Artikelen bij COM(2023)302 - Evaluatie van noodinterventies in verband met de hoge energieprijzen overeenkomstig Verordening 2022/1854

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de evaluatie van noodinterventies in verband met de hoge energieprijzen overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad


Inhoudsopgave

I. Inleiding 2

II. Vereiste in artikel 20 van de verordening van de Raad 5

III. Huidige omstandigheden op de elektriciteitsmarkt 7

IV. Beperking van de vraag naar elektriciteit 8

V. Plafond voor inframarginale inkomsten 12

VI. Steun voor eindafnemers 16

VII. Voorlopige conclusies 19


I. Inleiding

In dit verslag worden de bepalingen van hoofdstuk II van Verordening 2022/1854 geëvalueerd overeenkomstig artikel 20, lid 1, van die verordening (de verordening van de Raad)1. Het verslag is gebaseerd op de informatie die door 25 lidstaten is verstrekt overeenkomstig artikel 19 van de verordening van de Raad. In het verslag wordt ook gebruikgemaakt van de antwoorden op een aantal van de vragen die door de Europese Commissie (de Commissie) zijn gesteld in haar openbare raadpleging voor haar voorstel over de hervorming van de opzet van de elektriciteitsmarkt.

De verordening van de Raad was een van de maatregelen waarmee de Unie heeft gereageerd op een energiecrisis die zich de afgelopen twee jaar heeft ontwikkeld met aanzienlijk hogere energieprijzen dan in de afgelopen decennia. De prijzen begonnen in de zomer van 2021 snel te stijgen, toen de wereldeconomie een piek kende na de versoepeling van de COVID-19-beperkingen. Vervolgens hebben de Russische inzet van energiebronnen op spotmarkten als wapen en de invasie van Oekraïne geleid tot aanzienlijk lagere gasleveringsniveaus en meer verstoringen van de gaslevering, waardoor de gasprijzen verder zijn gestegen. Hoge gasprijzen hebben een grote invloed op de prijs van elektriciteit, aangezien gasgestookte energiecentrales vaak nodig zijn om aan de vraag naar elektriciteit te voldoen.

De Commissie heeft zich sinds het begin van de energiecrisis volledig ingezet om de gevolgen van hoge energieprijzen voor Europese burgers en bedrijven te beperken, en heeft snel een reeks beleidsreacties ontwikkeld, in nauwe samenwerking met de lidstaten.

De EU heeft in oktober 2021 een instrumentarium voor energieprijzen beschikbaar gesteld in verband met de hoge prijzen en de gevolgen daarvan voor consumenten (waaronder inkomenssteun, belastingvoordelen, maatregelen voor gasbesparing en gasopslag)2. Dit gebeurde tegen de achtergrond van de inzet van de gasvoorziening als wapen en de manipulatie van energiemarkten door Rusland door opzettelijke verstoringen van de gasstromen, wat heeft geleid tot toenemende bezorgdheid over mogelijke tekorten, met een ongekende stijging van de energieprijzen als gevolg.

Na de Russische invasie van Oekraïne in februari 2022 heeft de EU hier in maart op gereageerd met een mededeling waarin de principes van het REPowerEU-plan werden uiteengezet3 dat vervolgens verder uitgewerkt is gepresenteerd op 18 mei 20224 – een plan voor de EU om uiterlijk in 2027 een einde te maken aan haar afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen door middel van drie pijlers: diversificatie van energiebronnen om het gebruik van Russische fossiele brandstoffen uit te faseren, energiebesparing en versnelling van de energietransitie. Met betrekking tot deze laatste pijler heeft de Commissie voorgesteld om in het kader van het Fit for 55-pakket de kerndoelstelling voor 2030 voor hernieuwbare energiebronnen van 40 % naar 45 %en voor energie-efficiëntie van 9 % naar 13 % te verhogen. Een snellere inzet van hernieuwbare energiebronnen, een hogere energie-efficiëntie en verdere elektrificatie van de vraag zijn noodzakelijk om Europese burgers te beschermen tegen crises in verband met fossiele brandstoffen aangezien deze de vraag naar deze brandstoffen onmiddellijk en structureel zullen verminderen en zullen bijdragen aan de decarbonisatiedoelstellingen in de sectoren energie, verwarming en koeling en vervoer. Dankzij hun lage operationele kosten kunnen hernieuwbare energiebronnen een positieve invloed hebben op de energieprijzen in de hele EU. Bovendien zal de snellere inzet van hernieuwbare energie in combinatie met een hogere energie-efficiëntie bijdragen aan de continuïteit van de energievoorziening door het uitfaseren van de fossiele brandstoffen, waarvan de EU sterk afhankelijk is. Naast het REPowerEU-plan omvatte de mededeling over kortetermijninterventies op de energiemarkt5, niet alleen verdere maatregelen om direct de hoge energieprijzen aan te pakken, maar zijn hierin ook mogelijke beleidsterreinen aangegeven om de opzet van de elektriciteitsmarkt te verbeteren en is het voornemen aangekondigd om deze terreinen te beoordelen met het oog op een wijziging van het relevante wetgevingskader.

Op 6 oktober 2022 heeft de Raad de verordening van de Raad vastgesteld, waarin uitzonderlijke, gerichte en in de tijd beperkte gemeenschappelijke maatregelen zijn ingevoerd om de vraag naar elektriciteit te verminderen en de uitzonderlijk hoge inkomsten van de energiesector te innen en te herverdelen onder de eindafnemers. Meer in het bijzonder kunnen de maatregelen op de elektriciteitsmarkt als volgt worden samengevat (hoofdstuk II van de verordening van de Raad):

- Vermindering van de vraag naar elektriciteit: De verordening van de Raad bevat twee doelstellingen: een indicatief streefcijfer (vermindering van de totale vraag naar elektriciteit met 10 %) en een verplicht streefcijfer (vermindering van de vraag tijdens piekuren met ten minste 5 %). Het stond de lidstaten vrij de passende maatregelen te kiezen, met inachtneming van enkele in de verordening van de Raad vastgelegde voorwaarden6. Het verplichte streefcijfer is van toepassing van 1 december 2022 tot en met 31 maart 20237.

- Invoering van een tijdelijk inkomstenplafond voor “inframarginale” elektriciteitsproducenten (zoals hernieuwbare energiebronnen, kernenergie en bruinkool): De verordening van de Raad verplicht de invoering van een tijdelijk inkomstenplafond van maximaal 180 EUR per MWh voor elektriciteitsproducenten die technologieën gebruiken met lagere marginale kosten (het inkomstenplafond). Het biedt de lidstaten echter ook de flexibiliteit om te beslissen hoe ze deze maatregel op nationaal niveau toepassen. Inkomsten boven het inkomstenplafond zullen worden gebruikt om de impact van hoge elektriciteitsprijzen op consumenten van energie te beperken. De maatregel is van toepassing van 1 december 2022 tot en met 30 juni 2023.

- Steun voor eindafnemers: De verordening van de Raad breidt het instrumentarium uit waarover de lidstaten beschikken om elektriciteitsafnemers te beschermen door onder bepaalde voorwaarden onder de kostprijs liggende gereguleerde prijzen toe te staan voor huishoudens en kleine en middelgrote ondernemingen . Deze maatregel is van toepassing van 8 oktober 2022 tot en met 31 december 2023.

Bij de verordening van de Raad is ook een solidariteitsbijdrage ingevoerd voor Europese ondernemingen en vaste inrichtingen met activiteiten in de sectoren ruwe aardolie, aardgas, steenkool en raffinaderijen (hoofdstuk III).

Hoewel de verordening van de Raad tot doel had de uitzonderlijke omstandigheden van de energiecrisis aan te pakken, heeft de Commissie op 14 maart 2023 meer gedaan dan alleen noodmaatregelen nemen en heeft zij een hervorming van de opzet van de elektriciteitsmarkt van de EU voorgesteld om de inzet van hernieuwbare energiebronnen en het uitfaseren van gas te versnellen, de rekeningen van consumenten minder afhankelijk te maken van de volatiele prijzen van fossiele brandstoffen, consumenten beter te beschermen tegen toekomstige prijsstijgingen en mogelijke marktmanipulatie, en de industrie van de EU schoner en concurrerender te maken (het voorstel over de opzet van de elektriciteitsmarkt)8. Dit voorstel bevat maatregelen die gericht zijn op de ontwikkeling van langeretermijncontracten met niet-fossiele energieproductie en om schonere, flexibele oplossingen in het systeem te brengen, zoals vraagrespons en opslag, om gas uit de elektriciteitsmix te verdrijven. Om in het bijzonder de flexibiliteit van het energiesysteem te verbeteren, worden de lidstaten in het voorstel verplicht hun behoeften te beoordelen en doelstellingen vast te stellen om de niet-fossiele flexibiliteit te vergroten, en wordt de mogelijkheid geboden om nieuwe steunregelingen voor niet-fossiele flexibiliteit in te voeren, zoals vraagrespons en opslag.

Het voorstel over de opzet van de elektriciteitsmarkt omvat ook maatregelen om kwetsbare consumenten beter te beschermen. Het voorstel biedt lidstaten onder andere de mogelijkheid om in geval van een toekomstige elektriciteitsprijscrisis onder de kostprijs liggende gereguleerde detailhandelsprijzen in te voeren voor huishoudens en kleine en middelgrote ondernemingen.

Ter voorbereiding van het voorstel heeft de Commissie van 23 januari 2023 tot en met 13 februari 2023 een openbare raadpleging gehouden (de openbare raadpleging). De openbare raadpleging bevatte vragen over de in de verordening van de Raad opgenomen maatregelen9.

II. Vereiste in artikel 20 van de verordening van de Raad

In artikel 19 van de verordening van de Raad zijn rapportageverplichtingen voor de lidstaten ingevoerd, op grond waarvan de lidstaten uiterlijk op 31 januari 2023 bij de Commissie informatie moesten indienen over i) de genomen maatregelen om de vraag te verminderen; ii) de surplussen aan inkomsten die zijn gegenereerd na de invoering van het tijdelijke inkomstenplafond voor “inframarginale” elektriciteitsproducenten en de verdeling van dergelijke inkomsten om de impact van hoge elektriciteitsprijzen te beperken; en iii) eventuele ingrepen in de prijsstelling van detailhandelsprijzen. Niet alle lidstaten hebben hun verslagen zoals vereist ingediend. Minder dan de helft van de lidstaten hebben hun verslagen binnen de gestelde termijn ingediend, andere hebben deze in februari en maart 2023 ingediend en twee lidstaten hebben hun verslagen nog niet bij de Commissie ingediend10. Dit verslag is gebaseerd op de informatie die door de lidstaten is verstrekt op het moment van schrijven. Er moet echter worden opgemerkt dat de Commissie geen enkele beoordeling heeft uitgevoerd met betrekking tot de juistheid van de ingediende informatie.

Overeenkomstig artikel 20, lid 1, van de verordening van de Raad evalueert de Commissie de toepassing van hoofdstuk II in het licht van de algemene stand van de elektriciteitsvoorziening en de elektriciteitsprijzen in de EU en dient zij bij de Raad een verslag in met de belangrijkste bevindingen van die evaluatie.

In artikel 20, lid 1, van de verordening van de Raad wordt ook bepaald dat de Commissie op basis van dat verslag kan voorstellen om, indien de economische omstandigheden of de werking van de elektriciteitsmarkt in de EU en de afzonderlijke lidstaten dit rechtvaardigen, de toepassingsperiode van de verordening van de Raad te verlengen, het vastgelegde inkomstenplafond voor “inframarginale” elektriciteitsproducenten en de bronnen van elektriciteitsopwekking waarop dat plafond van toepassing is, te wijzigen, dan wel hoofdstuk II anderszins te wijzigen.

Als onderdeel van de evaluatie van de in hoofdstuk II genoemde maatregelen en overeenkomstig artikel 20, lid 1, van de verordening van de Raad, legt de Commissie dit verslag voor aan de Raad (het verslag). Het verslag heeft dus geen betrekking op een evaluatie van de bepalingen inzake solidariteitsbijdragen in hoofdstuk III van de verordening van de Raad, waarover een afzonderlijk verslag zal worden ingediend overeenkomstig artikel 20, lid 2, van die verordening.

Het verslag is gebaseerd op de evaluatie die de Commissie op het moment van schrijven heeft uitgevoerd op basis van de huidige omstandigheden op de elektriciteitsmarkt, de verwachte ontwikkeling ervan op het moment van schrijven en andere beschikbare informatie, met inbegrip van de reacties van de 25 lidstaten die aan hun rapportageverplichtingen uit hoofde van artikel 19 van de verordening van de Raad hebben voldaan (de rapporterende lidstaten). Het verslag laat daarom onvoorziene veranderingen in de algemene stand van de elektriciteitsvoorziening en de elektriciteitsprijzen in de EU of mogelijke toekomstige conclusies op basis van aanvullende informatie van de lidstaten onverlet.

III. Huidige omstandigheden op de elektriciteitsmarkt

De maatregelen in de verordening van de Raad zijn ingevoerd in een periode waarin de elektriciteitsprijzen recordhoogten bereikten. In augustus 2022 bedroegen de groothandelsprijzen voor elektriciteit op de belangrijkste elektriciteitsmarkten van de EU bijvoorbeeld meer dan 350 EUR per MWh, terwijl de benchmark in december 2022 boven 220 EUR per MWh lag. De elektriciteitsprijzen waren in de verslagperiode ongeveer vier keer hoger dan de gemiddelde prijs tussen 2010 en 2020 (40-60 EUR per MWh). Deze buitensporige prijzen waren voornamelijk te wijten aan het feit dat de gasprijzen in de zomer van 2022 ongekende hoogten bereikten11 en gedurende het grootste deel van het najaar op een hoog niveau bleven, en dat gas- en steenkoolcentrales in deze periode vaak de installaties waren met de hoogste marginale kosten die nodig zijn om aan de vraag naar elektriciteit te voldoen. De groothandelsprijzen voor gas op de spotmarkten stegen tijdens de crisis tot ongeveer zes keer de gemiddelde prijs tussen 2010 en 2020 (ongeveer 20 EUR per MWh). Tegen deze achtergrond heeft de Raad in oktober 2022 het voorstel van de Commissie voor een noodinterventie op de elektriciteitsmarkt goedgekeurd, wat uiteindelijk heeft geleid tot het vaststellen van de verordening van de Raad. De verwachting van de Commissie en de Raad was destijds dat de elektriciteitsprijzen op een even hoog niveau zouden blijven als in de zomer en het najaar van 2022.

Sinds december 2022, toen de maatregelen in de verordening van de Raad van toepassing werden, zijn de elektriciteitsprijzen echter drastisch gedaald, waarbij de huidige gemiddelde prijzen op een niveau van minder dan 80 EUR per MWh liggen (het EU-benchmarkgemiddelde stond op 80 EUR per MWh tot eind mei 2023).

Dit is voornamelijk het gevolg van lagere groothandelsprijzen voor gas, die verband houden met verschillende factoren, zoals milde weersomstandigheden en het brede scala aan maatregelen die de lidstaten en de Commissie hebben genomen om de energiecrisis te bestrijden, waaronder de maatregelen om de vraag naar elektriciteit te verminderen in de verordening van de Raad, de lng-benchmark en de maatregelen om de vraag naar gas te verminderen12, wat alles bij elkaar het onderliggende evenwicht tussen vraag en aanbod heeft verbeterd. 13

De recente daling en stabilisatie van de gasprijzen, en als gevolg daarvan ook in de eerste maanden van 2023 de elektriciteitsprijzen, hebben geleid tot verwachtingen in de markt dat het minder waarschijnlijk is dat de pieken in de elektriciteitsprijzen die zich in 2022 hebben voorgedaan, in de komende winter nog zullen voorkomen. Dergelijke marktverwachtingen worden ondersteund door verschillende factoren, zoals de hogere gasopslagniveaus, de inspanningen van de lidstaten om de vraag terug te dringen en de daaruit voortvloeiende resultaten, en de aanvullende infrastructuur voor pijpleidingen en vloeibaar aardgas die is aangelegd om de energiecrisis te bestrijden. Andere inherente factoren van het aanbod op de elektriciteitsmarkt, zoals de verwachte verbeterde beschikbaarheid van kernenergie en de algemene hogere beschikbaarheid van waterkracht in vergelijking met 2022, wijzen ook op minder kostbare leveringsvoorwaarden voor elektriciteit in de komende winter, en zullen naar verwachting leiden een lagere opwaartse druk op de elektriciteitsprijzen in vergelijking met 2022.

IV. Beperking van de vraag naar elektriciteit

Maatregelen om de vraag te verminderen

Alle rapporterende lidstaten hebben bewustmakingscampagnes op het gebied van energiebesparing en energieverbruik gevoerd, naast het uitvoeren van algemene energiebesparende maatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van verwarming van openbare gebouwen en openbare verlichting. De Commissie juicht deze campagnes toe omdat ze consumenten bewust maken van de mogelijkheden hun energieverbruik flexibeler te maken wanneer de elektriciteitsprijzen hoog zijn. Om vraagrespons aan te moedigen, hebben vijf lidstaten, namelijk Kroatië, Griekenland, Oostenrijk, Polen en Tsjechië, aangegeven dat zij subsidies hebben ingevoerd op energieprijzen voor de detailhandel die alleen van toepassing zijn op specifieke niveaus van elektriciteitsverbruik.

Negentien lidstaten, namelijk Bulgarije, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje, Tsjechië en Zweden, hebben specifieke maatregelen genomen om de vraag naar elektriciteit tijdens piekuren te verminderen, zoals publicatie van piekuren, communicatiecampagnes en individuele berichten aan consumenten waarmee een vrijwillige vermindering van het elektriciteitsverbruik wordt aangemoedigd. Meer in het bijzonder hebben Italië, Slovenië en Spanje concurrerende biedregelingen ingevoerd om de vraag naar elektriciteit tijdens de piekuren in de winter van 2022-2023 te verminderen, 14 terwijl Oostenrijk en Zweden een relevante regeling bij de Commissie hebben aangemeld voor goedkeuring in het kader van staatssteun. Tot slot heeft Portugal aangegeven dat het bezig is met het overwegen van de invoering van een concurrerende biedregeling om de vraag naar elektriciteit tijdens piekuren te verminderen.

Drie lidstaten hebben maatregelen opgelegd om de vraag van specifieke categorieën afnemers terug te dringen. Letland heeft bijvoorbeeld beperkingen opgelegd aan het elektriciteitsverbruik van grote industriële verbruikers.

Vermindering van het elektriciteitsverbruik

Op basis van de door de rapporterende lidstaten ingediende gegevens voor de maand december 2022 varieerde de algemene daling van het elektriciteitsverbruik tussen 0,5 %.15 en 15 % ten opzichte van de referentieperiode16.

Met betrekking tot de volumes waarmee het elektriciteitsverbruik tijdens piekuren werd verlaagd:

- Tien lidstaten, namelijk Bulgarije, Estland, Ierland, Italië, Kroatië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Polen en Portugal, hebben verlaagde volumes gemeld, variërend van 4 % tot 7 %.

- Acht lidstaten, namelijk België, Denemarken, Duitsland, Finland, Letland, Slovenië, Tsjechië en Zweden, hebben verlaagde volumes gemeld, variërend van 7 % tot 10 %.

- Vijf lidstaten, namelijk Frankrijk, Griekenland, Litouwen, Slowakije en Spanje, hebben verlaagde volumes van meer dan 10 % gemeld.

Beoordeling van de verlenging van de maatregel

De rapporterende lidstaten geven aan dat zij in het algemeen het bindende streefcijfer hebben bereikt om het elektriciteitsverbruik tijdens piekuren met 5 % te verminderen. Enkele lidstaten gaven echter aan dat naleving van het indicatieve vereiste om het totale maandelijkse verbruik met 10 % te verminderen (vergeleken met de voorbije vijf jaar) lastig was vanwege de weersafhankelijkheid en de economische omstandigheden als gevolg van de energiecrisis.

De openbare raadpleging omvatte vragen over een mogelijke verlenging van de vraagresponsmaatregelen. In antwoord op deze vragen gaven de meeste belanghebbenden aan dat het niet nodig is om in Verordening (EU) 2019/943 betreffende de interne markt voor elektriciteit (de elektriciteitsverordening) specifieke vereisten voor vraagrespons op te nemen die van toepassing zouden zijn in geval van een crisis. In plaats daarvan waren zij van mening dat vraagrespons al voldoende aan bod komt in de wetgeving inzake de elektriciteitsmarkt, zoals vastgesteld in de bepalingen van Richtlijn (EU) 2019/944 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (de elektriciteitsrichtlijn) en verder uitgewerkt in het voorstel over de opzet van de elektriciteitsmarkt.

Belangrijk is dat in het voorstel over de opzet van de elektriciteitsmarkt maatregelen ter vermindering van de vraag verder worden geïntegreerd als structurele elementen in de opzet van de elektriciteitsmarkt. Met name om de efficiënte integratie elektriciteit uit variabele hernieuwbare energiebronnen te waarborgen (rekening houdend met zoneoverschrijdende uitwisselingen) en om de behoefte aan elektriciteitsopwekking op basis van fossiele brandstoffen te verminderen op een ogenblik waarop er een grote vraag is naar elektriciteit in combinatie met lage niveaus van elektriciteitsopwekking uit variabele hernieuwbare energiebronnen, stelt het voorstel over de opzet van de elektriciteitsmarkt de transmissiesysteembeheerders in staat een peak-shaving-product te ontwerpen waardoor de vraagrespons verder kan bijdragen tot het verminderen van verbruikspieken in het elektriciteitssysteem op specifieke uren van de dag (nieuw artikel 7 bis van de elektriciteitsverordening). Het peak-shaving-product kan bijdragen tot een maximale integratie van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen in het systeem door het elektriciteitsverbruik te verschuiven naar momenten van de dag waarop meer hernieuwbare elektriciteit wordt opgewekt, op voorwaarde dat de geraamde kosten niet hoger zijn dan de verwachte voordelen van het product. Aangezien het peak-shaving-product tot doel heeft het elektriciteitsverbruik te verminderen en te verschuiven, wordt de reikwijdte van dit product in het voorstel beperkt tot vraagrespons.

Daarnaast worden de lidstaten in het voorstel over de opzet van de elektriciteitsmarkt opgeroepen hun behoeften aan flexibiliteit van het elektriciteitssysteem, met inbegrip van vraagrespons, te beoordelen en doelstellingen voor het vervullen van deze behoeften vast te stellen. In het voorstel wordt lidstaten ook de mogelijkheid geboden om capaciteitsmechanismen te ontwerpen of te herontwerpen om koolstofarme flexibiliteit te bevorderen en om nieuwe steunregelingen voor niet-fossiele flexibiliteit in te voeren op de elektriciteitsmarkten. Bovendien wordt in het voorstel over de opzet van de elektriciteitsmarkt de vraagrespons structureler aangepakt in tegenstelling tot de motivering van de maatregelen ter vermindering van de vraag in de verordening van de Raad, die er vanwege de crisissituatie op gericht waren de streefcijfers voor de vermindering van de vraag in alle lidstaten te bereiken. In het voorstel worden lidstaten in staat gesteld om hun respectieve niet-fossiele flexibiliteitmechanismen te ontwerpen en doelstellingen voor vraagrespons en opslag te ontwerpen die zijn toegesneden op de specifieke behoeften van hun respectieve elektriciteitssystemen. Daarom worden in het voorstel geen specifieke doelstellingen vastgesteld.

De Commissie merkt ook op dat een nieuwe netcode over vraagrespons momenteel wordt opgesteld. Zodra deze netcode afgerond is, zal deze naar verwachting bindende regels bevatten voor aggregatie, energieopslag en beperking van de vraag, wat de deelname van vraagrespons op alle bestaande markten verder zal vergemakkelijken17.

Rekening houdend met de informatie waarover de Commissie momenteel beschikt, zoals de hierboven uiteengezette marktverwachtingen, ziet de Commissie momenteel geen noodzaak om de maatregelen ter vermindering van de vraag, zoals uiteengezet in de verordening van de Raad, te verlengen.

V. Plafond voor inframarginale inkomsten

Uitvoering van het inkomstenplafond

Op basis van de informatie die door de rapporterende lidstaten is verstrekt, is de uitvoering van het inframarginale inkomstenplafond zeer heterogeen verlopen. De uitvoering is uiteenlopend, niet alleen wat betreft het niveau waarop het inkomstenplafond werd vastgesteld (zeventien lidstaten hebben het plafond vastgesteld onder de 180 EUR per MWh).18), maar ook wat betreft tijdsperiode van de maatregelen (zeven lidstaten hebben het plafond met terugwerkende kracht toegepast19, en elf20 lidstaten passen het toe na de einddatum die is vastgesteld in de verordening van de Raad voor deze maatregel).

Verschillende lidstaten hebben melding gemaakt van problemen met de uitvoering van de maatregel in hun nationale jurisdicties. De meeste van deze problemen hadden te maken met de korte termijn waarbinnen de lidstaten deze moesten uitvoeren, terwijl andere verband hielden met het verzamelen van gegevens en de berekening van de inkomsten van elke elektriciteitsproducent waarop de maatregel van toepassing zou zijn. De lidstaten hebben ook melding gemaakt van conflicten met de betreffende nationale belastingautoriteiten en toepasselijke regelgeving bij de bespreking van manieren om het inkomstenplafond uit te voeren.

Hoewel de lidstaten geen melding maakten van grote belemmeringen voor grensoverschrijdende handel of biedgedrag, waren enkele respondenten op de openbare raadpleging bezorgd dat de lappendeken van verschillende uitvoeringsstrategieën in de lidstaten tot onzekerheid over regelgeving voor marktdeelnemers kon leiden en dit werd gezien als een belemmering voor nieuwe investeringen.

Inkomsten uit de uitvoering van het inkomstenplafond

Het is belangrijk in gedachten te houden dat de lidstaten hun verslag binnen enkele maanden na de inwerkingtreding van het plafond voor inframarginale inkomsten hebben ingediend en dat de meeste lidstaten nog geen informatie hadden over de inkomsten die via de maatregel werden geïnd. Slechts twee lidstaten konden enkele voorlopige cijfers verstrekken: Bulgarije heeft aangegeven in december 2022 een bedrag van 321 700 123 BGN (ongeveer 163 miljoen EUR) te hebben geïnd, en Litouwen heeft gemeld op 9 maart 2023 ongeveer 10 miljoen EUR te hebben geïnd. Griekenland, Spanje en Italië konden cijfers verstrekken, maar die hadden betrekking op inkomsten die werden geïnd vóór de vaststelling van de verordening van de Raad, aangezien deze landen hiervoor al maatregelen hadden genomen die gelijkwaardig waren aan het inkomstenplafond.

De meeste lidstaten konden ramingen verstrekken van de inkomsten die zij verwachtten te innen, in veel gevallen met het voorbehoud dat die schattingen gebaseerd waren op veronderstelde zeer hoge groothandelsprijzen voor elektriciteit. Oorspronkelijk werd verwacht dat de inkomsten in totaal meer dan 50 miljard EUR zouden bedragen. Ten tijde van de rapportage leek het echter al onwaarschijnlijk dat deze veronderstellingen werkelijkheid worden. Het bedrag aan inkomsten is ongelijk verdeeld over de lidstaten, waarbij Duitsland de hogere ramingen vermeldt die het aanvankelijk verwachtte te innen (23,4 miljard EUR, rekening houdend met een mogelijke verlenging van de maatregel tot 30 april 2024), gevolgd door Frankrijk (11 miljard EUR). Er moet worden opgemerkt dat in beide landen het inkomstenplafond voor de meeste technologieën is vastgesteld op een niveau dat veel lager is dan de 180 EUR per MWh die is vastgelegd in de verordening van de Raad, en dat deze ramingen gebaseerd waren op de verwachte hoge groothandelsprijzen voor elektriciteit. Andere lidstaten, met name de lidstaten die het plafond niet lager dan 180 EUR per MWh hadden vastgesteld, hadden verwacht lagere bedragen te innen.

Beoordeling van de verlenging van de maatregel

Om te beginnen moet eraan worden herinnerd dat het plafond voor inframarginale inkomsten tot doel had de lidstaten in staat te stellen de buitensporige inkomsten die bij wijze van uitzondering door bepaalde inframarginale producenten worden verkregen, te innen en te herverdelen, onder instandhouding van de op prijzen gebaseerde concurrentie tussen elektriciteitsproducenten (met name op basis van hernieuwbare energiebronnen) in de hele EU.

In dit verband heeft het inkomstenplafond, dat is vastgesteld op maximaal 180 EUR per MWh21, als gevolg van de lagere groothandelsprijzen voor elektriciteit in de afgelopen maanden, tot dusver voornamelijk belangrijke effecten gehad in lidstaten die overeenkomstig artikel 8, lid 1, punt a), hebben gekozen voor een lager plafond dan 180 EUR per MWh en met name voldoende laag om de inframarginale inkomsten uit de relevante elektriciteitsprijzen in die lidstaten te omvatten.

Zoals hierboven uiteengezet, is in de lidstaten op zeer heterogene wijze uitvoering gegeven aan het inkomstenplafond. De uitvoering is uiteenlopend, niet alleen wat betreft het niveau waarop het inkomstenplafond werd vastgesteld, maar ook wat betreft de tijdsperiode van de toepassing en de hoogte van het plafond per technologie in een bepaalde lidstaat. Daarnaast is de Commissie er bij uitwisselingen met belanghebbenden en via klachten ook van op de hoogte gebracht dat de manier waarop bepaalde lidstaten hebben besloten om het inkomstenplafond uit te voeren, van invloed kan zijn geweest op bestaande stroomafnameovereenkomsten (PPA’s) en andere langetermijncontracten en het sluiten van nieuwe contracten heeft ontmoedigd. Dit is met name waargenomen indien het plafond niet van toepassing is op de gerealiseerde inkomsten die een producent uit de PPA ontvangt, maar op “veronderstelde” (fictieve) inkomsten die bijvoorbeeld overeenkomen met de groothandelsprijzen voor elektriciteit, wat uiteindelijk leidt tot paradoxale situaties waarin de producent gedwongen kan worden elektriciteit met verlies te verkopen.

Een mogelijke verlenging van de maatregel zou een belemmering vormen voor een van de doelstellingen die zijn aangegeven in het voorstel over de opzet van de elektriciteitsmarkt, namelijk het stimuleren van het gebruik van PPA’s en het waarborgen van een zo liquide mogelijke PPA-markt. PPA’s zijn instrumenten die prijsstabiliteit op lange termijn bieden voor de afnemer en de producent de nodige zekerheid bieden om de investeringsbeslissing te nemen. Niettemin hebben slechts een handvol lidstaten actieve PPA-markten en zijn de kopers doorgaans beperkt tot grote ondernemingen, niet in de laatste plaats omdat PPA’s verbonden zijn met een reeks belemmeringen, met name de moeilijkheid om het risico van wanbetaling door de afnemer in deze langetermijnovereenkomsten te dekken. Overeenkomstig het voorstel moeten lidstaten dus bij het bepalen van het beleid ter verwezenlijking van de in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen vastgestelde doelstellingen inzake het koolstofvrij maken van energie rekening houden met de noodzaak om een dynamische markt voor PPA’s tot stand te brengen. Om de risico’s in verband met kredietwaardigheid aan te pakken, wordt in het voorstel aangegeven dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat instrumenten ter vermindering van de financiële risico’s die verbonden zijn aan wanbetaling door afnemers, met inbegrip van garantieregelingen tegen marktprijzen, toegankelijk zijn voor ondernemingen die met toetredingsdrempels op de markt voor stroomafnameovereenkomsten worden geconfronteerd en niet in financiële moeilijkheden verkeren. Het voorstel bevat aanvullende vereisten om de groei van de markt voor dergelijke overeenkomsten te stimuleren.

Bovendien hebben de verschillende manieren waarop de lidstaten het inkomstenplafond hebben uitgevoerd, geleid tot aanzienlijke onzekerheid over de regelgeving, wat op zijn beurt risico’s inhoudt voor de ontwikkeling van nieuwe investeringen, met name in hernieuwbare bronnen, die nodig zijn om de doelstellingen van de EU te bereiken. In het bijzonder kunnen de in enkele lidstaten gemelde problemen in verband met het sluiten van langetermijncontracten, waaronder PPA’s, als gevolg van de uitvoering van het inkomstenplafond een extra laag van onzekerheid voor beleggers creëren en de aantrekkelijkheid en het vertrouwen van belanghebbenden in termijnmarkten belemmeren. De bovengenoemde risico’s kunnen uiteindelijk de totstandbrenging van een aantrekkelijk investeringsklimaat voor hernieuwbare en koolstofarme energieopwekking, waar het voorstel over de opzet van de elektriciteitsmarkt op gericht is, en uiteindelijk de energietransitie, ondermijnen.

Tot slot omvatte de openbare raadpleging vragen over een mogelijke verlenging van de vraagresponsmaatregelen. De meeste respondenten waren hiertegen vanwege de volgende risico’s en uitdagingen die een verlenging van de maatregel met zich mee zou brengen:

- de heterogene toepassing van het plafond voor inframarginale inkomsten in de lidstaten lijkt tot onzekerheid bij investeerders te hebben geleid en dit werd als een ontmoediging voor nieuwe investeringen gezien;

- de maatregel is moeilijk uit te voeren en de administratieve kosten zijn hoog in vergelijking met de voordelen ervan;

- bij vaststelling van een laag plafond voor inframarginale inkomsten, zoals sommige lidstaten hebben gedaan, kunnen producenten geneigd zijn hun productie te beperken zolang het plafond van kracht is;

- consumentenbescherming kan worden gewaarborgd zonder de opzet van de elektriciteitsmarkt te verstoren, bijvoorbeeld door gericht sociaal beleid te voeren.

Slechts een minderheid van de respondenten was voorstander van de verlenging van het plafond voor inframarginale inkomsten, ofwel zoals vastgelegd in de verordening van de Raad, ofwel met kleine wijzigingen. Die respondenten baseerden hun inbreng grotendeels op de voordelen van de maatregel voor eindafnemers.

Gezien de informatie waarover de Commissie momenteel beschikt, zoals hierboven uiteengezet, beveelt de Commissie niet aan de verordening van de Raad met betrekking tot het plafond voor inframarginale inkomsten te verlengen.

De Commissie merkt op dat zij, om het effect van hoge energieprijzen op de rekeningen van consumenten te beperken, in haar hervormingsplan voor de elektriciteitsmarkt heeft voorgesteld om de ontwikkeling van langetermijnmarkten te bevorderen, zodat de inkomsten van de inframarginale producenten en de door eindafnemers betaalde prijzen minder worden bepaald door de volatiele groothandelsprijzen op kortetermijnmarkten voor elektriciteit. Op basis van het voorstel van de Commissie zullen deze inkomsten en prijzen voornamelijk worden bepaald aan de hand van langetermijncontracten, zoals PPA’s en zogenaamde tweerichtingscontracten ter verrekening van verschillen, afhankelijk van de vraag of de installatie particulier of door de overheid is gefinancierd. In het geval van contracten ter verrekening van verschillen wordt een uitbetaling gegenereerd wanneer de marktprijzen hoog worden. In het voorstel wordt bepaald dat deze uitbetaling door de lidstaten moet worden gebruikt om de elektriciteitsrekening van alle elektriciteitsafnemers (waaronder bedrijven en de industrie) rechtstreeks te verlagen, wat een vergelijkbaar effect heeft als dat van een plafond voor inframarginale inkomsten, maar zonder onzekerheid voor investeerders te creëren.

VI. Steun voor eindafnemers

Hoofdstuk II, afdeling 3, van de verordening van de Raad is gericht op de detailhandelsmarkt en biedt de lidstaten de mogelijkheid om het overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit tijdelijk uit te breiden tot de levering van elektriciteit aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) (artikel 12) en de mogelijkheid om voor zowel huishoudens als kmo’s bij wijze van uitzondering en tijdelijk detailhandelsprijzen onder de kostprijs vast te stellen (artikel 13).

Vóór de crisis was er in elf landen sprake van overheidsinterventie in de prijsstelling voor huishoudens, namelijk België, Bulgarije, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Litouwen, Polen, Portugal, Roemenië en Slowakije 22 in de vorm van gereguleerde prijzen of sociale tarieven. Tijdens de crisis hebben nog eens zeven lidstaten prijsregulering ingevoerd voor huishoudens, namelijk Estland, Finland, Kroatië, Luxemburg, Nederland, Slovenië en Tsjechië.

Van de 25 ontvangen beoordelingen hebben twaalf lidstaten gemeld gebruik te hebben gemaakt van de maatregelen in de verordening van de Raad. Vier lidstaten, namelijk Tsjechië, Estland, Slovenië en Polen, meldden gereguleerde detailhandelsprijzen voor kleine en middelgrote ondernemingen te hebben ingevoerd op grond van artikel 12 van de verordening van de Raad. Daarnaast hebben Frankrijk en Slowakije, die de prijzen voor huishoudens hebben gereguleerd, melding gemaakt van compensatieregelingen voor kmo’s, op grond van staatssteunregels in overeenstemming met het Tijdelijk crisis- en transitiekader (TCTF)23 . Nederland heeft in de prijsstelling ingegrepen om ervoor te zorgen dat de elektriciteitsprijzen voor huishoudens en bedrijven beneden de kostprijs bleven. Deze regeling is bij de Commissie aangemeld en goedgekeurd op grond van het toepasselijke kader voor staatssteun24.

Hoewel artikel 13, punt c), van de verordening van de Raad de lidstaten verplicht leveranciers te vergoeden voor de kosten van de levering van elektriciteit onder de kostprijs, hebben de lidstaten in hun verslagen geen specifieke informatie over dit punt opgenomen.

Daarnaast hebben enkele lidstaten andere soorten maatregelen ten behoeve van kmo’s genoemd. Portugal noemde bijvoorbeeld de verlaging van de nettarieven als een op kmo’s toegespitste prijsinterventie. Denemarken, Letland en Zweden hebben verschillende maatregelen genomen op het gebied van prijsstelling voor verschillende groepen consumenten (ten aanzien van onder meer belastingen, heffingen, kortingen en compensatieregelingen). Duitsland heeft een regeling voor de gehele economie getroffen ter compensatie van hogere elektriciteitskosten voor ondernemingen, zonder echter afbreuk te doen aan de vrijheid van leveranciers om aan de markt deel te nemen25.

In de artikelen 12 en 13 wordt ook voorgeschreven dat er bij elke overheidsinterventie op de detailhandelsmarkt een stimulans moet blijven bestaan om de vraag naar elektriciteit te verminderen. In dit verband hebben verschillende lidstaten, zoals Duitsland, Kroatië, Nederland, Oostenrijk en Roemenië, regelingen gemeld op basis van verbruiksplafonds, waaronder interventies in de prijsstelling of directe of indirecte compensatieregelingen voor eindafnemers.

Gereguleerde prijzen hebben aanzienlijke nadelen. Ze kunnen met name afdoen aan stimulansen voor energie-efficiëntie en de concurrentie ondermijnen, wat op de lange termijn ten nadele van consumenten werkt. Deze zorgen onderstrepen het belang van de regels die van toepassing zijn in de elektriciteitsrichtlijn 2019/944, waarvan de verordening van de Raad afwijkt.

Beoordeling van de verlenging van de maatregel

De crisismaatregel waarmee de lidstaten prijsplafonds voor huishoudens en kmo’s kunnen vaststellen, is duidelijk nuttig gebleken, aangezien verschillende lidstaten van de gelegenheid gebruik hebben gemaakt om bestaande regelingen uit te breiden of om in zeer korte tijd nieuwe regelingen te creëren.

In het voorstel over de hervorming van de opzet van de markt heeft de Commissie nieuwe bepalingen voorgesteld die vergelijkbaar zijn met die in de verordening van de Raad, na een beoordeling van de voor- en nadelen van de maatregelen op het gebied van detailhandel waarover de lidstaten hadden gerapporteerd, van de resultaten van de openbare raadpleging en met het oog op haar richtsnoeren aan de lidstaten voor het begrotingsbeleid voor 2024.26 Meer in het bijzonder heeft de Commissie voorgesteld dat de lidstaten tijdens een elektriciteitsprijscrisis gerichte prijsinterventies kunnen doen voor huishoudens en kmo’s, ook beneden de kostprijs, voor een beperkt volume van het elektriciteitsverbruik en voor een beperkte periode.

Deze mogelijkheid vormt een aanvulling op het bestaande beschermingskader voor energiearme en kwetsbare consumenten, zoals voorzien in de elektriciteitsrichtlijn, op grond waarvan de lidstaten sociale tarieven kunnen toepassen op energiearme en kwetsbare consumenten en de detailhandelsprijzen voor huishoudens en micro-ondernemingen tijdelijk kunnen reguleren totdat de concurrentie op de markt volledig is gevestigd.

Aangezien de maatregel inhoudelijk is opgenomen in het voorstel over de opzet van de markt van de Commissie en rekening houdend met de informatie waarover de Commissie momenteel beschikt, zoals hierboven uiteengezet, ziet de Commissie momenteel geen noodzaak om de maatregel in dit stadium te verlengen.

VII. Voorlopige conclusies

In dit verslag is een overzicht gegeven van de respons die de lidstaten hebben ontvangen op i) hun maatregelen om de vraag te verminderen; ii) de toepassing van het plafond voor inframarginale inkomsten; en iii) de in hoofdstuk II van de verordening van de Raad beschreven interventies om de detailhandelsprijzen vast te stellen. In het verslag staat ook een overzicht van de inbreng van de respondenten bij de openbare raadpleging over deze onderwerpen. De in dit verslag beoordeelde informatie en de huidige en de onder normale omstandigheden te verwachten voorwaarden voor de elektriciteitsvoorziening en -prijzen in de EU, tonen niet aan dat een verlenging van elk van de maatregelen ter vermindering van de vraag, het plafond voor inframarginale inkomsten en maatregelen voor de detailhandel noodzakelijk of raadzaam zouden zijn.

Ten eerste lijken alle rapporterende lidstaten, met betrekking tot maatregelen ter vermindering van de vraag, maatregelen te hebben genomen om de vraag naar elektriciteit te verminderen, voornamelijk door middel van bewustmakingscampagnes en gerichte maatregelen op het gebied van energiebesparing. Hoewel de lidstaten melden dat ze in het algemeen voldoen aan het bindende streefcijfer om het elektriciteitsverbruik tijdens piekuren met 5 % te verminderen, lijkt het erop dat de vermindering van het maandelijkse bruto-elektriciteitsverbruik met 10 % lastig was, maar dit heeft de waargenomen daling van de elektriciteitsprijzen niet belemmerd.

Op basis van de beschikbare informatie ziet de Commissie momenteel geen noodzaak om de maatregelen ter vermindering van de vraag, zoals uiteengezet in de verordening van de Raad, te verlengen. Behoudens onvoorziene veranderingen maakt de huidige elektriciteitsmarkt een dergelijke verlenging niet noodzakelijk. Dit is ook in overeenstemming met de feedback van de meeste respondenten tijdens de openbare raadpleging. Hoewel vraagrespons niet langer nodig is op de korte termijn en middels de instrumenten die zijn vastgelegd in de verordening van de Raad, is vraagrespons wel belangrijk voor goed functionerende elektriciteitsmarkten. Om deze reden heeft de Commissie vraagrespons structureel opgenomen in haar voorstel over de opzet van de elektriciteitsmarkt.

Ten tweede is uit de evaluatie gebleken dat de uitvoering van het inkomstenplafond sterk varieert tussen de lidstaten. Uiteenlopende uitvoeringsstrategieën in de lidstaten hebben naar verluidt geleid tot aanzienlijke onzekerheid bij investeerders. Dit wordt nog verergerd door het feit dat in bepaalde lidstaten de uitvoering van het plafond naar verluidt invloed heeft gehad op het aangaan van PPA’s en andere langetermijncontracten.

Op basis van de beschikbare informatie en gezien de huidige en te verwachten marktomstandigheden is de Commissie van mening dat de voordelen van het huidige plafond voor inframarginale inkomsten niet opwegen tegen de impact op de zekerheid van investeerders en de risico’s voor de werking van de markt en de transitie. De uitdagingen in het uitvoeringsproces staan ook een verlenging van het in de verordening van de Raad vastgelegde plafond voor inframarginale inkomsten in de weg. De conclusie van de Commissie komt overeen met de feedback van de meeste respondenten van de openbare raadpleging, die zich verzetten tegen een verlenging van de maatregel vanwege de onzekerheid voor investeerders.

Ten derde bleek uit de evaluatie dat verschillende lidstaten gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om het toepassingsgebied van de regulering van de detailhandelsprijzen in tijden van crisis uit te breiden naar kmo’s en onder bepaalde voorwaarden prijsregulering onder de kostprijs toe te passen. In haar voorstel over de opzet van de elektriciteitsmarkt heeft de Commissie gelijkwaardige bepalingen opgenomen, die het de lidstaten mogelijk maken om bij wijze van uitzondering en tijdelijk in te grijpen op detailhandelsmarkten door in mogelijke toekomstige crisissituaties een prijs vast te stellen die lager is dan de kosten voor zowel huishoudens als kmo’s. De goedkeuring van het voorstel over de opzet van de elektriciteitsmarkt zou ervoor zorgen dat dergelijke structurele maatregelen deel uitmaken van het regelgevingskader van de EU, zodra het voorstel is goedgekeurd. Gezien het bovenstaande en tegen de achtergrond van de huidige en verwachte omstandigheden voor de levering en prijzen van elektriciteit, is de Commissie van mening dat het niet nodig is om de bepalingen van de artikelen 12 en 13 van de verordening van de Raad te verlengen.

Ten slotte doen de conclusies van de Commissie geen afbreuk aan eventuele aanvullende informatie die de Commissie nog van de lidstaten ontvangt of aan onvoorziene veranderingen in de algemene situatie van de elektriciteitsvoorziening en -prijzen in de EU, aangezien dit verslag is gebaseerd op informatie die de lidstaten slechts enkele maanden na de inwerkingtreding van de maatregelen in de verordening van de Raad hebben ingediend. Mocht de informatie waarop de Commissie dit verslag heeft gebaseerd ingrijpend veranderen, dan moet de Commissie mogelijk haar conclusies dienovereenkomstig aanpassen of snel handelen indien de marktsituatie dit vereist.


1 Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen.

2 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s - De stijgende energieprijzen aanpakken: een toolbox met initiatieven en steunmaatregelen”, COM(2021) 660 final.

3 REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie, COM(2022) 108 final.

4 REPowerEU Plan, COM/2022/230 final.

5 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Kortetermijnmaatregelen op de energiemarkt en verbeteringen op de lange termijn in de opzet van de elektriciteitsmarkt — een gedragslijn, COM(2022) 236 final.

6 Voor zover het om staatsmiddelen gaat, kunnen dergelijke maatregelen worden onderworpen aan staatssteuntoezicht.

7 De maatregel waarbij het indicatieve streefcijfer is ingevoerd, blijft van toepassing tot eind december 2023.

8 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2019/943 en (EU) 2019/942 en de Richtlijnen (EU) 2018/2001 en (EU) 2019/944 om de opzet van de elektriciteitsmarkt van de Unie te verbeteren.

9 De Commissie ontving 1369 reacties; meer dan 700 daarvan waren afkomstig van burgers, ongeveer 450 van bedrijven en bedrijfsverenigingen, ongeveer 40 van nationale of lokale overheden of van nationale regulatoren en ongeveer 70 van netwerkexploitanten. Ook hebben ongeveer 20 energiegemeenschappen, 15 vakbonden en 20 consumentenorganisaties deelgenomen. Ook een aanzienlijk aantal ngo’s, denktanks en onderzoeksorganisaties of andere academische organisaties hebben reacties ingediend.

10 Hongarije en Roemenië.

11 In augustus 2022 lagen de day-ahead- en month-ahead-prijzen op de TTF boven 230 EUR per MWh.

12 Verordening (EU) 2022/2576 van de Raad van 19 december 2022 inzake de bevordering van solidariteit via een betere coördinatie van de aankoop van gas, betrouwbare prijsbenchmarks en de uitwisseling van gas over de grenzen heen, Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag en Verordening (EU) 2023/706 van de Raad van 30 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen.

13 In de EU is de vraag naar aardgas van augustus 2022 tot januari 2023 met 19,2 % of 41,5 miljard m³ verlaagd, vergeleken met het gemiddelde van de voorgaande vijf jaar. Tot dusver heeft de EU haar streefcijfer van 15 % overschreden, wat voor diezelfde periode overeenkomt met 32,5 miljard m³. Bovendien heeft de EU voor de hele periode van augustus 2022 tot maart 2023 al ruim 90 % van haar algemene doelstelling van een reductie van iets meer dan 45 miljard m³ bereikt.

14 Enkele lidstaten, namelijk Italië, Portugal, Slovenië en Spanje, hebben een concurrerende biedprocedure ingevoerd of overwegen deze in te voeren om de vraag naar elektriciteit te verminderen.

15 Cyprus, Kroatië, Polen en Portugal hebben de laagste bereikte niveaus van vermindering van het elektriciteitsverbruik gerapporteerd.

16 In de zin van artikel 2, punt 3), van de verordening van de Raad. Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland en Spanje hebben de hoogste niveaus van vermindering van het elektriciteitsverbruik gerapporteerd. Bij de berekening van de vermindering van het bruto-elektriciteitsverbruik lijken sommige rapporterende lidstaten artikel 3, lid 2, van de verordening van de Raad te hebben toegepast, en andere niet. Artikel 3, lid 2, biedt de lidstaten de mogelijkheid om bij hun respectieve berekeningen van vermindering van het bruto-elektriciteitsverbruik rekening te houden met het toegenomen bruto-elektriciteitsverbruik door het behalen van de streefcijfers voor vermindering van de gasvraag en algemene elektrificatie-inspanningen om fossiele brandstoffen uit te faseren. Daarom moet een vergelijking van deze berekeningen tussen verschillende lidstaten met de nodige voorzichtigheid worden uitgevoerd.

17 https://www.acer.europa.eu/news-and-events/news/acer-submitted-framework-guideline-demand-response-european-commission-first-step-towards-binding-eu-rules

18 De volgende lidstaten hebben melding gemaakt van een plafond van minder dan 180 EUR per MWh voor ten minste één technologie: België, Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Polen, Slowakije en Tsjechië. Spanje heeft al in september 2021 een marktinkomstenplafond ingevoerd voor bepaalde technologieën. De maatregel, die naar verwachting tot eind 2023 zal duren, betreft momenteel een plafond van ongeveer 67 EUR per MWh. In juni 2022 hebben Spanje en Portugal een mechanisme ingevoerd om de groothandelsprijzen voor elektriciteit op de Iberische markt te verlagen, waardoor het effect van het plafond op marktinkomsten wordt beperkt. Het mechanisme is op 8 juni 2022 door de Commissie goedgekeurd onder de zaaknummers SA. 102454 en SA. 102569 en onlangs verlengd tot eind 2023 onder de zaaknummers SA. 106095 en SA. 106096.

19 De volgende lidstaten zijn begonnen het plafond voor inframarginale inkomsten toe te passen vóór 1 december 2022: België (1.8.2022); Cyprus (24.6.2022); Frankrijk (1.7.2022); Griekenland (8.7.2022); Italië (februari 2022 voor enkele producenten van hernieuwbare energie) en Portugal en Spanje (juni 2022).

20 In Finland, Frankrijk, Luxemburg, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje en Tsjechië zijn plafonds voor inframarginale inkomsten of soortgelijke maatregelen tot 31 december 2023 van toepassing. In Cyprus zal het einde van de maatregel gebaseerd zijn op een besluit van de regulator. In Slowakije is de maatregel van kracht tot en met 31 december 2024. Bovendien kan in Duitsland de toepassingsperiode tot 30 april 2024 worden verlengd.

21 Om de voorzieningszekerheid te waarborgen, wordt in artikel 8, lid 1, punt b), van de verordening van de Raad bepaald dat de lidstaten een hoger plafond op marktinkomsten kunnen vaststellen voor producenten die anders aan het Uniebrede plafond op marktinkomsten zouden zijn onderworpen, wanneer hun investerings- en exploitatiekosten hoger zijn dan het Uniebrede plafond op marktinkomsten. Dertien lidstaten hebben deze mogelijkheid opgenomen in hun nationale uitvoering van het plafond voor inframarginale inkomsten, met name voor elektriciteitscentrales op bruinkool, biomassa en olie.

22 Gebaseerd op informatie van de lidstaten, verslagen van nationale regelgevende instanties en maatregelen die door de lidstaten zelf zijn beoordeeld.

23 Mededeling van de Commissie Tijdelijk crisis- en transitiekader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne, 2023/C 101/03.

24 SA.106377 TCTF - Nederland - Scheme for the reduction of energy costs.

25 De regeling werd door de Commissie goedgekeurd op grond van de staatssteunregels, in overeenstemming met het TCTF. SA.104606 TCTF - Duitsland - Temporary cost containment of natural gas, heat and electricity price increases (JOCE C/061/2023).

26De lidstaten moeten de energiesteunmaatregelen uitfaseren, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Indien een verlenging van de steunmaatregelen noodzakelijk zou zijn vanwege de hernieuwde energiedruk, moeten de lidstaten hun maatregelen veel beter richten dan in het verleden, door af te zien van algemene steun en alleen diegenen te beschermen die daar behoefte aan hebben, namelijk kwetsbare huishoudens en bedrijven”, COM(2023) 141 Richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024.

NL NL