Artikelen bij COM(2023)436 - Europees kader voor het aantrekken en behouden van onderzoeks-, innovatie- en ondernemingstalenten in Europa

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Definitie van onderzoekers in de Europese Onderzoeksruimte en van onderzoeksberoepen

1. Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt verstaan onder:

“onderzoekers”: professionals die nieuwe kennis bedenken of creëren. Zij verrichten onderzoek en verbeteren of ontwikkelen concepten, theorieën, modellen, technieken, instrumenten, software of operationele methoden. Onderzoekers kunnen geheel of gedeeltelijk betrokken zijn bij verschillende soorten activiteiten (bijvoorbeeld fundamenteel of toegepast onderzoek, experimentele ontwikkeling, het bedienen van onderzoeksuitrusting, en projectbeheer) in alle sectoren van de economie of de samenleving. Onderzoekers identificeren opties voor nieuwe onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten en plannen en beheren deze door gebruik te maken van vaardigheden en kennis van hoog niveau die via formeel onderwijs en formele opleiding of praktijkervaring bij het uitvoeren van onderzoek zijn opgedaan.

2. De onderzoeksberoepen kunnen op voet van gelijkheid worden uitgevoerd in alle sectoren waarin onderzoek en innovatie plaatsvindt, waaronder de academische wereld, het bedrijfsleven, overheidslaboratoria, andere overheidsinstanties en de non-profitsector, waar de vaardigheden, kennis en instelling van onderzoekers de Europese samenleving, het onderzoeks- en innovatiestelsel en de economie ten goede kunnen komen.

3. Tot de onderzoeksberoepen behoren loopbanen in onderzoeksmanagement, die kunnen worden uitgeoefend door onderzoekers en andere professionals om de onderzoeks- en innovatieactiviteiten te beheren en te ondersteunen. Dit kan onder meer de volgende taken omvatten:

a) het stroomlijnen of vergemakkelijken van de planning, het beheer, de administratie, de communicatie en de valorisatie van onderzoek en innovatie;

b) het waarborgen van de naleving van beleidsdoelstellingen, vereisten van financieringsprogramma’s, financiële regels en wettelijke voorschriften;

c) verbetering van de efficiëntie en doeltreffendheid van O&I-projecten of het O&I-stelsel;

d) vergroting van de effecten van O&I op de samenleving.

4. Alle onderzoekers die onderzoeksactiviteiten verrichten zouden, ongeacht hun rechtspositie of de sector waarin zij werkzaam zijn, in de volgende profielen moeten worden ingedeeld:

a) R1 — beginnend onderzoeker: onderzoekers die onderzoek verrichten onder supervisie, totdat zij promoveren of een gelijkwaardig niveau van bekwaamheid en ervaring bereiken;

b) R2 — erkend onderzoeker: gepromoveerde onderzoekers of onderzoekers met een gelijkwaardig niveau van bekwaamheid en ervaring, die nog niet volledig onafhankelijk hun eigen onderzoek kunnen ontwikkelen, financiering kunnen aantrekken of een onderzoeksgroep kunnen leiden;

c) R3 — gevestigd onderzoeker: gepromoveerde onderzoekers of onderzoekers met een gelijkwaardig niveau van bekwaamheid en ervaring, die in een zekere mate hun eigen onderzoek kunnen ontwikkelen, financiering kunnen aantrekken of een onderzoeksgroep kunnen leiden;

d) R4 — toonaangevend onderzoeker: gepromoveerde onderzoekers of onderzoekers met een gelijkwaardig niveau van bekwaamheid en ervaring, die door hun collega’s als toonaangevend op hun onderzoeksgebied worden erkend.

5. Voor de toepassing van deze aanbeveling worden onderzoekers met profielen R1 en R2 als junior onderzoekers en onderzoekers met profielen R3 en R4 als senior onderzoekers beschouwd.

De lidstaten wordt aanbevolen het gebruik van verwijzingen naar de profielen in alle vacatures die specifiek op onderzoekers zijn gericht te stimuleren.

Met uitzondering van “beginnend onderzoeker” hoeven de profielen niet noodzakelijkerwijs te worden beschouwd als opeenvolgende stappen in een loopbaan.

Bijlage I bevat een niet-uitputtende lijst van voorbeelden.


Erkenning van onderzoeksberoepen, en interoperabiliteit en vergelijkbaarheid van onderzoeksloopbanen

6. De lidstaten wordt aanbevolen te zorgen voor volledige erkenning van onderzoeksberoepen, gelijke waardering en beloning van de verschillende loopbaantrajecten van onderzoekers, ongeacht de sector waarin zij werkzaam of actief zijn, te bevorderen, en maatregelen te treffen zodat onderzoeksloopbanen volledig interoperabel en vergelijkbaar kunnen zijn tussen de lidstaten, sectoren en instellingen.

7. Loopbanen op het gebied van onderzoeksmanagement zouden een passende inkadering en erkenning op het niveau van de Unie moeten krijgen om hun capaciteit te versterken, relevante opleidingen te ontwikkelen en de vergelijkbaarheid te bevorderen.

8. De lidstaten zouden niet-lineaire en meervoudige loopbaantrajecten (die worden gekenmerkt door geografische, disciplinaire, intersectorale en interorganisatorische mobiliteit) of hybride trajecten waarbij verschillende sectoren tegelijkertijd worden gecombineerd, moeten stimuleren en ondersteunen, en dergelijke trajecten zouden gelijke erkenning moeten krijgen als lineaire loopbaantrajecten met meerdere professionele resultaten. Het beloningssysteem zou dienovereenkomstig moeten worden aangepast.

9. De lidstaten wordt aanbevolen nieuwe versies en actualiseringen van de Europese classificatie van vaardigheden, competenties, kwalificaties en beroepen in te voeren, waarbij specifieke aandacht wordt besteed aan de beroepen en vaardigheden van onderzoekers.

10. De lidstaten wordt aanbevolen HR-afdelingen in alle sectoren aan te moedigen de loopbaanstructuren voor onderzoekers af te stemmen op de in punt 4 van deze aanbeveling bedoelde profielen.


Aanwerving en arbeidsvoorwaarden

11. De lidstaten wordt aanbevolen een open, transparante en op verdiensten gebaseerde selectie en aanwerving van kandidaten te bevorderen en te ondersteunen, zonder dat loopbaanonderbrekingen of intersectorale mobiliteit worden bestraft.

12. De lidstaten wordt aanbevolen toe te zien op de naleving van collectieve overeenkomsten en doeltreffende sociale dialoog, en om alle nodige maatregelen te treffen waarmee werkgevers en/of financiers van onderzoek voor aantrekkelijke en concurrerende onderzoeks- en arbeidsvoorwaarden kunnen zorgen waarbij onderzoekers in alle stadia van hun loopbaan worden gewaardeerd, aangemoedigd en ondersteund, ongeacht of zij al dan niet een permanente arbeidsovereenkomst of een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben. Dit zou onder meer moeten inhouden dat:

a) wordt gezorgd voor passende beloning, voor voldoende evenwicht tussen werk en privéleven en flexibele arbeidsvoorwaarden om privéleven, familie en kinderen met werk te kunnen combineren, en voor algemeen welzijn, zonder dat dit afbreuk doet aan de loopbanen;

b) wordt gezorgd voor gendergelijkheid, gelijke kansen en inclusiviteit voor onderzoekers met alle achtergronden, met inbegrip van ondervertegenwoordigde en gemarginaliseerde groepen, en het gebruik van instrumenten voor institutionele verandering, zoals gendergelijkheidsplannen met aandacht voor raakvlakken tussen en gender en andere sociale categorieën, overeenkomstig het nieuwe kader voor de Europese Onderzoeksruimte en de Europese strategie voor universiteiten, onder onderzoeks- en financieringsorganisaties wordt bevorderd;

c) de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek wordt beschermd tegen elke mogelijke beperking of inmenging, waaronder door buitenlandse actoren;

d) op institutioneel niveau specifieke steun aan onderzoekers wordt geboden in verband met de uitvoering van administratieve taken;

e) resolute maatregelen worden getroffen om onzekerheid tegen te gaan en de werkzekerheid en stabiliteit te ondersteunen. Dit zou een maximale totale duur van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd moeten inhouden, alsook stimulansen om ervoor te zorgen dat maximaal een derde van het personeel van een bepaalde werkgever een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft. Voor werkgevers die op het moment van de goedkeuring van deze aanbeveling al aan deze drempelwaarde van een derde voldoen, wordt een lagere drempelwaarde aanbevolen. Waar permanente of vaak terugkerende onderzoekstaken worden uitgevoerd, zijn permanente contracten of contracten voor onbepaalde tijd passend;

f) het gebruik van basisfinanciering of levenscyclusfinanciering, in aanvulling op projectgebaseerde financiering, wordt bevorderd om onderzoeksorganisaties in staat te stellen onderzoeksstrategieën voor de langere termijn te ontwikkelen en duurzame verbintenissen met werknemers aan te gaan;

g) de toegang tot adequate sociale bescherming wordt gewaarborgd, ongeacht de vorm van de arbeidsovereenkomst (permanent, voor onbepaalde tijd, voor bepaalde tijd, of op basis van een beurs) en onverminderd het recht van de lidstaten om de basisbeginselen van hun socialezekerheidsstelsels te bepalen. Dergelijke maatregelen moeten betrekking hebben op de volgende onderdelen van sociale bescherming, voor zover daar in de lidstaten in is voorzien:

1) werkloosheidsuitkeringen;

2) ziekteprestaties en zorgverstrekkingen;

3) moederschapsverlof, vaderschapsverlof, ouderschapsverlof en bijbehorende verstrekkingen;

4) arbeidsongeschiktheidsuitkeringen;

5) ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen;

6) uitkeringen bij arbeidsongevallen en beroepsziekten.

13. De lidstaten wordt aanbevolen ervoor te zorgen dat onderzoekers toegang hebben tot actuele, uitgebreide, gebruiksvriendelijke en duidelijk begrijpelijke informatie over hun rechten en plichten op het gebied van sociale bescherming, en te waarborgen dat rechten (ongeacht of die zijn verworven via verplichte of vrijwillige regelingen) gedurende het gehele beroepsleven van de desbetreffende persoon kunnen worden behouden, opgebouwd en overgedragen tussen alle soorten rechtsposities (in loondienst en als zelfstandige), over geografische grenzen heen en tussen sectoren, en tussen verschillende regelingen binnen een bepaald onderdeel van sociale bescherming.

14. Lidstaten die aanvullende spaarregelingen met vaste bijdragen willen stimuleren, wordt aanbevolen het gebruik van de oplossingen die het RESAVER-pensioenfonds biedt, onder meer de gegarandeerde afwezigheid van drempelperioden en kosten voor de overdracht van activa, te bevorderen.

15. De lidstaten wordt aanbevolen te voorzien in specifieke maatregelen ter ondersteuning van junior onderzoekers (onderzoekers met profielen R1 en R2 als bedoeld in punt 4 van deze aanbeveling). Voorbeelden van dergelijke specifieke maatregelen zijn:

a) promovendi dezelfde arbeidsvoorwaarden, hetzelfde inkomen en dezelfde socialebeschermingsrechten bieden als onderzoekers in andere fasen van hun loopbaan;

b) het gebruik en de ondersteuning van stimulansen voor junior onderzoekers, waaronder stimulansen voor financiële en sociale bescherming, bevorderen;

c) het gebruik en de ondersteuning van stimulansen voor de aanwerving van junior onderzoekers door werkgevers in alle sectoren bevorderen, met name door vaste contracten of contracten van onbepaalde duur aan te bieden;

d) interinstitutionele, intersectorale, interdisciplinaire en geografische mobiliteit, met inbegrip van virtuele mobiliteit, bevorderen;

e) samenwerking tussen hogeronderwijsinstellingen, onderzoeksfinanciers en andere relevante actoren in het ecosysteem, met name het bedrijfsleven, op het gebied van vraag en aanbod naar vaardigheden bevorderen, teneinde de aanwerving van hoogopgeleide en gespecialiseerde onderzoekers in de betrokken sectoren aan te moedigen.


Onderzoekers met vaardigheden voor intersectorale en interdisciplinaire loopbanen en voor ondernemerschap en innovatie

16. De lidstaten wordt aanbevolen passende maatregelen te treffen om te stimuleren dat opleidingen voor promovendi zijn aangepast voor interoperabele loopbanen in alle relevante sectoren en voor de praktijk van open wetenschap, onder meer door gebruik te maken van het Europees competentiekader voor onderzoekers (ResearchComp), de beginselen voor innovatieve doctoraatsopleidingen in acht te nemen, en eventuele toekomstige initiatieven van de Commissie om de transversale vaardigheden van onderzoekers te versterken te benutten.

17. De Commissie wordt aanbevolen actie te ondernemen om het gebruik van het Europees competentiekader voor onderzoekers (ResearchComp) te ondersteunen en te faciliteren, de uitwisseling van goede praktijken te bevorderen, en om te overwegen het Europees competentiekader voor onderzoekers waar nodig in de toekomst te herzien op basis van de ontwikkeling van het onderzoeks- en innovatiestelsel en de arbeidsmarkt.

18. De lidstaten wordt aanbevolen specifieke nadruk te leggen op regelingen voor de versterking van de vaardigheden die onderzoekers vanaf het begin van hun loopbaan nodig hebben om deel te nemen aan kennisvalorisatieactiviteiten. Dergelijke regelingen zouden bewustmakingsactiviteiten en opleidingen over relevante onderwerpen moeten omvatten, waaronder het beheer van intellectuele activa, normalisatie, samenwerking tussen het bedrijfsleven en de academische wereld en contacten met de samenleving.

19. Er wordt aanbevolen dat de lidstaten en de Commissie interactie en samenwerking, onder meer in de vorm van partnerschappen, tussen de academische wereld, het bedrijfsleven, de overheid, de non-profitsector en alle andere relevante actoren in het ecosysteem aanmoedigen en ervoor zorgen dat opleidingen voor promovendi en gerichte opleidingen (mede) worden ontwikkeld op basis van de vaardigheden waar de betrokkenen daadwerkelijk behoefte aan hebben, onder meer door voort te bouwen op voorbeelden van beste praktijken die in het kader van bestaande programma’s op het niveau van de Unie en de lidstaten worden uitgevoerd.

Dergelijke interactie en samenwerking zouden met name moeten worden ondersteund op gebieden waar specifieke vaardigheden nodig zijn om geavanceerde onderzoeks- en technologie-infrastructuren te kunnen bedienen.

20. De lidstaten en de Commissie wordt aanbevolen actie te ondernemen om een innovatieve en ondernemende instelling onder onderzoekers te bevorderen, onder meer door hen de vaardigheden aan te leren die nodig zijn voor het zoeken naar investeringen, teneinde degenen die een loopbaan als ondernemer kiezen in staat te stellen hun capaciteiten voor kennisproductie te koppelen aan de vaardigheid van kennisvalorisatie, waardoor innovatieve ideeën worden omgezet in een onderneming en innovatie en vooruitgang worden bevorderd.

Er zou bijzondere aandacht moeten worden besteed aan de bevordering van ondernemerschap en innovatie door vrouwen, en aan de oprichting van door vrouwen geleide academische spin-offs.

De lidstaten zouden moeten overwegen maatregelen te treffen om de risico’s voor onderzoekers die een loopbaan als ondernemer nastreven te beperken, onder meer door hen de mogelijkheid te bieden om terug te keren naar hun vorige loopbaan.

21. De lidstaten en de Commissie wordt aanbevolen actie te ondernemen om de ontwikkeling en verstrekking van gerichte opleidingen, waaronder opleidingen die leiden tot microcredentials61 en in voorkomend geval opleidingen met steun van individuele leerrekeningen62, te ondersteunen, teneinde te zorgen voor bij- en omscholingsmogelijkheden voor onderzoekers vanuit het oogpunt van een leven lang leren en intersectorale en interdisciplinaire mobiliteit te bevorderen. Ook wordt de lidstaten en de Commissie aanbevolen om alle nodige maatregelen te treffen om voor alle formele en informele opleidingsmogelijkheden, waaronder opleiding op de werkplek, een eerlijke en transparante validatieprocedure op basis van geharmoniseerde criteria te waarborgen.

22. De Commissie wordt aanbevolen de volgende maatregelen te treffen in het kader van de ontwikkeling van initiatieven ter bevordering van de sectoroverschrijdende circulatie van talent:

a) ondersteuning van de lidstaten bij wederzijds leren, op basis van door de Commissie opgestelde modellen van intersectorale mobiliteitsregelingen, op drie prioritaire gebieden:

1) versterking van de samenwerking tussen de academische wereld en de rest van de samenleving;

2) verbetering van opleiding en een leven lang leren voor onderzoekers, innovatoren en andere onderzoeks- en innovatietalenten;

3) bevordering van ondernemerschap onder onderzoekers;

b) versterking van intersectorale mobiliteitscomponenten in bestaande instrumenten voor de mobiliteit van onderzoekers, en aanvulling daarvan met nieuwe instrumenten waar dat nodig wordt geacht;

c) bewustmaking van regelingen voor intersectorale mobiliteit via een onderdeel van het in punt 32 van deze aanbeveling bedoelde EOR-talentenplatform.

23. De lidstaten wordt aanbevolen te overwegen nationale regelingen in te stellen ter bevordering van intersectorale mobiliteit op een of meer van de drie in punt 22 van deze aanbeveling genoemde prioritaire gebieden.

24. De lidstaten wordt aanbevolen alles in het werk te stellen om de bestaande structurele en administratieve belemmeringen die de mobiliteit tussen sectoren kunnen belemmeren of bemoeilijken, weg te nemen, onder meer door de interoperabiliteit van loopbanen tussen sectoren te ondersteunen en tijdelijke of permanente mobiliteit te vergemakkelijken.


Loopbaanontwikkeling

25. De lidstaten wordt aanbevolen de erkenning van de waarde van geografische, intersectorale, interinstitutionele, inter- en transdisciplinaire en virtuele mobiliteit als belangrijke middelen voor de vergroting van de wetenschappelijke kennis en professionele ontwikkeling in alle stadia van een onderzoeksloopbaan te ondersteunen.

26. Ook wordt aanbevolen dat de lidstaten maatregelen bevorderen die onderzoekers, met name junior onderzoekers, bewust maken van de mogelijkheden die zij in alle relevante sectoren hebben en dat zij een cultuur van diversificatie van loopbanen bevorderen met het oog op een betere persoonlijke en professionele ontwikkeling. De lidstaten en de Commissie zouden in dit verband de verstrekking van loopbaanadviesdiensten en ondersteunende diensten ter bevordering van intersectorale, interdisciplinaire en geografische mobiliteit, alsook het ontplooien en ontwikkelen van ondernemersactiviteiten, moeten ondersteunen.

27. De lidstaten wordt aanbevolen beoordelings- en beloningsystemen voor onderzoekers te bevorderen en te ondersteunen die:

a) gebaseerd zijn op een kwalitatief oordeel van collega’s dat op verantwoorde wijze wordt geschraagd door kwantitatieve indicatoren;

b) kwaliteit en de verschillende mogelijke gevolgen van het onderzoek voor de samenleving, de wetenschap en de innovatie belonen;

c) rekening houden met een verscheidenheid aan resultaten (publicaties, datasets, software, methoden, protocollen, patenten enz.), activiteiten (begeleiding, supervisie van onderzoek, leidinggevende functies, ondernemerschap, gegevensbeheer, collegiale toetsing, onderwijs, kennisvalorisatie, samenwerking tussen het bedrijfsleven en de academische wereld, empirisch onderbouwde beleidsondersteuning, interactie met de samenleving enz.) en praktijken (kennis- en gegevensuitwisseling, open samenwerking enz.), alsook met alle in punt 25 van deze aanbeveling genoemde vormen van mobiliteit;

d) waarborgen dat de beroepsactiviteit van de onderzoeker voldoet aan hoge normen op het gebied van ethiek en integriteit, integer onderzoek beloont en goede praktijken, met name open praktijken voor het delen van onderzoeksresultaten en -methoden, waar mogelijk op waarde schat;

e) beoordelingscriteria en -processen gebruiken die rekening houden met de verscheidenheid aan onderzoeksdisciplines en nationale contexten;

f) een verscheidenheid aan profielen en loopbaantrajecten van onderzoekers ondersteunen en individuele bijdragen, maar ook de rol van teams, samenwerking en interdisciplinariteit, belonen;

g) gendergelijkheid, gelijke kansen en inclusiviteit waarborgen.

Om voor samenhang bij de uitvoering van deze aanbevelingen te zorgen, wordt aanbevolen dat de lidstaten de voortdurende bijscholing van de bij het beoordelings- en beloningsproces betrokken actoren bevorderen.

28. De lidstaten zouden organisaties kunnen aanmoedigen om zich aan te sluiten bij samenwerkingsverbanden of initiatieven voor de ontwikkeling van beoordelingssystemen die in overeenstemming zijn met punt 27 van deze aanbeveling. De lidstaten worden ook aangemoedigd om nationale belemmeringen voor een dergelijke ontwikkeling van onderzoeksbeoordelingen weg te nemen en eventuele tegenstrijdigheden of onverenigbaarheden bij de toepassing van de adviezen in punt 27 van deze aanbeveling tussen de beoordeling van onderzoek, onderzoekers en onderzoeksinstellingen te voorkomen.

29. De lidstaten wordt aanbevolen maatregelen te treffen om te zorgen voor een eerlijk, gelijk, inclusief, transparant en gendergelijk systeem voor toegang tot en vooruitgang in de loopbanen van onderzoekers in de academische wereld, tot aan de topfuncties. In dit verband wordt de lidstaten aanbevolen de invoering van een “tenure track”-regeling te overwegen, waarbij het de bedoeling is dat contracten voor bepaalde tijd bij een positieve evaluatie leiden tot een vaste aanstelling.


Evenwichtige circulatie van talent, en de Unie als aantrekkelijke bestemming

30. De lidstaten wordt aanbevolen resoluut actie te ondernemen om gunstige, aantrekkelijke en concurrerende voorwaarden te scheppen voor het uitvoeren van onderzoeks- en innovatiewerkzaamheden en voor de terugkeer van onderzoekers die in het buitenland ervaring opdoen naar hun thuisland. Dergelijke maatregelen kunnen onder meer bestaan uit:

a) stimulansen om onderzoeksactiviteiten aantrekkelijker te maken, rekening houdend met de noodzaak van eerlijke mededinging voor talenten;

b) vereenvoudiging van de wettelijke en administratieve vereisten voor onderzoekers;

c) investeringen in het onderzoeks- en innovatiestelsel, waaronder steun voor netwerkactiviteiten binnen en buiten de Unie, om de nationale onderzoeks- en innovatiestelsels te verbinden met en te integreren in Europese onderzoeksnetwerken en nationale capaciteiten en infrastructuren op hoog niveau zichtbaarder te maken;

d) uitwisseling van beste praktijken voor de creatie van een aantrekkelijk en concurrerend onderzoeks- en innovatieklimaat, onder meer wat betreft betere beloning, werkomstandigheden en dienstverlening, en minder administratieve en taalbarrières voor buitenlandse en internationale onderzoekers;

e) terugkeerbeurzen en aantrekkelijke posities voor terugkerende onderzoekers;

f) de optie om dubbele functies te bekleden bij instellingen in verschillende lidstaten, waardoor kennisoverdracht en samenwerking worden bevorderd en de uitstroom van talent wordt voorkomen.

De Commissie wordt aanbevolen de lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen, onder meer door synergieën tussen Unieprogramma’s onderling en tussen Unie- en nationale programma’s te bevorderen.

31. Om een evenwichtiger circulatie van talent te bevorderen, wordt aanbevolen dat de Commissie:

a) wederzijds leren voor de lidstaten ondersteunt met het oog op de hervorming van hun onderzoeks- en innovatiestelsels, onder meer door middel van oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling om een praktijkgemeenschap tot stand te brengen met opleiding en begeleiding voor de lidstaten over de basis van succesvolle trajecten en oplossingen voor een evenwichtigere circulatie van talent;

b) mobiliteitsstromen in kaart brengt door middel van een interactieve talentcirculatiekaart in het kader van de waarnemingspost voor onderzoeksloopbanen als bedoeld in punt 39 van deze aanbeveling;

c) transnationale banden met wetenschappelijke diasporagemeenschappen faciliteert en het aantrekken of terugsturen van talenten van talenten vergemakkelijkt via een onderdeel van het in punt 32 van deze aanbeveling bedoelde EOR-talentenplatform;

d) een evenwichtige circulatie van talentvolle junior onderzoekers bevordert door middel van nieuwe instrumenten op het niveau van de Unie waarmee de basis van menselijk kapitaal in verbredingslanden wordt versterkt met meer ondernemende en leidinggevende en beter opgeleide onderzoekers en innovatoren.


Ondersteunende acties voor onderzoeksloopbanen

32. De Commissie en de lidstaten wordt aanbevolen passende maatregelen te treffen om de Euraxess-portalen en -diensten, alsook de internationale dimensie daarvan, te versterken en het EOR-talentenplatform te ontwikkelen tot één onlineloket voor onderzoekers en instellingen in alle sectoren, met een nieuw governancekader met bindende toezeggingen en een coördinerende rol voor de desbetreffende nationale organen en instellingen die bij de dienstverlening betrokken zijn.

Met het EOR-talentenplatform:

a) zouden onderzoekers hun leer- en opleidingsmogelijkheden en hun loopbanen moeten kunnen beheren;

b) zouden onderzoeks- en innovatie-instellingen, werkgevers en financiers in staat moeten worden gesteld netwerkactiviteiten te ontplooien, hun talentenpools beter te beheren, samen te werken en beste praktijken uit te wisselen, terwijl het aantrekken en behouden van talenten wordt vergemakkelijkt en gegevens worden verbeterd met het oog op een beter begrip van mobiliteitstrends in Europa en daarbuiten.

De diensten zouden moeten worden uitgebreid met diensten voor talentontwikkeling en loopbaanbeheer, met bijzondere aandacht voor onderzoekers in alle relevante delen van de samenleving, waaronder de academische wereld.

33. De Commissie zou moeten zorgen voor koppelingen en interoperabiliteit tussen het EOR-talentenplatform en andere relevante initiatieven van de Unie en de lidstaten, waaronder Europass, ESCO en Eures, het EU-inlogsysteem voor authenticatie in moeten voeren, en moeten zorgen voor een verbeterd governancemodel van het platform en het onderliggende netwerk van dienstencentra, teneinde beter tegemoet te komen aan de behoeften van onderzoekers en onderzoeksorganisaties.

34. De lidstaten en de Commissie wordt aanbevolen het belang te erkennen van het onderschrijven en uitvoeren van het handvest en de code voor onderzoekers en van het Handvest voor Onderzoekers als bedoeld in punt 35 van deze aanbeveling.

35. Het nieuwe Handvest voor Onderzoekers in bijlage II bij deze aanbeveling zou in de plaats moeten komen van het handvest en de code voor onderzoekers in de bijlage bij Aanbeveling 2005/251/EG. De lidstaten en de Commissie zouden, onder meer door middel van specifieke stimulansen, moeten aanmoedigen dat onderzoekswerkgevers en -financiers in alle sectoren het nieuwe Handvest voor Onderzoekers onderschrijven en uitvoeren, zodat het een structureel instrument wordt voor de ondersteuning van onderzoekers en onderzoeksloopbanen.

36. De Commissie wordt aanbevolen de HR-strategie voor onderzoekers of elk toekomstig vergelijkbaar uitvoeringsmechanisme aan te passen aan het nieuwe Handvest voor Onderzoekers, en te zorgen voor continuïteit voor de instellingen die de beginselen van het oude handvest en de oude code voor onderzoekers hebben onderschreven en zich aan de HR-strategie voor onderzoekers hebben gehouden, met name door dit als onderschrijving van het nieuwe Handvest voor Onderzoekers in bijlage II bij deze aanbeveling te beschouwen. De Commissie wordt aanbevolen dezelfde overgangsmaatregelen toe te passen op de instellingen die in het kader van het oude Handvest en de oude Code voor Onderzoekers een begin hebben gemaakt met de HR-strategie voor onderzoekers.

37. De Commissie wordt aanbevolen alle instrumenten ter ondersteuning van onderzoeksloopbanen regelmatig te evalueren en aan te passen aan de werkelijke behoeften van onderzoekers, in overleg met de lidstaten en relevante belanghebbenden.

38. De Commissie en de lidstaten wordt aanbevolen allianties van instellingen voor hoger onderwijs, zoals de allianties van Europese universiteiten, de hele Europese hogeronderwijssector en alle relevante belanghebbenden, aan te moedigen om de relevante acties die in deze aanbeveling worden genoemd te testen op basis van een vrijwillige bottom-upbenadering, en om die instellingen daarbij te ondersteunen.


Monitoring van onderzoeksloopbanen

39. In aanvulling op de overkoepelende monitoringsystemen voor de Europese Onderzoeksruimte, zouden de Commissie en de lidstaten onderzoeksloopbanen in de Unie en de uitvoering van deze aanbeveling moeten monitoren via een speciale waarnemingspost voor onderzoeksloopbanen, hetgeen voordelen moet opleveren voor beleidsmakers, organisaties, overheidsdiensten en onderzoekers op Europees en nationaal niveau. Die waarnemingspost moet ondersteuning bieden voor de gegevensbehoeften van de lidstaten en onderzoeksinstellingen die relevant zijn voor de aanpassing en ontwikkeling van beleid inzake onderzoeksloopbanen. Ook moeten onderzoekers worden ondersteund, zodat zij een beter inzicht krijgen in de uitdagingen en kansen, en moeten onderzoeksorganisaties in de Unie aantrekkelijker worden gemaakt voor de grootste talenten.

40. De lidstaten wordt aanbevolen samen te werken om gegevens te verzamelen die relevant zijn voor de doeltreffende en duurzame exploitatie van de waarnemingspost.

41. De Commissie wordt aanbevolen relevante verbanden met de in de Europese strategie voor universiteiten voorgestelde Europese waarnemingspost voor de hogeronderwijssector in overweging te nemen en zo de synergieën tussen de Europese Onderzoeksruimte en de Europese Onderwijsruimte te versterken.

42. De lidstaten en de Commissie zouden moeten overwegen de in het kader van Verordening (EU) 2019/1700 verzamelde gegevens aan te passen aan de gegevensbehoeften van de in punt 39 van deze aanbeveling bedoelde waarnemingspost.