan slachtoffers, in eerste instantie door hen te informeren over het rechtskader, met inbegrip van op hun specifieke situatie gericht advies, over de door het orgaan voor gelijke behandeling aangeboden diensten en daarmee verband houdende procedurele aspecten, alsook over de beschikbare rechtsmiddelen, met inbegrip van de mogelijkheid om een zaak voor de rechter te brengen.

De organen voor gelijke behandeling informeren slachtoffers ook over de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels, over de bescherming van persoonsgegevens en over de mogelijkheden om psychologische of andere vormen van relevante ondersteuning te krijgen van andere organen of organisaties.

4. De organen voor gelijke behandeling verrichten een voorlopige beoordeling van een klacht op basis van informatie die vrijwillig door de betrokken partijen is verstrekt. De lidstaten stellen de precieze modaliteiten vast waaronder het orgaan voor gelijke behandeling een dergelijke voorlopige beoordeling verricht.

De organen voor gelijke behandeling stellen de klagers in kennis van hun voorlopige beoordeling en delen hun mee of zij hun klacht zullen afsluiten dan wel of er redenen zijn om deze verder te behandelen, onder meer via de procedures van de artikelen 7, 8 en 9.

Artikel 7 - Minnelijke schikkingen

De organen voor gelijke behandeling kunnen de partijen de mogelijkheid bieden hun geschil via een minnelijke schikking op te lossen. Die procedure behoeft de instemming van de partijen en kan worden geleid door het orgaan voor gelijke behandeling zelf of door een andere bestaande specifieke entiteit, in welk geval het orgaan voor gelijke behandeling opmerkingen kan indienen bij die entiteit. De inleiding van een dergelijke procedure belet de partijen niet hun recht op toegang tot de rechter uit te oefenen.

Artikel 8 - Adviezen en besluiten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer organen voor gelijke behandeling naar aanleiding van een klacht of uit eigen beweging van mening zijn dat het in de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU neergelegde beginsel van gelijke behandeling mogelijk is geschonden, die organen bevoegd zijn om de zaak verder te onderzoeken.

2. De lidstaten voorzien in een kader dat de organen voor gelijke behandeling in staat stelt feitenonderzoek te verrichten.

Dat kader biedt de organen voor gelijke behandeling met name effectieve rechten op toegang tot informatie die nodig is om vast te stellen of er sprake is van discriminatie. Het voorziet ook in passende mechanismen voor de organen voor gelijke behandeling om daartoe samen te werken met relevante overheidsinstanties.

3. De lidstaten kunnen ook bepalen dat de vermeende dader en derden wettelijk verplicht zijn alle door organen voor gelijke behandeling gevraagde informatie en documenten te verstrekken.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling hun beoordeling van de zaak schriftelijk vastleggen, met inbegrip van de vaststelling van de feiten en een gemotiveerde conclusie over het bestaan van discriminatie. De lidstaten bepalen of dit moet gebeuren door middel van niet-bindende adviezen of door middel van bindende afdwingbare besluiten.

In voorkomend geval omvatten adviezen en besluiten specifieke maatregelen om vastgestelde inbreuken te verhelpen en nieuwe inbreuken te voorkomen. De lidstaten stellen passende mechanismen vast voor de follow-up van adviezen, zoals feedbackverplichtingen, en voor de handhaving van besluiten.

De organen voor gelijke behandeling publiceren samenvattingen van hun adviezen en besluiten, zonder persoonsgegevens openbaar te maken.

Artikel 9 - Procesvoering

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling het recht hebben om overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 op te treden in gerechtelijke procedures in bestuurs- en civielrechtelijke zaken die verband houden met de uitvoering van het beginsel van gelijke behandeling dat is neergelegd in de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU, onverminderd de nationale regels inzake de ontvankelijkheid van vorderingen.

2. Het recht om in gerechtelijke procedures op te treden omvat:

(a)het recht van het orgaan voor gelijke behandeling om op te treden als partij in een procedure betreffende de handhaving of rechterlijke toetsing van een krachtens artikel 8, lid 4, genomen besluit;

(b)het recht van het orgaan voor gelijke behandeling om opmerkingen in te dienen bij de rechtbank als amicus curiae;

(c)het recht van het orgaan voor gelijke behandeling om namens of ter ondersteuning van een of meer slachtoffers een procedure in te leiden of daaraan deel te nemen; in dat geval is de instemming van de slachtoffers noodzakelijk.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat het orgaan voor gelijke behandeling in eigen naam een gerechtelijke procedure kan inleiden, met name om structurele en systematische discriminatie aan te pakken in zaken die door het orgaan voor gelijke behandeling zijn geselecteerd op grond van de mate waarin zij zich voordoen, de ernst ervan of de behoefte aan juridische verduidelijking ervan.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat het orgaan voor gelijke behandeling, in andere dan in de in lid 2, punten a) en b), bedoelde gevallen, in gerechtelijke procedures geen bewijs overlegt dat het heeft verkregen door de uitoefening van bevoegdheden uit hoofde van artikel 8, lid 3.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat er geen onderzoeken uit hoofde van artikel 8, leden 2, 3 en 4, worden ingesteld of voortgezet zolang een gerechtelijke procedure over dezelfde zaak aanhangig is.

Artikel 10 - Procedurele waarborgen

De lidstaten zorgen ervoor dat in de in de artikelen 6 tot en met 9 bedoelde procedures de rechten van verdediging van de betrokken natuurlijke en rechtspersonen naar behoren worden beschermd. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling getuigen en klokkenluiders en, voor zover mogelijk, klagers, vertrouwelijkheid waarborgen.

De in artikel 8, lid 4, bedoelde besluiten kunnen door de rechter worden getoetst overeenkomstig het nationale recht.

Artikel 11 - Toegang, toegankelijkheid en redelijke aanpassingen

1. De lidstaten waarborgen dat iedereen op voet van gelijkheid toegang heeft tot de diensten en publicaties van de organen voor gelijke behandeling en zorgen ervoor dat er geen belemmeringen zijn voor het indienen van klachten.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling al hun diensten kosteloos verlenen aan klagers, op hun gehele grondgebied, ook in landelijke en afgelegen gebieden.

3. De lidstaten zorgen voor toegankelijkheid en voorzien in redelijke aanpassingen voor personen met een handicap teneinde hun gelijke toegang tot alle diensten en activiteiten van organen voor gelijke behandeling te waarborgen, met inbegrip van bijstand aan slachtoffers, klachtenbehandeling, mechanismen voor minnelijke schikking, informatie en publicaties, en preventie-, bevorderings- en bewustmakingsactiviteiten.

Artikel 12 - Samenwerking

De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling over passende mechanismen beschikken om, in het kader van hun respectieve bevoegdheden, samen te werken met andere organen voor gelijke behandeling binnen dezelfde lidstaat en met relevante publieke en private entiteiten, waaronder maatschappelijke organisaties, op nationaal, regionaal en lokaal niveau, alsook in andere lidstaten en op Unie- en internationaal niveau.

Artikel 13 - Raadpleging

De lidstaten voeren transparante procedures in om ervoor te zorgen dat de regering en andere overheidsinstellingen organen voor gelijke behandeling tijdig raadplegen over wetgeving, beleid, procedures, programma’s en praktijken met betrekking tot de rechten en plichten die voortvloeien uit de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU.

Zij zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling het recht hebben om aanbevelingen te doen over deze aangelegenheden, deze te publiceren en feedback te vragen van de betrokken autoriteiten.

Artikel 14 - Gegevensverzameling en toegang tot gegevens over gelijkheid

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling gegevens over hun activiteiten verzamelen met het oog op de opstelling van de in artikel 15, punten b) en c), bedoelde verslagen.

2. De verzamelde gegevens worden uitgesplitst naar gronden en gebieden die onder de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU vallen, en volgens de in artikel 16 genoemde indicatoren. De verzamelde persoonsgegevens worden geanonimiseerd en, indien dat niet mogelijk is, gepseudonimiseerd.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling toegang hebben tot statistische gegevens met betrekking tot de uit de Richtlijnen 2006/54/EG en 2010/41/EU voortvloeiende rechten en plichten die worden verzameld door publieke en particuliere entiteiten, waaronder overheidsinstanties, vakbonden, bedrijven en maatschappelijke organisaties, indien zij die gegevens noodzakelijk achten voor een algemene beoordeling van de situatie met betrekking tot discriminatie in de lidstaat en voor het opstellen van het in artikel 15, punt c), bedoelde verslag.

4. De lidstaten staan de organen voor gelijke behandeling toe om aan publieke en private entiteiten, waaronder overheidsinstanties, vakbonden, bedrijven en maatschappelijke organisaties aanbevelingen te doen over het soort gegevens dat met betrekking tot de rechten en plichten die voortvloeien uit de 2006/54/EG en 2010/41/EU moet worden verzameld. De lidstaten staan de organen voor gelijke behandeling ook toe een coördinerende rol te spelen bij het verzamelen van gegevens over gelijkheid.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling onafhankelijke enquêtes over discriminatie kunnen uitvoeren.

Artikel 15 - Verslagen en strategische planning

De lidstaten zorgen ervoor dat de organen voor gelijke behandeling:

(a)een meerjarenprogramma vaststellen met daarin hun prioriteiten en toekomstige activiteiten, met inbegrip van de in artikel 5, punt b), bedoelde strategie;

(b)een jaarlijks activiteitenverslag opstellen en ter beschikking stellen van het publiek, met inbegrip van hun jaarlijkse begroting, en verslaglegging over personeel en financiën;

(c)ten minste om de vier jaar een verslag met aanbevelingen publiceren over de stand van zaken op het gebied van gelijke behandeling en discriminatie, met inbegrip van mogelijke structurele problemen, in hun lidstaat.

Artikel 16 - Toezicht

1. De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een lijst van gemeenschappelijke indicatoren vast om de praktische effecten van deze richtlijn te meten. Bij het opstellen van de indicatoren kan de Commissie advies inwinnen bij het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en het Europees Instituut voor gendergelijkheid. Deze indicatoren hebben betrekking op de middelen, de onafhankelijke werking, de activiteiten en de doeltreffendheid van organen voor gelijke behandeling, alsook op ontwikkelingen in hun mandaat, bevoegdheden of structuur, waarbij de vergelijkbaarheid, objectiviteit en betrouwbaarheid van de op nationaal niveau verzamelde gegevens worden gewaarborgd.

2. Uiterlijk op [vijf jaar na de datum van omzetting], en vervolgens om de vijf jaar, verstrekken de lidstaten de Commissie alle relevante informatie over de toepassing van deze richtlijn, met inbegrip van gegevens over de praktische effecten ervan die zijn verzameld op basis van de in lid 1 van dit artikel genoemde indicatoren, en met name rekening houdend met de verslagen die de organen voor gelijke behandeling uit hoofde van artikel 14, punten b) en c), hebben opgesteld.

3. De Commissie stelt een verslag op over de toepassing en de praktische effecten van deze richtlijn op basis van de in lid 2 bedoelde informatie en aanvullende relevante gegevens die op nationaal en Unieniveau, met name bij belanghebbenden, door het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en het Europees Instituut voor gendergelijkheid zijn verzameld.

Artikel 17 - Minimumvereisten

1. De lidstaten mogen bepalingen invoeren of handhaven die gunstiger zijn dan de minimumvereisten van deze richtlijn.

2. De uitvoering van deze richtlijn vormt onder geen beding een grond voor de verlaging van het in de lidstaten reeds bestaande niveau van bescherming tegen discriminatie op de door de richtlijn bestreken gebieden.

Artikel 18 - Verwerking van persoonsgegevens

1. De lidstaten zorgen ervoor dat organen voor gelijke behandeling alleen persoonsgegevens mogen verzamelen indien dit noodzakelijk is voor de vervulling van een taak uit hoofde van deze richtlijn.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer organen voor gelijke behandeling bijzondere categorieën persoonsgegevens verwerken, te weten gegevens over ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap of seksuele geaardheid, passende en specifieke maatregelen worden getroffen om de grondrechten en de belangen van de betrokkene te beschermen.

Artikel 19

Artikel 20 van Richtlijn 2006/54/EG en artikel 11 van Richtlijn 2010/41/EU worden geschrapt.

Verwijzingen naar de in die artikelen bedoelde organen voor de bevordering van gelijke behandeling gelden als verwijzingen naar de in artikel 2 van deze richtlijn bedoelde organen voor gelijke behandeling.

Artikel 20

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [18 maanden na de inwerkintreding ervan] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 21

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 19 is van toepassing met ingang van [de in artikel 20, lid 1, bedoelde datum].

Artikel 22

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.