Artikelen bij COM(2023)482 - Activiteiten van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) in 2021 en 2022

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.




1. Inleiding 4

2. Analyse van de activiteiten van het EFG in 2021 en 2022 5

2.1. Ingediende aanvragen 5

2.1.1. Ingediende aanvragen, opgesplitst naar oorzaak van ontslag en criterium voor steunverlening 7

2.1.2. Ingediende aanvragen per sector (zoals beschreven in NACE Rev. 2) 7

2.1.3. Ingediende aanvragen naar aantal beoogde begunstigden 8

2.1.4. Ingediende aanvragen naar aangevraagd bedrag 12

2.1.5. Ingediende aanvragen naar per werknemer aangevraagd bedrag 13

2.2. Vastgestelde besluiten en toegekende bijdragen 14

2.2.1. Met EFG-steun gefinancierde maatregelen 17

2.2.2. Complementariteit met maatregelen die door nationale of EU-fondsen worden gefinancierd 17

2.3. Niet-goedgekeurde aanvragen 18

2.4. Door het EFG behaalde resultaten 18

2.4.1. Samenvatting en kwalitatieve beoordeling van de in 2021 gemelde resultaten 19

2.4.2. Re-integratiepercentage voor ondersteunde begunstigden 20

2.5. Financiële uitvoering 20

2.5.1. EFG-bijdragen 20

2.5.2. Technische bijstand 21

2.5.3. Gemelde onregelmatigheden 22

2.5.4. Afsluiting van financiële bijdragen van het EFG 22

2.6. Technische bijstand van de Commissie 26

2.6.1. Informatie en publiciteit — website 26

2.6.2. Vergaderingen met de nationale autoriteiten en belanghebbenden van het EFG 26

2.6.3. Systeem voor elektronische gegevensuitwisseling (SFC2021) 26

2.6.4. Ex-postevaluatie door de Commissie van het EFG 2014-2020 27

1. Inleiding

Via het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers (EFG) 2021-20274 betuigt de EU solidariteit met en verleent zij steun aan werknemers die werkloos zijn geworden en aan zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van grote herstructureringen, zoals structurele veranderingen in verband met de globalisering, financiële en economische crises, de overgang naar een koolstofarme economie, digitalisering of automatisering. De drempel om in aanmerking te komen is verlaagd van 500 (in de periode 2014-2020) tot 200 (voor de periode 2021-2027) ontslagen werknemers. Bovendien is het medefinancieringspercentage van het EFG gewijzigd van 60 % (voor de periode 2014-2020) naar het hoogste medefinancieringspercentage van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) in de betrokken lidstaat5 of 60 %, indien dit hoger is (voor de periode 2021-2027). Deze nieuwe opzet van het EFG 2021-2027 heeft tot doel een grotere inclusiviteit te waarborgen en meer flexibiliteit te bieden om beter te kunnen inspelen op de huidige en toekomstige economische uitdagingen.

Om werknemers te helpen een nieuwe baan te vinden, voorziet het EFG in medefinanciering van actieve arbeidsmarktmaatregelen die de lidstaten nemen. Het biedt een aanvulling op nationale maatregelen in geval van plotseling collectief ontslag als gevolg van een van de bovengenoemde soorten grote herstructureringen en voorziet in individuelere en doelgerichtere bijstand aan de kwetsbaarste ontslagen werknemers.

Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2021/691 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers (2021-2027)6 legt de Commissie dit verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad. Het bevat een kwantitatieve en kwalitatieve beoordeling van de EFG-activiteiten gedurende de afgelopen twee jaar.

Het verslag heeft betrekking op de door het EFG behaalde resultaten en bevat met name informatie over:

- de ingediende aanvragen;

- de vastgestelde besluiten;

- de gefinancierde acties, met aandacht voor hun complementariteit met acties die worden gefinancierd uit de andere instrumenten van de Unie, met name het ESF+;

- statistieken over het re-integratiepercentage van de begunstigden per lidstaat;

- de afsluiting van financiële bijdragen; en

- afgewezen aanvragen.


Tot slot bevat het verslag de resultaten van de ex-postevaluatie van het EFG 2014-2020 door de Commissie, die op 13 december 2021 zijn gepubliceerd.
2. Analyse van de activiteiten van het EFG in 2021 en 2022

2.1. Ingediende aanvragen

In 2021 en 2022 ontving de Commissie elf aanvragen van vijf lidstaten: België, Griekenland, Spanje, Frankrijk en Italië. De elf aanvragen betroffen in totaal een bedrag van 45,8 miljoen EUR (gecombineerde nationale en EFG-bijdragen) voor 5 182 werknemers. Deze vijf lidstaten hadden al eens eerder een aanvraag voor EFG-financiering ingediend. Tabel 1 bevat nadere gegevens over de aanvragen.

Tabel 1: In 2021 en 2022 ingediende aanvragen

2.1.1. Ingediende aanvragen, opgesplitst naar oorzaak van ontslag en criterium voor steunverlening

De elf in 2021 en 2022 ingediende aanvragen vielen onder Verordening (EU) 2021/691. De door de lidstaten aangevoerde voornaamste redenen voor de ontslagen waren de volgende:

- Grote structurele verschuivingen in de wereldhandelstromen door globalisering


Griekenland, Spanje en Italië hebben vier aanvragen ingediend onder verwijzing naar redenen van handelsgerelateerde globalisering, waarvan er één (EGF/2021/003 IT/Porto Canale) werd gerechtvaardigd omdat er sprake was van een kleine arbeidsmarkt7.


- De gevolgen van de COVID-19-crisis


Vijf aanvragen hielden verband met de COVID-19-crisis. Twee lidstaten (Spanje en Frankrijk) hebben aanvragen ingediend in verband met ontslagen in sectoren die in het bijzonder zijn getroffen door de COVID-19-pandemie: de metaalverwerkende industrie; de vervaardiging van auto’s; de vervaardiging van transportmiddelen; en luchtvaart en onderhoud van luchtvaartuigen.


- Overige redenen

Eén aanvraag werd ingediend naar aanleiding van een bedrijfscrisis (EGF/2021/002 IT/Air Italy) en één naar aanleiding van een bedrijfsovername (EGF/2022/002 BE/TNT).

2.1.2. Ingediende aanvragen per sector (zoals beschreven in NACE Rev. 2)8

De elf aanvragen hadden betrekking op ontslagen in negen verschillende sectoren:

1. luchtvaart (twee aanvragen);
2. opslag en vervoerondersteunende activiteiten (twee aanvragen);
3. vervaardiging van auto’s, aanhangwagens en opleggers (twee aanvragen);
4. metaalverwerkende industrie;
5. vervaardiging van transportmiddelen;
6. groothandel, met uitzondering van de handel in auto’s en motorfietsen (verkoopautomaten);
7. vervaardiging van elektrische apparatuur;
8. onderhoud van luchtvaartuigen;
9. vervaardiging van metalen in primaire vorm.


Het grootste aantal werknemers voor wie steun werd aangevraagd, was werkzaam in de luchtvaartsector (2 153), gevolgd door de sector vervaardiging van auto’s, aanhangwagens en opleggers (770) en de sector opslag en vervoerondersteunende activiteiten (749) (zie grafiek 1).

Eén aanvraag, van Frankrijk, had betrekking op meer dan één activiteitensector.


Grafiek 1: Aantal beoogde werknemers per sector (NACE Rev. 2-afdelingsniveau) in 2021-2022


2.1.3. Ingediende aanvragen naar aantal beoogde begunstigden

De elf aanvragen die in 2021 en 2022 werden ingediend, hadden betrekking op 6 571 ontslagen. Het totale aantal werknemers voor wie EFG-steun werd aangevraagd, bedroeg 5 182 (zie tabel 1). Frankrijk heeft EFG-steun aangevraagd voor het grootste aantal werknemers (2 243), gevolgd door Spanje (1 373) en Italië (801). Het gemiddelde aantal beoogde werknemers per aanvraag was 471, zie grafiek 2.


Grafiek 2: Aantal beoogde werknemers per lidstaat in 2021-2022


Het aantal ingediende aanvragen staat tussen haakjes.

Totaal aantal beoogde werknemers: 5 182
Gemiddeld aantal beoogde werknemers: 471

Van alle beoogde werknemers was 65 % man; 71 % was tussen 30 en 54 jaar en 57 % had de bovenbouw van het secundair onderwijs of postsecundair onderwijs voltooid. Het profiel van de werknemers naar geslacht verschilt echter aanzienlijk tussen de dossiers. De aanvraag van Frankrijk (luchtvaart) had voor 56 % betrekking op vrouwen. De aanvragen van Spanje en Italië hadden daarentegen voor respectievelijk 3 % en 9 % betrekking op vrouwen; deze aanvragen betroffen vervaardiging van metalen in primaire vorm en opslag en vervoerondersteunende activiteiten, twee sectoren waar van oudsher vooral mannen werkzaam zijn. Zie de grafieken 3 tot en met 6 hieronder.

Het aantal door een herstructurering getroffen werknemers en het aantal werknemers voor wie EFG-steun werd aangevraagd, kunnen verschillen als de lidstaat besluit slechts steun aan te vragen voor specifieke groepen mensen, zoals de kwetsbaarste werknemers, werknemers die het buitengewoon moeilijk hebben op de arbeidsmarkt en/of werknemers die het hardst hulp nodig hebben. Bovendien kan in sommige gevallen het steunbedrag dat standaard beschikbaar is voor ontslagen werknemers in de lidstaten voldoende zijn om een snelle re-integratie op de arbeidsmarkt mogelijk te maken, of werknemers kunnen in bepaalde gevallen voor vervroegde uittreding kiezen. In dergelijke gevallen is EFG-steunverlening die op basis van de rechtsgrond verder gaat dan de standaardsteun, niet nodig.

Grafiek 3: Profiel van de beoogde werknemers naar geslacht en naar aanvraag


Grafiek 4: Profiel van de beoogde werknemers naar geslacht


Grafiek 5: Profiel van de beoogde werknemers naar opleidingsniveau


Grafiek 6: Profiel van de beoogde werknemers naar leeftijd


2.1.4. Ingediende aanvragen naar aangevraagd bedrag

De financiële bijdrage van het EFG vormt een aanvulling op de maatregelen van de lidstaten op nationaal, regionaal en lokaal niveau. De aanvragende lidstaat moet ervoor zorgen dat voor de maatregelen waarvoor uit het EFG een financiële bijdrage wordt ontvangen, geen andere financiële steun uit de EU-begroting wordt ontvangen en dat de maatregelen voldoen aan de regels inzake staatssteun. Bovendien mogen de door het EFG ondersteunde maatregelen niet in de plaats komen van maatregelen waarvoor ondernemingen krachtens het nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten verantwoordelijk zijn.

Elke lidstaat die een aanvraag voor EFG-steun indient, moet een gecoördineerd pakket maatregelen uitwerken dat het best past bij het profiel van de begunstigden op wie de maatregelen zijn gericht. Bij Verordening (EU) 2021/691 is het medefinancieringspercentage van het EFG vastgesteld op het hoogste medefinancieringspercentage van het ESF+ in de betrokken lidstaat of 60 %, indien dit hoger is.

In totaal werd voor de elf dossiers een bedrag van 38 974 971 EUR aan steun uit het EFG aangevraagd. Frankrijk verzocht om het grootste bedrag (23 465 071 EUR) voor drie aanvragen, gevolgd door Spanje (6 689 626 EUR) voor vier aanvragen en Italië (5 368 047 EUR) voor twee aanvragen. De aangevraagde EFG-bijdragen varieerden van 1 214 607 EUR tot 17 742 607 EUR, met een gemiddelde van 7 794 994 EUR per lidstaat en 3 543 179 EUR per aanvraag.

Grafiek 7: Totaal EFG-bedrag (in EUR) dat elke lidstaat heeft aangevraagd in 2021-2022

Het aantal ingediende aanvragen staat tussen haakjes.

Totaal aangevraagd EFG-bedrag: 38 974 971 EUR
Gemiddeld aangevraagd EFG-bedrag per lidstaat: 7 794 994 EUR

2.1.5. Ingediende aanvragen naar per werknemer aangevraagd bedrag

Verordening (EU) 2021/691 bevat geen beperkingen wat het aangevraagde bedrag per beoogde werknemer betreft. Dit bedrag kan variëren afhankelijk van de situatie op de getroffen arbeidsmarkt, de individuele omstandigheden van de beoogde werknemers, de maatregelen die de betrokken lidstaten reeds hebben getroffen en de kosten van het verlenen van de diensten in de lidstaat in kwestie. Dit verklaart waarom de in 2021 en 2022 voorgestelde bedragen aan EFG-steun per werknemer varieerden van 3 500 EUR tot 10 461 EUR, met een gemiddelde van 7 521 EUR. Het hoogste gemiddelde bedrag per werknemer werd aangevraagd door Frankrijk (10 461 EUR) en het laagste bedrag door België (3 500 EUR).

Grafiek 8: EFG-bedrag (in EUR) dat elke lidstaat per werknemer heeft aangevraagd in 2021-2022


Het aantal ingediende aanvragen staat tussen haakjes.

Gemiddeld aangevraagd EFG-bedrag per begunstigde: 7 521 EUR

2.2. Vastgestelde besluiten en toegekende bijdragen

Het EFG is een instrument voor noodhulp dat buiten de plafonds van het meerjarig financieel kader valt. De medefinanciering van elk dossier moet worden goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad.

In de periode 2021-2022 hebben het Europees Parlement en de Raad 14 besluiten vastgesteld om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen, waarvan er vijf betrekking hadden op in 2020 ontvangen aanvragen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1309/2013. Tabel 2 heeft derhalve betrekking op een andere reeks dossiers dan tabel 1, waarin de in 2021 en 2022 ingediende aanvragen worden weergegeven.

De dossiers uit 2020 hadden een medefinancieringspercentage van het EFG van 60 % voor alle lidstaten. Krachtens de nieuwe Verordening (EU) 2021/691, die van toepassing is op aanvragen die vanaf 2021 zijn ontvangen, is het medefinancieringspercentage van het EFG ofwel het hoogste medefinancieringspercentage van het ESF+ in de betrokken lidstaat ofwel 60 % voor de vanaf 2021 ontvangen aanvragen. De lidstaten die in 2021 en 2022 een aanvraag hebben ingediend, hebben allemaal recht op een medefinancieringspercentage van 85 %9.

De 14 toegekende bijdragen waren bestemd voor 13 025 werknemers in negen lidstaten10, voor een totaalbedrag van 51 790 562 EUR aan medefinanciering uit het EFG en een gemiddelde van 3 976 EUR per beoogde werknemer. Van de 13 025 werknemers voor wie steun werd aangevraagd, was 56 % man en 76 % jonger dan 54 jaar.

Tabel 2: Details van de in 2021 en 2022 toegekende bijdragen
(datum van ondertekening door de begrotingsautoriteit in 2021 en 2022)


2.2.1. Met EFG-steun gefinancierde maatregelen

Krachtens artikel 7 van Verordening (EU) 2021/691 kan een financiële bijdrage uit het EFG worden gebruikt ter ondersteuning van actieve arbeidsmarktmaatregelen die deel uitmaken van een gecoördineerd pakket van gepersonaliseerde steunmaatregelen, om de beoogde begunstigden, en in het bijzonder de meest kansarmen onder hen, opnieuw aan het werk te helpen, in dienstverband of als zelfstandige.

De actieve werkgelegenheidsmaatregelen die in 2021 en 2022 werden goedgekeurd voor een bijdrage uit het EFG, bestonden voornamelijk uit de volgende soorten maatregelen:

- loopbaanbegeleiding;

- intensieve, gepersonaliseerde begeleiding bij het zoeken naar werk;

- een reeks programma’s voor omscholing, bijscholing en beroepsopleiding, met inbegrip van opleidingen in horizontale en zachte vaardigheden, ondernemerschapsopleidingen en programma’s voor hoger onderwijs;

- counseling en begeleiding door een mentor bij het vinden van nieuw werk en begeleiding door een mentor tijdens de eerste fase in de nieuwe baan;

- bevordering van ondernemerschap en bijdragen voor het opstarten van een bedrijf;

- eenmalige prikkels om snel opnieuw aan de slag te gaan en aanwervingsprikkels; en

- diverse toelagen (bv. sollicitatie- en opleidingstoelagen) en bijdragen (bv. voor de kosten van woon-werkverkeer of zorg voor afhankelijke personen).

Bij het samenstellen van hun steunpakketten hebben de lidstaten rekening gehouden met de achtergrond, de ervaring en het opleidingsniveau van de verschillende begunstigden, hun mobiliteit, de huidige of verwachte kansen op een baan in de betrokken regio en de aanbevelingen in het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, hebben de lidstaten ook bevestigd dat bij het samenstellen van hun steunpakketten rekening is gehouden met de verspreiding van vaardigheden die vereist zijn in het digitale industriële tijdperk en in een hulpbronnenefficiënte economie.

2.2.2. Complementariteit met maatregelen die door nationale of EU-fondsen worden gefinancierd

Het EFG streeft ernaar de inzetbaarheid van de beoogde begunstigden te vergroten en hen te helpen zo snel mogelijk opnieuw een fatsoenlijke en duurzame baan te vinden door middel van actieve arbeidsmarktmaatregelen. EFG-maatregelen worden altijd aangeboden boven op de reguliere nationale maatregelen en/of om ze te intensiveren, zodat de complementariteit en additionaliteit van EFG-maatregelen wordt gewaarborgd.

Het fonds vormt een aanvulling op het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), dat het belangrijkste EU-instrument is voor de bevordering van de werkgelegenheid. De complementariteit van de twee fondsen ligt in hun vermogen om de voornoemde kwesties vanuit twee verschillende tijdsperspectieven aan te pakken. Het EFG verleent steun aan ontslagen werknemers en zelfstandigen als reactie op een specifieke, grootschalige herstructurering die in korte tijd tot een groot aantal ontslagen leidt. Het verleent concrete steun in een crisissituatie, terwijl het ESF+ via meerjarenprogramma’s anticiperend optreedt ter ondersteuning van strategische doelen op lange termijn (bv. vergroting van het menselijk kapitaal en het in goede banen leiden van veranderingen).

Het EFG stelt de lidstaten in staat beoogde begunstigden gerichte bijstand te geven die op hun behoeften afgestemd en intensiever is, met inbegrip van maatregelen waartoe zij normaal gesproken geen toegang zouden hebben (bv. secundair of tertiair onderwijs). De ervaring leert dat het EFG de mogelijkheid biedt om gepersonaliseerde diensten te ontwerpen die zijn afgestemd op de behoeften van individuele ontslagen werknemers en die veel verder gaan dan standaardvoorzieningen en -acties. De steun uit het ESF+ is daarentegen gericht op een groter deel van de bevolking (zowel werkenden als niet-werkenden).

Dankzij het EFG kunnen de lidstaten steun verlenen met een betere verhouding tussen aantallen consulenten en begunstigden en gedurende een langere periode. Dit vergroot de kans van de begunstigden op een verbetering van hun situatie.

EFG- en ESF+-maatregelen worden soms door de lidstaten gecombineerd om zowel op korte als op langere termijn oplossingen aan te reiken. Op dossierniveau bouwt het EFG normaliter voort op bestaande nationale of ESF+-maatregelen door deze aan te vullen of door andere, extra maatregelen aan te bieden. Het beslissende criterium is de mate waarin de beschikbare instrumenten de beoogde begunstigden echt kunnen helpen. De lidstaten moeten de instrumenten en acties zodanig selecteren en programmeren dat zij het meest kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de gewenste doelstellingen.

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel wordt het besluit om gebruik te maken van financiering uit het ESF+ of uit het EFG op lidstaatniveau genomen. Het is aan de lidstaten om de complementariteit tussen de twee fondsen op de best mogelijke manier te beheren in het licht van de op dat ogenblik heersende plaatselijke omstandigheden.

Zoals vastgesteld in artikel 9, lid 5, van Verordening (EU) 2021/691 moeten alle lidstaten de nodige regelingen treffen om elk risico van dubbele financiering uit EU-financieringsinstrumenten te voorkomen. In de meeste lidstaten is de beheersautoriteit voor het ESF+ ook verantwoordelijk voor de uitvoering van het EFG. Dit biedt de lidstaten de mogelijkheid om te zorgen voor complementariteit tussen de verschillende maatregelen.

2.3. Niet-goedgekeurde aanvragen

In 2021 en 2022 werden er geen aanvragen afgewezen door de Commissie, het Europees Parlement of de Raad.

2.4. Door het EFG behaalde resultaten

De voornaamste bronnen van informatie over de door het EFG behaalde resultaten zijn de eindverslagen van de lidstaten, die uiterlijk zes maanden na afloop van de uitvoeringsperiode moeten worden ingediend. Die verslagen worden aangevuld met informatie die de lidstaten meedelen in hun rechtstreekse contacten met de Commissie, bv. tijdens vergaderingen en conferenties, en in verband met evaluatie- en auditwerkzaamheden. Dit punt bevat een samenvatting van de in 2021 door één lidstaat gemelde belangrijkste resultaten en gegevens.

2.4.1. Samenvatting en kwalitatieve beoordeling van de in 2021 gemelde resultaten

In 2021 heeft de Commissie één eindverslag ontvangen voor door het EFG medegefinancierde dossiers, die door Griekenland werden uitgevoerd tussen 22 augustus 2018 en 22 augustus 2020. Vanwege de COVID-19-pandemie werd de uitvoeringsperiode op verzoek van de lidstaat vier maanden opgeschort, totdat de lockdownmaatregelen werden opgeheven. De termijn voor de uitvoering van de acties werd verlengd tot 22 december 2020 en de uitgaven voor de gepersonaliseerde steunmaatregelen voor de beoogde begunstigden waren ook tot die datum subsidiabel11.

De certificering van de verworven computervaardigheden waarvoor klassikaal toetsen moesten worden afgenomen, kon niet plaatsvinden nadat er in Griekenland vanaf 7 november 2020 opnieuw maatregelen op het gebied van social distancing werden ingevoerd. Daarom heeft Griekenland alleen verzocht om verlenging van de uitvoeringsperiode voor IT-certificeringstoetsen. De Commissie heeft dit verzoek ingewilligd. De certificeringstoetsen konden tot en met 22 juni 2021 worden gehouden en de kosten ervan bleven tot die datum subsidiabel.

Het pakket maatregelen omvatte: beroepskeuzebegeleiding, opleiding (met inbegrip van opleidingsmodules voor IT-basisvaardigheden en ook tertiair onderwijs op het gebied van boekhouding en financiën, goud- en zilversmederij en Engels), ondersteuning bij het opstarten van een bedrijf, aanwervingspremies en sollicitatie- en opleidingstoelagen.

- Beroepskeuzebegeleiding: Alle 296 deelnemers kregen 25 individuele begeleidingssessies van elk 45 minuten aangeboden. Het resultaat van de sessies was een individueel plan om nieuw werk te vinden. Voor degenen die van plan waren om zelfstandige te worden, waren sommige sessies gewijd aan het opstellen van een bedrijfsplan.

- Opleiding: Ongeveer 90 % van de werknemers (266) heeft deelgenomen aan een opleiding. Op drie na volgden alle werknemers een opleiding die drie modules omvatte: 120 uur basisvaardigheden op het gebied van IT, waaronder Microsoft Office (Word, Excel, PowerPoint en Access), sociale media, e-handel en e-transacties; 100 uur zachte vaardigheden, zoals public relations, communicatie, emotionele intelligentie, onderhandelingstechnieken en samenwerking; en 80 uur “specialistische vaardigheden”. De deelnemers konden kiezen uit verschillende opleidingen, zoals sociale media en marketing, online journalistiek, bedrijfsvoering, marketingtechnieken en verkooptechnieken. Drie werknemers kozen voor andere opleidingsprogramma’s (tertiair onderwijs op het gebied van boekhouding en financiën, goud- en zilversmederij en Engels).

- Bijdrage voor het opzetten van een bedrijf: Er werden 18 bijdragen voor het opzetten van een bedrijf toegekend en aan het einde van de interventieperiode waren 20 werknemers weer aan het werk als zelfstandige.

- Aanwervingspremies: De premie bedroeg 650 EUR per maand voor een periode van maximaal zes maanden en werd aan de inlenende onderneming betaald op voorwaarde dat de werknemer na het einde van de stimuleringsmaatregel nog eens ten minste zes maanden in de baan bleef werken. Geen enkele werkgever maakte van de premie gebruik, mogelijk omdat de feitelijke uitvoeringsperiode samenviel met de lockdown als gevolg van de pandemie.

Tijdens de COVID-19-crisis werd de mogelijkheid om opleidingen te volgen door middel van afstandsonderwijs als een belangrijke troef beschouwd. Dit was facultatief en, naar de mening van de ondervraagden, zeer succesvol. De deelnemers hebben geprofiteerd van de extra flexibiliteit die erdoor werd geboden.

2.4.2. Re-integratiepercentage voor ondersteunde begunstigden

Aan het einde van de maatregelen waren 233 deelnemers (79 %) weer aan het werk, 213 (91 %) als werknemer en 20 (9 %) als zelfstandige. De deelnemers vonden werk op verschillende gebieden, waaronder cosmetica, doe-het-zelf, enzymgroothandel, online journalistiek en toeristenaccommodatie.

Twaalf maanden later was het aantal werkenden echter met 7 procentpunt gedaald tot 72 % van alle deelnemers. Een kwart van de opgerichte bedrijven had de activiteiten stopgezet en van ongeveer 20 % van de deelnemers was de situatie onbekend.

De lockdown als gevolg van de COVID-19-pandemie stond de inspanningen van werknemers om een nieuwe baan te vinden in de weg en belemmerde de soepele uitvoering van de maatregelen. Gezien deze unieke context wordt de herintredingsgraad toch als een groot succes beschouwd.

Uit de gesprekken die voor dit dossier zijn gevoerd tijdens de ex-postevaluatie van het EFG 2014-2020 blijkt dat het EFG flexibeler wordt geacht dan andere EU-programma’s, aangezien het zich aanpast aan de behoeften van individuele begunstigden. In het verslag werd tevens bevestigd dat het EFG een toegevoegde waarde is voor wat de lidstaten anders konden doen om de beoogde begunstigden te helpen een nieuwe baan te vinden en hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren.

2.5. Financiële uitvoering

2.5.1. EFG-bijdragen

Het EFG is een thematisch speciaal instrument als bedoeld in artikel 8 van de verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-202712. Het EFG kan maximaal 186 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2018 gebruiken, wat neerkomt op gemiddeld 209,6 miljoen EUR (in lopende prijzen) per jaar over de periode 2021-2027.

De EFG-bijdrage wordt in één tranche aan de lidstaat betaald als een voorfinanciering van 100 % binnen 15 werkdagen na goedkeuring van de EFG-steun door de begrotingsautoriteit.

In 2021 en 2022 heeft de begrotingsautoriteit 14 EFG-bijdragen van in totaal 51 790 562 EUR13 goedgekeurd. De totale geschatte kosten van gepersonaliseerde steunmaatregelen14 omvatten 19 % aan uitgaven voor loopbaanbegeleiding, 29 % voor opleiding, 24 % voor de bevordering van ondernemerschap, 24 % voor toelagen en premies en 1 % voor begeleiding door een mentor na re-integratie op de arbeidsmarkt.

2.5.2. Technische bijstand

Krachtens artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) 2021/691 en op initiatief van de Commissie kan maximaal 0,5 % van het jaarlijkse maximumbedrag voor het EFG worden gebruikt voor technische bijstand. Dit bedrag moet worden gebruikt voor het financieren van activiteiten die nodig zijn voor de uitvoering van de EFG-verordening, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring en gegevensverzameling, het creëren van een kennisbasis, administratieve en technische bijstand, informatie- en communicatieactiviteiten, alsmede werkzaamheden op het gebied van audit, controle en evaluatie.

Voor technische bijstand heeft de begrotingsautoriteit 290 000 EUR beschikbaar gesteld voor 2022. Vanwege de COVID-19-pandemie is in 2021 geen technische bijstand aangevraagd.

Tabel 3: Uitgaven voor technische bijstand in 2022

BeschrijvingTotale kosten
(begroot)
Feitelijke
vastleggingen
Opmerkingen
Administratieve ondersteuning190 000 EUR22 107,93 EURVanwege de onzekerheden in verband met de COVID-19-pandemie heeft er slechts één fysieke vergadering (in plaats van de twee oorspronkelijk geplande vergaderingen) met de EFG-contacten plaatsgevonden, en wel op 24 november 2022. De tweede vergadering werd online gehouden. Het netwerkseminar werd niet georganiseerd omdat er weinig EFG-aanvragen waren en de timing niet gunstig was voor het organiseren van een studiebezoek. Wat de informatieactiviteiten betreft, werd de website regelmatig bijgewerkt (zonder kosten), maar werden er vanwege het relatief kleine aantal projecten geen aanvullende informatieactiviteiten uitgevoerd en werd er geen materiaal gecreëerd.
Technische ondersteuning100 000 EUR99 982,11 EUROnderhoud en actualisering van de EFG-modules in het systeem voor elektronische gegevensuitwisseling — gemeenschappelijk systeem voor gedeeld fondsbeheer (SFC).
Totale kosten290 000 EUR122 090,04 EUR

2.5.3. Gemelde onregelmatigheden

In 2021 en 2022 werden geen onregelmatigheden aan de Commissie gemeld krachtens Verordening (EU) 2021/691.

2.5.4. Afsluiting van financiële bijdragen van het EFG

EFG-dossiers worden afgesloten wanneer het eindverslag met alle vereiste informatie naar de Commissie is opgestuurd, alle resterende betalingen zijn vereffend en geen verdere actie moet worden ondernomen door de lidstaat of de Commissie. De verplichting om alle bewijsstukken gedurende drie jaar ter beschikking van de Commissie en de Rekenkamer te houden (artikel 21, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1309/2013), blijft van toepassing.

Tijdens de verslagperiode werd alleen de uitvoering afgerond van dossiers van de periode 2014-2020, waarna deze konden worden afgesloten. Voor deze dossiers zijn de procedures voor het afsluiten van financiële bijdragen van het EFG vastgesteld in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1309/2013.

In 2021 en 2022 zijn tien dossiers afgesloten die tussen 2015 en 2020 werden uitgevoerd. Het gemiddelde absorptiepercentage bedroeg 73 %, met als laagste percentage 20 % en als hoogste percentage 100 %. In totaal moest 7 889 378 EUR aan niet-bestede middelen aan de Commissie worden terugbetaald, oftewel 28 % van de toegekende EFG-bijdragen. Nadere bijzonderheden over deze dossiers zijn opgenomen in tabel 4.

Het absorptiepercentage van de financiële bijdragen uit het EFG verschilt aanzienlijk tussen de lidstaten (zie grafiek 9). Het gemiddelde percentage was het laagst in Griekenland (20 %) en Nederland (41 %) en het hoogst in Ierland en Frankrijk (100 %), België (88 %) en Estland (73 %).

Grafiek 9: Gemiddeld absorptiepercentage per lidstaat (% van de toegekende EFG-bijdrage)


Het aantal EFG-dossiers staat tussen haakjes.

Er zijn diverse redenen waarom de lidstaten de toegekende EFG-bijdragen niet volledig hebben benut. Hoewel zij worden aangemoedigd realistische budgettaire schattingen te maken voor de gecoördineerde pakketten van gepersonaliseerde steunmaatregelen, is in de aanvraagfase niet altijd een nauwkeurige planning mogelijk. De lidstaten hebben ook de neiging om begrotingen te overschatten en in hun oorspronkelijke berekeningen een hoge veiligheidsmarge op te nemen om het risico van overbesteding te beperken of omdat er bij de aanvraag veel onbekende factoren zijn, bijvoorbeeld de profielen en behoeften van de potentiële begunstigden.

Het aantal werknemers dat van de voorgestelde maatregelen gebruik wenst te maken, wordt in de planningsfase vaak overschat. Een lager participatieniveau dan verwacht kan het gevolg zijn van een verbeterde economische situatie op de arbeidsmarkt of onvoorziene persoonlijke factoren, zoals werknemers die zelf een nieuwe baan hebben gevonden, een gebrek aan motivatie of de keuze voor vervroegde uittreding. Bovendien kunnen sommige werknemers kiezen voor goedkopere in plaats van duurdere maatregelen of voor kortere in plaats van langdurige maatregelen.

Andere redenen voor de lage uitgaven zijn het laat opstarten van maatregelen, onvoldoende personeel voor de uitvoering, onvoldoende toepassing van de beschikbare flexibiliteit om financieringsmiddelen te herschikken tussen verschillende begrotingsposten of de beschikbaarheid van meer financiering op het niveau van de lidstaten dan aanvankelijk verwacht.

De Commissie biedt reeds vanaf de aanvraagfase begeleiding aan de lidstaten om optimaal fondsenbeheer te bevorderen en het uitvoeringspercentage te verbeteren. Naarmate in de lidstaten meer ervaring wordt opgedaan, zal het naar verwachting gemakkelijker worden om voor de periode van 24 maanden een nauwkeurige begroting op te stellen en beter in te schatten hoeveel werknemers zullen deelnemen. De Commissie stelt ook vast dat de capaciteiten van de verschillende coördinatie- en implementatiestructuren en de kwaliteit van de communicatie tussen het nationale en het regionale/lokale niveau zijn verbeterd.

Tabel 4: In 2021 en 2022 afgesloten dossiers


2.6. Technische bijstand van de Commissie

2.6.1. Informatie en publiciteit — website

Op grond van artikel 12, lid 2, van Verordening (EU) 2021/691 moet de Commissie in alle talen van de EU een website opzetten, bijhouden en actualiseren.

In 2021 en 2022 heeft de Commissie de EFG-website15 regelmatig geactualiseerd met relevante informatie. De website bevat richtsnoeren voor de indiening van aanvragen, informatie over ingewilligde en afgewezen aanvragen, en belangrijke feiten en cijfers over eerdere EFG-aanvragen. Gebruikers kunnen er ook de gegevens van de contactpersonen van het EFG in de lidstaten vinden, alsmede links naar publicaties, nieuws en EFG-gerelateerde evenementen die door de Commissie en de lidstaten worden georganiseerd.

2.6.2. Vergaderingen met de nationale autoriteiten en belanghebbenden van het EFG

Er zijn online vier vergaderingen (de vergaderingen 25 tot en met 28) van de EFG-contactpersonen16 gehouden. De vergaderingen waren gewijd aan lopende dossiers en geplande EFG-aanvragen, nieuwe elementen van de EFG-verordening 2021-2027, het uitwisselen van beste praktijken met betrekking tot EFG-dossiers en andere relevante kwesties.

Er zijn in 2021 en 2022 geen EFG-netwerkseminars georganiseerd.

2.6.3. Systeem voor elektronische gegevensuitwisseling (SFC2021)

In 2014 streefde de Commissie naar een verdere vereenvoudiging van de procedures door het EFG op te nemen in het systeem voor elektronische gegevensuitwisseling met de lidstaten, het zogeheten systeem voor fondsenbeheer in de Europese Unie (SFC2014). Sinds april 2015 dienen de lidstaten EFG-aanvragen online in via een geleide aanvraagprocedure en sinds augustus 2016 dienen zij ook EFG-eindverslagen in via SFC2014. Het gebruik van SFC2014 voor het EFG heeft geleid tot nauwkeurigere en volledigere aanvragen. Het is gemakkelijker om gegevens te verzamelen en te verwerken en de verslaglegging over de EFG-resultaten gaat sneller. Mede dankzij het aanvragen van EFG-steun via SFC2014 verloopt er minder tijd tussen een aanvraag van een lidstaat en de goedkeuring van het door de Commissie ingediende voorstel door het Europees Parlement en de Raad.

In deze verslagperiode werden het onderhoud van de SFC2014-2020-modules en de vereiste verdere ontwikkeling voltooid voor de afsluiting van de EFG-dossiers voor 2014-2020.

In 2022 is de interface van het EFG 2021-2027 in SFC2021 verder ontwikkeld, met name de nieuwe functies en aanpassingen om SFC2021 in overeenstemming te brengen met de vereisten van de EFG-verordening 2021-2027.

2.6.4. Ex-postevaluatie door de Commissie van het EFG 2014-2020

Overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) 2021/691 heeft de Commissie een ex-postevaluatie van het EFG verricht. Het doel van de evaluatie was de doeltreffendheid, duurzaamheid, doelmatigheid, samenhang, relevantie en EU-meerwaarde van het EFG te beoordelen. De evaluatie had betrekking op 49 goedgekeurde EFG-aanvragen (d.w.z. dossiers) die tussen 2014 en mei 2020 bij de Commissie werden ingediend17.

Op 13 december 2021 heeft de Commissie haar conclusies over de ex-postevaluatie van het EFG 2014-2020 gepubliceerd18. Deze zijn gebaseerd op de bevindingen van de externe studie19 die de Commissie heeft laten uitvoeren en op verder bewijsmateriaal dat door de Commissie is verzameld en geanalyseerd uit eerdere verslagen over en evaluaties van het EFG, de ervaring van het personeel van de Commissie dat het EFG beheert, het delen van kennis met relevante EFG-belanghebbenden uit alle lidstaten en de interne EFG-databank van de Commissie, die gegevens bevat over alle EFG-dossiers sinds 2007.

De conclusie van de ex-postevaluatie door de Commissie van het EFG 2014-2020 luidde dat het EFG erin is geslaagd steun te verlenen aan en solidariteit te tonen met werknemers, zelfstandigen en (in sommige gevallen) jongeren die zijn getroffen door grote herstructureringen.

Wat de beoordeling van de doeltreffendheid van het EFG betreft, was de belangrijkste bevinding een stijging van het gemiddelde re-integratiepercentage van ontslagen werknemers op de arbeidsmarkt. Dit percentage steeg van 49 % (in 2007-2013) tot ongeveer 60 % (in 2014-2020) en varieerde van 18 % tot 94 %, afhankelijk van het dossier. Naast de terugkeer op de arbeidsmarkt heeft het EFG geleid tot langdurige positieve effecten op de algemene inzetbaarheid van de begunstigden, zoals nieuwe vaardigheden en diploma’s, het vergroten van hun zelfvertrouwen en het leren omgaan met sociale netwerken. Deze verbetering moet echter met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien de uitvoeringsperiode voor 2014-2020 (24 maanden of langer als in een vroeg stadium met de uitvoering is begonnen) slechts ten dele vergelijkbaar is met die van de vorige programmeringsperiode 2007-201320.

Aangezien het EFG een aanvulling vormt op andere EU-instrumenten (met name het Europees Sociaal Fonds), creëert het echte EU-meerwaarde door het aantal aan ontslagen werknemers aangeboden diensten te verhogen en de verscheidenheid en de mate van intensiteit ervan te vergroten. Dit wordt bereikt door per dossier een aanvullende bron van financiële steun te bieden en gerichtere, op maat gesneden en geïndividualiseerde steun te bieden aan de zeer specifieke doelgroepen waarop de bijstand van het EFG is gericht.

In de EFG-verordening 2021-2027 is rekening gehouden met de bevindingen van eerdere evaluaties en beoordelingen, die door deze evaluatie zijn bevestigd. Ook werden de meeste aanbevelingen van de belanghebbenden in alle lidstaten in aanmerking genomen. De wijzigingen in deze verordening zijn gepresenteerd in het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van het EFG in 2019 en 202021.

1 Verordening (EU) 2021/691 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers (EFG) en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1309/2013.
2 Actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten.
3 Van de 14 besluiten hadden er vijf betrekking op EFG-aanvragen die eind 2020 waren ontvangen (EGF/2020/002, EE/Estonia Tourism; EGF/2020/003, DE/GMH Guss; EGF/2020/004, NL/KLM; EGF/2020/005, BE/Swissport; en EGF/2020/006, FI/Finnair).
4 Opgericht bij Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009, later door Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006, en voor de periode 2021-2027 onderworpen aan Verordening (EU) 2021/691 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers.
5 Volgens artikel 112, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159) bedraagt het medefinancieringspercentage van het ESF+ 85 % voor de minder ontwikkelde regio’s, 70 % voor overgangsregio’s die voor de periode 2014-2020 onder de minder ontwikkelde regio’s waren ingedeeld, 60 % voor overgangsregio’s, 50 % voor meer ontwikkelde regio’s die voor de periode 2014-2020 als overgangsregio’s waren aangemerkt of een bbp per hoofd van de bevolking van minder dan 100 % hadden, en 40 % voor meer ontwikkelde regio’s.
6 PB L 153 van 3.5.2021, blz. 48.
7 Op grond van artikel 4, lid 2, punt a), van de EFG-verordening moet het gaan om het ontslag van ten minste 200 werknemers binnen een referentieperiode van vier maanden in een onderneming in een lidstaat, met inbegrip van werknemers die zijn ontslagen bij leveranciers of downstreamproducenten en/of zelfstandigen van wie de werkzaamheden zijn beëindigd. Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van de EFG-verordening kan bij een aanvraag van deze criteria worden afgeweken omdat de aanvraag betrekking heeft op een kleine arbeidsmarkt en de ontslagen ernstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en de lokale en regionale economie.
8 NACE Rev. 2 is de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Unie: https://ec.europa.eu/eurostat/web/products-manuals-and-guidelines/-/KS-RA-07-015
9 Het medefinancieringspercentage van 85 % was van toepassing omdat al deze lidstaten ten minste één minder ontwikkelde regio hadden.
10 België, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Nederland en Finland.
11 Zoals vermeld in het uitvoeringsbesluit van de Commissie tot toekenning van een financiële bijdrage uit het EFG (C(2018) 6373), artikel 4, leden 1 en 2, moesten de acties uiterlijk op 22 augustus 2020 worden uitgevoerd en waren de uitgaven voor de gepersonaliseerde steunmaatregelen tot dezelfde datum subsidiabel.
12 Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 11).
13 In dit bedrag zijn geen besluiten met betrekking tot technische bijstand op initiatief van de Europese Commissie inbegrepen. Zie punt 2.5.2.
14 Maatregelen krachtens artikel 7, lid 1, punten a), b) en c), van de EFG-verordening.
15 https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=326&langId=nl
16 De contactpersonen worden aangewezen door de autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers. Elke lidstaat bepaalt zelf wie hem zal vertegenwoordigen.
17 De lidstaten hebben in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 59 aanvragen ingediend, waarvan er 54 zijn goedgekeurd, vier vervolgens zijn ingetrokken en één door de Raad is afgewezen. Van de zeven aanvragen die in 2020 binnenkwamen, werd er één (EGF/2020/001 ES/Galicië aanverwante sectoren van de scheepsbouw) in de ondersteunende studie opgenomen; de overige zes konden niet worden behandeld omdat ze eind 2020 waren ingediend. De cijfers van de in 2020 ontvangen aanvragen zijn hierin opgenomen. Aangezien de resultaten echter pas in 2023 beschikbaar zullen zijn, konden zij in het stadium van deze ex-postevaluatie niet worden geanalyseerd.
18 Werkdocument van de diensten van de Commissie, vergezeld van het verslag van de Commissie over de ex-postevaluatie van het EFG 2014-2020 (SWD(2021) 381 final van 13.12.2021; COM(2021) 788 final van 13.12.2021).
19Study supporting the ex post evaluation of the European Globalisation Adjustment Fund 2014-2020” (studie ter ondersteuning van de ex-postevaluatie van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering 2014-2020).
20 In de periode 2007-2009 bedroeg de uitvoeringsperiode 12 maanden; deze is met ingang van juli 2009 gewijzigd in 24 maanden.
21 COM(2021) 486 final van 20.8.2021.

NL NL