Artikelen bij COM(2023)723 - Delegatie van de aan de Commissie verleende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig Verordeningen (EU) 2019/817 en 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. INLEIDING


Verordeningen (EU) 2019/8171 en 2019/8182 van het Europees Parlement en de Raad, stellen een kader vast dat de interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van grenzen, visa, politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie moet waarborgen. Beide verordeningen werden op 20 mei 2019 vastgesteld en traden op 11 juni 2019 in werking.


Overeenkomstig artikel 73, lid 1, van Verordening (EU) 2019/817 en artikel 69, lid 1, van Verordening (EU) 2019/818 is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen. Artikel 73, lid 2, en artikel 69, lid 2 van de respectieve verordeningen bepalen dat de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen aan de Commissie wordt toegekend voor een eerste termijn van vijf jaar, met ingang van 11 juni 2019. Deze eerste termijn loopt af op 11 juni 2024.


2. RECHTSGRONDSLAG


Krachtens artikel 73, lid 2, van Verordening (EU) 2019/817 en artikel 69, lid 2, van Verordening (EU) 2019/818 is de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen aan de Commissie toegekend voor een eerste termijn van vijf jaar met ingang van 11 juni 2019 en moet de Commissie uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag over de bevoegdheidsdelegatie opstellen. Dit verslag beoogt daaraan tegemoet te komen. In respectievelijk artikel 73, lid 2, en artikel 69, lid 2, is ook bepaald dat de bevoegdheidsdelegatie stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur wordt verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.


3. UITOEFENING VAN DE DELEGATIE


1. Raadpleging voorafgaand aan de vaststelling


Overeenkomstig artikel 73, lid 4, van Verordening (EU) 2019/817 en artikel 69, lid 4, van Verordening (EU) 2019/818 heeft de Commissie tijdens de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen die nodig zijn voor de uitvoering van die verordening, door de lidstaten aangewezen deskundigen geraadpleegd door middel van een deskundigengroep en schriftelijke raadplegingen. Alle lidstaten werd verzocht om deskundigen aan te wijzen om aan deze raadplegingen deel te nemen en ook het Europees Parlement en de Raad werd verzocht om deel te nemen.


Zoals bepaald in artikel 73, lid 5, en artikel 69, lid 5, van de respectieve verordeningen en in de consensus over gedelegeerde handelingen, zijn de voor deze raadplegingen relevante documenten tegelijkertijd aan het Europees Parlement en de Raad toegezonden. De opmerkingen die tijdens deze raadplegingen werden gemaakt, zijn bij het opstellen van de definitieve versies van de gedelegeerde handelingen in aanmerking genomen. Voorts heeft de Commissie de lidstaten regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang bij het opstellen van de ontwerpen van de gedelegeerde handelingen.


2. Vastgestelde gedelegeerde handelingen


Tijdens de verslagperiode heeft de Commissie haar gedelegeerde bevoegdheden uitgeoefend door zes gedelegeerde handelingen vast te stellen. In de onderstaande tabel zijn de gedelegeerde handelingen te zien die zijn vastgesteld krachtens de in Verordening (EU) 2019/817 en Verordening (EU) 2019/818 vastgelegde bevoegdheden.

Gedelegeerde handelingBevoegdheidsdelegatie
Gedelegeerde Verordening van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het bepalen van gevallen waarin identiteitsgegevens voor het opsporen van meerdere identiteiten als identiek of vergelijkbaar worden beschouwdArtikel 28, lid 5, van Verordening (EU) 2019/817
Gedelegeerde Verordening van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het bepalen van gevallen waarin identiteitsgegevens voor het opsporen van meerdere identiteiten als identiek of vergelijkbaar worden beschouwdArtikel 28, lid 5, van Verordening (EU) 2019/818
Gedelegeerde Verordening van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad met nadere bepalingen inzake de werking van het centrale register voor rapportage en statistiekenArtikel 39, lid 5, van Verordening (EU) 2019/817
Gedelegeerde Verordening van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad met nadere bepalingen inzake de werking van het centrale register voor rapportage en statistiekenArtikel 39, lid 5, van Verordening (EU) 2019/818
Gedelegeerde Verordening van de Commissie tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften inzake het beheer van het webportaal, overeenkomstig artikel 49, lid 6, van Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad

Artikel 49, lid 6, van Verordening (EU) 2019/817
Gedelegeerde Verordening van de Commissie tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften inzake het beheer van het webportaal, overeenkomstig artikel 49, lid 6, van Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de RaadArtikel 49, lid 6, van Verordening (EU) 2019/818


3. Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen


Overeenkomstig artikel 73, lid 6, van Verordening (EU) 2019/817 en artikel 69, lid 6, van Verordening (EU) 2019/818 kunnen het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekenen tegen een gedelegeerde handeling binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving. Deze termijn kan met nog eens twee maanden worden verlengd. Als het Europees Parlement of de Raad binnen deze termijn bezwaar maakt tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking.


Op 29 september 2021 heeft de Commissie twee gedelegeerde verordeningen vastgesteld tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/817 en Verordening (EU) 2019/818 wat betreft het bepalen van gevallen waarin identiteitsgegevens voor het opsporen van meerdere identiteiten als identiek of vergelijkbaar kunnen worden beschouwd. Op 29 november 2021 heeft het Europees Parlement om een verlenging van de toetsingstermijn met twee maanden verzocht.


Op 20 januari 2022 heeft het Europees Parlement bezwaar aangetekend tegen deze twee gedelegeerde verordeningen van de Commissie. Het Parlement was van mening dat deze gedelegeerde handelingen de procedures voor het bepalen van gevallen waarin identiteitsgegevens als vergelijkbaar kunnen worden beschouwd, niet hebben vastgesteld, maar die bevoegdheden hebben gesubdelegeerd aan eu-LISA en aan deskundigen van de Commissie, de lidstaten en de agentschappen van de Unie die de EU-informatiesystemen en interoperabiliteitscomponenten gebruiken. De Raad heeft geen bezwaar aangetekend tegen de gedelegeerde handelingen.


Als gevolg hiervan werden de gedelegeerde handelingen herzien, rekening houdend met de zorgen van het Europees Parlement, en op 24 januari 2022 ter bespreking voorgelegd aan de deskundigengroep inzake interoperabiliteit. De leden van de deskundigengroep, waaronder het Europees Parlement, hebben met de herziene tekst van de ontwerpen van de gedelegeerde handelingen ingestemd.


Op 11 juli 2022 heeft de Commissie de herziene gedelegeerde verordeningen vastgesteld tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/817 en Verordening (EU) 2019/818 wat betreft het bepalen van gevallen waarin identiteitsgegevens voor het opsporen van meerdere identiteiten als identiek of vergelijkbaar kunnen worden beschouwd. De vastgestelde gedelegeerde handelingen zijn toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad voor een toetsing. Het Europees Parlement noch de Raad heeft bezwaar gemaakt.


4. Noodzaak van verlenging van de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen


De meeste gedelegeerde handelingen werden vastgesteld voor het einde van de eerste termijn van vijf jaar voor de uitoefening van de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen. De Commissie verlangt echter een verlenging van de bevoegdheidsdelegatie omdat bepaalde gedelegeerde handelingen pas kunnen worden vastgesteld nadat de overgangsperiodes van het Europees zoekportaal en de detector van meerdere identiteiten van start zijn gegaan, namelijk:


- de gedelegeerde handelingen van de Commissie om de overgangsperiode van het Europees zoekportaal te verlengen wanneer uit een beoordeling van de tenuitvoerlegging daarvan blijkt dat een dergelijke verlenging met name nodig is vanwege de gevolgen van de ingebruikname van het Europees zoekportaal voor de organisatie en de duur van grenscontroles (artikel 67, lid 2, van Verordening (EU) 2019/817 en artikel 63, lid 2, van Verordening (EU) 2019/818);


- de gedelegeerde handelingen van de Commissie om de overgangsperiode van de detector van meerdere identiteiten te verlengen wanneer blijkt dat detectie van meerdere identiteiten niet kan worden voltooid voor het verstrijken van de resterende periode om redenen buiten de wil van de centrale Etias-eenheid en dat er geen corrigerende maatregelen kunnen worden getroffen (artikel 69, lid 8, van Verordening (EU) 2019/817 en artikel 65, lid 8, van Verordening (EU) 2019/818).


Bovendien zal de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen of te wijzigen, nodig blijven om de nodige flexibiliteit te bieden bij de uitvoering en werking van interoperabiliteitscomponenten en om deze aan relevante ontwikkelingen aan te passen. Zo onderhandelen de medewetgevers op dit moment met name over verschillende wetgevingshandelingen die van invloed zijn op het interoperabiliteitskader. De Commissie zal de gedelegeerde handelingen moeten wijzigen in het licht van het resultaat van deze onderhandelingen.


4. CONCLUSIE


De Commissie is van oordeel dat zij de aan haar gedelegeerde bevoegdheden heeft uitgeoefend binnen de grenzen van Verordening (EU) 2019/817 en Verordening (EU) 2019/818.


Gezien de toelichting in punt 3 is de Commissie van mening dat er duidelijk behoefte is aan een stilzwijgende verlenging van de in artikel 73, lid 1, van Verordening (EU) 2019/817 en in artikel 69, lid 1, van Verordening (EU) 2019/818 bedoelde bevoegdheidsdelegatie met een periode van vijf jaar.


De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad kennis te nemen van dit verslag.


1 PB L 135 van 22.5.2019, blz. 27.

2 PB L 135 van 22.5.2019, blz. 85.

NL NL