Artikelen bij COM(2023)328 - Machtiging van Frankrijk om te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de veiligheids- en interoperabiliteitseisen op de vaste kanaalverbinding en deze te ondertekenen en te sluiten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1

De Franse Republiek wordt gemachtigd te onderhandelen over een internationale overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk inzake de veiligheids- en interoperabiliteitsvereisten op de vaste kanaalverbinding en de samenwerking tussen het EPSF en het ORR (“de overeenkomst”), en deze te ondertekenen en te sluiten.

De machtiging is onderworpen aan de voorwaarden van de artikelen 2 en 3 van dit besluit.

Artikel 2

1.Met betrekking tot het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder de jurisdictie van de Franse Republiek valt, voldoet de overeenkomst aan de volgende voorwaarden:

(a)De overeenkomst is in alle opzichten verenigbaar zijn met het Unierecht. De beginselen van voorrang en, in voorkomend geval, rechtstreekse werking van het Unierecht worden gewaarborgd.

(b)Geschillen tussen de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk over de toepassing van de overeenkomst worden niet voorgelegd aan het scheidsgerecht dat is ingesteld bij artikel 19 van het Verdrag van Canterbury of aan enige andere vorm van juridisch bindende geschillenbeslechting.

(c)De Franse Republiek behoudt het recht om de overeenkomst eenzijdig op te schorten of stop te zetten, teneinde de volledige, correcte en onverwijlde toepassing van het Unierecht te waarborgen op dat deel van de vaste kanaalverbinding dat onder zijn jurisdictie valt. 

(d)De overeenkomst voorziet in een mechanisme voor de wijziging ervan, teneinde ze aan te passen aan wijzigingen in het Unierecht.

(e)De onafhankelijkheid en de respectieve bevoegdheden die krachtens het Unierecht aan het Spoorwegbureau van de Europese Unie en het EPSF, als nationale veiligheidsinstantie in de zin van Richtlijn (EU) 2016/798, zijn toegekend, worden gewaarborgd. Met name,

–worden handelingen van het ORR alleen erkend voor de toepassing van de overeenkomst in aangelegenheden waarvoor een eerdere overeenkomst is gesloten overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Richtlijn 2012/34/EU 10 ;

–wordt de gelijkwaardigheid van de handelingen van het ORR alleen erkend indien het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) daarin voorziet;

–hebben de taken en bevoegdheden van de Intergouvernementele Commissie en de bij het Verdrag van Canterbury opgerichte veiligheidsinstantie geen gevolgen voor de besluitvormingsautonomie van het EPSF, overeenkomstig het Unierecht, met betrekking tot de aangelegenheden die onder het toepassingsgebied van de overeenkomst vallen.

Artikel 3

De Franse Republiek houdt de Commissie regelmatig op de hoogte van de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over de overeenkomst, en nodigt de Commissie, waar passend, uit om deel te nemen als waarnemer.

Na afloop van de onderhandelingen legt de Franse Republiek de overeengekomen ontwerptekst voor aan de Commissie. De Commissie stelt de Raad en het Europees Parlement daarvan in kennis.

Binnen een maand na de kennisgeving van de ontwerpovereenkomst stelt de Commissie een besluit vast over de vraag of aan de vereisten van artikel 2 is voldaan. Als de Commissie besluit dat aan deze voorwaarden is voldaan, kan de Franse Republiek de desbetreffende overeenkomst ondertekenen en sluiten.

De Franse Republiek verstrekt een afschrift van de ondertekende overeenkomst aan de Commissie binnen een maand na de ondertekening ervan, of, indien de overeenkomst voorlopig moet worden toegepast, binnen een maand na de start van de voorlopige toepassing ervan.

Artikel 4

Tijdens de gehele duur van de overeenkomst waarborgt de Franse Republiek de volledige, correcte en onverwijlde toepassing van het Unierecht op het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder zijn jurisdictie valt. De Franse Republiek neemt in dit verband passende maatregelen, waaronder, indien nodig, de opschorting of opzegging van de overeenkomst.

Artikel 5

1.Onder voorbehoud van de leden 2 en 3 van dit artikel is de Franse Republiek bevoegd de overeenkomst, overeenkomstig de daarin vast te stellen procedure, te wijzigen teneinde deze aan te passen aan toekomstige wijzigingen in het Unierecht, en met name aan wijzigingen van Verordening (EU) 2016/796 en de Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798, op voorwaarde dat wijzigingen van die overeenkomst noodzakelijk zijn om de volledige, correcte en onverwijlde toepassing van het Unierecht in het deel van de vaste kanaalverbinding dat onder haar bevoegdheid valt, te waarborgen.

2.De Franse Republiek houdt de Commissie regelmatig op de hoogte van alle onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over wijzigingen van de overeenkomst, en nodigt de Commissie, waar passend, uit om deel te nemen als waarnemer. De Franse Republiek legt de voorgenomen wijzigingen samen met een toelichting voor aan de Commissie. De Commissie stelt de Raad en het Europees Parlement daarvan in kennis. De Franse Republiek verstrekt alle door de Commissie gevraagde aanvullende informatie over de voorgenomen wijzigingen.

3.Binnen een maand na de kennisgeving van de voorgenomen wijziging en de begeleidende toelichting stelt de Commissie een besluit vast over de vraag of aan de in lid 1 en artikel 2 uiteengezette eisen is voldaan. Als de Commissie besluit dat aan deze eisen is voldaan, kan de Franse Republiek de overeenkomst wijzigen. Aan de Commissie wordt een afschrift van de gewijzigde overeenkomst verstrekt binnen een maand na de inwerkingtreding van de wijziging of, indien de wijziging voorlopig moet worden toegepast, binnen een maand na de start van de voorlopige toepassing ervan.

Artikel 6

Dit besluit laat Besluit (EU) 2020/1531 onverlet.

Artikel 7

Dit besluit is gericht tot de Franse Republiek.