Artikelen bij COM(2023)303 - Duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2024

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2024

1. Inleiding

In deze mededeling wordt nader ingegaan op de toestand van de Europese visserij in 2022. Ze bevat ook de voorstellen van de Commissie en het overleg met derde landen over de vangstmogelijkheden voor 2024. Het doel is de veerkracht van vissers te verbeteren, de bestanden tot MDO-niveau (maximale duurzame opbrengst) te herstellen en de gezonde bestanden op MDO-niveau in stand te houden.

Er worden nu veel minder visbestanden overbevist en vissers zien sociaal-economische voordelen van bepaalde bestanden die al enige tijd op gezonder niveau worden beheerd. De hoge brandstofprijzen hebben de geboekte winsten echter ondermijnd, wat aantoont dat de veerkracht van de vissersvloot van de EU moet worden vergroot, zodat de vissersvloot minder afhankelijk is van fossiele brandstoffen en de visbestanden in stand worden gehouden. Om de belangrijkste uitdagingen aan te pakken en de veerkracht van de visserij in de EU te verbeteren, heeft de Commissie een alomvattend en constructief samenwerkingsproces opgezet in het kader van het mededelingenpakket voor de visserij en oceanen1. Het is van cruciaal belang dit engagement en deze dialoog voort te zetten.

Sinds februari 2022 heeft de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne op verschillende manieren gevolgen gehad voor de visserij in de EU, vooral in de Zwarte Zee. Deze situatie heeft geleid tot aanhoudende verstoringen van de visserijactiviteiten en de handelsstromen en had gevolgen voor het wetenschappelijk advies en voor bepaalde onderhandelingen op internationaal niveau. Het is dan ook belangrijk om de veerkracht te versterken om de voedselzekerheid in Europa te waarborgen, de doelstellingen van de Green Deal2 te verwezenlijken, en verdere actie te ondernemen op het gebied van innovatie en energietransitie, zoals wordt benadrukt in het pakket voor de visserij en oceanen.

2. Vorderingen bij de totstandbrenging van een duurzame visserij in de EU

Duurzame visserij betekent dat er niet meer vis gevangen wordt dan de visbestanden jaarlijks kunnen reproduceren. Een bestand wordt duurzaam bevist op het niveau van de maximale duurzame opbrengst als de verhouding tussen de werkelijke visserijsterfte (F) en de visserijsterfte op het niveau van de maximale duurzame opbrengst (FMDO) lager dan of gelijk aan 1 is3.

Dankzij de investeringen van vissers en nationale overheden en de toezegging van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie om de visserij op verantwoorde wijze te beheren, is de visserij duurzamer geworden en worden er nu veel minder bestanden in de EU overbevist.

In 2003 werden de meeste bestanden die van belang waren voor de EU sterk overbevist en bedroeg de mediaan voor de visserijsterfte in het noordoostelijke deel van de Atlantische oceaan 1,68 FMDO. De indicator is sindsdien gedaald en bereikte in 2021 de laagste waarde van 0,76.In de Middellandse Zee en de Zwarte Zee is de mediaan voor de visserijsterfte gedaald van 2,06 FMDO in 2003 tot 1,7 in 20204, en de situatie is verbeterd met meer beoordelingen van de bestanden die nu beschikbaar zijn in vergelijking met het voorgaande jaar. De visserijsterfte is het sterkst gedaald in het oostelijke deel van de Middellandse Zee, gevolgd door de Zwarte Zee en het westelijke deel van de Middellandse Zee. Er is weinig veranderd in het centrale Middellandse Zeegebied.

Waar de visserijsterfte is gedaald, neemt de biomassa van het visbestand toe5. Dit draagt bij tot betere vangsten en winstgevendheid van de visserijen en verhoogt hun koolstofefficiëntie (in termen van kg gevangen vis per kg uitgestoten koolstof). De waarde van goed beheer kan worden geïllustreerd door het feit dat in 2021 in de Golf van Biskaje voor het eerst in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid6 (GVB) geen bestanden werden overbevist. De toename van de vispopulaties in dat gebied was opmerkelijk en bereikte een niveau dat drie keer zo hoog was als het in 2003 opgetekende abundantieniveau.

De aangiften van aanlanding en de verkoopdocumenten zijn van essentieel belang voor het toezicht op het gebruik van de quota en het rapporteren van de geaggregeerde vangstgegevens. Nauwkeurige rapportage is van essentieel belang, aangezien deze de basis vormt voor duurzame visserij en voor betrouwbare wetenschappelijke gegevens. Niettemin blijven er problemen bestaan bij het naar behoren registreren van alle vangsten en het in mindering brengen ervan op de quota, aangezien de manieren waarop lidstaten alle aangelande visserijproducten wegen en deze registreren in vangstregistratiedocumenten te wensen overlaten. Deze bevinding keert regelmatig terug in de evaluaties die de Commissie de afgelopen jaren in verschillende zeebekkens heeft uitgevoerd. De Commissie heeft naar aanleiding van gevallen van niet-naleving in 2022 een nieuwe evaluatiecyclus opgestart en inbreukprocedures ingeleid op grond waarvan de lidstaten maatregelen moeten nemen om hun vangsten nauwkeurig te melden.

Gemiddeld liggen de bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan nu binnen de bandbreedte van de GVB-doelstellingen voor de visserijsterfte. Hoewel in 2022 goede vooruitgang is geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB, is meer vooruitgang nodig, met name in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

2.1 Vangstmogelijkheden in 2023

De vangstmogelijkheden zijn een belangrijke stap voor duurzaam visserijbeheer. In de Atlantische Oceaan, de Oostzee en het Skagerrak/Kattegat worden vangstmogelijkheden voornamelijk gedefinieerd als vangstbeperkingen (bekend als totale toegestane vangsten (TAC’s)).

De compleet andere milieusituatie in de Oostzee en haar rivieren blijft een impact hebben op de visbestanden en de ontwikkeling ervan. Vandaag de dag zijn er in de Oostzee verschillende drukfactoren die hebben geleid tot een achteruitgang van de biodiversiteit. Deze drukfactoren omvatten een hoge mate van verontreiniging door de toevoer van nutriënten en aanhoudend hoge niveaus van contaminanten. Dit is deels het gevolg van het niet uitvoeren van EU-wetgeving7. Vier van de tien visserijtakken (haring in het westelijke deel van de Oostzee, de twee kabeljauwbestanden en zalm in het hoofdbekken) worden niet meer gericht bevist en mogen alleen als bijvangst worden aangeland. De overige gerichte visserijen zijn de andere pelagische soorten (sprot en haring in het centrale deel van de Oostzee, de Botnische Golf en de Golf van Riga) en schol, waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld in overeenstemming met de MDO, en zalm in de Botnische Golf en in de Finse Golf, waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld overeenkomstig de voorzorgsbenadering. Het meerjarenplan voor de Oostzee8 maakt gebruik van alle instrumenten, d.w.z. het opschorten van visserij op doelsoorten, het vaststellen van TAC’s onder de aanbevolen maximumniveaus, het sluiten van paaiplaatsen en het beperken van de recreatievisserij, om visbestanden die in moeilijkheden verkeren, te helpen herstellen. Maar tenzij de lidstaten de EU-wetgeving volledig toepassen en uitvoeren, zullen deze instrumenten niet volstaan voor een herstel van alle visbestanden. In de ministeriële verklaring van de Oostzee-conferentie (Our Baltic) werd toegezegd de EU-wetgeving volledig uit te voeren; dat is van essentieel belang9.

Maatregelen om de uitdagingen in verband met de druk van verontreiniging, eutrofiëring en klimaatverandering op de mariene ecosystemen, de visserij en de aquacultuur het hoofd te bieden, beginnen met input van de wetenschappelijke gemeenschap. De wetenschap stelt beleidsmakers in staat met kennis van zaken beslissingen te nemen en de ecosysteemgerichte aanpak van het visserij- en aquacultuurbeheer, een van de kernbeginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, volledig toe te passen.

In het Skagerrak/de Atlantische wateren is er minder druk op de visbestanden en zijn de milieuomstandigheden anders. In deze zeebekkens heeft het duurzame beheer van 29 bestanden positieve resultaten opgeleverd en zijn de TAC’s in de belangrijkste commerciële visserijtakken verhoogd voor 2023.

Voor bestanden die met het Verenigd Koninkrijk worden gedeeld, zijn beide partijen binnen de in de handels- en samenwerkingsovereenkomst vastgestelde termijn10 TAC’s overeengekomen die in overeenstemming zijn met de MDO, voor de meeste bestanden waarvoor advies beschikbaar was. Voor zeven bestanden (waarvoor een nulvangst werd geadviseerd) kwamen de partijen voor zes bestanden een lage vangstbeperking overeen, die alleen betrekking heeft op bijvangsten, om in overeenstemming met de GVB-verordening verstikking in de gemengde visserij te voorkomen11. Op advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) over het niveau van de TAC zijn de partijen overeengekomen voor één bestand toezicht te houden op de TAC12. De besprekingen tussen beide partijen in het kader van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij droegen bij tot het stroomlijnen van het jaarlijkse overleg en het bereiken van een tijdschema en een bevredigend akkoord13.

Wat de tussen de EU, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk gedeelde bestanden betreft, zijn de drie partijen overeengekomen de TAC’s vast te stellen overeenkomstig het MDO-advies. Voor het verdere herstel van het kabeljauwbestand in de Noordzee hebben zij de herstelmaatregelen voortgezet en de TAC voor twee bestanden vastgesteld onder het wetenschappelijk advies vanwege hun interactie met kabeljauw in gemengde visserijen. De TAC’s voor haring in de Noordzee zijn vastgesteld in overeenstemming met het wetenschappelijk advies en de partijen zijn overeengekomen de vangstbeperkingen voort te zetten om de gevolgen voor de uitgedunde haringbestanden in het westelijke deel van de Oostzee te beperken. De partijen zijn overeengekomen om in 2023 het huidige beheermodel en de aanpak voor het vaststellen van TAC’s voor Noordzeeharing te herzien14. Voor het enige beoordeelde bestand dat bilateraal met Noorwegen wordt gedeeld, werd de TAC vastgelegd op MDO-niveau15. In dit verband zou het afwijken van bestaande verdelingsregelingen voor gezamenlijk beheerde bestanden negatieve gevolgen kunnen hebben voor hun status en de doelstelling om TAC’s op MDO-niveau vast te stellen in gevaar kunnen brengen.

Wat de wijdverspreide bestanden16 van makreel, blauwe wijting en Atlantisch-Scandinavische haring betreft, zijn de kuststaten17 overeengekomen de totale TAC’s vast te stellen op MDO-niveau. Bij gebrek aan verdelingsregelingen blijft de som van de quota van de kuststaten echter hoger dan de totale overeengekomen TAC. De EU heeft een verantwoorde aanpak gevolgd om na de laatste overeengekomen verdelingen geen unilaterale verhogingen toe te passen, hetgeen niet door alle kuststaten werd gevolgd. Deze situatie zet de duurzaamheid van deze bestanden nu al onder druk. De Commissie voert actief overleg met andere kuststaten met het oog op het sluiten van nieuwe verdelingsregelingen inzake duurzaam beheer van de visstand.

In de Middellandse Zee en de Zwarte Zee gaat het om gemengde visserijen die veel bestanden met derde landen delen. De visserijsterfte komt in de buurt van het duurzame niveau voor sommige bestanden, waarbij voor zeven soorten de FMDO werd gehaald in 2020, maar veel bestanden worden nog altijd boven het duurzame niveau bevist. Er moeten maatregelen worden genomen om de visserijinspanning verder te verminderen en de MDO-doelstelling te bereiken, met name door toepassing van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee18 en de strategie voor 2030 van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM)19. De vangstmogelijkheden voor 2023 zijn in overeenstemming met een aanzienlijk pakket maatregelen dat in 2022 is aangenomen.

Om de MDO-doelstelling in het kader van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee tegen 2025 te verwezenlijken, gaan de vangstmogelijkheden20 uit van een geïntegreerde aanpak, waarbij wordt voortgebouwd op beheersinstrumenten en het compensatiemechanisme wordt ontwikkeld dat het gebruik van selectievere vistuigen en het sluiten van gebieden aanmoedigt. De lidstaten worden aangemoedigd om in het kader van dit mechanisme maatregelen te blijven nemen. De Raad heeft ook maximale vangstbeperkingen voor de meest overbeviste diepzeegarnalen vastgesteld en inspanningsmaxima voor beugvisserijvaartuigen gehandhaafd.

Intensieve werkzaamheden in het kader van de GFCM, die worden gesteund door het consistente standpunt van de EU in de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s), hebben geleid tot de vaststelling van belangrijke besluiten. Bovenal hebben deze werkzaamheden geleid tot vijf meerjarige beheerplannen die gebaseerd zijn op de beginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit heeft geleid tot de vaststelling van maximale vangstbeperkingen voor diepzeegarnaal in de Ionische Zee, de Levantijnse Zee en het Kanaal van Sicilië (met inbegrip van regelingen voor heek) en van maximumniveaus voor de vangsten voor zeebrasem in de Zee van Alborán. Er is een langetermijnbeheerplan van de GFCM voor kleine pelagische soorten in de Adriatische Zee overeengekomen om te zorgen voor hoge langetermijnopbrengsten die in overeenstemming zijn met de MDO, lagere vangstbeperkingen voor ansjovis en sardines in 2023 en een bevriezing van de capaciteit van pelagische trawlers en ringzegenvaartuigen. De GFCM is ook doorgegaan met de uitvoering van het meerjarenplan voor demersale bestanden in de Adriatische Zee, waarbij een maximale toegestane visserijinspanning voor zowel bodem- als boomkortrawlers wordt vastgesteld, teneinde in 2026 de MDO-doelstelling voor alle belangrijke bestanden te halen. De GFCM heeft oogstbeperkingen voor rood koraal en een maximale visserijinspanning voor goudmakreel in de internationale wateren van de Middellandse Zee vastgesteld. Voor de Zwarte Zee is in het kader van het GFCM-plan het TAC-niveau voor tarbot vastgesteld en is voor sprot een autonoom quotum van de Unie bepaald.

De EU heeft ook overeenstemming bereikt over ambitieuze maatregelen voor de zeevisserij op Europese aal21, waaronder een uitbreiding van het vangstverbod op zee van drie naar zes maanden, een periode die samenvalt met de migratie van jonge aal en volwassen aal tussen de zee en de rivieren. Deze maatregelen zullen in 2023 worden onderworpen aan een verscherpt toezicht op de uitvoering ervan. De Commissie zal nauwlettend toezien op de voortgang bij de uitvoering van de maatregelen in de gezamenlijke verklaring over de versterking van het herstel van Europese aal, die door de Commissie en een aantal lidstaten is ondertekend.

3. Toestand van de EU-vloot

De lidstaten moeten de vloten onder de nationale maxima voor vaartuigcapaciteit (brutotonnage) en motorvermogen (kW) houden. Zij moeten de capaciteit van onevenwichtige vloten verminderen door jaarlijks verslag uit te brengen over de biologische en economische duurzaamheid van de vloten. Als er aanwijzingen zijn voor een gebrek aan evenwicht, moeten zij actieplannen indienen om dat evenwicht binnen een duidelijk tijdsbestek te herstellen. Capaciteit die met overheidssteun wordt onttrokken, mag niet worden vervangen.

Sinds 2022 is het aantal vaartuigen, de brutotonnage en het motorvermogen gedaald met respectievelijk 0,3 %, 0,7 % en 0,5 %. In december 2022 bestond de in de EU geregistreerde vloot22 uit 72 472 vaartuigen, met een tonnage van 1 321 454 bt en een vermogen van 5 264 658 kW.

De lidstaten geven in hun verslagen van 2022 aan dat hun vloten onder de maxima liggen en voldoen aan de vereisten van artikel 22 van de GVB-verordening. Er bestaat echter bezorgdheid over de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de gegevens die ten grondslag liggen aan de nationale rapporten en over het bestaan of de nauwkeurigheid van de actieplannen van de lidstaten. In de mededeling over het gemeenschappelijk visserijbeleid23 roept de Commissie de lidstaten op hun beheer van de vangstcapaciteit transparanter en flexibeler te maken, en de eventuele herverdeling van ongebruikte capaciteit voor structurele investeringen aan boord te vergemakkelijken.

4. Sociaal-economische prestaties

Energie is een van de belangrijkste kostenposten van de vissersvloot van de EU. De piek in brandstofprijzen24 had grote gevolgen voor de sociaal-economische prestaties van de vissersvloot van de EU in 2022. Dit effect volgt op de eerdere onderbreking van de positieve economische trends als gevolg van de COVID-19-uitbraak in 2020 en de marktverstoring als gevolg van de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne. Geschat wordt dat een stijging van de brandstofprijs met 10 eurocent voor de gehele vissersvloot van de EU de jaarlijkse brutowinst met 185 miljoen EUR (of 16 % van de jaarlijkse brutowinst van 2020) doet dalen. In verschillende vlootsegmenten die brandstofintensief vistuig gebruiken, kunnen de energiekosten tot de helft van de totale waarde van de aanlandingen bedragen.

Als gevolg daarvan heeft de vissersvloot van de EU voor het eerst sinds 2008 verlies geleden. Nadat de brandstofprijzen in de zomer van 2022 een piek van 1,2 EUR per liter bereikten, zijn de prijzen in het eerste kwartaal van 2023 geleidelijk gedaald tot 0,8-0,9 EUR per liter. Verwacht wordt dat de vissersvloot van de EU met de huidige brandstofprijzen een bruto toegevoegde waarde van ongeveer 2,5 miljard EUR en een brutowinst van bijna 300 miljoen EUR kan genereren, zijn operationele kosten kan dekken en in 2023 werkgelegenheid en lonen voor 125 000 vissers kan behouden. Dit is een aanzienlijke verbetering ten opzichte van 2022, toen de meeste vissersvloten van de EU hun operationele kosten niet konden dekken. Met de huidige brandstofprijzen, die 70 % hoger blijven dan de prijzen van 2021, zal de vloot in 2023 gemiddeld echter een zeer kleine tot geen nettowinst genereren.

De impact hiervan is niet dezelfde voor alle vlootsegmenten. In grote lijnen presteren vlootsegmenten die afhankelijk zijn van duurzaam geëxploiteerde bestanden en die hun energie-efficiëntie hebben vergroot (of hun brandstofintensiteit hebben verlaagd), doorgaans beter en genereren zij hogere lonen voor hun bemanningen, ondanks de huidige ongunstige economische omstandigheden. Dit illustreert de belangrijke sociaal-economische voordelen die de vissersvloten van de EU hebben geboekt op het gebied van de instandhouding van de bestanden en de energie-efficiëntie.

De vissersvloot van de EU zal naar verwachting in 2023 zijn operationele kosten dekken en de werkgelegenheid handhaven, maar zal financieel kwetsbaar blijven. Deze kwetsbaarheid is het gevolg van het hoge energieverbruik en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. In het kader van het energietransitie-initiatief25 worden verschillende maatregelen voorgesteld om de sector te helpen zijn energietransitie te versnellen en de doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 te verwezenlijken. Het initiatief omvat acties om de lidstaten te begeleiden hoe zij de financiering die beschikbaar is in het kader van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur26 (EFMZVA) het best kunnen gebruiken om de verwezenlijking van de energietransitie te ondersteunen.

Om de rechtstreekse gevolgen voor de EU van de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne in 2022 te verzachten, heeft de Commissie in 2022 snel actie ondernomen om het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij27 (EFMZV) en het EFMZVA ertoe aan te zetten om crisissteunmaatregelen uit te voeren28. Wat het EFMZV betreft, hebben 14 lidstaten wijzigingen aangebracht in hun operationele programma’s om deze steun vrij te maken. De steun kan worden gecombineerd met de andere beschikbare crisispakketten, met name het tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen29, waarbij tot 300 000 EUR beschikbaar is voor bedrijven in de visserij- en aquacultuursector tot eind 2023.

5. Aanlandingsverplichting

Onderzoeksprojecten en samenwerking tussen alle belanghebbenden hebben waardevolle lessen opgeleverd over het beheer van teruggooi in het kader van de aanlandingsverplichting en over de samenwerking met belanghebbenden. Hierdoor is meer kennis verworven van de (mitigatie-)instrumenten, de vangstsituatie in verschillende visserijen en zeebekkens en van de wijze waarop ongewenste vangsten kunnen worden voorkomen door het gebruik van selectievere vistuigen of -technieken, het nemen van ruimtelijke of temporele maatregelen of realtimesluitingen.

Het EFMZV en het EFMZVA (die een hoog percentage staatssteun bieden) verlenen steun voor de uitvoering van de aanlandingsverplichting. Eind 202230 hebben de lidstaten 5 160 activiteiten met een waarde van in totaal 180,7 miljoen EUR aan EFMZV-financiering geselecteerd voor de aanlandingsverplichting (een stijging vergeleken met 4 762 activiteiten en 169,2 miljoen EUR in het jaar daarvoor). De meeste activiteiten waren erop gericht de toegevoegde waarde of kwaliteit van ongewenste vangsten te verbeteren31, de impact van de visserij op het mariene milieu te beperken en teruggooi uit te bannen32.

De maatregelen van de lidstaten om de aanlandingsverplichting te monitoren en te handhaven blijven echter ontoereikend. De grootste risico’s in verband met de aanlandingsverplichting, zoals de illegale en ongedocumenteerde teruggooi van vangsten tijdens de visserij op zee, worden onvoldoende beperkt. De huidige prikkels voor niet-naleving33 moeten worden voorkomen en ontmoedigd door monitoring en handhaving. In de GVB-verordening wordt erkend dat het moeilijk is de aanlandingsverplichting uit te voeren in gemengde visserijen waarbij meer dan één soort aanwezig is, waar bij dezelfde visserijhandeling waarschijnlijk verschillende soorten worden gevangen, en waar instrumenten zoals quotaruil beschikbaar zijn.

Momenteel maken de lidstaten meestal gebruik van traditionele monitoringtechnieken34, die ontoereikend zijn35. Het Parlement en de Raad hebben onlangs overeenstemming bereikt over een herzien visserijcontrolesysteem op basis van een voorstel van de Commissie, met name om het gebruik van instrumenten voor elektronische monitoring op afstand (REM) verplicht te stellen. Het Europees Bureau voor visserijcontrole (EBVC) helpt de lidstaten bij het opstellen van operationele REM-plannen voor proefprojecten op regionaal en nationaal niveau en bij het vaststellen van de beste strategieën om toezicht te houden op de naleving.

Zwakke naleving, ongedocumenteerde teruggooi en onjuiste rapportage van vangsten ondermijnen de nauwkeurigheid van vangstgegevens (aanlandingen, ongewenste vangsten en teruggooi) en de rapportage, die de kwaliteit van wetenschappelijk advies schragen. De lidstaten en de Commissie werken in 2023 samen met het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) om de vrijstellingen van de aanlandingsverplichting te herzien om de gegevens te verbeteren. De Commissie heeft ook een studie uitgevoerd via Cinea36 om toezicht te houden op de uitvoering van de aanlandingsverplichting voor visserijen van de lidstaten in de Oostzee, de Noordzee en de westelijke wateren van de Atlantische Oceaan. Het is van essentieel belang de monitoring en handhaving te verbeteren om ervoor te zorgen dat de vangstgegevens juist zijn, aangezien de wetenschappers de in logboeken gerapporteerde en in het kader voor de gegevensverzameling37 verzamelde gegevens gebruiken om wetenschappelijk advies te onderbouwen. Zoals in de mededeling over het GVB38 wordt benadrukt, is de nauwkeurigheid van gegevens van essentieel belang voor de beoordelingen die de Commissie helpen beslissen of het optreden van de EU moet worden voortgezet of aangepast.

6. Aandachtspunten en oriëntaties voor de voorstellen voor vangstmogelijkheden voor 2024

6.1. Cruciale fasen voor de vaststelling van de volgende vangstmogelijkheden

De Commissie zal haar voorstellen voor vangstmogelijkheden voor 2024 baseren op het wetenschappelijk advies van de ICES en het WTECV, met inbegrip van overwegingen inzake het ecosysteem, op de besluiten die tijdens internationale onderhandelingen met derde landen zijn genomen, op besluiten die de ROVB’s in 2023 hebben genomen en op een sociaal-economische analyse.

De Commissie neemt in haar voorlopige voorstellen zo veel mogelijk bestanden op, rekening houdend met de noodzakelijke tijdige verstrekking van het wetenschappelijk advies.

De Commissie verzoekt de lidstaten en belanghebbenden om het wetenschappelijk advies te beoordelen zodra dat publiekelijk beschikbaar is. Belanghebbenden kunnen ook aanbevelingen doen via adviesraden en nationale autoriteiten en op eigen initiatief.

De Commissie zal vanaf oktober verschillende keren overleg plegen met het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en andere kuststaten, teneinde het resultaat tijdig te kunnen verwerken in de Raad van december.

De Commissie zal niet alleen vangstmogelijkheden vaststellen, maar gedurende het hele jaar er ook aan werken om vooruitgang te boeken op het vlak van verdelingsregelingen voor wijdverspreide bestanden met derde landen die dergelijke regelingen niet hebben getroffen, om ervoor te zorgen dat gedeelde bestanden op duurzame wijze worden bevist.

6.2. Vaststelling van vangstmogelijkheden voor verschillende zeebekkens

Voor bestanden die uitsluitend door de EU worden beheerd in de Oostzee, het Skagerrak/Kattegat en de Atlantische Oceaan, zal de Commissie quota voorstellen die in overeenstemming zijn met de MDO zodra het advies daarover beschikbaar is. Als beheerplannen flexibiliteit bieden om vangstbeperkingen vast te stellen, kan de Commissie voorstellen het bovenste segment van de MDO-bandbreedte toe te passen voor gezonde bestanden, op voorwaarde dat uit het wetenschappelijk advies blijkt dat dit nodig is om de doelstellingen van de meerjarenplannen te verwezenlijken, met name voor gemengde visserijen. Voor bestanden waarvoor het wetenschappelijk advies een nulvangst inhoudt of waarvan de biomassa zo sterk is afgenomen dat zij onder een veilige grens zijn gezakt, zal de Commissie herstelmaatregelen voorstellen zoals uiteengezet in elk meerjarenplan om de bestanden weer op te bouwen. De actie zal erop gericht zijn zo spoedig mogelijk een volledige wetenschappelijke MDO-evaluatie van andere belangrijke bestanden te realiseren.

Voor de aanlandingsverplichting worden in voorkomend geval de de-minimisvrijstellingen of op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstellingen in mindering gebracht op het ICES-advies. De Commissie zal ook de vooruitgang evalueren die de lidstaten hebben geboekt bij de uitvoering van de huidige bijvangstbeperkende maatregelen, die gepaard gaan met TAC’s voor de onvermijdelijke bijvangst die alleen zijn vastgesteld om mogelijke verstikkingssituaties te verlichten.

De Commissie is van plan om waar mogelijk over te stappen naar een systeem van meerjarige TAC’s voor uitsluitend door de EU beheerde bestanden. Dit zal leiden tot meer efficiëntie en voorspelbaarheid voor de visserijbedrijven in de EU voor bestanden die in nauw overleg met de lidstaten, belanghebbenden en de ICES zijn geselecteerd. De lidstaten wordt verzocht een lijst op te stellen van prioritaire bestanden waarvoor zij TAC’s voor twee jaar aanbevelen. Na een evaluatie zal de Commissie de ICES verzoeken de geïdentificeerde bestanden te beoordelen:






i. aan de hand van de criteria van het meerjarige advies van de ICES;
ii. wat betreft de haalbaarheid van meerjarig advies; alsmede
iii. wat betreft de mogelijke gevolgen van dergelijk meerjarig advies.


Voor gedeelde bestanden die met het Verenig Koninkrijk, Noorwegen en andere kuststaten worden beheerd, zal de EU haar standpunt blijven baseren op het beste beschikbare wetenschappelijk advies, met als doel vangstmogelijkheden in overeenstemming met de MDO vast te stellen. De EU zal gevolg geven aan gezamenlijke toezeggingen van de EU en het Verenigd Koninkrijk in het Gespecialiseerd Comité voor de visserij, met als doel tot duurzame visserij en een duurzaam beheer van gedeelde bestanden te komen. De EU zal gevolg geven aan soortgelijke verbintenissen in het trilaterale kader (EU, Verenigd Koninkrijk, Noorwegen) en bij het streven naar duurzame en alomvattende verdelingsregelingen voor bestanden van kuststaten. Deze werkzaamheden maken deel uit van de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid en bestrijken ongeveer 70 % van alle TAC’s die in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan zijn vastgesteld. De Commissie streeft ernaar de samenwerking en het klimaat van deze raadplegingen te verbeteren.

Voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee is het van essentieel belang dat de lidstaten zich blijven inspannen om de doelstellingen van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee en van de GFCM in het kader van de strategie voor 2030 te verwezenlijken. De Commissie moedigt de lidstaten aan begeleidende maatregelen in het kader van de EFMZVA-programma’s uit te voeren. Aangezien dit het laatste jaar is van de overgangsperiode van het meerjarenplan, zal met het voorstel voor vangstmogelijkheden worden gestreefd naar volledige uitvoering om uiterlijk op 1 januari 2025 voor alle bestanden de MDO te bereiken, volgens een holistische aanpak. Het moet met name de beschikbare beheersinstrumenten en het compensatiemechanisme omvatten om de selectiviteit van het vistuig en de sluitingen van gebieden te verbeteren. Het WTECV evalueert jaarlijks de uitvoering van het meerjarenplan. De Commissie is ook begonnen met werkzaamheden aan elk aspect van duurzaamheid om in juli 2024 verslag uit te brengen over de resultaten en de impact van het plan op de betrokken bestanden en visserijen.

Het beheer van gedeelde bestanden is ook nodig om duurzaamheid in internationale wateren te waarborgen en een gelijk speelveld in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee te verzekeren. Hiertoe omvat het voorstel voor de vangstmogelijkheden in 2024 de maatregelen die voortvloeien uit reeds geldende maatregelen van de GFCM en aanvullende maatregelen die moeten worden vastgesteld op de jaarvergadering van de GFCM in november. Voor soorten in de Zwarte Zee zal de Commissie TAC’s en quota voorstellen voor tarbot in overeenstemming met de maatregelen die tijdens de jaarlijkse zitting moeten worden vastgesteld, en voor sprot.

De vooruitgang in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee moet worden voortgezet en versneld tijdens de GFCM-conferentie op hoog niveau in Malta van 3-4 oktober 2023. Alle lidstaten moeten actie blijven ondernemen om de duurzaamheid van bestanden te bereiken, aangezien dit de basis vormt voor een veerkrachtige visserijsector, en voor de bescherming van de ecosystemen in deze zeebekkens.

Gezien de noodzaak om de Europese aal beter te beschermen, en de uitvoering van de vangstmogelijkheden voor 2023 nauwlettend te monitoren en de maatregelen voor 2024 voor mariene wateren te beoordelen, roept de Commissie de lidstaten op hun aalbeheerplannen uit hoofde van de aalverordening te verbeteren, in overeenstemming met hun milieuverplichtingen39. Het is belangrijk de maatregelen in de binnenwateren op te voeren om een gelijk speelveld tot stand te brengen, aangezien het sterftecijfer voor aal in binnenwateren aanzienlijk is en dringend herstelmaatregelen vereist. De GFCM werkt momenteel aan toekomstige langetermijnbeheerplannen, met name voor Europese aal en goudmakreel, waarvoor de huidige maatregelen in 2023 aflopen.

7. Conclusie

De duurzaamheid van de visserij in de EU is in 2022 verbeterd. De situatie in de Oostzee blijft echter een uitdaging, aangezien een aantal voorheen belangrijke commerciële bestanden teruglopen als gevolg van diverse vormen van druk. De klimaatverandering heeft gevolgen voor menselijke activiteiten, de intensiteit van de druk en bepaalde aspecten van de toestand, alsook de verbanden daartussen. Er zijn meer maatregelen en grotere betrokkenheid nodig om de situatie in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee aan te pakken.

De voorstellen van de Commissie voor de vangstmogelijkheden voor 2024 zullen erop gericht zijn de bestanden in staat te stellen zich te herstellen en de visbestanden die een duurzaam niveau hebben bereikt, te consolideren. Dit zal de veerkracht van de vissers vergroten. De verdere uitvoering van de EU-wetgeving door de lidstaten is belangrijk, evenals de voortdurende inspanningen van de Commissie om maatregelen te nemen om de overige drukfactoren op visbestanden aan te pakken. De EU bestrijdt mariene verontreiniging door middel van een aantal wetgevings- en beleidsinitiatieven in het bredere kader van het actieplan om de verontreiniging naar nul terug te brengen40.

Zoals vermeld in het pakket voor de visserij en oceanen moeten we nu meer inspanningen leveren om onze mariene gebieden en de Europese visserij gereed te maken voor de toekomst. Een bloeiende visserijsector is van cruciaal belang om de Europese kustgemeenschappen in stand te houden en de overgang naar duurzame voedselsystemen in goede banen te leiden.

De Commissie verzoekt de lidstaten, adviesraden, belanghebbenden en het publiek om uiterlijk 31 augustus 2023 feedback over deze mededeling te geven.


41PLANNING VAN DE WERKZAAMHEDEN

WanneerWat
Mei-november 2023Wetenschappelijk advies van de ICES
Juni-eind augustus 2023Openbare raadpleging over de mededeling
Eind augustus 2023Vaststelling door de Commissie van het voorstel voor de vangstmogelijkheden voor de Oostzee
Oktober-december 2023Jaarlijks overleg over de vangstmogelijkheden met het VK, met het VK en Noorwegen, en met Noorwegen
Medio september 2023Vaststelling door de Commissie van het voorstel voor de vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee
Oktober 2023Zitting van de Raad over de vangstmogelijkheden voor de Oostzee

Overleg met de kuststaten over wijdverspreide bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan
Eind oktober 2023Vaststelling door de Commissie van het voorstel voor de vangstmogelijkheden voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee
7-11 november 2023Jaarvergadering van de GFCM
1 december 2023Beoordeling van de bestanden en advies over het beheer door het WTECV
December 2023Zitting van de Raad over de vangstmogelijkheden voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee

Zitting van de Raad over de vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee


1 COM(2023) 100 final; COM(2023) 101 final; COM(2023) 102 final; en COM(2023) 103 final.

2 COM(2019) 640 final.

3 Zie deel 1 van het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie voor een gedetailleerde analyse van de FMDO en de toestand van de biomassa van visbestanden in alle zeebekkens.

4 De waarde voor 2021 is nog niet beschikbaar aangezien de GFCM-beoordelingen zijn uitgevoerd met gegevens tot 2020.

5 +18 % in totaal, +39 % in het noordoostelijke deel van de Atlantische oceaan, +6 % in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee sinds 2003.

6 Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid.

7 Met name de nitratenrichtlijn, de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, de kaderrichtlijn mariene strategie, de kaderrichtlijn water, de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn, de kaderrichtlijn afvalstoffen, de richtlijn maritieme ruimtelijke planning, de richtlijn kunststoffen voor eenmalig gebruik, de GVB-verordening, het geïntegreerd maritiem beleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

8 Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren.

9 https://commission.europa.eu/system/files/2020-09/ministerial_declaration_our_baltic_conference.pdf

10 Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds ST/5198/2021/INIT (PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10).

11 Overweging 51 van Verordening (EU) 2023/194 van de Raad van 30 januari 2023 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling, voor 2023 en 2024, van dergelijke vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden.

12 Schriftelijk verslag van het visserijoverleg tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie voor 2023: https://oceans-and-fisheries.ec.europa.eu/system/files/2022-12/2023-eu-uk-fisheries-consultations_en.pdf

13 Voor notulen van vergaderingen van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij (Specialised Committee on Fisheries — SCF), zie: https://commission.europa.eu/strategy-and-policy/relations-non-eu-countries/relations-united-kingdom/eu-uk-trade-and-cooperation-agreement/meetings-eu-uk-partnership-council-and-specialised-committees-under-trade-and-cooperation-agreement/specialised-committee-fisheries_en

14 Verslag van het visserijoverleg tussen de Europese Unie, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk voor 2023: https://oceans-and-fisheries.ec.europa.eu/system/files/2022-12/2023-eu-no-uk-fisheries-consultations_en.pdf

15 Overzicht van de conclusies van het visserijoverleg tussen Noorwegen en de Europese Unie inzake de reglementering van de visserij in het Skagerrak en het Kattegat voor 2023: https://oceans-and-fisheries.ec.europa.eu/system/files/2023-03/2023-eu-norway-skagerrak-fisheries-consultations_en.pdf

16 https://www.ices.dk/community/groups/pages/wgwide.aspx De WGWIDE (Working Group on Widely Distributed Stocks — werkgroep voor wijdverspreide bestanden) verzamelt en analyseert gegevens over grote bestanden van pelagische soorten en andere wijdverspreide en over grote afstanden trekkende soorten.

17 Kuststaten in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan voor de desbetreffende bestanden zijn de Europese Unie, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, IJsland, de Faeröer, Groenland en de Russische Federatie.

18 Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014.

19 GFCM 2030 Strategy for sustainable fisheries and aquaculture in the Mediterranean and the Black Sea; https://www.fao.org/documents/card/en/c/cb7562en

20 Verordening (EU) 2023/195 van de Raad van 30 januari 2023 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

21 Artikel 13 van Verordening (EU) 2023/195.

22 Met inbegrip van vaartuigen in de ultraperifere gebieden.

23 COM(2023) 103 final.

24 Meer dan het dubbele in 2022 vergeleken met de gemiddelde prijzen in 2021.

25 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de energietransitie van de visserij- en aquacultuursector in de EU (COM(2023) 100 final).

26 Verordening (EU) 2021/1139.

27 Verordening (EU) nr. 508/2014.

28 Verordening (EU) 2022/1278 en Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/500 van de Commissie.

29 Mededeling van de Commissie — Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne (2022/C 131 I/01).

30 Uitvoeringsverslag 2022 van het EFMZV, directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij, nog niet gepubliceerd.

31 Artikel 42 van de EFMZV-verordening.

32 Artikelen 38 en 39 van de EFMZV-verordening.

33 Deze omvatten illegale en ongedocumenteerde teruggooi om “verstikking” te voorkomen, winst te maximaliseren (“highgrading”) en de kosten voor het afhandelen en de opslag van vangsten met een lage marktwaarde te beperken.

34 Zoals inspecties op zee, inspecties bij de aanlanding, gegevensanalyse en waarnemingen vanuit de lucht.

35 Verschillende lidstaten zijn overeengekomen om deel te nemen in een door het EBVC gecoördineerd REM-proefproject om de beste praktijken over REM-controles te leren (een of twee vaartuigen per lidstaat). Denemarken gebruikt elektronische monitoring op afstand in de langoustinevloot die actief is in het Kattegat en Nederland voert op enkele vaartuigen in de Noordzee een volledig gedocumenteerde visserijregeling uit. Geen van beide projecten wordt gebruikt voor controle- en handhavingsdoeleinden.

36 https://op.europa.eu/nl/publication-detail/-/publication/89868cc6-015f-11ec-8f47-01aa75ed71a1

37 Verordening (EU) 2017/1004.

38 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad — Het gemeenschappelijk visserijbeleid vandaag en morgen: een Visserij- en oceaanpact voor duurzaam, wetenschappelijk onderbouwd, innovatief en inclusief visserijbeheer (COM(2023) 103 final).

39 COM(2023) 102 final.

40 Deze omvatten het stellen van limieten aan zwerfvuil op zee, aan geluid onder water, aan nutriënten en aan contaminanten in de kaderrichtlijn mariene strategie, en het uitvoeren van maatregelen om deze limieten te halen (COM(2021) 400 final).

41 Voor door ROVB’s beheerde bestanden in EU-wateren en bepaalde wateren buiten de EU worden na de jaarvergadering van de ROVB’s vangstmogelijkheden vastgesteld door herziening van de verordening van de Raad tot vaststelling van de vangstmogelijkheden.

NL NL