Artikelen bij COM(2023)269 - Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2023)269 - Europees Agentschap voor maritieme veiligheid.
document COM(2023)269
datum 1 juni 2023



HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DOELSTELLINGEN

Artikel 1

Oprichting, onderwerp en toepassingsgebied


1. Deze verordening voorziet in uitgebreide regels voor de taken, de werking en het bestuur van het bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 opgerichte Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (“het Agentschap”).

2. Het Agentschap helpt de lidstaten en de Commissie bij de effectieve toepassing en uitvoering van het recht van de Unie met betrekking tot het zeevervoer in de hele Unie. Daartoe werkt het Agentschap samen met de lidstaten en de Commissie en verleent het hun technische, operationele en wetenschappelijke bijstand binnen de reikwijdte van de in artikel 2 en de hoofdstukken II en III omschreven doelstellingen en taken van het Agentschap.

3. Door de in lid 2 bedoelde bijstand te verlenen, ondersteunt het Agentschap de lidstaten en de Commissie met name om de desbetreffende rechtshandelingen van de Unie correct toe te passen en tegelijk bij te dragen tot de algehele efficiëntie van de zeevaart en het zeevervoer, zoals vastgesteld in deze verordening, teneinde de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie op het gebied van maritiem vervoer te bevorderen.

4. Door het Agentschap verleende bijstand doet geen afbreuk aan de rechten en verantwoordelijkheden van de lidstaten als vlaggen-, haven- of kuststaat.


Artikel 2

Doelstellingen van het Agentschap

1. De doelstellingen van het Agentschap zijn het bevorderen en tot stand brengen van een hoog, uniform en doeltreffend niveau van maritieme veiligheid dat gericht is op een ongevalvrije zeescheepvaart, maritieme beveiliging, de vermindering van de broeikasgasuitstoot van schepen, de duurzaamheid van de maritieme sector, de preventie en bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging en de bestrijding van door olie- en gasinstallaties veroorzaakte mariene verontreiniging.

2. Andere doelstellingen van het Agentschap zijn het bevorderen van de digitalisering van de maritieme sector door het vergemakkelijken van de elektronische overdracht van gegevens ter ondersteuning van de vereenvoudiging, en de levering van geïntegreerde systemen en diensten voor maritiem toezicht en maritiem bewustzijn aan de Commissie en de lidstaten.


HOOFDSTUK II

TAKEN VAN HET AGENTSCHAP

Artikel 3

Horizontale technische ondersteuning


1. Het Agentschap ondersteunt de Commissie:

(a) bij de controle op de doeltreffende uitvoering van relevante bindende rechtshandelingen van de Unie die onder de doelstellingen van het Agentschap vallen, met name door de in artikel 10 vermelde bezoeken en inspecties uit te voeren. In dat verband kan het Agentschap de Commissie suggesties doen voor mogelijke verbeteringen;

(b) bij de voorbereidende werkzaamheden voor het actualiseren en ontwikkelen van toepasselijke rechtshandelingen van de Unie die onder de doelstellingen van het Agentschap vallen, met name in samenhang met de ontwikkeling van internationale wetgeving;

(c) bij de uitvoering van eventuele andere in wetgevingshandelingen van de Unie aan de Commissie toegewezen taken die binnen de doelstellingen van het Agentschap liggen.

2. Het Agentschap werkt samen met de lidstaten om:

(a) in voorkomend geval relevante capaciteitsopbouw en opleidingsactiviteiten te organiseren op gebieden die onder de doelstellingen van het Agentschap en onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten vallen. In dat verband zorgt het Agentschap voor passende capaciteit om opleidingsactiviteiten te ontwikkelen, uit te voeren en te coördineren die relevant zijn voor de doelstellingen van het Agentschap, onder meer door de ontwikkeling van gemeenschappelijke kernprogramma’s en cursussen, seminars, conferenties, workshops en webgebaseerde opleidingsinstrumenten, opleidingsinstrumenten voor afstandsleren en andere innovatieve en geavanceerde opleidingsinstrumenten. De bijzonderheden van dergelijke opleidingsactiviteiten die buiten het gewone onderwijs worden aangeboden, worden uitgewerkt in nauw overleg met de lidstaten en de Commissie en goedgekeurd door de raad van beheer overeenkomstig artikel 17 van deze verordening, met volledige inachtneming van artikel 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU);

(b) technische oplossingen te ontwikkelen, met inbegrip van het verstrekken van relevante operationele diensten, en technische bijstand te verlenen voor de opbouw van de nodige nationale capaciteit om de relevante rechtshandelingen van de Unie die betrekking hebben op de doelstellingen van het Agentschap, uit te voeren.

3. Het Agentschap bevordert en vergemakkelijkt samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie bij de uitvoering van de Uniewetgeving, door de uitwisseling en de verspreiding van ervaringen en goede praktijken te bevorderen.

4. Op verzoek van de Commissie of op eigen initiatief, en onder voorbehoud van goedkeuring door de raad van beheer overeenkomstig artikel 17, draagt het Agentschap bij tot maritieme onderzoeksactiviteiten op Unieniveau die stroken met de doelstellingen van het Agentschap. In dat verband helpt het Agentschap de Commissie en de lidstaten bij het vaststellen van de belangrijkste onderzoeksthema’s, onverminderd andere onderzoeksactiviteiten op Unieniveau, en bij het analyseren van lopende en voltooide onderzoeksprojecten die relevant zijn voor de doelstellingen van het Agentschap. In voorkomend geval kan het Agentschap, met inachtneming van de toepasselijke regels inzake intellectuele eigendom en beveiligingsoverwegingen en na goedkeuring door de Commissie, de resultaten van zijn onderzoeks- en innovatieactiviteiten verspreiden als onderdeel van zijn bijdrage tot het creëren van synergieën tussen de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van andere organen van de Unie en de lidstaten.

5. Als dat nodig is voor de uitvoering van zijn taken, verricht het Agentschap studies waarbij de Commissie en, indien van toepassing, via stuurgroepen voor consultatie, de lidstaten, de sociale partners en vertegenwoordigers van de sector met expertise op het gebied van het onderwerp worden betrokken.

6. Op basis van het onderzoek en de studies van het Agentschap, maar ook van de ervaring die is opgedaan tijdens zijn eigen activiteiten, met name de bezoeken en inspecties, en tijdens de uitwisseling van informatie en goede praktijken met de lidstaten en de Commissie, kan het Agentschap, na voorafgaand overleg met de Commissie, relevante niet-bindende aanbevelingen, richtsnoeren of handleidingen opstellen om de lidstaten en, in voorkomend geval, de sector te ondersteunen en vooruit te helpen bij de uitvoering van de Uniewetgeving.

Artikel 4

Taken in verband met maritieme veiligheid

1. Het Agentschap monitort de vooruitgang op het gebied van de veiligheid van het zeevervoer in de Unie, voert risicoanalyses uit op basis van de beschikbare gegevens en ontwikkelt modellen voor de beoordeling van veiligheidsrisico’s om veiligheidsproblemen en -risico’s in kaart te brengen. Om de drie jaar dient het Agentschap bij de Commissie een rapport in over de vooruitgang op het gebied van maritieme veiligheid, met eventuele technische aanbevelingen die op het niveau van de Unie of op internationaal niveau kunnen worden opgevolgd. In dat verband analyseert het Agentschap met name relevante richtsnoeren of aanbevelingen met betrekking tot potentiële veiligheidsrisico’s die voortvloeien uit het gebruik en de inzet van duurzame alternatieve energiebronnen voor schepen, waaronder walstroom voor schepen op de ligplaats, en stelt die voor.

2. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Richtlijn 2009/21/EG. Het Agentschap ontwikkelt en onderhoudt met name de inspectiedatabank overeenkomstig [artikel 6 bis] van die richtlijn, zet het in [artikel 9 ter] van die richtlijn vermelde elektronische rapportage-instrument op, onderhoudt de in artikel 8, lid 2 quater, vermelde openbare website en verstrekt de Commissie aanbevelingen op basis van de verzamelde gegevens.

Het Agentschap helpt de Commissie om als waarnemer deel te nemen aan het auditproces van de Internationale Maritieme Organisatie overeenkomstig [artikel 7] van Richtlijn 2009/21/EG. Het Agentschap ontwikkelt ook relevante instrumenten en diensten om de lidstaten op hun verzoek te helpen hun verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2009/21/EG na te komen.

Het Agentschap voorziet ook in een gemeenschappelijk programma voor capaciteitsopbouw voor vlaggenstaatcontroleurs en -inspecteurs van de lidstaten, als bedoeld in [artikel 4 quater] van bovengenoemde richtlijn.

3. Het Agentschap helpt de Commissie bij de ontwikkeling en het onderhoud van de in de artikelen 24 en 24 bis van Richtlijn 2009/16/EG vermelde databanken. Op basis van de verzamelde gegevens helpt het Agentschap de Commissie bij de analyse van de relevante informatie en bij de bekendmaking van informatie over schepen en maatschappijen met zwakke en zeer zwakke prestaties overeenkomstig Richtlijn 2009/16/EG.

Het Agentschap ontwikkelt relevante instrumenten en diensten om de lidstaten op hun verzoek te helpen hun verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2009/16/EG na te komen.

Het Agentschap voorziet ook in een programma voor professionele ontwikkeling en opleiding voor de havenstaatinspecteurs van de lidstaten, zoals bepaald in [artikel 22, lid 7,] van Richtlijn 2009/16/EG.

4. Het Agentschap helpt de Commissie bij de ontwikkeling en het onderhoud van de in artikel 17 van Richtlijn 2009/18/EG vermelde databank. Op basis van de verzamelde gegevens stelt het Agentschap jaarlijks een overzicht op van ongevallen en incidenten op zee. Het Agentschap verleent, op verzoek van de betrokken lidstaten en wanneer er geen sprake is van een belangenconflict, operationele steun voor veiligheidsonderzoeken aan deze lidstaten. Het Agentschap analyseert ook de veiligheidsonderzoeksrapporten om vast te stellen welke meerwaarde de Unie levert in de vorm van relevante lessen die moeten worden getrokken.

Het Agentschap stelt een programma voor professionele ontwikkeling en opleiding op voor de bevoegde autoriteiten voor onderzoek van ongevallen op zee.

5. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Richtlijn 2009/45/EG34 en Richtlijn 2003/25/EG35 van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijn 98/41/EG van de Raad36. Het Agentschap ontwikkelt en onderhoudt met name een databank voor de registratie van maatregelen als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 2009/45/EG en artikel 9 van Richtlijn 98/41/EG, en helpt de Commissie bij de beoordeling van dergelijke maatregelen.

6. Het Agentschap faciliteert de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten met het oog op de beoordeling van de erkende organisaties die onderzoeks- en certificeringstaken uitvoeren overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/200937. Dat houdt met name in dat het Agentschap:

(a) de Commissie adviseert over haar beoordeling van de erkende organisaties op grond van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009;

(b) de lidstaten passende informatie verstrekt over de inspecties die worden uitgevoerd om de Commissie te helpen bij de beoordeling uit hoofde van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009 ter ondersteuning van de monitoring van en het toezicht op de erkende organisaties overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad38, ter ondersteuning van de lidstaten bij het nakomen van hun Europese en internationale verplichtingen als vlaggenstaten. In dat verband helpt het Agentschap de Commissie bij het beheer van de groep op hoog niveau inzake vlaggenstaataangelegenheden overeenkomstig [artikel 9, lid 1,] van Richtlijn 2009/21/EG;

(c) op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie, een aanbeveling doet en technische bijstand verleent aan de Commissie met betrekking tot eventuele corrigerende maatregelen of het opleggen van boetes aan erkende organisaties overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 391/2009.

7. Het Agentschap helpt de Commissie bij de uitvoering van Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad39 door een technische beoordeling van de veiligheidsaspecten te verstrekken, aanbevelingen te doen met lijsten van de respectieve ontwerp-, constructie- en prestatie-eisen en beproevingsnormen, de in artikel 35, lid 4, van die richtlijn vermelde databank te ontwikkelen en bij te houden en de samenwerking te bevorderen tussen aangemelde beoordelingsinstanties die als technisch secretariaat voor hun coördinatiegroep optreden.

8. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij het in kaart brengen van veiligheidsrisico’s in verband met de ontwikkeling van maritieme autonome en geautomatiseerde oppervlakteschepen (MASS) en verleent bijstand aan de lidstaten voor het bevorderen van richtsnoeren en handleidingen voor de goedkeuring van MASS-projecten en/of -operaties, door middel van onderzoek en de ontwikkeling van de relevante digitale instrumenten.

9. Het Agentschap verzamelt en analyseert gegevens over zeevarenden die worden verstrekt en gebruikt overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/993 van het Europees Parlement en de Raad40. Het kan ook gegevens verzamelen en analyseren over de uitvoering van het Maritiem Arbeidsverdrag van 2006, teneinde bij te dragen tot betere arbeids- en levensomstandigheden aan boord voor zeevarenden.


Artikel 5

Taken in verband met duurzaamheid

1. In geval van door schepen of door olie- en gasinstallaties veroorzaakte verontreiniging van de zee, ondersteunt het Agentschap de lidstaten op kostenefficiënte wijze met extra middelen voor de bestrijding van de verontreiniging Het Agentschap doet dat op verzoek van de getroffen lidstaat onder wiens gezag de schoonmaakwerkzaamheden worden uitgevoerd. Die bijstand doet geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid van de kuststaten om over passende mechanismen voor de bestrijding van verontreiniging te beschikken en eerbiedigt de bestaande samenwerking tussen de lidstaten op dat gebied. Bij het ter beschikking stellen van operationele middelen van het Agentschap aan de lidstaten, wordt rekening gehouden met de overschakeling van de sector op duurzame alternatieve energiebronnen voor schepen. In voorkomend geval worden verzoeken voor de inzet van middelen voor de bestrijding van verontreiniging doorgegeven via het Uniemechanisme voor civiele bescherming dat is ingesteld bij Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad41.

2. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij het opsporen van mogelijke verontreiniging en het vervolgen van schepen die illegale lozingen verrichten, overeenkomstig Richtlijn 2005/35/EG. Het Agentschap verleent met name bijstand bij de uitvoering van de artikelen [10, 10 bis, 10 ter, 10 quater en 10 quinquies] van die richtlijn door:

(a) het ontwikkelen en onderhouden van het benodigde informatiesysteem (CleanSeaNet) als onderdeel van het systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie van de Unie (SafeSeaNet), en van de nodige databanken;

(b) het verzamelen, analyseren en verspreiden van relevante informatie over de uitvoering en handhaving van Richtlijn 2005/35/EG;

(c) het voorzien in capaciteitsopbouw voor de bevoegde nationale autoriteiten en het bevorderen van de uitwisseling van beste praktijken;

(d) het ontwikkelen en onderhouden van het online extern meldkanaal voor het ontvangen en verwerken van informatie over mogelijke illegale lozingen die door de bemanning wordt meegedeeld, en het doorgeven van die informatie aan de betrokken lidstaat of lidstaten.

3. Het Agentschap verleent de dienst CleanSeaNet en verstrekt alle andere instrumenten om de Commissie en de lidstaten op hun verzoek bij te staan bij het monitoren van de omvang en de milieueffecten van door olie- en gasinstallaties veroorzaakte olieverontreiniging op zee.

4. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Richtlijn (EU) 2019/883 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen. Het Agentschap helpt de Commissie met name bij de ontwikkeling en het onderhoud van de in artikel 14 van die richtlijn vermelde inspectiedatabank.

5. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Richtlijn 2008/56/EG door bij te dragen tot de doelstelling van het bereiken van een goede milieutoestand van de mariene wateren, door middel van de scheepvaartgerelateerde aspecten ervan en door gebruik te maken van de resultaten van bestaande instrumenten zoals de geïntegreerde maritieme diensten. In dat verband verricht het Agentschap verder onderzoek naar problemen in verband met verloren containers, waaronder kunststof pellets, en onderwaterlawaai, en doet het aanbevelingen aan de Commissie en de lidstaten.

6. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van de scheepvaartgerelateerde aspecten van Richtlijn (EU) 2016/802, onder meer met operationele instrumenten en diensten. In dat verband versterkt en onderhoudt het Agentschap ook een databank voor bijstand aan de lidstaten, zodat die bij inspecties kunnen mikken op en prioriteit kunnen geven aan schepen die het risico lopen dat ze niet aan de richtlijn voldoen.

7. Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten op hun verzoek bij met passende operationele instrumenten en diensten voor het monitoren en verzamelen van gegevens over de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) door schepen.

8. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad42 door het verstrekken van passende richtsnoeren en door het verzamelen en analyseren van gegevens over de naleving van de bepalingen van die verordening.

9. Om de drie jaar dient het Agentschap bij de Commissie een rapport in over de vooruitgang bij het beperken van de milieueffecten van het zeevervoer op het niveau van de Unie.


Artikel 6

Taken in verband met decarbonisatie

1. Het Agentschap monitort de vooruitgang bij het treffen van operationele en technische maatregelen om de energie-efficiëntie van schepen en de uitrol van duurzame alternatieve brandstoffen en energie- en aandrijfsystemen voor schepen te verhogen, waaronder walstroom en door wind ondersteunde voortstuwing, teneinde de broeikasgasuitstoot van schepen te verminderen.

2. Het Agentschap verleent de Commissie en de lidstaten op hun verzoek technische bijstand met betrekking tot regelgeving om de broeikasgasuitstoot van schepen te verminderen. In dat verband kan het Agentschap gebruikmaken van alle operationele instrumenten of diensten die voor die taak relevant zijn. Het Agentschap onderzoekt en analyseert relevante richtsnoeren of aanbevelingen met betrekking tot de invoering en de uitrol van duurzame alternatieve brandstoffen en energie- en aandrijfsystemen voor schepen, waaronder walstroom en door wind ondersteunde voortstuwing, en met betrekking tot energie-efficiëntiemaatregelen, en stelt die voor.

3. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Verordening (EU) [... betreffende het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de zeevaart]. Het Agentschap verleent de Commissie met name bijstand bij de ontwikkeling en het onderhoud van de FuelEU-databank en andere relevante IT-instrumenten als vermeld in [artikel 16] van die verordening, bij de ontwikkeling van passende monitoringinstrumenten, richtsnoeren en op risico gebaseerde targetinginstrumenten om verificatie- en handhavingsactiviteiten als bedoeld in [artikel 15 ter] van die verordening te vergemakkelijken, en bij de analyse van de relevante gegevens en de voorbereiding van de rapportage uit hoofde van [artikel 28] van die verordening.

4. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Verordening (EU) 2015/757. Het Agentschap helpt de Commissie met name bij de ontwikkeling, de actualisering en het onderhoud van relevante IT-instrumenten, databanken en richtsnoeren met het oog op de uitvoering van die verordening en het faciliteren van handhavingsactiviteiten, verleent de Commissie bijstand bij de analyse van relevante gegevens die uit hoofde van die verordening worden gerapporteerd, en ondersteunt de Commissie bij haar activiteiten om te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 21 van die verordening.

5. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG, waar die van toepassing is op de maritieme sector. Het Agentschap helpt de Commissie met name bij de ontwikkeling van passende IT-implementatietools, monitoringinstrumenten, richtsnoeren en op risico gebaseerde targetinginstrumenten om verificatie-, handhavings- en uitvoeringsactiviteiten in verband met Richtlijn 2003/87/EG, waar die van toepassing is op de maritieme sector, te vergemakkelijken en maakt daarbij gebruik van de resultaten van bestaande relevante instrumenten, diensten en databanken.

6. Om de drie jaar dient het Agentschap bij de Commissie een rapport in over de vooruitgang bij de decarbonisatie van het zeevervoer op het niveau van de Unie. Indien mogelijk bevat het rapport een technische analyse van vastgestelde problemen die op het niveau van de Unie kunnen worden aangepakt.

Artikel 7

Taken in verband met maritieme beveiliging en cyberbeveiliging

1. Het Agentschap verleent de Commissie technische bijstand bij de uitvoering van de haar op grond van artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 725/2004 toegewezen inspectietaken.

2. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten, samen met andere relevante organen van de Unie, bij het versterken van de weerbaarheid tegen cyberincidenten in de maritieme sector, met name door de uitwisseling van beste praktijken en informatie over cyberbeveiligingsincidenten tussen de lidstaten te faciliteren.

Artikel 8

Taken in verband met maritiem toezicht en maritieme crisissen

1. Het Agentschap verleent de Commissie en de lidstaten op hun verzoek maritieme toezichts- en communicatiediensten op basis van geavanceerde technologie, met inbegrip van infrastructuur in de ruimte en op aarde en op een platform bevestigde sensoren, om het maritiem situationeel bewustzijn te verbeteren.

2. Op het gebied van de monitoring van de scheepvaart uit hoofde van Richtlijn 2002/59/EG bevordert het Agentschap in het bijzonder de samenwerking tussen oeverstaten in de betrokken vaargebieden; het ontwikkelt, onderhoudt en beheert het datacentrum van de Europese Unie voor het op lange afstand identificeren en volgen van schepen, het systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie van de Unie (SafeSeaNet), als bedoeld in artikel 6 ter en artikel 22 bis van die richtlijn, en het internationale gegevensuitwisselingssysteem voor het op lange afstand identificeren en volgen van schepen, overeenkomstig de afspraken in de IMO.

3. Op verzoek en onverminderd het nationale en het Unierecht verstrekt het Agentschap toepasselijke gegevens over de positionering van vaartuigen en aardeobservatiegegevens aan de Commissie, de bevoegde nationale autoriteiten en de betrokken organen van de Unie, binnen de grenzen van hun mandaat, teneinde maatregelen te bevorderen tegen dreigingen van piraterij en opzettelijke onwettige handelingen, zoals bepaald in het toepasselijke Unierecht of uit hoofde van op internationaal niveau overeengekomen rechtsinstrumenten op het gebied van maritiem vervoer, met inachtneming van de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming en overeenkomstig de administratieve procedures die moeten worden vastgesteld door de overeenkomstig Richtlijn 2002/59/EG opgerichte stuurgroep op hoog niveau, naargelang het geval. Voor het verstrekken van gegevens over het op lange afstand identificeren en volgen van schepen is de toestemming van de betrokken vlaggenstaat vereist.

4. Het Agentschap leidt een centrum dat 24 uur per dag en 7 dagen per week beschikbaar is en dat, op verzoek en onverminderd het nationale recht en het Unierecht, de Commissie, de bevoegde nationale autoriteiten, onverminderd hun rechten en verantwoordelijkheden als vlaggen-, kust- en havenstaat, en de betrokken organen van de Unie, binnen hun mandaat, maritiem omgevingsbewustzijn en analytische gegevens, naargelang het geval, verstrekt ter ondersteuning van:

(a) veiligheid, beveiliging en het bestrijden van verontreiniging op zee;

(b) noodsituaties op zee;

(c) de uitvoering van Uniewetgeving waarbij toezicht op scheepsbewegingen vereist is;

(d) maatregelen tegen bedreigingen van piraterij en opzettelijke onrechtmatige handelingen, zoals bepaald in het toepasselijke Unierecht of in internationaal overeengekomen rechtsinstrumenten op het gebied van maritiem vervoer;

(e) de inzet van MASS en de interactie ervan met conventionele schepen.

Dergelijke informatieverstrekking gebeurt volgens de toepasselijke regels voor gegevensbescherming en in overeenstemming met administratieve procedures die door de overeenkomstig Richtlijn 2002/59/EG opgerichte stuurgroep op hoog niveau moeten worden ingesteld, naargelang het geval. Voor het verstrekken van gegevens over het op lange afstand identificeren en volgen van schepen is de toestemming van de betrokken vlaggenstaat vereist.

5. Het Agentschap draagt binnen zijn bevoegdheid bij tot een tijdige reactie op en de beperking van crisissen, door de lidstaten en de Commissie op verzoek bij te staan bij de uitvoering van noodplannen en door de uitwisseling van informatie en beste praktijken te bevorderen.

6. Het Agentschap helpt de Commissie bij de werking van het onderdeel maritiem toezicht van de veiligheidsdienst van Copernicus, binnen het financieel en bestuurskader van het Copernicus-programma.

7. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de ontwikkeling en het onderhoud van de vrijwillige gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur (CISE), een interoperabiliteitsoplossing, met als doel de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken tussen de verschillende systemen die worden gebruikt door civiele en militaire autoriteiten met verantwoordelijkheid op maritiem gebied, ter aanvulling van de informatie die reeds beschikbaar is via de verplichte informatiesystemen.


Artikel 9

Taken in verband met digitalisering en vereenvoudiging

1. In voorkomend geval verzamelt en verstrekt het Agentschap op de gebieden van het Unierecht die onder de bevoegdheid van het Agentschap vallen, objectieve, betrouwbare en vergelijkbare statistieken, informatie en gegevens zodat de Commissie en de lidstaten de nodige stappen kunnen ondernemen om hun optreden te verbeteren en de doeltreffendheid en de kostenefficiëntie van bestaande maatregelen te evalueren. Dergelijke taken omvatten onder meer de vereenvoudiging en bevordering van elektronische certificaten, het verzamelen, registreren en evalueren van technische gegevens, het systematische gebruik van bestaande databanken, waaronder kruisbestuiving door het gebruik van innovatieve IT- en AI-instrumenten, en in voorkomend geval de ontwikkeling van extra interoperabele databanken. In dat verband draagt het Agentschap ook bij tot het maritieme domein van de gemeenschappelijke Europese ruimte voor mobiliteitsgegevens door koppeling met systemen van andere vervoerswijzen te onderzoeken.

2. Het Agentschap helpt de Commissie bij de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1239 van het Europees Parlement en de Raad43 met de volgende taken:

(a) het ontwikkelen, beschikbaar stellen en onderhouden van de gemeenschappelijke IT-componenten en -diensten van het Europees maritiem éénloketsysteem (EMSWe) onder de verantwoordelijkheid van de Commissie;

(b) het onderhouden van de EMSWe-dataset, de leidraad voor de uitvoering van berichten en de modellen van de digitale spreadsheets;

(c) het verstrekken van technische richtsnoeren aan de lidstaten voor de invoering van het EMSWe;

(d) het faciliteren van het hergebruik en het delen van gegevens die via SafeSeaNet in het EMSWe worden uitgewisseld.

3. Het Agentschap verleent de lidstaten, op hun verzoek en onverminderd hun rechten en plichten als vlaggenstaten, technische bijstand bij de digitalisering van hun registers en procedures ter bevordering van het gebruik van elektronische certificaten.


Artikel 10

Bezoeken aan de lidstaten en inspecties


1. Om de Commissie bij te staan bij het vervullen van haar verplichtingen in het kader van het VWEU en met name de beoordeling van de efficiënte uitvoering van de relevante Uniewetgeving, verricht het Agentschap bezoeken aan de lidstaten overeenkomstig de door de raad van beheer vastgestelde methode. Volgens die methode wordt bij elk bezoek een geïntegreerde aanpak gebruikt om tijdens het bezoek telkens de naleving te controleren van meer dan één wettekst die relevant is voor de functie van vlaggen-, haven- of kuststaat van de onderzochte lidstaat.

2. Het Agentschap stelt de betrokken lidstaat tijdig in kennis van het geplande bezoek, de identiteit van de gemachtigde ambtenaren en de aanvangsdatum en de verwachte duur van het bezoek. De met dergelijke bezoeken belaste ambtenaren van het Agentschap leggen een schriftelijk besluit van de uitvoerend directeur van het Agentschap voor waarin het voorwerp en het doel van hun opdracht zijn vermeld.

3. Het Agentschap kan namens de Commissie inspecties uitvoeren overeenkomstig bindende rechtshandelingen van de Unie met betrekking tot organisaties die door de Unie zijn erkend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 391/2009, en met betrekking tot de opleiding en diplomering van zeevarenden in derde landen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/993.

4. Het Agentschap kan namens de Commissie ook inspecties uitvoeren zoals vereist op grond van andere bindende rechtshandelingen van de Unie, als de Commissie besluit die taak aan het Agentschap te delegeren.

5. Na elk bezoek en elke inspectie stelt het Agentschap een rapport op dat aan de Commissie en aan de betrokken lidstaat wordt toegezonden. Voor het rapport zou het eerder door de Commissie vastgestelde model worden gebruikt.

6. Waar passend, en in elk geval wanneer een bezoek- of inspectiecyclus is afgerond, analyseert het Agentschap de rapporten van die cyclus met het oog op horizontale bevindingen en algemene conclusies over de doeltreffendheid en kostenefficiëntie van de maatregelen. Het Agentschap legt die analyse voor aan de Commissie voor verdere bespreking met de lidstaten, teneinde er de passende lessen uit te trekken en de verspreiding van goede werkmethoden te faciliteren.


HOOFDSTUK III

ANDERE TAKEN VAN HET AGENTSCHAP OP HET GEBIED VAN INTERNATIONALE BETREKKINGEN EN SAMENWERKING MET DE EUROPESE KUSTWACHT

Artikel 11

Internationale betrekkingen


1. Het Agentschap verstrekt op verzoek de nodige technische bijstand aan de lidstaten en de Commissie om bij te dragen tot de relevante werkzaamheden van de technische instanties van de IMO, van de Internationale Arbeidsorganisatie voor zover het scheepvaart betreft, van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake toezicht op schepen door de havenstaat (“Memorandum van overeenstemming van Parijs”) en, ten aanzien van zaken waarvoor de Unie bevoegd is, van relevante regionale organisaties waartoe de Unie is toegetreden.

Met het oog op de efficiënte en doeltreffende uitvoering van die taken kan de uitvoerend directeur besluiten personeel in delegaties van de Unie in derde landen te vestigen, mits passende overeenkomsten met de Europese Dienst voor extern optreden worden gesloten. Voor dat besluit is de voorafgaande toestemming van de Commissie en de raad van beheer vereist. In het besluit wordt de reikwijdte omschreven van de activiteiten die door het personeel moeten worden verricht, op een wijze die onnodige kosten en verdubbeling van administratieve functies van het Agentschap voorkomt.

2. Op verzoek van de Commissie kan het Agentschap technische bijstand, zoals het organiseren van opleidingsactiviteiten met betrekking tot de toepasselijke rechtshandelingen van de Unie, verstrekken aan kandidaat-lidstaten, en, waar van toepassing, aan Europese nabuurschapspartnerlanden en aan landen die partij zijn bij het Memorandum van overeenstemming van Parijs.

3. Op verzoek van de Commissie en/of de Europese Dienst voor extern optreden kan het Agentschap bijstand verlenen in geval van door schepen veroorzaakte verontreiniging en door olie- en gasinstallaties veroorzaakte mariene verontreiniging die gevolgen hebben voor derde landen die een regionaal zeegebied met de Unie delen. Het Agentschap verleent die bijstand overeenkomstig het bij Besluit nr. 1313/2013/EU ingestelde Uniemechanisme voor civiele bescherming en de voorwaarden die van toepassing zijn op de lidstaten als bedoeld in artikel 5, lid 1, van deze verordening, die naar analogie worden toegepast op derde landen. Die taken worden gecoördineerd met de bestaande regionale regelingen voor samenwerking bij verontreiniging van de zee.

4. Onverminderd artikel 24 kan het Agentschap op verzoek van de Commissie technische bijstand verlenen aan derde landen voor aangelegenheden die onder zijn bevoegdheid vallen.

5. Na goedkeuring van de Commissie kan het Agentschap administratieve regelingen en samenwerking aangaan met andere organen van de Unie die werkzaam zijn op het gebied van aangelegenheden die onder de bevoegdheid van het Agentschap vallen. Die regelingen en samenwerking zijn onderworpen aan het advies van en periodieke rapportage aan de Commissie.

6. De raad van beheer stelt een strategie vast voor de internationale betrekkingen van het Agentschap met betrekking tot aangelegenheden die onder zijn bevoegdheid vallen. Die strategie is in overeenstemming met de politieke prioriteiten van de Commissie en is erop gericht de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden bij te staan bij de verwezenlijking van die prioriteiten. De strategie wordt opgenomen in het programmeringsdocument van het Agentschap, met vermelding van de bijbehorende middelen.


Artikel 12

Europese samenwerking met betrekking tot kustwachttaken


1. Het Agentschap biedt, in samenwerking met het bij Verordening (EU) 2019/1896 opgerichte Europees Grens- en kustwachtagentschap en het bij Verordening (EU) 2019/473 opgerichte Europees Bureau voor visserijcontrole, elk binnen zijn opdracht, ondersteuning aan nationale autoriteiten bij de uitvoering van kustwachttaken op nationaal en Unieniveau en, indien van toepassing, op internationaal niveau, door:

(a) informatie die beschikbaar is in systemen voor de rapportage van vaartuigen en andere informatiesystemen die door die agentschappen worden gehost of kunnen worden geraadpleegd, uit te wisselen, samen te voegen en te analyseren, overeenkomstig hun respectieve rechtsgronden en onverminderd de eigendom van gegevens door lidstaten;

(b) surveillance- en communicatiediensten te verstrekken op basis van geavanceerde technologie, met inbegrip van infrastructuur in de ruimte en op de grond en sensoren die op om het even welk soort platform zijn gemonteerd;

(c) capaciteit op te bouwen door richtsnoeren en aanbevelingen op te stellen, goede praktijken vast te stellen, opleiding te verstrekken en personeel uit te wisselen;

(d) informatie-uitwisseling en samenwerking op het gebied van kustwachttaken te verbeteren door onder meer operationele problemen en nieuwe risico’s op maritiem gebied te analyseren;

(e) capaciteit te delen door planning en uitvoering van operaties met meerdere doeleinden en door het delen van middelen en andere vermogens, voor zover die activiteiten door die agentschappen worden gecoördineerd en de instemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten.


2. Onverminderd de in artikel 15 beschreven bevoegdheden van de raad van beheer van het Agentschap worden de precieze vormen van samenwerking inzake kustwachttaken tussen het Agentschap, het Europees Grens- en kustwachtagentschap en het Europees Bureau voor visserijcontrole vastgesteld in werkafspraken, overeenkomstig hun respectieve opdrachten en de voor die agentschappen geldende financiële regeling. Een dergelijke regeling wordt goedgekeurd door de raad van beheer van het Agentschap, de raad van bestuur van het Europees Bureau voor visserijcontrole en de raad van beheer van het Europees Grens- en kustwachtagentschap.

3. De Commissie stelt in nauwe samenwerking met de lidstaten, het Agentschap, het Europees Grens- en kustwachtagentschap en het Europees Bureau voor visserijcontrole een praktische handleiding voor Europese samenwerking op het gebied van kustwachttaken ter beschikking. Die handleiding bevat richtsnoeren, aanbevelingen en beste praktijken voor informatie-uitwisseling. De Commissie stelt de handleiding vast in de vorm van een aanbeveling.

4. De in dit artikel beschreven taken gaan niet ten koste van de in artikelen 4 tot en met 12 vermelde taken van het Agentschap en laten de rechten en plichten van de lidstaten, met name in hun hoedanigheid van vlaggen-, haven- of kuststaten, onverlet.


Artikel 13

Communicatie en verspreiding

Het Agentschap kan op eigen initiatief communicatieactiviteiten ontplooien op terreinen die binnen zijn mandaat vallen. De communicatieactiviteiten mogen niet nadelig zijn voor de in de leden 4 tot en met 13 vermelde taken en worden uitgevoerd in overeenstemming met de relevante communicatie- en verspreidingsplannen die de raad van beheer heeft vastgesteld. De plannen, die gebaseerd zijn op een behoefteanalyse, worden regelmatig bijgewerkt door de raad van beheer.


HOOFDSTUK IV

ORGANISATIE VAN HET AGENTSCHAP

Artikel 14

Administratieve en beheerstructuur

De administratieve en beheerstructuur van het Agentschap omvat:

(a) een raad van beheer, die de in artikel 16 genoemde taken uitvoert;

(b) een uitvoerende raad, die de in artikel 21 genoemde taken uitvoert;

(c) een uitvoerend directeur, die de in artikel 23 genoemde functies uitoefent.


Artikel 15

Samenstelling van de raad van beheer

1. De raad van beheer bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat en vier vertegenwoordigers van de Commissie, die allen stemrecht hebben.

Tot de raad van beheer behoren ook vier vakmensen uit de meest betrokken sectoren, als bedoeld in artikel 2, die door de Commissie zonder stemrecht zijn benoemd.

Alle leden van de raad van beheer worden benoemd op basis van hun relevante ervarings- en deskundigheidsniveau op de in artikel 2 genoemde gebieden. De lidstaten en de Commissie streven ieder naar een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de raad van beheer. Een van de vier vakmensen is een vertegenwoordiger van het raamwerk voor permanente samenwerking van instanties voor ongevallenonderzoek, overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2009/18/EG.

3. Iedere lidstaat en de Commissie benoemen hun leden van de raad van beheer, alsmede een plaatsvervanger die dat lid in zijn of haar afwezigheid vertegenwoordigt.

4. De leden worden benoemd voor vier jaar. Die termijn kan worden verlengd.

5. Elk lid en elke plaatsvervanger ondertekent bij ambtsaanvaarding een schriftelijke verklaring dat hij of zij niet in een situatie van belangenconflict verkeert. Elk lid en elke plaatsvervanger actualiseert zijn of haar verklaring wanneer zich een verandering in de omstandigheden betreffende belangenconflicten voordoet. Het Agentschap publiceert de verklaringen en de geactualiseerde versies op zijn website.


Artikel 16

Taken van de raad van beheer

1. Om te waarborgen dat het Agentschap zijn taken vervult, verricht de raad van beheer de volgende werkzaamheden:

(a) zorgen voor de algemene en strategische aansturing van de activiteiten van het Agentschap;

(b) jaarlijks, bij tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden, na ontvangst van het advies van de Commissie en overeenkomstig artikel 17, het enkelvoudig programmeringsdocument van het Agentschap vaststellen;

(c) bij tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden, de jaarlijkse begroting en de personeelsformatie van het Agentschap vaststellen en andere functies uitoefenen met betrekking tot de begroting van het Agentschap overeenkomstig hoofdstuk VI;

(d) bij tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden, het geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten van het Agentschap vaststellen en dat uiterlijk 1 juli indienen bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en de lidstaten. Het verslag wordt openbaar gemaakt;

(e) overeenkomstig artikel 25 de financiële regeling vaststellen die van toepassing is op het Agentschap;

(f) advies uitbrengen over de definitieve rekeningen van het Agentschap;

(g) de methode vaststellen voor de uit hoofde van artikel 10 uit te voeren bezoeken. In het geval dat de Commissie binnen een periode van 15 dagen na de datum van vaststelling van de methode te kennen geeft het daarmee niet eens te zijn, bespreekt de raad van beheer de methode opnieuw en stelt hij ze, eventueel gewijzigd, in tweede lezing vast, ofwel met een tweederdemeerderheid, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de Commissie, ofwel met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten;

(h) administratieve regelingen in overweging nemen en goedkeuren, zoals bedoeld in artikel 11, lid 5;

(i) een fraudebestrijdingsstrategie vaststellen die evenredig is met de frauderisico’s en rekening houdt met de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen;

(j) regels vaststellen voor het voorkomen en beheren van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden en jaarlijks op zijn website de belangenverklaring van de leden van de raad van beheer publiceren;

(k) de in artikel 13 genoemde communicatie- en verspreidingsplannen vaststellen en die regelmatig bijwerken op basis van een behoefteanalyse;

(l) het reglement van orde vaststellen;

(m) de leden van de uitvoerende raad benoemen met tweederdemeerderheid van de stemgerechtigde leden, overeenkomstig artikel 21;

(n) een mandaat vaststellen voor de in artikel 21 bedoelde taken van de uitvoerende raad;

(o) overeenkomstig lid 2 met betrekking tot het personeel van het Agentschap de bevoegdheden uitoefenen die het Statuut toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag, en die de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden toekent aan het tot het sluiten van arbeidscontracten bevoegde gezag44;

(p) de regels vaststellen tot uitvoering van het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Statuut;

(q) de uitvoerend directeur benoemen en begeleiden en toezicht houden op zijn of haar prestaties, en in voorkomend geval zijn of haar ambtstermijn verlengen of hem of haar uit zijn functie ontheffen overeenkomstig artikel 22;

(r) procedures vaststellen voor het nemen van besluiten door de uitvoerend directeur;

(s) indien nodig een rekenplichtige benoemen overeenkomstig het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, die volledig onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn of haar taken;

(t) een passende opvolging waarborgen van de bevindingen en aanbevelingen naar aanleiding van de interne of externe auditverslagen en evaluaties, alsook naar aanleiding van de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) of het Europees Openbaar Ministerie (EOM);

(u) alle besluiten nemen over de instelling van de interne structuren van het Agentschap, met inbegrip van de oprichting van advies- of werkgroepen en, indien nodig, de wijziging daarvan;

(v) besluiten nemen over de diensten die het Agentschap tegen vergoedingen en kosten kan aanbieden en een kadermodel vaststellen voor de financiële verdeling van de verschuldigde vergoedingen en kosten als bedoeld in artikel 26, lid 3, punt c). In het geval dat de Commissie binnen een periode van 15 dagen na de datum van vaststelling van het besluit van de raad van beheer over de tegen vergoedingen aan te bieden diensten of over het kadermodel, te kennen geeft het daarmee niet eens te zijn, bespreekt de raad van beheer dat besluit opnieuw en stelt hij het, eventueel gewijzigd, in tweede lezing vast, ofwel met een tweederdemeerderheid, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de Commissie, ofwel met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten;

(w) een strategie voor efficiëntiewinst en synergieën vaststellen;

(x) een strategie voor samenwerking met derde landen en/of internationale organisaties vaststellen, als bedoeld in artikel 11, lid 6. In het geval dat de Commissie binnen een periode van 15 dagen na de datum van vaststelling van de strategie te kennen geeft het daarmee niet eens te zijn, bespreekt de raad van beheer de strategie opnieuw en stelt hij ze, eventueel gewijzigd, in tweede lezing vast, ofwel met een tweederdemeerderheid, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de Commissie, ofwel met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten;

(y) de in artikel 41 bedoelde beveiligingsvoorschriften van het Agentschap vaststellen;

(z) de functionaris voor gegevensbescherming van het Agentschap benoemen.


2. De raad van beheer neemt overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren een besluit dat is gebaseerd op artikel 2, lid 1, van het Statuut en artikel 6 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, waarin hij de nodige bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vastlegt voor de opschorting van die gedelegeerde bevoegdheden. De uitvoerend directeur kan die bevoegdheden op zijn beurt delegeren.

Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dat vereisen, kan de raad van beheer door middel van een besluit de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur en de bevoegdheden die deze laatste op zijn beurt verder heeft gedelegeerd, tijdelijk schorsen en die bevoegdheden zelf uitoefenen of delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur.


Artikel 17

Jaarlijkse en meerjarige programmering

1. Uiterlijk 30 november van elk jaar stelt de raad van beheer een enkelvoudig programmeringsdocument vast met de jaarlijkse en meerjarige programmering op basis van een door de uitvoerend directeur opgesteld ontwerp, rekening houdend met het advies van de Commissie. De raad van beheer stuurt dat document door naar het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

Indien de Commissie binnen een periode van 15 dagen na de datum van vaststelling van het enkelvoudig programmeringsdocument te kennen geeft het daarmee niet eens te zijn, bespreekt de raad van beheer het enkelvoudig programmeringsdocument opnieuw en neemt hij het, eventueel gewijzigd, binnen twee maanden in tweede lezing aan, ofwel met een tweederdemeerderheid, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de Commissie, ofwel met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten.

2. Het enkelvoudig programmeringsdocument wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting en wordt, indien nodig, dienovereenkomstig aangepast.

3. Het jaarlijks werkprogramma omvat een gedetailleerde beschrijving van de doelstellingen en de verwachte resultaten, inclusief prestatie-indicatoren. Het bevat ook een beschrijving van de te financieren activiteiten en een indicatie van de financiële en personele middelen die aan iedere activiteit worden toegewezen, overeenkomstig de beginselen betreffende activiteitsgestuurde begroting en beheer. Het jaarlijks werkprogramma is consistent met het in lid 7 genoemde meerjarig werkprogramma. Het vermeldt duidelijk de taken die zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt ten opzichte van het vorige begrotingsjaar. In de jaarlijkse en/of meerjarige programmering wordt de strategie opgenomen voor de betrekkingen met derde landen of internationale organisaties, zoals bedoeld in artikel 11, en de activiteiten in verband met die strategie.

4. De raad van beheer past het vastgestelde jaarlijkse werkprogramma aan wanneer het Agentschap een nieuwe taak krijgt toegewezen. Het opnemen van een nieuwe taak wordt afhankelijk gesteld van een analyse van de gevolgen voor de personele en budgettaire middelen, en er kan worden besloten om andere taken uit te stellen.

5. In het kader van de opstelling van het enkelvoudig programmeringsdocument onderzoekt de raad van beheer de verzoeken om technische bijstand van de Commissie of de lidstaten als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt c), artikel 3, lid 2, punt b), artikel 5, leden 5 tot en met 8, artikel 8, leden 6 en 7, artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 4, en artikel 11, leden 2 en 4, en keurt die goed. De goedkeuring van die verzoeken:

(a) doet geen afbreuk aan de andere taken van het Agentschap;

(b) leidt niet tot dubbel werk;

(c) wordt onderworpen aan een analyse van de gevolgen voor de personele en budgettaire middelen; en

(d) kan het voorwerp uitmaken van een besluit om andere taken uit te stellen.

6. Iedere wezenlijke verandering van het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld volgens dezelfde procedure als voor het oorspronkelijke jaarlijkse werkprogramma. De raad van beheer kan aan de uitvoerend directeur de bevoegdheid delegeren om niet-wezenlijke wijzigingen door te voeren in het jaarlijkse werkprogramma.

7. Het meerjarige werkprogramma bevat een beschrijving van de algemene strategische programmering, met inbegrip van doelstellingen, verwachte resultaten en prestatie‑indicatoren. Het bevat ook de programmering van de middelen, met inbegrip van de meerjarige begroting en de personele middelen.

8. De programmering van de middelen wordt jaarlijks bijgewerkt. De strategische programmering wordt in voorkomend geval bijgewerkt, met name in het licht van de resultaten van de in artikel 41 bedoelde evaluatie.


Artikel 18

Voorzitter van de raad van beheer

1. De raad van beheer kiest uit zijn stemgerechtigde leden een voorzitter en een vicevoorzitter. De voorzitter en vicevoorzitter worden door de stemgerechtigde leden van de raad van beheer gekozen met een tweederdemeerderheid.

2. De vicevoorzitter vervangt automatisch de voorzitter wanneer hij of zij is verhinderd de taken van voorzitter te verrichten.

3. De ambtstermijn van de voorzitter en vicevoorzitter bedraagt vier jaar. Hun ambtstermijn kan eenmaal worden verlengd. Indien tijdens hun ambtstermijn hun lidmaatschap van de raad van beheer echter eindigt, loopt hun ambtstermijn op dezelfde datum automatisch af.


Artikel 19

Vergaderingen van de raad van beheer

1. De vergaderingen van de raad van beheer vinden plaats overeenkomstig zijn reglement van orde en worden door de voorzitter bijeengeroepen.

2. De uitvoerend directeur van het Agentschap neemt deel aan de beraadslagingen, behalve wanneer zijn of haar deelname tot een belangenconflict kan leiden, zoals besloten door de voorzitter, of wanneer de raad van beheer een besluit moet nemen overeenkomstig artikel 35.

3. De raad van beheer belegt tweemaal per jaar een gewone vergadering. Daarnaast komt de raad van beheer bijeen op initiatief van de voorzitter of op verzoek van de Commissie of van een derde van de lidstaten.

4. Indien specifieke agendapunten vertrouwelijk zijn of er belangenconflicten bestaan, kan de raad van beheer beslissen om die te bespreken zonder dat de betrokken leden daarbij aanwezig zijn. Dat laat het recht van de lidstaten en de Commissie onverlet om zich door een plaatsvervanger of enig ander persoon te laten vertegenwoordigen. Gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van deze bepaling worden vastgelegd in het reglement van orde van de raad van beheer.

5. De raad van beheer kan iedereen wiens mening van belang kan zijn, uitnodigen om de vergaderingen als waarnemer bij te wonen.

6. Onverminderd de bepalingen van het reglement van orde, kunnen de leden van de raad van beheer zich laten bijstaan door raadgevers of deskundigen.

7. Het secretariaat voor de raad van beheer wordt verzorgd door het Agentschap.


Artikel 20

Stemprocedure in de raad van beheer

1. De raad van beheer neemt zijn besluiten bij volstrekte meerderheid van zijn stemgerechtigde leden, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

2. De besluiten als vermeld in artikel 16, lid 1, punten c) tot en met e), en punten i), j), n), o), p), q), t) en u), en in artikel 16, lid 2, mogen alleen worden genomen als de vertegenwoordigers van de Commissie een positieve stem uitbrengen. Bij de besluitvorming in het kader van artikel 16, lid 1, punt b), is de positieve stem van de vertegenwoordiger van de Commissie alleen vereist voor de onderdelen van het besluit die geen verband houden met het jaarlijkse en het meerjarige werkprogramma van het Agentschap.

3. Elk lid heeft één stem. De uitvoerend directeur van het Agentschap neemt niet aan de stemming deel.

4. Bij afwezigheid van een lid mag zijn of haar plaatsvervanger zijn of haar stemrecht uitoefenen.

5. Het reglement van orde bepaalt de nadere bijzonderheden van de stemprocedure, inclusief onder welke voorwaarden een lid namens een ander lid kan optreden.


Artikel 21

Uitvoerende raad

1. De raad van beheer wordt bijgestaan door een uitvoerende raad.

2. De uitvoerende raad:

(a) houdt toezicht op de uitvoering van de besluiten van de raad van beheer inzake administratief en budgettair beheer;

(b) stelt de door de raad van beheer vast te stellen besluiten op;

(c) zorgt samen met de raad van beheer voor een passende opvolging van de resultaten en aanbevelingen in de interne en externe auditverslagen en evaluaties, alsook van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de onderzoeken van OLAF en het EOM.

3. Indien nodig wegens hoogdringendheid kan de uitvoerende raad namens de raad van beheer bepaalde voorlopige besluiten nemen, met name op het gebied van administratief beheer, met inbegrip van de opschorting van de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag en begrotingskwesties.

4. De uitvoerende raad bestaat uit de voorzitter van de raad van beheer, één vertegenwoordiger van de Commissie in de raad van het beheer en drie andere leden die de raad van beheer benoemt uit zijn stemgerechtigde leden. De voorzitter van de raad van beheer is ook de voorzitter van de uitvoerende raad. De uitvoerend directeur neemt deel aan de vergaderingen van de uitvoerende raad, maar heeft geen stemrecht.

5. De ambtstermijn van de leden van de uitvoerende raad bedraagt vier jaar en kan worden verlengd. De ambtstermijn van de leden van de uitvoerende raad eindigt wanneer hun lidmaatschap van de raad van beheer eindigt.

6. De uitvoerende raad houdt ten minste één gewone vergadering om de drie maanden. Daarnaast komt de uitvoerende raad bijeen op initiatief van de voorzitter of op verzoek van de leden.

7. De raad van beheer stelt het reglement van orde van de uitvoerende raad vast.


HOOFDSTUK V

UITVOEREND DIRECTEUR

Artikel 22

Benoeming, verlenging van de ambtstermijn en ambtsontheffing


1. De uitvoerend directeur wordt op basis van verdiensten en vaardigheden, na een open en transparante selectieprocedure waarbij het beginsel van genderevenwicht in acht wordt genomen, door de raad van beheer aangesteld uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten.

2. Voor de sluiting van het contract met de uitvoerend directeur wordt het Agentschap vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van beheer.

3. De ambtstermijn van de uitvoerend directeur is vijf jaar. Aan het einde van die termijn stelt de Commissie tijdig een beoordeling op waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie van de prestaties van de uitvoerend directeur en de toekomstige taken en uitdagingen van het Agentschap.

4. Op voorstel van de Commissie kan de raad van beheer, rekening houdend met de in lid 3 genoemde beoordeling, de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal met ten hoogste vijf jaar verlengen.

5. Een uitvoerend directeur van wie de ambtstermijn is verlengd, mag niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor dezelfde betrekking.

6. De uitvoerend directeur kan uitsluitend uit zijn of haar ambt worden ontzet bij besluit van de raad van beheer op voorstel van de Commissie.

7. De uitvoerend directeur wordt in dienst genomen als tijdelijke functionaris van het Agentschap overeenkomstig artikel 2, punt a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.


Artikel 23

Taken en verantwoordelijkheden van de uitvoerend directeur

1. De uitvoerend directeur leidt het Agentschap overeenkomstig de besluiten van de raad van beheer en legt verantwoording af aan de raad van beheer.

2. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie, de raad van beheer en de uitvoerende raad is de uitvoerend directeur onafhankelijk bij de uitvoering van zijn of haar taken en vraagt of aanvaardt hij of zij geen instructies van een regering of andere instantie.

3. De uitvoerend directeur brengt desgevraagd verslag uit aan het Europees Parlement over de uitvoering van zijn of haar taken. De Raad kan de uitvoerend directeur uitnodigen verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn of haar taken.

4. De uitvoerend directeur treedt op als wettelijke vertegenwoordiger van het Agentschap.

5. De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken die bij deze verordening aan het Agentschap zijn toegekend. De uitvoerend directeur is met name belast met de volgende taken:

(a) zorgen voor een duurzaam en efficiënt dagelijks bestuur van het Agentschap;

(b) binnen de grenzen van de besluiten van de raad van beheer de werkzaamheden en het personeel van het Agentschap organiseren en leiden en er toezicht op houden;

(c) de door de raad van beheer aangenomen besluiten opstellen en uitvoeren;

(d) het ontwerp opstellen van financiële regels die van toepassing zijn op het Agentschap, ter goedkeuring door de raad van beheer;

(e) overeenkomstig artikel 27 ramingen van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap opstellen en overeenkomstig artikel 28 de begroting uitvoeren;

(f) het ontwerp van het enkelvoudig programmeringsdocument opstellen en het, na raadpleging van de Commissie, ten minste vier weken voor de desbetreffende vergadering van de raad van beheer ter goedkeuring aan de raad van beheer voorleggen;

(g) het enkelvoudig programmeringsdocument uitvoeren, de vooruitgang beoordelen aan de hand van de relevante indicatoren en verslag over de uitvoering ervan uitbrengen aan de raad van beheer;

(h) het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap opstellen en het ter beoordeling en goedkeuring indienen bij de raad van beheer;

(i) reageren op verzoeken om bijstand overeenkomstig artikel 17, lid 5;

(j) besluiten nemen tot uitvoering van bezoeken en inspecties zoals bedoeld in artikel 10, na raadpleging van de Commissie en volgens de methode voor bezoeken die de raad van beheer in overeenstemming met artikel 16, lid 1, punt g), heeft vastgesteld;

(k) besluiten om administratieve regelingen aan te gaan met andere instellingen van de Unie die actief zijn op de actieterreinen van het Agentschap, op voorwaarde dat de ontwerpregelingen overeenkomstig artikel 11, lid 5, eerst ter advies zijn voorgelegd aan de Commissie en daarna aan de raad van beheer, en dat de raad van beheer binnen een termijn van vier weken geen bezwaar maakt;

(l) noodzakelijke stappen ondernemen, waaronder de vaststelling van interne administratieve instructies en de bekendmaking van mededelingen, om het functioneren van het Agentschap in overeenstemming met het bepaalde in deze verordening te waarborgen;

(m) een efficiënt toetsingssysteem organiseren teneinde de prestaties van het Agentschap te kunnen vergelijken met de in deze verordening vastgestelde doelstellingen en taken. Daartoe stelt hij of zij in overeenstemming met de Commissie en de raad van beheer op maat gesneden prestatie-indicatoren vast waarmee de behaalde resultaten doeltreffend kunnen worden beoordeeld. Hij of zij waarborgt dat de organisatorische structuur van het Agentschap binnen de beschikbare financiële en personele middelen regelmatig wordt aangepast aan de zich ontwikkelende behoeften. In dat opzicht voert hij of zij een methode van geregelde evaluatie in die aan erkende vaknormen voldoet;

(n) de werking van een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem instellen en toezien op het functioneren ervan, en belangrijke wijzigingen aan de raad van beheer rapporteren;

(o) zorgen voor de uitvoering van risicobeoordelingen en risicobeheer voor het Agentschap;

(p) een actieplan opstellen voor de follow-up van de conclusies van interne of externe auditverslagen en evaluaties, alsook van onderzoeken van OLAF en het EOM, zoals bedoeld in artikel 38, en twee keer per jaar verslag uitbrengen aan de Commissie en op regelmatige tijdstippen aan de raad van beheer over de geboekte vooruitgang;

(q) de financiële belangen van de Unie beschermen door, zonder afbreuk te doen aan de onderzoeksbevoegdheid van OLAF en het EOM, preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten te treffen, doeltreffende controles uit te voeren en bij onregelmatigheden de ten onrechte betaalde bedragen terug te vorderen en in voorkomend geval doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve sancties op te leggen, met inbegrip van financiële sancties;

(r) een strategie voor fraudebestrijding, een strategie voor efficiëntieverhoging en synergie, een strategie voor samenwerking met derde landen en/of internationale organisaties en een strategie voor het organisatorisch beheer en internecontrolesystemen voor het Agentschap opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van beheer;

(s) diversiteit bevorderen en genderevenwicht waarborgen bij de aanwerving van personeel voor het Agentschap;

(t) personeel aanwerven op basis van een zo breed mogelijke geografische spreiding;

(u) een communicatiebeleid voor het Agentschap opstellen en uitvoeren;

(v) alle andere taken uitvoeren die aan hem of haar door de raad van beheer worden toegewezen of gedelegeerd of die uit hoofde van deze verordening moeten worden uitgevoerd.


Artikel 24

Deelname van derde landen

1. Het Agentschap staat open voor deelname van derde landen die overeenkomsten met de Unie hebben gesloten, waarbij ze het Unierecht op het gebied van maritieme veiligheid, maritieme beveiliging, voorkoming van verontreiniging en bestrijding van verontreiniging veroorzaakt door schepen hebben aangenomen en toepassen.

2. Krachtens de desbetreffende bepalingen van die overeenkomsten stelt het Agentschap na advies van de Commissie regelingen vast tot nadere bepaling van de aard en de omvang van de gedetailleerde regels voor de deelname van die landen aan de werkzaamheden van het Agentschap, met inbegrip van bepalingen inzake financiële bijdragen en personeel.


HOOFDSTUK VI

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 25

Financiële regels

De financiële regels die van toepassing zijn op het Agentschap, worden vastgesteld door de raad van beheer, na raadpleging van de Commissie. De financiële regels wijken niet af van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie, tenzij dat in verband met de werking van het Agentschap specifiek vereist is en de Commissie daarvoor vooraf toestemming heeft verleend.


Artikel 26

Begroting

1. Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van het Agentschap geraamd en vervolgens in de begroting van het Agentschap opgenomen.

2. De ontvangsten en uitgaven van het Agentschap moeten in evenwicht zijn.

3. Onverminderd andere middelen, bestaan de ontvangsten van het Agentschap uit:

(a) een in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen bijdrage van de Unie en subsidies van organen van de Unie;

(b) mogelijke bijdragen van derde landen die overeenkomstig artikel 24 deelnemen aan de werkzaamheden van het Agentschap;

(c) alle vergoedingen voor en kosten van infrastructuur, publicaties, opleiding of andere diensten die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen en die door het Agentschap worden verleend overeenkomstig de krachtens artikel 33 vastgestelde uitvoeringshandelingen;

(d) alle vrijwillige financiële bijdragen van lidstaten, derde landen of andere entiteiten, voor zover die bijdragen transparant zijn, duidelijk in de begroting worden aangegeven en de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het Agentschap niet in het gedrang brengen.

4. De uitgaven van het Agentschap omvatten de bezoldiging van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur en de huishoudelijke uitgaven.


Artikel 27

Vaststelling van de begroting

1. Elk jaar stelt de uitvoerend directeur een ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar, met inbegrip van de personeelsformatie, en zendt die toe aan de raad van beheer.

2. Op basis van dat ontwerp stelt de raad van beheer een voorlopige ontwerpraming vast van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar.

3. De voorlopige ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap wordt elk jaar uiterlijk 31 januari aan de Commissie toegezonden. De raad van beheer stuurt de Commissie uiterlijk 31 maart van dat jaar de definitieve ontwerpraming toe.

4. De Commissie zendt de raming samen met het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie toe aan de begrotingsautoriteit.

5. Op basis van de raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting, op in het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig de artikelen 313 en 314 van het VWEU voorlegt aan de begrotingsautoriteit.

6. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de bijdrage aan het Agentschap goed.

7. De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor het Agentschap vast.

8. De begroting van het Agentschap wordt vastgesteld door de raad van beheer. Die begroting wordt definitief nadat de algemene begroting van de Europese Unie definitief is vastgesteld. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

9. Op bouwprojecten die significante gevolgen kunnen hebben voor de begroting van het Agentschap, zijn de bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 715/2019 van toepassing.


Artikel 28

Uitvoering van de begroting

1. De uitvoerend directeur voert de begroting van het Agentschap uit.

2. De uitvoerend directeur zendt de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie over de resultaten van de evaluatieprocedures toe.


Artikel 29

Indiening van de rekeningen en kwijting

1. Uiterlijk 1 maart van het volgende begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van het Agentschap de voorlopige rekeningen toe aan de rekenplichtige van de Commissie en de Rekenkamer.

2. Uiterlijk 31 maart van het volgende begrotingsjaar zendt het Agentschap het verslag over het budgettair en financieel beheer toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

3. Uiterlijk 31 maart van het volgende begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het Agentschap die met de rekeningen van de Commissie zijn geconsolideerd, toe aan de Rekenkamer.

4. Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het Agentschap overeenkomstig artikel 246 van het Financieel Reglement, maakt de uitvoerend directeur onder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het Agentschap op en legt die voor advies aan de raad van beheer voor.

5. De raad van beheer brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het Agentschap.

6. Uiterlijk 1 juli van het volgende begrotingsjaar zendt de rekenplichtige de definitieve rekeningen en het advies van de raad van beheer toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

7. De definitieve rekeningen worden uiterlijk 15 november van het volgende begrotingsjaar bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

8. De uitvoerend directeur stuurt de Rekenkamer uiterlijk 30 september een antwoord op haar opmerkingen. De uitvoerend directeur zendt dat antwoord ook naar de raad van beheer.

9. De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op zijn verzoek, overeenkomstig artikel 261, lid 3, van het Financieel Reglement, alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.

10. Vóór 15 mei van het jaar N+2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het jaar N.


HOOFDSTUK VII

PERSONEEL


Artikel 30

Algemene bepaling

Het Statuut van de ambtenaren, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de voorschriften die in onderling overleg zijn vastgesteld door de instellingen van de Unie ter uitvoering van dat Statuut en die Regeling, zijn van toepassing op het personeel van het Agentschap.


Artikel 31

Gedetacheerde nationale deskundigen en andere personeelsleden

1. Het Agentschap mag gebruikmaken van gedetacheerde nationale deskundigen of andere personeelsleden die niet in dienst zijn van het Agentschap.

2. Bij besluit van de raad van beheer worden de voorschriften vastgesteld voor de detachering van nationale deskundigen bij het Agentschap.


HOOFDSTUK VIII

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 32

Juridische status en zetel

1. Het Agentschap is een orgaan van de Unie en bezit rechtspersoonlijkheid.

2. In elk van de lidstaten geniet het Agentschap de meest uitgebreide handelingsbevoegdheid die aan rechtspersonen krachtens de wetgeving in de betreffende lidstaat wordt verleend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden, en in rechte optreden.

3. Het Agentschap wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur.

4. De zetel van het Agentschap bevindt zich in Lissabon, Portugal.

5. Op verzoek van de Commissie kan de raad van beheer met toestemming van en in samenwerking met de betrokken lidstaten en terdege rekening houdend met de gevolgen voor de begroting, waaronder eventuele bijdragen die de betrokken lidstaten kunnen leveren, besluiten regionale centra te vestigen die nodig zijn om, op de meest efficiënte en effectieve manier, een aantal van de taken van het Agentschap uit te voeren. Wanneer de raad van beheer een dergelijk besluit neemt, stelt hij het precieze takenpakket van het regionale centrum vast, waarbij onnodige financiële kosten worden vermeden en de samenwerking met bestaande regionale en nationale netwerken wordt versterkt.


Artikel 33

Uitvoeringshandelingen met betrekking tot vergoedingen en kosten

1. De Commissie stelt, op basis van de in de leden 2, 3 en 4 omschreven beginselen, uitvoeringshandelingen vast waarin het volgende wordt bepaald:

(a) de aan het Agentschap te betalen vergoedingen en kosten, met name voor de toepassing van artikel 26, lid 3, punt c); en

(b) de betalingsvoorwaarden.


Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 34, lid 2, genoemde onderzoeksprocedure vastgesteld.


2. Er worden vergoedingen en kosten in rekening gebracht voor eventuele diensten die door het Agentschap, met name aan derde landen en de sector, worden verleend voor taken die onder zijn bevoegdheid vallen.

3. Alle vergoedingen en kosten worden uitgedrukt en betaald in euro. Vergoedingen en kosten worden op transparante, billijke en uniforme wijze vastgesteld. De specifieke behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen worden, waar passend, in aanmerking genomen, met inbegrip van de mogelijkheid om betalingen in verschillende termijnen en fasen op te splitsen. De financiële verdeling van de vergoedingen moet duidelijk in de rekeningen worden aangegeven. Voor de betaling van vergoedingen en kosten worden redelijke termijnen vastgesteld.

4. De hoogte van de vergoedingen en kosten wordt bepaald op een niveau waarmee wordt gewaarborgd dat de desbetreffende ontvangsten voldoende zijn om de volledige kosten van de verleende diensten te dekken. Die kosten zijn met name een weergave van alle uitgaven van het Agentschap voor de betrokkenheid van personeel bij de in lid 2 bedoelde activiteiten, met inbegrip van de pro-ratapensioenbijdrage van de werkgever. Indien er bij herhaling sprake is van een aanzienlijke onevenwichtigheid bij tegen betaling van vergoedingen en kosten geleverde diensten, moeten de vergoedingen en kosten worden herzien. De vergoedingen en kosten worden als inkomsten van het Agentschap aangemerkt.


Artikel 34

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad45 opgerichte Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.


Artikel 35

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is van toepassing op het Agentschap en zijn personeel.


Artikel 36

Talenregeling

1. De bepalingen van Verordening nr. 1 van de Raad46 zijn van toepassing op het Agentschap.

2. De voor het functioneren van het Agentschap vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau van de organen van de Europese Unie.


Artikel 37

Transparantie

1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad47 is van toepassing op de documenten die in het bezit zijn van het Agentschap.

2. De raad van beheer stelt binnen zes maanden na de datum van zijn eerste vergadering de gedetailleerde regels ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3. Tegen een besluit van het Agentschap op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan, onder de in respectievelijk artikel 228 en artikel 263 van het VWEU bepaalde voorwaarden, een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of een beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

4. Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad48 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door het Agentschap.


Artikel 38

Fraudebestrijding

1. Om de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten uit hoofde van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 te vergemakkelijken, stelt het Agentschap passende bepalingen vast die van toepassing zijn op alle werknemers van het Agentschap.

2. De Europese Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies en contractanten en subcontractanten die van het Agentschap Uniemiddelen hebben ontvangen, audits te verrichten, zowel op basis van documenten als ter plaatse.

3. OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 onderzoeken verrichten, waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad in verband met een subsidie of een door het Agentschap gefinancierde overeenkomst.

4. Onverminderd de leden 1, 2 en 3 omvatten de samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten van het Agentschap bepalingen die de Europese Rekenkamer, OLAF en het EOM uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen dergelijke controles en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

Artikel 39

Veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde en gevoelige niet-gerubriceerde informatie


Het Agentschap stelt zijn eigen beveiligingsvoorschriften vast die gelijkwaardig zijn aan de beveiligingsvoorschriften van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (EUCI) en gevoelige niet-gerubriceerde informatie, als vermeld in Besluit (EU, Euratom) 2015/44349 en Besluit (EU, Euratom) 2015/44450 van de Commissie. De beveiligingsvoorschriften van het Agentschap omvatten onder andere bepalingen voor de uitwisseling, verwerking en opslag van dergelijke informatie.


Artikel 40

Aansprakelijkheid

1. De contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap wordt beheerst door de wet die op de betrokken overeenkomst van toepassing is.

2. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules in de door het Agentschap gesloten overeenkomsten.

3. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het Agentschap in overeenstemming met de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, alle door zijn afdelingen of door zijn personeel bij de uitoefening van hun werkzaamheden veroorzaakte schade.

4. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd kennis te nemen van geschillen over de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

5. Op de persoonlijke aansprakelijkheid van zijn personeelsleden jegens het Agentschap zijn de bepalingen van toepassing van het Statuut of van de Regeling waaronder zij vallen.


Artikel 41

Evaluatie en herziening

1. Uiterlijk vijf jaar na [datum van inwerkingtreding] en vervolgens om de vijf jaar voert de Commissie een evaluatie uit om met name het effect, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het Agentschap en zijn werkwijze te beoordelen. De evaluatie richt zich met name op de vraag of het noodzakelijk is het mandaat van het Agentschap te wijzigen en op de financiële implicaties van zulke wijzigingen.

2. De Commissie zendt het evaluatierapport samen met haar conclusies over het rapport aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van beheer. De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt.

3. Bij elke tweede evaluatie moeten bovendien de door het Agentschap bereikte resultaten worden getoetst aan zijn doelstellingen, mandaat en taken. Als de Commissie van oordeel is dat het voortbestaan van het Agentschap niet langer gerechtvaardigd is in het licht van zijn doelstellingen, mandaat en taken, kan zij voorstellen om deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen of in te trekken.


Artikel 42

Administratieve onderzoeken van de Europese Ombudsman

Overeenkomstig artikel 228 van het VWEU zijn de activiteiten van het Agentschap onderworpen aan onderzoeken door de Europese Ombudsman.


Artikel 43

Overgangsbepalingen


1. In afwijking van artikel 15 van deze Verordening blijven de leden van de raad van bestuur die vóór [datum van inwerkingtreding] zijn benoemd op grond van Verordening (EG) nr. 1406/2002, in functie als leden van de raad van beheer tot de datum waarop hun ambtstermijn verstrijkt, onverminderd het recht van elke lidstaat om een nieuwe vertegenwoordiger te benoemen.

2. De op grond van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1406/2002 benoemde uitvoerend directeur van het Agentschap blijft toegewezen aan de functie van uitvoerend directeur met de in artikel 23 van deze verordening bedoelde taken en verantwoordelijkheden. Als vóór de inwerkingtreding van deze verordening een besluit tot verlenging van het mandaat van de uitvoerend directeur overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1406/2002 wordt vastgesteld, bedraagt de duur van het verlengde mandaat vijf jaar. De overige voorwaarden van de arbeidsovereenkomst blijven ongewijzigd.

De inwerkingtreding van deze verordening laat alle arbeidsovereenkomsten die op [datum van inwerkingtreding] van kracht zijn, onverlet.


Artikel 44

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1406/2002 wordt ingetrokken.


Artikel 45

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.