Artikelen bij COM(2022)702 - Harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2022)702 - Harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht.
document COM(2022)702 NLEN
datum 7 december 2022


Titel I
ALGEMENE BEPALINGEN

Inhoudsopgave

Artikel 1 - Onderwerp en toepassingsgebied

1. Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld betreffende:

a) vorderingen tot nietigverklaring;

b) de opsporing van goederen die tot de boedel behoren;

c) pre-packprocedures;

d) de plicht van bestuurders om een verzoek tot opening van een insolventieprocedure in te dienen;

e) vereenvoudigde vereffeningsprocedures voor micro-ondernemingen;

f) schuldeiserscomités;

g) de opstelling door de lidstaten van een blad met essentiële informatie over bepaalde elementen van hun nationale wetgeving inzake insolventieprocedures.

2. Deze richtlijn is niet van toepassing op in lid 1 van dit artikel bedoelde procedures die betrekking hebben op schuldenaren die:

a) verzekerings- of herverzekeringsondernemingen zijn in de zin van artikel 13, punten 1 en 4, van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad;

b) kredietinstellingen zijn in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad;

c) beleggingsondernemingen of instellingen voor collectieve belegging zijn in de zin van respectievelijk artikel 4, lid 1, punten 2 en 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

d) centrale tegenpartijen zijn in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad;

e) centrale effectenbewaarinstellingen zijn in de zin van artikel 2, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad;

f) andere financiële instellingen en entiteiten zijn die zijn vermeld in artikel 1, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad.

g) publieke instellingen naar nationaal recht zijn;

h) natuurlijke personen maar geen ondernemers zijn en, wat betreft schuldkwijtscheldingsprocedures, de oprichters, eigenaren of leden van schuldenaren die een micro-onderneming met onbeperkte aansprakelijkheid zijn die persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de schuldenaar.

Artikel 2 - Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) “insolventiefunctionaris”: een deskundige die door een rechterlijke of administratieve instantie is aangesteld in een procedure inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld in de zin van artikel 26 van Richtlijn (EU) 2019/1023;

b) “gerecht”: de rechterlijke instantie van een lidstaat;

c) “bevoegde autoriteit”: een rechterlijke of administratieve instantie van een lidstaat die verantwoordelijk is voor de uitvoering van en/of het toezicht op vereenvoudigde vereffeningsprocedures overeenkomstig titel VI van deze richtlijn;

d) “centrale registers van bankrekeningen” : de automatische gecentraliseerde mechanismen, zoals centrale registers of centrale elektronische systemen voor gegevensontsluiting, ingesteld overeenkomstig artikel 32 bis, lid 1, van Richtlijn (EU) 2015/849;

e) “register van uiteindelijk begunstigden”: een nationaal centraal register met de in de artikelen 30 en 31 van Richtlijn (EU) 2015/849 bedoelde informatie over uiteindelijk begunstigden;

f) “rechtshandeling”: elke menselijke handeling, met inbegrip van een nalatigheid, die een rechtsgevolg heeft;

g) “nog uit te voeren overeenkomst”: een overeenkomst tussen een schuldenaar en een of meer tegenpartijen krachtens welke de partijen nog verplichtingen moeten nakomen op het ogenblik dat de insolventieprocedure in de vereffeningsfase in titel IV wordt geopend;

h) “toets van het belang van de schuldeisers”: de toets waarbij geen enkele schuldeiser bij een vereffening in een pre-packprocedure slechter af zou zijn dan die schuldeiser zou zijn indien de normale rangorde van voorrang bij vereffening zou worden toegepast bij een geleidelijke vereffening;

i) “tussentijdse financiering”: elke nieuwe financiële bijstand waarin wordt voorzien door een bestaande of nieuwe schuldeiser, die ten minste financiële bijstand tijdens pre-packprocedures omvat, en die redelijk en onmiddellijk noodzakelijk is om de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar of een deel daarvan voort te zetten of om de waarde ervan te behouden of te verhogen;

j) “micro-onderneming”: een micro-onderneming in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie;

k) “micro-onderneming met onbeperkte aansprakelijkheid”: een micro-onderneming met of zonder eigen rechtspersoonlijkheid en zonder beperkte-aansprakelijkheidsbescherming van de oprichters, eigenaren of leden;

l) “ondernemer”: een ondernemer in de zin van artikel 2, lid 1, punt 9, van Richtlijn (EU) 2019/1023;

m) “volledige kwijtschelding van schuld”: de situatie waarin hetzij i) de afdwinging van uitstaande schulden die voor kwijtschelding in aanmerking komen jegens ondernemers of jegens personen die oprichter, eigenaar of lid zijn van een micro-onderneming met onbeperkte aansprakelijkheid en persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de micro-onderneming, wordt uitgesloten, hetzij ii) uitstaande schulden die voor kwijtschelding in aanmerking komen, als zodanig worden kwijtgescholden in het kader van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure;

n) “terugbetalingsplan”: een schema van betalingen van gespecificeerde bedragen op gespecificeerde data aan schuldeisers door een natuurlijke persoon die volledige kwijtschelding van schuld geniet, of een plan dat voorziet in periodieke overdrachten aan schuldeisers van een bepaald deel van het beschikbare inkomen van de betrokken natuurlijke persoon gedurende de kwijtscheldingsperiode;

o) “schuldeiserscomité”: een overeenkomstig het toepasselijke recht inzake insolventieprocedures aangewezen vertegenwoordigend orgaan van schuldeisers met raadgevende en andere bevoegdheden als omschreven in dat recht;

p) “pre-packprocedure”: een versnelde vereffeningsprocedure die het mogelijk maakt de onderneming van de schuldenaar geheel of gedeeltelijk als going concern aan de hoogste bieder te verkopen met het oog op de afwikkeling van de boedel van de schuldenaar als gevolg van de geconstateerde insolventie van de schuldenaar;

q) “nauw met de schuldenaar verbonden partijen”: personen, met inbegrip van rechtspersonen, die preferentiële toegang hebben tot niet-openbare informatie over de zaken van de schuldenaar.

Als de schuldenaar een natuurlijke persoon is, wordt onder nauw verbonden partijen met name verstaan:

i) de echtgeno(o)t(e) of partner van de schuldenaar;

ii) bloedverwanten in opgaande lijn, bloedverwanten in neergaande lijn en broers of zussen van de schuldenaar, of van de echtgeno(o)t(e) of partner, en de echtgenoten of partners van deze personen;

iii) personen die tot het huishouden van de schuldenaar behoren;

iv) personen die uit hoofde van een arbeidsovereenkomst voor de schuldenaar werken en toegang hebben tot niet-openbare informatie over de zaken van de schuldenaar, of die anderszins taken uitvoeren waardoor zij toegang hebben tot niet-openbare informatie over de zaken van de schuldenaar, met inbegrip van adviseurs, accountants en notarissen;

v) rechtspersonen waarin de schuldenaar of een van de onder i) tot en met iv) bedoelde personen lid is van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen of functies uitoefent die toegang geven tot niet-openbare informatie over de zaken van de schuldenaar.

Als de schuldenaar een rechtspersoon is, omvatten de nauw verbonden partijen met name:

i) elk lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van de schuldenaar;

ii) kapitaalhouders met een zeggenschapsdeelneming in de schuldenaar;

iii) personen die soortgelijke functies uitoefenen als de onder i) bedoelde personen;

iv) personen die overeenkomstig de tweede alinea nauw verbonden zijn met de in de punten i), ii) en iii) van deze alinea genoemde personen.

Artikel 3 - Relevant tijdstip voor nauwe verbondenheid

Het tijdstip om te bepalen of een partij nauw met de schuldenaar is verbonden, is:

a) voor de toepassing van titel II, de dag waarop de rechtshandeling waarop een vordering tot nietigverklaring betrekking heeft, is verricht, of drie maanden vóór de verrichting van de rechtshandeling;

b) voor de toepassing van titel IV, de dag waarop de voorbereidingsfase begint, of drie maanden vóór het begin van de voorbereidingsfase.

Titel II
VORDERINGEN TOT NIETIGVERKLARING

Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen betreffende vorderingen tot nietigverklaring

Artikel 4 - Algemene voorwaarden voor vorderingen tot nietigverklaring

De lidstaten zorgen ervoor dat rechtshandelingen die vóór de opening van de insolventieprocedure ten nadele van de gezamenlijke schuldeisers zijn verricht, nietig kunnen worden verklaard onder de voorwaarden van hoofdstuk 2 van deze titel.

Artikel 5 - Verhouding tot nationale bepalingen

Deze richtlijn belet de lidstaten niet bepalingen vast te stellen of te handhaven betreffende de nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen in het kader van insolventieprocedures indien die bepalingen de gezamenlijke schuldeisers beter beschermen dan die van hoofdstuk 2 van deze titel.

Hoofdstuk 2
Specifieke voorwaarden voor vorderingen tot nietigverklaring

Artikel 6 - Preferenties

1. De lidstaten zorgen ervoor dat rechtshandelingen die een schuldeiser of een groep schuldeisers begunstigen door voldoening, zekerheidsstelling of anderszins, nietig kunnen worden verklaard indien zij zijn verricht:

a) binnen drie maanden voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot opening van de insolventieprocedure, op voorwaarde dat de schuldenaar niet in staat was zijn opeisbare schulden te betalen; of

b) na de indiening van het verzoek tot opening van de insolventieprocedure.

Indien meerdere personen een verzoek tot opening van een insolventieprocedure tegen dezelfde schuldenaar hebben ingediend, wordt het tijdstip waarop het eerste ontvankelijke verzoek is ingediend, beschouwd als het begin van de in de eerste alinea, punt a), bedoelde periode van drie maanden.

2. Indien een opeisbare vordering van een schuldeiser op de voorgeschreven wijze is voldaan of gewaarborgd, zorgen de lidstaten ervoor dat de rechtshandeling slechts nietig kan worden verklaard indien:

a) aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan; en

b) die schuldeiser wist of had moeten weten dat de schuldenaar niet in staat was zijn opeisbare schulden te betalen of dat er een verzoek tot opening van een insolventieprocedure was ingediend.

De in de eerste alinea, punt b), bedoelde kennis van de schuldeiser wordt vermoed indien de schuldeiser een nauw met de schuldenaar verbonden partij was.

3. In afwijking van de leden 1 en 2 zorgen de lidstaten ervoor dat de volgende rechtshandelingen niet nietig kunnen worden verklaard:

a) rechtshandelingen die rechtstreeks tegen een billijke vergoeding ten gunste van de insolvente boedel zijn verricht;

b) betalingen op wissels of cheques indien het op wissels of cheques toepasselijke recht de uit de wissel of cheque voortvloeiende vorderingen van de ontvanger op een andere schuldenaar van de wissel of cheque, zoals de endossant, trekker of betrokkene, uitsluit indien deze de betaling van de schuldenaar weigert;

c) rechtshandelingen die niet onderworpen zijn aan vorderingen tot nietigverklaring overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG en Richtlijn 2002/47/EG.

De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer het gaat om betalingen op wissels of cheques als bedoeld in de eerste alinea, punt b), het op de wissel of cheque betaalde bedrag wordt terugbetaald door de laatste endossant of, indien de laatste endossant de wissel voor rekening van een derde heeft geëndosseerd, door die derde indien de laatste endossant of de derde wist of had moeten weten dat de schuldenaar niet in staat was zijn opeisbare schulden te betalen of dat op het moment van het endosseren of laten endosseren van de wissel een verzoek tot opening van een insolventieprocedure was ingediend. Deze kennis wordt vermoed indien de laatste endossant of de derde een nauw met de schuldenaar verbonden partij was.

Artikel 7 - Rechtshandelingen zonder vergoeding of tegen een kennelijk ontoereikende vergoeding

1. De lidstaten zorgen ervoor dat rechtshandelingen van de schuldenaar zonder vergoeding of tegen een kennelijk ontoereikende vergoeding nietig kunnen worden verklaard indien zij zijn verricht binnen een termijn van één jaar vóór de indiening van het verzoek tot opening van de insolventieprocedure of na de indiening van dat verzoek.

2. Lid 1 is niet van toepassing op giften en schenkingen met een symbolische waarde.

3. Indien meerdere personen een verzoek tot opening van een insolventieprocedure tegen dezelfde schuldenaar hebben ingediend, wordt het tijdstip waarop het eerste ontvankelijke verzoek is ingediend, beschouwd als het begin van de in lid 1 bedoelde periode van één jaar.

Artikel 8 - Rechtshandelingen die schuldeisers opzettelijk benadelen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat rechtshandelingen waardoor de schuldenaar de gezamenlijke schuldeisers opzettelijk heeft benadeeld, nietig kunnen worden verklaard indien aan beide onderstaande voorwaarden is voldaan:

a) deze handelingen zijn verricht binnen een termijn van vier jaar vóór de indiening van het verzoek tot opening van de insolventieprocedure of na de indiening van dit verzoek;

b) de wederpartij van de rechtshandeling wist of had moeten weten dat de schuldenaar de bedoeling had de gezamenlijke schuldeisers te benadelen.

De in de eerste alinea, punt b), bedoelde kennis wordt vermoed indien de wederpartij van de rechtshandeling een nauw met de schuldenaar verbonden partij was.

2. Indien meerdere personen een verzoek tot opening van een insolventieprocedure tegen dezelfde schuldenaar hebben ingediend, wordt het tijdstip waarop het eerste ontvankelijke verzoek is ingediend, beschouwd als het begin van de in lid 1, eerste alinea, punt a), bedoelde periode van vier jaar.

Hoofdstuk 3
Gevolgen van vorderingen tot nietigverklaring

Artikel 9 - Algemene gevolgen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de vorderingen, rechten of verplichtingen die voortvloeien uit rechtshandelingen die overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze titel nietig zijn verklaard, niet kunnen worden ingeroepen om uit de betrokken insolvente boedel te worden voldaan.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de partij die voordeel heeft gehad bij de nietig verklaarde rechtshandeling, verplicht is de betrokken insolvente boedel volledig schadeloos te stellen voor de schade die de schuldeisers door die rechtshandeling hebben geleden.

Het feit dat de uit de nietig verklaarde rechtshandeling voortvloeiende verrijking niet meer beschikbaar is in het vermogen van de partij die bij die rechtshandeling voordeel heeft gehad, kan alleen worden ingeroepen indien die partij niet op de hoogte was of had moeten zijn van de omstandigheden waarop de vordering tot nietigverklaring is gebaseerd.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de verjaringstermijn voor alle vorderingen die voortvloeien uit de rechtshandeling die nietig kan worden verklaard jegens de wederpartij, drie jaar bedraagt vanaf de datum waarop de insolventieprocedure is geopend.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat een vordering ter verkrijging van volledige vergoeding krachtens lid 2, eerste alinea, kan worden overgedragen aan een schuldeiser of een derde.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de partij die verplicht is de insolvente boedel te vergoeden krachtens lid 2, eerste alinea, deze verplichting niet kan verrekenen met haar vorderingen op de insolvente boedel.

6. Dit artikel doet geen afbreuk aan op het algemene burgerlijk en handelsrecht gebaseerde vorderingen tot vergoeding van schade die schuldeisers hebben geleden als gevolg van een rechtshandeling die nietig kan worden verklaard.

Artikel 10 - Gevolgen voor de partij die voordeel had bij de nietig verklaarde rechtshandeling

1. De lidstaten zorgen ervoor dat, indien en voor zover de partij die voordeel heeft gehad bij de nietig verklaarde rechtshandeling, de insolvente boedel vergoedt voor de door die rechtshandeling veroorzaakte schade, elke met die rechtshandeling voldane vordering van die partij als onvoldaan wordt beschouwd.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat een tegenprestatie die door de partij die voordeel heeft gehad bij de nietig verklaarde rechtshandeling, is verricht na of bij een onmiddellijke ruil voor de prestatie van de schuldenaar uit hoofde van die rechtshandeling, uit de insolvente boedel wordt terugbetaald voor zover de tegenprestatie nog in de boedel aanwezig is in een van de rest van de insolvente boedel te onderscheiden vorm of de insolvente boedel nog door de waarde ervan is verrijkt.

In alle gevallen die niet onder de eerste alinea vallen, kan de partij die voordeel heeft gehad bij de nietig verklaarde rechtshandeling, een vordering tot vergoeding van de tegenprestatie indienen. Voor de rangindeling van vorderingen in een insolventieprocedure wordt deze vordering geacht te zijn ontstaan vóór de opening van de insolventieprocedure.

Artikel 11 - Aansprakelijkheid van derden

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 9 vastgestelde rechten kunnen worden afgedwongen tegen een erfgenaam of een andere rechtsopvolger onder algemene titel van de partij die voordeel heeft gehad bij de nietig verklaarde rechtshandeling.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 9 vastgestelde rechten ook kunnen worden afgedwongen tegen iedere individuele opvolger van de wederpartij van de nietig verklaarde rechtshandeling indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de rechtsopvolger heeft het goed verworven zonder vergoeding of tegen een kennelijk ontoereikende vergoeding;

b) de rechtsopvolger kende de omstandigheden waarop de vordering tot nietigverklaring is gebaseerd, of had deze moeten kennen.

De in de eerste alinea, punt b), bedoelde kennis wordt vermoed indien de individuele rechtsopvolger een partij is die nauw verbonden is met de partij die voordeel heeft gehad bij de nietigverklaarde rechtshandeling.

Artikel 12 - Verhouding tot andere instrumenten

1. De bepalingen van deze titel laten de artikelen 17 en 18 van Richtlijn (EU) 2019/1023 onverlet.

Titel III
OPSPORING VAN GOEDEREN DIE TOT DE INSOLVENTE BOEDEL BEHOREN

Hoofdstuk 1
Toegang tot bankrekeninginformatie door aangewezen gerechten

Artikel 13 - Aangewezen gerechten

1. Elke lidstaat wijst onder zijn gerechten die bevoegd zijn om zaken in verband met procedures inzake herstructurering, insolventie of schuldkwijtschelding te behandelen, de gerechten aan die bevoegd zijn om toegang te krijgen tot zijn krachtens artikel 32 bis van Richtlijn (EU) 2015/849 ingestelde nationale centrale register van bankrekeningen en om dit register te doorzoeken (“aangewezen gerechten”).

2. Elke lidstaat stelt de Commissie uiterlijk [6 maanden na de omzettingsdatum] in kennis van zijn aangewezen gerechten en stelt de Commissie in kennis van elke wijziging daarvan. De Commissie maakt de kennisgevingen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14 - Toegang tot en doorzoeken van bankrekeninginformatie door aangewezen gerechten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de aangewezen gerechten op verzoek van de in een lopende insolventieprocedure aangewezen insolventiefunctionaris bevoegd zijn om rechtstreeks en onmiddellijk toegang te krijgen tot de in artikel 32 bis, lid 3, van Richtlijn (EU) 2015/849 genoemde bankrekeninginformatie en deze te doorzoeken indien dat nodig is voor de identificatie en opsporing van goederen die tot de insolvente boedel van de schuldenaar in die procedure behoren, met inbegrip van die welke het voorwerp uitmaken van een vordering tot nietigverklaring.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de aangewezen gerechten op verzoek van de in een lopende insolventieprocedure aangewezen insolventiefunctionaris bevoegd zijn om rechtstreeks en onmiddellijk toegang te krijgen tot bankrekeninginformatie in andere lidstaten die beschikbaar is via het centrale toegangspunt van registers van bankrekeningen dat is ingesteld overeenkomstig artikel XX van Richtlijn (EU) YYYY/XX [OP: de nieuwe antiwitwasrichtlijn] indien dat nodig is voor de identificatie en opsporing van goederen die tot de insolvente boedel van de schuldenaar in die procedure behoren, met inbegrip van die welke het voorwerp uitmaken van een vordering tot nietigverklaring.

3. De aanvullende informatie die de lidstaten essentieel achten en op grond van artikel 32 bis, lid 4, van Richtlijn (EU) 2015/849 in de centrale registers van bankrekeningen opnemen, is niet toegankelijk en doorzoekbaar door aangewezen gerechten.

4. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden de toegang en het doorzoeken als rechtstreeks en onmiddellijk beschouwd onder meer wanneer de nationale autoriteiten die de centrale registers van bankrekeningen beheren, de bankrekeninginformatie onverwijld door middel van een geautomatiseerd mechanisme doorgeven aan de aangewezen gerechten, op voorwaarde dat geen intermediaire instelling de gevraagde gegevens of de te verstrekken informatie kan behandelen.

Artikel 15 - Voorwaarden voor de toegang tot en het doorzoeken van bankrekeninginformatie door aangewezen gerechten

1. De toegang tot en het doorzoeken van bankrekeninginformatie overeenkomstig artikel 14 wordt alleen per geval verricht door het personeel van elk gerecht dat specifiek is aangewezen en gemachtigd om die taken uit te voeren.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat:

a) het personeel van de aangewezen gerechten hoge professionele normen inzake vertrouwelijkheid en gegevensbescherming in acht neemt, zeer integer is en over de nodige vaardigheden beschikt;

b) technische en organisatorische maatregelen zijn getroffen om de gegevens volgens hoge technologische normen te beveiligen met het oog op de uitoefening door de aangewezen gerechten van de bevoegdheid om toegang te krijgen tot bankrekeninginformatie en deze te doorzoeken overeenkomstig artikel 14.

Artikel 16 - Toezicht op de toegang tot en het doorzoeken van bankrekeninginformatie door aangewezen gerechten

1. De lidstaten bepalen dat de autoriteiten die de centrale registers van bankrekeningen beheren, erop toezien dat er logbestanden worden bijgehouden van elke keer dat een aangewezen gerecht toegang krijgt tot bankrekeninginformatie en deze doorzoekt. De logbestanden bevatten met name het volgende:

a) het referentienummer van de zaak;

b) de datum en het tijdstip van de zoekopdracht;

c) het soort gegevens dat is gebruikt om de zoekopdracht te starten;

d) de unieke identificatienummers van de resultaten;

e) de naam van het aangewezen gerecht dat de griffie raadpleegt;

f) de unieke gebruikersidentificatie van het personeelslid van het aangewezen gerecht dat de zoekopdracht heeft verricht en, indien van toepassing, van de rechter die de zoekopdracht heeft gelast en, voor zover mogelijk, de unieke gebruikersidentificatie van de ontvanger van de resultaten van de zoekopdracht.

2. De autoriteiten die de centrale registers van bankrekeningen beheren, controleren regelmatig de in lid 1 bedoelde logbestanden.

3. De in lid 1 bedoelde logbestanden worden uitsluitend gebruikt voor het toezicht op de naleving van deze richtlijn en de verplichtingen die voortvloeien uit de toepasselijke rechtsinstrumenten van de Unie inzake gegevensbescherming. Bij het toezicht wordt onder meer nagegaan of een verzoek ontvankelijk is, of de verwerking van persoonsgegevens rechtmatig is en of de integriteit en vertrouwelijkheid van persoonsgegevens gewaarborgd zijn. De logbestanden worden met passende maatregelen tegen ongeoorloofde toegang beschermd en vijf jaar na het aanleggen ervan gewist, tenzij zij nodig zijn voor lopende monitoringprocedures.

Hoofdstuk 2
Toegang van insolventiefunctionarissen tot informatie over uiteindelijke begunstigden

Artikel 17 - Toegang van insolventiefunctionarissen tot informatie over uiteindelijke begunstigden

1. De lidstaten zorgen ervoor dat insolventiefunctionarissen bij het identificeren en opsporen van goederen die relevant zijn voor de insolventieprocedure waarvoor zij zijn aangewezen, tijdig toegang hebben tot de in artikel 30, lid 5, tweede alinea, en artikel 31, lid 4, tweede alinea, van Richtlijn (EU) 2015/849 bedoelde informatie die is opgeslagen in de in de lidstaten opgezette registers van uiteindelijk begunstigden en toegankelijk is via het systeem van gekoppelde registers van uiteindelijk begunstigden dat is opgezet overeenkomstig artikel 30, lid 10, en artikel 31, lid 9, van Richtlijn (EU) 2015/849.

2. De toegang tot de informatie door de insolventiefunctionarissen overeenkomstig lid 1 van dit artikel vormt een rechtmatig belang wanneer dit noodzakelijk is voor de identificatie en opsporing van goederen die tot de insolvente boedel van de schuldenaar behoren in lopende insolventieprocedures, en beperkt is tot de volgende informatie:

a) de naam, de maand, het geboortejaar, het land van verblijf en de nationaliteit van de juridisch eigenaar;

b) de aard en de omvang van het gehouden economisch belang.

Hoofdstuk 3
Toegang van insolventiefunctionarissen tot nationale activaregisters

Artikel 18 - Toegang van insolventiefunctionarissen tot nationale activaregisters

1. De lidstaten zorgen ervoor dat insolventiefunctionarissen, ongeacht de lidstaat waar zij zijn aangewezen, rechtstreekse en snelle toegang hebben tot de in de bijlage vermelde nationale activaregisters op hun grondgebied, indien deze beschikbaar zijn.

2. Wat de toegang tot de in de bijlage vermelde nationale activaregisters betreft, ziet elke lidstaat erop toe dat voor de in een andere lidstaat aangewezen insolventiefunctionarissen geen toegangsvoorwaarden gelden die rechtens of feitelijk minder gunstig zijn dan de voorwaarden die gelden voor de in die lidstaat aangewezen insolventiefunctionarissen.

Titel IV
PRE-PACKPROCEDURES

Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen

Artikel 19 - Pre-packprocedures

1. De lidstaten zorgen ervoor dat pre-packprocedures uit de volgende twee opeenvolgende fasen bestaat:

a) de voorbereidingsfase, die erop gericht is een geschikte overnemer te vinden voor de onderneming van de schuldenaar of een deel daarvan;

b) de vereffeningsfase, die gericht is op de goedkeuring en uitvoering van de verkoop van de onderneming van de schuldenaar of een deel daarvan en op de verdeling van de opbrengst onder de schuldeisers.

2. Pre-packprocedures voldoen aan de voorwaarden die in deze titel zijn uiteengezet. Wat alle andere aangelegenheden betreft, waaronder de rangindeling van vorderingen en de regels inzake de verdeling van de opbrengst, passen de lidstaten de nationale bepalingen inzake vereffeningsprocedures toe, mits deze verenigbaar zijn met het recht van de Unie, met inbegrip van de regels die in deze titel zijn vastgesteld.

Artikel 20 - Verhouding tot andere rechtshandelingen van de Unie

1. De in artikel 19, lid 1, bedoelde vereffeningsfase wordt beschouwd als een insolventieprocedure in de zin van artikel 2, punt 4, van Verordening (EU) 2015/848.

De in artikel 22 bedoelde toezichthouders kunnen worden beschouwd als insolventiefunctionarissen in de zin van artikel 2, punt 5, van Verordening (EU) 2015/848.

2. Voor de toepassing van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2001/23/EG van de Raad 40 wordt de vereffeningsfase beschouwd als een faillissements- of insolventieprocedure met het oog op de vereffening van het vermogen van de vervreemder onder toezicht van een bevoegde overheidsinstantie.

Artikel 21 - Bevoegdheid in pre-packprocedures

Het in de pre-packprocedure bevoegde gerecht is bij uitsluiting bevoegd voor zaken die verband houden met de omvang en gevolgen van de verkoop van de onderneming van de schuldenaar of een deel daarvan in een pre-packprocedure voor de schulden en verplichtingen, als bedoeld in artikel 28 .

Hoofdstuk 2
Voorbereidingsfase

Artikel 22 - De toezichthouder

1. De lidstaten bepalen dat het gerecht op verzoek van de schuldenaar een toezichthouder benoemt.

Met de benoeming van de toezichthouder begint de in artikel 19 , lid 1, bedoelde voorbereidingsfase.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthouder:

a) elke stap van het verkoopproces documenteert en rapporteert;

b) motiveert waarom hij van oordeel is dat het verkoopproces concurrerend, transparant en eerlijk is en aan de marktnormen voldoet;

c) de hoogste bieder aanbeveelt als pre-packovernemer, overeenkomstig artikel 30;

d) verklaart of hij van oordeel is dat het beste bod niet duidelijk indruist tegen het belang van de schuldeisers.

De in de eerste alinea genoemde acties van de toezichthouder worden schriftelijk uitgevoerd en worden in digitale vorm tijdig beschikbaar gesteld aan alle bij de voorbereidingsfase betrokken partijen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat alleen personen die aan beide onderstaande voorwaarden voldoen, als toezichthouder kunnen worden aangewezen:

a) zij voldoen aan de criteria die gelden voor insolventiefunctionarissen in de lidstaat waar de pre-packprocedure wordt geopend;

b) zij kunnen in de daaropvolgende vereffeningsfase daadwerkelijk als insolventiefunctionaris worden aangesteld.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de schuldenaar tijdens de voorbereidingsfase de zeggenschap over zijn goederen en de dagelijkse bedrijfsvoering van de onderneming behoudt.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de bezoldiging van de toezichthouder wordt betaald:

a) door de schuldenaar indien er geen vereffeningsfase volgt;

b) door de insolvente boedel als preferente administratiekosten indien er een vereffeningsfase volgt.

Artikel 23 - Schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen

De lidstaten zorgen er tijdens de voorbereidingsfase voor dat indien de schuldenaar zich in een situatie van dreigende insolventie bevindt of overeenkomstig het nationale recht insolvent is, hij in aanmerking komt voor een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van Richtlijn (EU) 2019/1023 als dit de naadloze en doeltreffende uitrol van de pre-packprocedure vergemakkelijkt. De toezichthouder wordt gehoord vóór de beslissing over de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen.

Artikel 24 - Beginselen die van toepassing zijn op het verkoopproces

1. De lidstaten zorgen ervoor dat het verkoopproces tijdens de voorbereidingsfase concurrerend, transparant en eerlijk is en aan de marktnormen voldoet.

2. Indien het verkoopproces slechts één bindend bod oplevert, wordt dat bod geacht de zakelijke marktprijs weer te geven.

3. De lidstaten mogen alleen van lid 1 afwijken indien het gerecht in de vereffeningsfase een openbare veiling houdt overeenkomstig artikel 26. In dat geval is artikel 22, lid 2, punt b), niet van toepassing.

Hoofdstuk 3
Vereffeningsfase

Artikel 25 - Benoeming van de insolventiefunctionaris

De lidstaten zorgen ervoor dat het gerecht bij de opening van de vereffeningsfase de in artikel 22 bedoelde toezichthouder als insolventiefunctionaris aanwijst.

Artikel 26 - Toestemming voor de verkoop van de onderneming van de schuldenaar of een deel daarvan

1. De lidstaten zorgen ervoor dat het gerecht bij de opening van de vereffeningsfase toestemming verleent voor de verkoop van de onderneming van de schuldenaar of een deel ervan aan de door de toezichthouder voorgestelde overnemer, mits de toezichthouder een advies heeft uitgebracht waarin hij bevestigt dat het verkoopproces tijdens de voorbereidingsfase voldeed aan de vereisten van artikel 22, leden 2 en 3, en artikel 24, leden 1 en 2.

Het gerecht staat de verkoop niet toe indien niet is voldaan aan de vereisten van artikel 22 , leden 2 en 3, en artikel 24 , leden 1 en 2. De lidstaten zorgen ervoor dat het gerecht in dit laatste geval de insolventieprocedure voortzet.

2. Ingeval de lidstaten artikel 24, lid 3, toepassen, duurt de in die bepaling bedoelde openbare veiling niet langer dan vier weken en gaat zij binnen twee weken na de opening van de vereffeningfase van start. Het door de toezichthouder gekozen bod wordt gebruikt als eerste bod in de openbare veiling. De lidstaten zorgen ervoor dat de aan de eerste bieder in de voorbereidingsfase verleende bescherming, zoals een onkosten- of verbrekingsvergoeding, evenredig en proportioneel is en potentieel geïnteresseerde partijen er niet van weerhoudt om in de vereffeningfase een bod uit te brengen.

Artikel 27 - Overdracht of beëindiging van nog uit te voeren overeenkomsten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat aan de overnemer van de onderneming van de schuldenaar of een gedeelte daarvan de nog uit te voeren overeenkomsten worden overgedragen die nodig zijn voor de voortzetting van de bedrijfsactiviteit van de schuldenaar en waarvan de opschorting tot stilstand van de onderneming zou leiden. De overdracht behoeft geen toestemming van de tegenpartij(en) van de schuldenaar.

De eerste alinea is niet van toepassing indien de overnemer van de onderneming van de schuldenaar of een deel daarvan een concurrent is van de tegenpartij(en) van de schuldenaar.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat het gerecht kan besluiten de in lid 1, eerste alinea, bedoelde nog uit te voeren overeenkomsten te beëindigen, mits een van de volgende voorwaarden van toepassing is:

a) de beëindiging is in het belang van de onderneming van de schuldenaar of een deel daarvan;

b) de nog uit te voeren overeenkomst bevat openbaredienstverplichtingen waarvoor de tegenpartij een overheidsinstantie is en de overnemer van de onderneming van de schuldenaar of een deel daarvan voldoet niet aan de technische en juridische verplichtingen om de in die overeenkomst bedoelde diensten te verrichten.

Punt a) van de eerste alinea is niet van toepassing op nog uit te voeren overeenkomsten betreffende licenties op intellectuele- en industriële-eigendomsrechten.

3. Het recht dat van toepassing is op de overdracht of beëindiging van nog uit te voeren overeenkomsten, is het recht van de lidstaat waar de vereffeningsfase is geopend.

Artikel 28 - Schulden en verplichtingen van de via de pre-packprocedure overgenomen onderneming

De lidstaten zorgen ervoor dat de overnemer de onderneming van de schuldenaar of een deel ervan vrij van schulden en verplichtingen overneemt, tenzij de overnemer er uitdrukkelijk mee instemt de schulden en verplichtingen van de onderneming of een deel ervan te dragen.

Artikel 29 - Specifieke regels inzake de schorsende werking van beroepen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat beroepen tegen beslissingen van het gerecht betreffende de toestemming voor of de uitvoering van de verkoop van de onderneming van de schuldenaar of een deel daarvan slechts een schorsende werking kunnen hebben indien de appellant een zekerheid stelt die toereikend is om de schade te dekken die door de schorsing van de uitvoering van de verkoop zou kunnen worden veroorzaakt.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat het gerecht waarbij het beroep is ingesteld, geheel naar eigen inzicht kan besluiten om een appellant die een natuurlijke persoon is geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van het stellen van een zekerheid, indien een dergelijke vrijstelling gezien de omstandigheden van de betrokken zaak passend worden geacht.

Hoofdstuk 4
Bepalingen die relevant zijn voor beide fasen van de pre-packprocedure

Artikel 30 - Criteria om het beste bod te selecteren

De lidstaten zorgen ervoor dat de criteria voor de selectie van het beste bod in de pre-packprocedure dezelfde zijn als de criteria voor de selectie tussen concurrerende biedingen in vereffeningsprocedures.

Artikel 31 - Civielrechtelijke aansprakelijkheid van de toezichthouder en de insolventiefunctionaris

De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthouder en de insolventiefunctionaris aansprakelijk zijn voor de schade die de niet-nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van deze titel veroorzaakt bij schuldeisers en derden die nadeel ondervinden van de pre-packprocedure.

Artikel 32 - Nauw met de schuldenaar verbonden partijen in het verkoopproces

1. De lidstaten zorgen ervoor dat nauw met de schuldenaar verbonden partijen in aanmerking komen om de onderneming van de schuldenaar of een deel ervan over te nemen, mits aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

a) zij stellen de toezichthouder en het gerecht tijdig in kennis van hun relatie tot de schuldenaar;

b) andere partijen bij het verkoopproces ontvangen adequate informatie over het bestaan van nauw met de schuldenaar verbonden partijen en over hun relatie tot deze laatste;

c) partijen die niet nauw verbonden zijn met de schuldenaar, krijgen voldoende tijd om een bod te doen.

De lidstaten kunnen bepalen dat indien is bewezen dat de in de eerste alinea, punt a), bedoelde bekendmakingsplicht is geschonden, het gerecht de in artikel 28 bedoelde voordelen intrekt.

2. Wanneer het bod van een nauw met de schuldenaar verbonden partij het enige bestaande bod is, voeren de lidstaten aanvullende waarborgen in voor de toestemming voor en uitvoering van de verkoop van de onderneming van de schuldenaar of een deel daarvan. Deze waarborgen omvatten ten minste de verplichting voor de toezichthouder en de insolventiefunctionaris om het bod van de nauw met de schuldenaar verbonden partij af te wijzen indien het de toets van het belang van de schuldeisers niet doorstaat.

Artikel 33 - Maatregelen om de waarde van de onderneming van de schuldenaar of een deel daarvan te maximaliseren

1. Indien tussentijdse financiering nodig is, zorgen de lidstaten ervoor dat:

a) de toezichthouder of de insolventiefunctionaris het nodige doet om tegen zo laag mogelijke kosten tussentijdse financiering te verkrijgen;

b) verstrekkers van tussentijdse financiering het recht hebben om in het kader van daaropvolgende insolventieprocedures met voorrang te worden terugbetaald ten opzichte van andere schuldeisers die anders bevoorrechte of gelijkwaardige vorderingen zouden hebben;

c) aan verstrekkers van tussentijdse financiering zekerheidsrechten op de verkoopopbrengsten kunnen worden verleend om de terugbetaling te waarborgen;

d) tussentijdse financiering in aanmerking komt om te worden verrekend met de prijs die moet worden betaald in het kader van het toegewezen bod, indien deze door geïnteresseerde bieders wordt verstrekt.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat aan bieders geen voorkeursrechten worden toegekend.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat, indien zekerheidsrechten de onderneming bezwaren waarop de pre-packprocedure betrekking heeft, schuldeisers die de begunstigden van die zekerheidsrechten zijn, hun vorderingen alleen in hun bod mogen verrekenen als de waarde van die vorderingen aanzienlijk lager is dan de marktwaarde van de onderneming.

Artikel 34 - Bescherming van de belangen van de schuldeisers

1. De lidstaten zorgen ervoor dat zowel schuldeisers als kapitaalhouders van de onderneming van de schuldenaar het recht hebben door het gerecht te worden gehoord voordat de verkoop van de onderneming van de schuldenaar of een deel daarvan wordt toegestaan of uitgevoerd.

De lidstaten stellen gedetailleerde regels vast om de doeltreffendheid te waarborgen van het in de eerste alinea bedoelde recht om te worden gehoord.

2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten bij wet het recht om te worden gehoord niet toekennen aan:

a) de schuldeisers of kapitaalhouders die volgens de normale rangorde van voorrang bij vereffening of krachtens nationaal recht geen enkele betaling zouden ontvangen noch enig belang in de onderneming zouden aanhouden;

b) de schuldeisers van nog uit te voeren overeenkomsten wier vorderingen op de schuldenaar zijn ontstaan vóór de toestemming voor de verkoop van de onderneming van de schuldenaar of een deel daarvan en die geacht worden volledig te worden betaald volgens de voorwaarden van het pre-packbod.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat zekerheden in pre-packprocedures worden vrijgegeven onder dezelfde voorwaarden als die welke in vereffeningsprocedures van toepassing zouden zijn.

4. Lidstaten waar voor de vrijgave van zekerheden in een vereffeningsprocedure de toestemming van de houders van door zekerheden gedekte vorderingen vereist is, kunnen van deze toestemmingsvereiste afwijken mits de zekerheidsrechten betrekking hebben op goederen die noodzakelijk zijn voor de voortzetting van de dagelijkse activiteiten van de onderneming van de schuldenaar of een deel daarvan, en aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) schuldeisers van door zekerheden gedekte vorderingen bewijzen niet dat het pre-packbod de toets van het belang van de schuldeisers niet doorstaat;

b) schuldeisers van door zekerheden gedekte vorderingen hebben noch rechtstreeks, noch via een derde een alternatief bindend overnamebod ingediend waarmee de verkoop van de insolvente boedel een hoger bedrag kan opleveren dan met het voorgestelde pre-packbod.

Artikel 35 - Invloed van mededingingsrechtelijke procedures op de timing of het welslagen van het bod

1. De lidstaten zorgen ervoor dat indien er een aanzienlijk risico bestaat dat een op het mededingingsrecht gebaseerde procedure of een negatief besluit van een mededingingsautoriteit ten aanzien van een tijdens de voorbereidingsfase gedaan bod tot vertraging leidt, de toezichthouder de indiening van alternatieve biedingen vergemakkelijkt.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthouder informatie kan ontvangen over de toepasselijke mededingingsrechtelijke procedures en de uitkomsten daarvan die van invloed kunnen zijn op het tijdschema of het welslagen van het bod, met name door de bekendmaking van informatie door de bieders of door de verlening van een ontheffing om informatie uit te wisselen met de mededingingsautoriteiten, indien van toepassing. In dat verband wordt de toezichthouder tot volledige geheimhouding verplicht.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat indien een bod een aanzienlijk risico op vertraging als bedoeld in lid 1 inhoudt, dat bod buiten beschouwing kan worden gelaten, mits aan beide onderstaande voorwaarden is voldaan:

a) dit bod is niet het enige bestaande bod;

b) de vertraging bij de afronding van de pre-packverkoop van de onderneming met de betrokken bieder zou leiden tot schade voor de onderneming van de schuldenaar of een deel daarvan.

Titel V
PLICHT VAN BESTUURDERS OM EEN VERZOEK TOT OPENING VAN EEN INSOLVENTIEPROCEDURE IN TE DIENEN EN CIVIELRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID

Artikel 36 - Verplichting om een verzoek tot opening van een insolventieprocedure in te dienen

De lidstaten zorgen ervoor dat indien een rechtspersoon insolvent wordt, de bestuurders ervan verplicht zijn om bij het gerecht een verzoek tot opening van een insolventieprocedure in te dienen uiterlijk drie maanden nadat de bestuurders ervan op de hoogte zijn geraakt of redelijkerwijs geacht kunnen worden ervan op de hoogte te zijn geweest dat de rechtspersoon insolvent is.

Artikel 37 - Civielrechtelijke aansprakelijkheid van bestuurders

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de bestuurders van de insolvente rechtspersoon aansprakelijk zijn voor de schade die de schuldeisers lijden doordat de bestuurders de verplichting van artikel 36 niet zijn nagekomen.

2. Lid 1 doet geen afbreuk aan nationale regels inzake civielrechtelijke aansprakelijkheid voor de schending van de in artikel 36 bedoelde plicht van bestuurders tot indiening van een verzoek tot opening van een insolventieprocedure die strenger zijn ten aanzien van bestuurders.

Titel VI
VEREFFENING VAN INSOLVENTE MICRO-ONDERNEMINGEN

Hoofdstuk 1
Algemene regels

Artikel 38 - Regels voor de vereffening van micro-ondernemingen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat insolvente micro-ondernemingen toegang hebben tot vereenvoudigde vereffeningsprocedures die in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze titel.

2. Een micro-onderneming wordt met het oog op een vereenvoudigde vereffeningsprocedure insolvent geacht wanneer zij in het algemeen niet in staat is haar opeisbare schulden te betalen. De lidstaten stellen de voorwaarden vast waaronder een micro-onderneming geacht wordt in het algemeen niet in staat te zijn haar opeisbare schulden te betalen, en zorgen ervoor dat deze voorwaarden duidelijk en eenvoudig zijn en gemakkelijk door de betrokken micro-onderneming kunnen worden vastgesteld.

3. Het openen en voeren van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure kan niet worden geweigerd op grond van het feit dat de schuldenaar geen goederen heeft of dat zijn goederen ontoereikend zijn om de kosten van de vereenvoudigde vereffeningsprocedure te dekken.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de kosten van de vereenvoudigde vereffeningsprocedure in de in lid 3 bedoelde situaties worden gedekt.

Artikel 39 - Insolventiefunctionaris

De lidstaten zorgen ervoor dat bij een vereenvoudigde vereffeningsprocedure alleen een insolventiefunctionaris kan worden aangewezen indien aan beide onderstaande voorwaarden is voldaan:

a) de schuldenaar, een schuldeiser of een groep schuldeisers verzoekt om de aanwijzing van een insolventiefunctionaris;

b) de kosten van de tussenkomst van de insolventiefunctionaris kunnen worden gefinancierd door de insolvente boedel of door de partij die om de aanwijzing heeft verzocht.

Artikel 40 - Communicatiemiddelen

De lidstaten zorgen ervoor dat bij een vereenvoudigde vereffeningsprocedure alle communicatie tussen de bevoegde autoriteit en, in voorkomend geval, de insolventiefunctionaris enerzijds en de partijen bij die procedure anderzijds, overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn (EU) 2019/1023 met elektronische middelen kan geschieden.

Hoofdstuk 2
Opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure

Artikel 41 - Verzoek tot opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure

1. De lidstaten zorgen ervoor dat insolvente micro-ondernemingen bij een bevoegde autoriteit een verzoek tot opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure kunnen indienen.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat elke schuldeiser van een insolvente micro-onderneming bij een bevoegde autoriteit een verzoek tot opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure tegen de micro-onderneming kan indienen. De betrokken micro-onderneming wordt in de gelegenheid gesteld op het verzoek te reageren door het te betwisten of ermee in te stemmen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat micro-ondernemingen met behulp van een standaardformulier een verzoek tot opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure kunnen indienen.

4. Op het in lid 3 bedoelde standaardformulier kan onder meer de volgende informatie worden vermeld:

a) indien de micro-onderneming een rechtspersoon is, de naam, het registratienummer, de statutaire zetel of, indien verschillend, het postadres van de schuldenaar;

b) indien de micro-onderneming een ondernemer is, de naam, het eventuele registratienummer en het postadres van de schuldenaar of, als het adres beschermd is, de geboorteplaats en -datum van de schuldenaar;

c) een lijst van de goederen van de micro-onderneming;

d) de naam, het adres of andere contactgegevens van schuldeisers van de micro-onderneming, zoals bij de micro-onderneming bekend op het ogenblik van de indiening van het verzoek;

e) de lijst van de vorderingen op de micro-onderneming en, voor elke vordering, het bedrag ervan, met vermelding van de hoofdsom en, in voorkomend geval, de rente, en de datum waarop de vordering is ontstaan alsmede de datum waarop zij verschuldigd is geworden, indien dat een andere datum is;

f) of voor een bepaalde vordering aanspraak wordt gemaakt op een zakelijk zekerheidsrecht of een eigendomsvoorbehoud en, indien dat het geval is, op welke goederen de zekerheid betrekking heeft.

5. De Commissie stelt het in lid 3 bedoelde standaardformulier bij uitvoeringshandelingen vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure in artikel 69, lid 2

6. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een schuldeiser het verzoek tot opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure heeft ingediend en de micro-onderneming heeft ingestemd met de opening van de procedure, de micro-onderneming verplicht is de in lid 4 genoemde informatie in te dienen samen met het in lid 2 van dit artikel bedoelde antwoord, indien beschikbaar.

7. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een schuldeiser het verzoek tot opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure heeft ingediend en de bevoegde autoriteit een dergelijke procedure opent ondanks het feit dat de micro-onderneming het verzoek betwist of er niet op reageert, de micro-onderneming verplicht is de in lid 4 van dit artikel genoemde informatie uiterlijk twee weken na ontvangst van het bericht van opening in te dienen.

Artikel 42 - Beslissing over het verzoek tot opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit uiterlijk twee weken na ontvangst van het verzoek tot opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure een beslissing neemt.

2. De opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure kan alleen worden geweigerd indien aan een of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de schuldenaar is geen micro-onderneming;

b) de schuldenaar is niet insolvent overeenkomstig artikel 38, lid 2, van deze richtlijn;

c) de bevoegde autoriteit waar het verzoek is ingediend, is niet bevoegd voor de zaak;

d) de lidstaat waar het verzoek is ingediend, is niet internationaal bevoegd voor de zaak.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de micro-onderneming of een schuldeiser van de micro-onderneming de beslissing over het verzoek tot opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure voor het gerecht kan aanvechten. Het aanvechten van die beslissing leidt niet tot opschorting van de opening van de vereenvoudigde vereffeningsprocedure en wordt door het gerecht onverwijld behandeld.

Artikel 43 - Schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt

1. De lidstaten zorgen ervoor dat, onder de in de leden 2, 3 en 4 bepaalde voorwaarden, schuldenaren die een vereenvoudigde vereffeningsprocedure openen, de zeggenschap over hun goederen en de dagelijkse bedrijfsvoering van de onderneming behouden.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat indien een insolventiefunctionaris wordt aangewezen, de bevoegde autoriteit in het besluit tot aanwijzing specificeert of de rechten en plichten betreffende het beheer en de beschikking over de goederen van de schuldenaar aan de insolventiefunctionaris worden overgedragen.

3. De lidstaten specificeren de omstandigheden waarin de bevoegde autoriteit bij wijze van uitzondering kan besluiten de schuldenaar het recht te ontnemen om zijn goederen te beheren en erover te beschikken. Een dergelijke beslissing moet gebaseerd zijn op een beoordeling per geval met inachtneming van alle relevante juridische en feitelijke elementen.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat indien de schuldenaar niet langer het recht heeft om zijn goederen te beheren en erover te beschikken en er geen insolventiefunctionaris is aangewezen, een van de volgende punten van toepassing is:

a) elke beslissing van de schuldenaar in die zin wordt onderworpen aan de goedkeuring van de bevoegde autoriteit, of

b) de bevoegde autoriteit vertrouwt het recht om de goederen van de schuldenaar te beheren en erover te beschikken toe aan een schuldeiser.

Artikel 44 - Schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat schuldenaren in aanmerking komen voor een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen vanaf de beslissing van de bevoegde autoriteit om een vereenvoudigde vereffeningsprocedure te openen tot de beëindiging van die procedure.

2. De lidstaten kunnen bepalen dat de bevoegde autoriteit op verzoek van de schuldenaar of een schuldeiser een vordering uitsluit van de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen indien aan beide onderstaande voorwaarden is voldaan:

a) het is niet waarschijnlijk dat de tenuitvoerlegging de gerechtvaardigde verwachtingen van de gezamenlijke schuldeisers zal ondermijnen;

b) de schorsing zou de schuldeiser van die vordering op oneerlijke wijze benadelen.

Artikel 45 - Bekendmaking van de opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de informatie over de opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure zo spoedig mogelijk na de opening wordt bekendgemaakt in het in artikel 24 van Verordening (EU) 2015/848 bedoelde insolventieregister.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit de schuldenaar en alle bekende schuldeisers door middel van individuele kennisgevingen onverwijld in kennis stelt van de opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure.

De kennisgeving omvat met name:

a) de lijst van vorderingen op de schuldenaar zoals aangegeven door de schuldenaar;

b) een uitnodiging aan de schuldeiser om uiterlijk 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving vorderingen in te dienen die niet op de in punt a) bedoelde lijst voorkomen, of om een onjuiste opgave van die vorderingen te rectificeren;

c) een verklaring dat de vorderingen die zijn opgenomen in de in punt a) bedoelde lijst, zullen worden beschouwd als zijnde ingediend door de betrokken schuldeiser, zonder dat de schuldeiser verdere actie dient te ondernemen.

Hoofdstuk 3
Lijst van vorderingen en vaststelling van de insolvente boedel

Artikel 46 - Indiening en toelating van vorderingen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de vorderingen tegen de schuldenaar als ingediend worden beschouwd zonder dat de betrokken schuldeisers verdere actie dienen te ondernemen indien deze vorderingen door de schuldenaar zijn aangegeven in een van de volgende ingediende stukken:

a) in zijn verzoek tot opening van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure;

b) in zijn antwoord op het door een schuldeiser ingediende verzoek tot opening van een dergelijke procedure;

c) in zijn indiening overeenkomstig artikel 41, lid 7.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat elke schuldeiser binnen 30 dagen na de bekendmaking van de datum van opening van de vereenvoudigde vereffeningsprocedure in het insolventieregister of, in het geval van een bekende schuldeiser, na ontvangst van de in artikel 45 bedoelde individuele kennisgeving, indien dat later is, vorderingen kan indienen die niet in de in lid 1 bedoelde stukken zijn opgenomen, of bezwaar kan maken tegen of bezwaren kan uiten over in een van die stukken opgenomen vorderingen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat indien een schuldeiser niet binnen de in lid 2 genoemde termijn bezwaar heeft gemaakt of bezwaren heeft geuit, een vordering die is opgenomen in de in lid 1 bedoelde stukken, onbetwist wordt geacht en definitief wordt toegelaten zoals in die stukken vermeld.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit of, indien deze is aangewezen, de insolventiefunctionaris, naast de in lid 1 bedoelde vorderingen de toelating van door een schuldeiser ingediende vorderingen kan aanvaarden of weigeren overeenkomstig lid 2 en de in het nationale recht vastgestelde passende criteria.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de betwiste vorderingen onverwijld door de bevoegde autoriteit of door het gerecht worden behandeld. De bevoegde autoriteit kan besluiten de vereenvoudigde vereffeningsprocedure voort te zetten voor onbetwiste vorderingen.

Artikel 47 - Vorderingen tot nietigverklaring

De lidstaten zorgen ervoor dat de regels inzake vorderingen tot nietigverklaring als volgt van toepassing zijn in vereenvoudigde vereffeningsprocedures:

a) de instelling en tenuitvoerlegging van vorderingen tot nietigverklaring is niet verplicht, maar wordt overgelaten aan het oordeel van schuldeisers of, in voorkomend geval, van de insolventiefunctionaris;

b) een beslissing van schuldeisers om geen vorderingen tot nietigverklaring in te stellen, laat de civiel- of strafrechtelijke aansprakelijkheid van de schuldenaar onverlet indien later blijkt dat de door de schuldenaar verstrekte informatie over activa of passiva verzwegen of vervalst is;

c) de bevoegde autoriteit kan een vereenvoudigde vereffeningsprocedure omzetten in een gewone insolventieprocedure indien het voeren van een procedure inzake een vordering tot nietigverklaring in het kader van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure niet mogelijk zou zijn wegens het belang van de vorderingen die het voorwerp uitmaken van de procedure inzake een vordering tot nietigverklaring in verhouding tot de waarde van de insolvente boedel, en wegens de verwachte duur van de procedure inzake een vordering tot nietigverklaring.

Artikel 48 - Vaststelling van de insolvente boedel

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit of, indien aangewezen, de insolventiefunctionaris de definitieve lijst van goederen die de insolvente boedel vormen, vaststelt op basis van de door de schuldenaar ingediende lijst van goederen als bedoeld in artikel 41, lid 4, punt c), en van de daarna ontvangen relevante aanvullende informatie.

2. De goederen van de insolvente boedel omvatten de goederen die de schuldenaar bezit op het moment waarop de vereenvoudigde vereffeningsprocedure wordt geopend, de goederen die na de indiening van het verzoek tot opening van deze procedure zijn verworven, en de goederen die door middel van vorderingen tot nietigverklaring of andere acties zijn gerecupereerd.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat indien de schuldenaar een ondernemer is, de bevoegde autoriteit of, indien aangewezen, de insolventiefunctionaris aangeeft welke goederen van de insolvente boedel zijn uitgesloten en derhalve door de schuldenaar kunnen worden behouden.

Hoofdstuk 4
Afwikkeling van de boedel en verdeling van de opbrengsten

Artikel 49 - Beslissing over de te volgen procedure

1. De lidstaten zorgen ervoor dat zodra de insolvente boedel is vastgesteld en de lijst van vorderingen op de schuldenaar is bepaald, de bevoegde autoriteit in vereenvoudigde vereffeningsprocedures:

a) overgaat tot de afwikkeling van de boedel en de verdeling van de opbrengst; of

b) een beslissing neemt over de beëindiging van de vereenvoudigde vereffeningsprocedure zonder de boedel af te wikkelen, overeenkomstig lid 2.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit alleen een beslissing kan nemen over de onmiddellijke beëindiging van de vereenvoudigde vereffeningsprocedure zonder afwikkeling van de boedel indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) er zijn geen goederen in de insolvente boedel;

b) de goederen van de insolvente boedel zijn van zo geringe waarde dat het de kosten of de tijd van de verkoop ervan en van de verdeling van de opbrengst niet zou rechtvaardigen;

c) de schijnbare waarde van de bezwaarde goederen is lager dan het bedrag dat aan de door een zekerheid gedekte schuldeiser(s) verschuldigd is, en de bevoegde autoriteit acht het gerechtvaardigd deze door een zekerheid gedekte schuldeiser(s) toe te staan de goederen over te nemen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat indien de bevoegde autoriteit overgaat tot de afwikkeling van de boedel van de schuldenaar als bedoeld in lid 1, punt a), de bevoegde autoriteit ook aangeeft op welke wijze de boedel wordt afgewikkeld. Andere wijzen dan de verkoop van de goederen van de schuldenaar via een elektronische openbare veiling kunnen alleen worden gekozen indien het gebruik daarvan passender wordt geacht in het licht van de aard van de goederen of de omstandigheden van de procedure.

Artikel 50 - Elektronische veilingsystemen voor de verkoop van de goederen van de schuldenaar

1. De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied een of meer elektronische veilingplatforms worden opgezet en in stand worden gehouden met het oog op de verkoop van de goederen van insolvente boedels in het kader van vereenvoudigde vereffeningsprocedures.

De lidstaten kunnen bepalen dat gebruikers met het oog op de verkoop van de goederen van de schuldenaar ook een bod kunnen uitbrengen voor de overname van de onderneming van de schuldenaar als going concern.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde elektronische veilingplatforms worden gebruikt wanneer de onderneming of goederen van de schuldenaar die het voorwerp van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure uitmaken, via een veiling te gelde worden gemaakt.

3. De lidstaten kunnen het gebruik van de in lid 1 bedoelde elektronische veilingsystemen uitbreiden tot de verkoop van de onderneming of goederen van de schuldenaar die het voorwerp uitmaken van andere soorten op hun grondgebied geopende insolventieprocedures.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde elektronische veilingplatforms toegankelijk zijn voor alle natuurlijke en rechtspersonen met woonplaats of plaats van registratie op hun grondgebied of op het grondgebied van een andere lidstaat. De toegang tot het veilingsysteem kan afhankelijk worden gesteld van elektronische identificatie van de gebruiker, in welk geval personen met woonplaats of plaats van registratie in een andere lidstaat gebruik kunnen maken van hun nationale stelsels voor elektronische identificatie, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 910/2014. 41

Artikel 51 - Onderlinge koppeling van de elektronische veilingsystemen

1. De Commissie voert door middel van uitvoeringshandelingen een systeem in voor de onderlinge koppeling van de in artikel 50 bedoelde nationale elektronische veilingsystemen. Het systeem bestaat uit nationale elektronische veilingsystemen die onderling gekoppeld zijn via het Europees e-justitieportaal, dat als centraal elektronisch toegangspunt in het systeem fungeert. Het systeem bevat in alle officiële talen van de Unie informatie over alle op de nationale elektronische veilingplatforms aangekondigde veilingprocessen, maakt het mogelijk deze veilingprocessen te doorzoeken en bevat hyperlinks naar de pagina’s van de nationale systemen waar biedingen rechtstreeks kunnen worden ingediend.

2. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de technische specificaties en procedures vast die nodig zijn om de onderlinge koppeling van de nationale elektronische veilingsystemen van de lidstaten tot stand te brengen, waarbij zij het volgende bepaalt:

a) de technische specificatie(s) ter bepaling van de methoden van communicatie en informatie-uitwisseling langs elektronische weg op basis van de vastgestelde specificatie van de koppelapparatuur voor het systeem van onderling gekoppelde elektronische veilingsystemen;

b) de technische maatregelen ter waarborging van minimumbeveiligingsnormen inzake informatietechnologie voor het overbrengen en doorgeven van gegevens binnen het systeem van onderling gekoppelde elektronische veilingsystemen;

c) de minimuminformatie die via het centrale platform toegankelijk wordt gemaakt;

d) de minimumcriteria voor de presentatie van aangekondigde veilingprocessen via het Europees e-justitieportaal;

e) de minimumcriteria voor het zoeken naar aangekondigde veilingprocessen via het Europees e-justitieportaal;

f) minimumcriteria om de gebruikers naar het platform van het nationale veilingsysteem van de lidstaat te leiden waar zij hun biedingen rechtstreeks in de aangekondigde veilingprocessen kunnen indienen;

g) de middelen en technische voorwaarden voor de beschikbaarheid van de door het systeem voor onderlinge koppeling geleverde diensten;

h) het gebruik van de in artikel 16, lid 1, van Richtlijn (EU) 2017/1132 42 bedoelde Europese unieke identificatiecode;

i) specificatie van welke persoonsgegevens toegankelijk zijn; 

j) waarborgen inzake gegevensbescherming.

Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 69, lid 2 , bedoelde onderzoeksprocedure uiterlijk [één jaar na de uiterste datum voor omzetting] vastgesteld.

Artikel 52 - Kosten van de invoering en onderlinge koppeling van elektronische veilingsystemen

1. De invoering, het onderhoud en de toekomstige ontwikkeling van het systeem van onderling gekoppelde elektronische veilingsystemen als bedoeld in artikel 50 worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.

2. Elke lidstaat draagt de kosten met betrekking tot de invoering en aanpassing van zijn nationale elektronische veilingsystemen teneinde deze compatibel te maken met het Europees e-justitieportaal, alsmede de kosten van het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen. Dit laat onverlet dat in het kader van de financiële programma’s van de Unie subsidies ter ondersteuning van die activiteiten kunnen worden aangevraagd.

Artikel 53 - Verantwoordelijkheden van de Commissie in verband met de verwerking van persoonsgegevens in het systeem van onderling gekoppelde elektronische veilingplatforms

1. De Commissie oefent de verantwoordelijkheden van voor de verwerking verantwoordelijke uit hoofde van artikel 3, lid 8, van Verordening (EU) 2018/1725 uit overeenkomstig haar in dit artikel gedefinieerde respectieve verantwoordelijkheden.

2. De Commissie bepaalt de nodige beleidsmaatregelen en past de noodzakelijke technische oplossingen toe om haar verantwoordelijkheden binnen de werkingssfeer van de functie van voor de verwerking verantwoordelijke na te komen.

3. De Commissie implementeert de technische maatregelen die vereist zijn voor de beveiliging van persoonsgegevens tijdens de doorgifte, met name de vertrouwelijkheid en integriteit van gegevens die naar en vanaf het Europees e-justitieportaal worden doorgegeven.

4. Wat de gegevens uit de onderling gekoppelde nationale veilingsystemen betreft, worden in het Europees e-justitieportaal geen persoonsgegevens betreffende de betrokkenen bewaard. Al deze gegevens worden bewaard in de door de lidstaten of andere instanties beheerde nationale veilingsystemen.

Artikel 54 - Verkoop van de goederen door middel van een elektronische veiling

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de elektronische veiling van goederen van de insolvente boedel in het kader van een vereenvoudigde vereffeningsprocedure tijdig van tevoren wordt aangekondigd op het in artikel 50 bedoelde elektronische veilingplatform.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de insolventiefunctionaris alle bekende schuldeisers via individuele kennisgevingen in kennis stelt van het voorwerp, het tijdstip en de datum van de elektronische veiling, alsook van de vereisten om eraan deel te nemen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat iedere belanghebbende, met inbegrip van de bestaande aandeelhouders of bestuurders van de schuldenaar, aan de elektronische veiling kan deelnemen en een bod kan uitbrengen.

4. Indien er biedingen zijn op zowel de overname van de onderneming van de schuldenaar als going concern als op de afzonderlijke goederen van de insolvente boedel, beslissen de schuldeisers aan welk van de alternatieven zij de voorkeur geven.

Artikel 55 - Beslissing over de beëindiging van de vereenvoudigde vereffeningsprocedure

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit na de verdeling van de opbrengst van de verkoop van de onderneming of de goederen van de schuldenaar uiterlijk twee weken nadat de verdeling van de opbrengst is voltooid, een beslissing neemt over de beëindiging van de vereenvoudigde vereffeningsprocedure.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de beslissing over de beëindiging van de vereenvoudigde vereffeningsprocedure een specificatie bevat van de termijn die leidt tot de kwijtschelding van de schuld van de schuldenaar die ondernemer is of van de oprichters, eigenaren of leden van een schuldenaar die een micro-onderneming met onbeperkte aansprakelijkheid is die persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de schuldenaar.

Hoofdstuk 5
Kwijtschelding van de schuld van ondernemers in een vereenvoudigde vereffeningsprocedure

Artikel 56 - Toegang tot kwijtschelding van schuld

De lidstaten zorgen ervoor dat in vereenvoudigde vereffeningsprocedures schuldenaren die ondernemer zijn, alsmede de oprichters, eigenaren of leden van een schuldenaar die een micro-onderneming met onbeperkte aansprakelijkheid is die persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de micro-onderneming, volledig van hun schulden worden bevrijd overeenkomstig titel III van Richtlijn (EU) 2019/1023.

Artikel 57 - Behandeling van persoonlijke garanties voor bedrijfsschulden

De lidstaten zorgen ervoor dat indien een insolventieprocedure of een afzonderlijke executieprocedure is ingeleid met betrekking tot de persoonlijke garantie voor de zakelijke behoeften van een micro-onderneming die schuldenaar is in een vereenvoudigde vereffeningsprocedure tegen een garant die, ingeval de betrokken micro-onderneming een rechtspersoon is, oprichter, eigenaar of lid van die rechtspersoon is, of, ingeval de betrokken micro-onderneming een ondernemer is, een familielid van die ondernemer is, de procedure inzake de persoonlijke garantie ofwel wordt gecoördineerd ofwel wordt geconsolideerd met de vereenvoudigde vereffeningsprocedure.

Titel VII
SCHULDEISERSCOMITÉ

Hoofdstuk 1
Oprichting en leden van het schuldeiserscomité

Artikel 58 - Oprichting van het schuldeiserscomité

1. De lidstaten zorgen ervoor dat er alleen een schuldeiserscomité wordt opgericht als de algemene vergadering van schuldeisers daartoe besluit.

2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten bepalen dat vanaf de indiening van een verzoek tot opening van een insolventieprocedure, en dus vóór de opening van die procedure, een schuldeiserscomité kan worden opgericht indien een of meer schuldeisers bij het gerecht een verzoek tot oprichting van een schuldeiserscomité indienen.

De lidstaten zorgen ervoor dat de eerste algemene vergadering van schuldeisers een besluit neemt over de voortzetting en de samenstelling van het overeenkomstig de eerste alinea opgerichte schuldeiserscomité.

3. De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving de mogelijkheid uitsluiten om in insolventieprocedures een schuldeiserscomité op te richten indien de totale kosten van de inschakeling van een dergelijk comité niet gerechtvaardigd zijn gezien het geringe economische belang van de insolvente boedel, het geringe aantal schuldeisers of de omstandigheid dat de schuldenaar een micro-onderneming is.

Artikel 59 - Benoeming van de leden van het schuldeiserscomité

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de leden van het schuldeiserscomité worden benoemd, hetzij op de algemene vergadering van schuldeisers, hetzij bij beslissing van het gerecht, binnen 30 dagen na de datum van de opening van de procedure als bedoeld in artikel 24, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2015/848.

2. Indien de leden van het schuldeiserscomité op de algemene vergadering van schuldeisers worden benoemd, zien de lidstaten erop toe dat het gerecht de benoeming certificeert binnen vijf dagen na de datum waarop de benoeming aan het gerecht is meegedeeld.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de benoemde leden van het schuldeiserscomité een billijke afspiegeling vormen van de verschillende belangen van de schuldeisers of groepen schuldeisers.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat ook schuldeisers wier vorderingen slechts voorlopig zijn toegelaten, en schuldeisers met grensoverschrijdende vorderingen in aanmerking komen voor benoeming in het schuldeiserscomité.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat elke belanghebbende de benoeming van een of meer leden van het schuldeiserscomité voor het gerecht kan aanvechten op grond van het feit dat de benoeming niet overeenkomstig het toepasselijke recht is geschied.

Artikel 60 - Plicht van schuldeisers als leden van het schuldeiserscomité

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de leden van het schuldeiserscomité uitsluitend de belangen van de gezamenlijke schuldeisers vertegenwoordigen en onafhankelijk van de insolventiefunctionaris optreden.

In afwijking van de vorige alinea kunnen de lidstaten nationale bepalingen handhaven op grond waarvan in dezelfde insolventieprocedure twee of meer schuldeiserscomités kunnen worden opgericht die verschillende groepen schuldeisers vertegenwoordigen. In dat geval vertegenwoordigen de leden van het schuldeiserscomité uitsluitend de belangen van de schuldeisers die hen hebben benoemd.

2. Het schuldeiserscomité is de plichten verschuldigd aan alle schuldeisers die het vertegenwoordigt.

Artikel 61 - Aantal leden

De lidstaten zorgen ervoor dat het schuldeiserscomité uit ten minste drie en ten hoogste zeven leden bestaat.

Artikel 62 - Gedwongen ontslag van een lid en vervanging

1. De lidstaten stellen regels vast waarin zowel de gronden voor ontslag en vervanging van leden van het schuldeiserscomité als de desbetreffende procedures nader worden omschreven. Deze regels voorzien ook in de situatie waarin leden van het schuldeiserscomité ontslag nemen of niet in staat zijn de vereiste functies uit te oefenen, zoals in geval van ernstige ziekte of overlijden.

2. Gronden voor ontslag zijn ten minste frauduleus of grof nalatig gedrag, opzettelijk wangedrag of schending van fiduciaire verplichtingen ten aanzien van de belangen van de schuldeisers.

Hoofdstuk 2
Werkwijze en functie van het schuldeiserscomité

Artikel 63 - Werkmethode van het schuldeiserscomité

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een schuldeiserscomité binnen 15 werkdagen na de benoeming van de leden een werkprotocol vaststelt. Indien het schuldeiserscomité deze verplichting niet nakomt, is het gerecht bevoegd om binnen 15 werkdagen na het verstrijken van de eerste termijn van 15 werkdagen het protocol namens het schuldeiserscomité vast te stellen. In de eerste vergadering van het schuldeiserscomité keuren de leden de werkmethoden goed bij gewone meerderheid van de aanwezige leden.

2. In het in lid 1 bedoelde protocol komen ten minste de volgende zaken aan de orde:

a) het recht om de vergaderingen van het schuldeiserscomité bij te wonen en eraan deel te nemen;

b) stemgerechtigdheid en het vereiste quorum;

c) belangenconflicten;

d) vertrouwelijkheid van informatie.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat het in lid 1 bedoelde protocol beschikbaar is voor alle schuldeisers, het gerecht en de insolventiefunctionaris.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de leden van het schuldeiserscomité de mogelijkheid krijgen om persoonlijk of langs elektronische weg deel te nemen en te stemmen.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de leden van het schuldeiserscomité zich kunnen laten vertegenwoordigen door een gevolmachtigde.

6. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een standaardprotocol vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure in artikel 69, lid 2.

Artikel 64 - Functie, rechten, plichten en bevoegdheden van het schuldeiserscomité

1. De lidstaten zien erop toe dat het schuldeiserscomité tot taak heeft ervoor te zorgen dat bij het verloop van de insolventieprocedure de belangen van de schuldeisers worden beschermd en de individuele schuldeisers worden betrokken.

Daartoe zien de lidstaten erop toe dat het schuldeiserscomité ten minste over de volgende rechten, plichten en bevoegdheden beschikt:

a) het recht om de insolventiefunctionaris te allen tijde te horen;

b) het recht om in een insolventieprocedure te verschijnen en te worden gehoord;

c) de plicht om toezicht te houden op de insolventiefunctionaris, onder meer door met de insolventiefunctionaris te overleggen en de insolventiefunctionaris in te lichten over de wensen van de schuldeisers;

d) de bevoegdheid om de schuldenaar, het gerecht of de insolventiefunctionaris te allen tijde tijdens de insolventieprocedure om relevante en noodzakelijke informatie te verzoeken;

e) de verplichting om informatie te verstrekken aan de door het schuldeiserscomité vertegenwoordigde schuldeisers en het recht om informatie van die schuldeisers te ontvangen;

f) het recht om in kennis te worden gesteld van en te worden geraadpleegd over aangelegenheden waarbij de door het schuldeiserscomité vertegenwoordigde schuldeisers belang hebben, met inbegrip van de verkoop van goederen buiten de gewone bedrijfsuitoefening;

g) de bevoegdheid om extern advies in te winnen over aangelegenheden waarbij de door het schuldeiserscomité vertegenwoordigde schuldeisers belang hebben.

2. Indien de lidstaten het schuldeiserscomité de bevoegdheid verlenen om bepaalde besluiten of rechtshandelingen goed te keuren, geven zij duidelijk aan voor welke aangelegenheden deze goedkeuring vereist is.

Artikel 65 - Kosten en vergoedingen

1. De lidstaten bepalen wie de kosten draagt die het schuldeiserscomité maakt bij de uitoefening van zijn functie als bedoeld in artikel 64.

2. Indien de in lid 1 bedoelde kosten door de insolvente boedel worden gedragen, zorgen de lidstaten ervoor dat het schuldeiserscomité deze kosten registreert en dat het gerecht de bevoegdheid heeft om ongerechtvaardigde en onevenredige kosten te beperken.

3. Indien de lidstaten toestaan dat leden van het schuldeiserscomité een vergoeding ontvangen en deze ten laste komt van de insolvente boedel, zien zij erop toe dat deze vergoeding in verhouding staat tot de door de leden verrichte functie en dat het schuldeiserscomité hiervan aantekening houdt.

Artikel 66 - Aansprakelijkheid

De leden van een schuldeiserscomité zijn vrijgesteld van individuele aansprakelijkheid voor hun handelingen in hun hoedanigheid van lid van het comité, tenzij zij zich schuldig hebben gemaakt aan grove nalatigheid, frauduleus gedrag of opzettelijk wangedrag, of tenzij zij een fiduciaire verplichting jegens de schuldeisers die zij vertegenwoordigen hebben geschonden.

Artikel 67 - Beroep

1. Indien de lidstaten het schuldeiserscomité de bevoegdheid verlenen om bepaalde besluiten of transacties goed te keuren, voorzien zij ook in het recht om tegen deze goedkeuring in beroep te gaan.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de beroepsprocedure efficiënt en snel verloopt.

Titel VIII
MAATREGELEN OM NATIONALE INSOLVENTIEWETGEVINGEN TRANSPARANTER TE MAKEN

Artikel 68 - Blad met essentiële informatie

1. De lidstaten verstrekken in het kader van het Europees e-justitieportaal een blad met essentiële informatie over bepaalde elementen van het nationale recht inzake insolventieprocedures.

2. De inhoud van het in punt 1 bedoelde blad met essentiële informatie is nauwkeurig, duidelijk en niet misleidend en bevat een evenwichtige en eerlijke uiteenzetting van de feiten. De inhoud is in overeenstemming met andere informatie over insolventie- of faillissementsrecht die in het kader van het Europees e-justitieportaal wordt verstrekt overeenkomstig artikel 86 van Verordening (EU) 2015/848.

3. Het blad met essentiële informatie:

a) wordt in een officiële taal van de Unie opgesteld en bij de Commissie ingediend uiterlijk [zes maanden na de uiterste datum voor omzetting van deze richtlijn];

b) heeft een maximale lengte van vijf kantjes A4 wanneer het wordt afgedrukt met tekens van leesbare grootte;

c) is geschreven in een duidelijke, niet-technische en begrijpelijke taal.

4. Het blad met essentiële informatie bevat de volgende delen in de onderstaande volgorde:

a) de voorwaarden voor de opening van een insolventieprocedure;

b) de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen;

c) de regels betreffende de rangindeling van de vorderingen van de schuldeisers en de verdeling van de opbrengst van de afwikkeling van de boedel in het kader van de insolventieprocedure;

d) de gemiddelde gemelde duur van insolventieprocedures, als bedoeld in artikel 29, lid 1, punt b), van Richtlijn (EU) 2019/1023 43 .

5. Het in lid 4, punt a), bedoelde deel bevat:

a) de lijst van personen die om de opening van een insolventieprocedure kunnen verzoeken;

b) de lijst van voorwaarden die aanleiding geven tot de opening van een insolventieprocedure;

c) waar en hoe het verzoek tot opening van een insolventieprocedure kan worden ingediend;

d) hoe en wanneer de schuldenaar van de opening van de insolventieprocedure in kennis wordt gesteld.

6. Het in lid 4, punt b), bedoelde deel bevat:

a) de lijst van personen die een vordering kunnen indienen;

b) de lijst van voorwaarden om een vordering in te dienen;

c) de termijn om een vordering in te dienen;

d) waar het formulier voor het indienen van een vordering te vinden is, indien van toepassing;

e) hoe en waar een vordering kan worden ingediend;

f) hoe de vordering wordt geverifieerd en gevalideerd.

7. Het in lid 4, punt c), bedoelde deel bevat:

a) een korte beschrijving van de rangindeling van de rechten en vorderingen van schuldeisers;

b) een korte beschrijving van de wijze waarop de opbrengst wordt verdeeld.

8. De lidstaten actualiseren de in lid 4 bedoelde informatie binnen een maand na de inwerkingtreding van de desbetreffende wijzigingen in de nationale wetgeving. Het blad met essentiële informatie bevat de volgende verklaring: ”Dit blad met essentiële informatie is correct op [de datum van indiening van de informatie bij de Commissie of de datum van de actualisering]”.

De Commissie laat dit blad met essentiële informatie vertalen naar het Engels, Frans en Duits of, indien het blad in een van deze talen is opgesteld, naar de twee andere talen, en maakt het blad toegankelijk voor het publiek op het Europees e-justitieportaal onder het deel over insolventie/faillissement van elke lidstaat.

9. De Commissie is bevoegd om door middel van uitvoeringshandelingen het formaat van het blad met essentiële informatie te wijzigen of de omvang van de daarin verstrekte technische informatie uit te breiden of te beperken. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure in artikel 69, lid 2

Titel IX
SLOTBEPALINGEN

Artikel 69 - Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor herstructurering en insolventie (het “Comité”) als bedoeld in artikel 30 van Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 70 - Herziening

Uiterlijk [vijf jaar na de uiterste datum voor omzetting van deze richtlijn] dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing en het effect van deze richtlijn.

Artikel 71 - Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 72 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de [...] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 73 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.