Artikelen bij COM(2023)770 - Bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)770 - Bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten. |
---|---|
document | COM(2023)770 ![]() ![]() |
datum | 7 december 2023 |
HOOFDSTUK I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden bepalingen vastgesteld voor de bescherming van dieren tijdens het vervoer in verband met een economische activiteit.
Artikel 2
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing op het vervoer van dieren:
–binnen de Unie;
–vanaf een plaats van vertrek in een derde land naar een plaats van bestemming in de Unie;
–vanaf een plaats van vertrek in de Unie naar een plaats van bestemming in een derde land; en
–vanaf een grenscontrolepost van binnenkomst in de Unie naar een plaats van uitgang uit de Unie, wanneer dieren over het grondgebied van de Unie worden vervoerd.
2. Op het vervoer voor de volgende doeleinden is alleen artikel 4 van toepassing:
a) het vervoer waarbij veehouders hun eigen dieren in hun eigen vervoermiddelen verplaatsen ten behoeve van seizoensgebonden verweiding;
b) het vervoer waarbij veehouders hun eigen dieren in hun eigen vervoermiddelen verplaatsen voor andere doeleinden dan verweiding, over een afstand van maximaal 50 km vanaf het bedrijf waar zij worden gehouden;
c) het vervoer van dieren met het oog op deelname aan trainingen, tentoonstellingen, wedstrijden, culturele evenementen, circussen, en paardensport en vrijetijdsbesteding.
3. Deze verordening is niet van toepassing op de volgende soorten vervoer:
a) het vervoer van dieren dat niet plaatsvindt in verband met een economische activiteit;
b) het rechtstreekse vervoer van dieren van of naar dierenartspraktijken en veterinaire klinieken;
c) het vervoer van beschermde diersoorten krachtens de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (Cites) 57 ;
d) het vervoer van dieren tussen dierentuinen zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 1999/22/EG van de Raad 58 ;
e) het vervoer van siervissen;
f) rechtstreekse leveringen van waterdieren aan levensmiddelenbedrijven die aan de eindgebruiker leveren.
4. Artikel 4, lid 2, punt b), artikel 20 en artikel 26, hoofdstukken I en V van bijlage I en punt 4 van bijlage II zijn niet van toepassing op het vervoer van dieren voor de doeleinden van een krachtens Richtlijn 2010/63/EU 59 toegelaten project.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. “dieren”: levende gewervelde dieren, koppotigen en tienpotigen;
2. “plaats van vertrek”:
a) de plaats waar een dier ten minste een week voor het vertrek is ondergebracht en waar het voor het eerst in een vervoermiddel wordt geladen, of
b) een verzamelcentrum indien het dier afkomstig is van een plaats op maximaal 100 km afstand;
3. “plaats van bestemming”: een slachthuis of elke andere plaats waar een dier wordt gelost uit een vervoermiddel en gedurende ten minste een week vóór een eventueel volgend vertrek wordt ondergebracht;
4. “transport”: de verplaatsing van dieren door middel van een of meer vervoermiddelen, te beginnen met het laden van het eerste dier op het eerste vervoermiddel op de plaats van vertrek en eindigend met het lossen van het laatste dier op de plaats van bestemming, en de daarmee verband houdende activiteiten, met inbegrip van rusttijden en het overladen van het ene vervoermiddel naar het andere;
5. “vervoermiddel”: een weg- of spoorvoertuig, vaartuig of luchtvaartuig dat wordt gebruikt voor het vervoer van dieren;
6. “waterdieren”: vissen, koppotigen en tienpotigen;
7. “organisator”:
a) een vervoerder die dieren vervoert of het vervoer van dieren heeft uitbesteed aan ten minste één andere vervoerder voor het hele transport of een deel daarvan, of
b) een natuurlijke persoon of rechtspersoon die het transport van dieren aan een vervoerder in opdracht heeft gegeven, of
c) de persoon die afdeling 1 van het journaal in Traces zoals opgenomen in bijlage III heeft ondertekend;
8. “lang transport”: een transport van meer dan negen uur;
9. “bevoegde autoriteit”: bevoegde autoriteiten zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Verordening (EU) 2017/625;
10. “Traces”: het geautomatiseerde systeem voor de uitwisseling van gegevens, informatie en documenten zoals bedoeld in artikel 133, lid 4), van Verordening (EU) 2017/625;
11. “vervoerder”: een exploitant wiens economische activiteit bestaat uit het voor eigen rekening of voor rekening van een derde vervoeren van dieren;
12. “kort transport”: een transport van maximaal negen uur;
13. “verzorger”: een persoon die rechtstreeks verantwoordelijk is voor het welzijn van de vervoerde dieren en deze bij het weg- of spoorvervoer begeleidt;
14. “voertuig”: een vervoermiddel op wielen dat wordt aangedreven of getrokken;
15. “functionaris voor het dierenwelzijn”: een persoon die rechtstreeks verantwoordelijk is voor het welzijn van per veeschip vervoerde dieren gedurende het transport op zee;
16. “veeschip”: een zeeschip dat gebouwd of aangepast is om te worden gebruikt voor het vervoer van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen;
17. “container”: een krat, bak, houder of andere stijve constructie die voor het vervoer van dieren gebruikt wordt en geen vervoermiddel is;
18. “containerschip”: een schip dat andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen in verplaatsbare containers vervoert;
19. “landdieren”: gehouden paardachtigen, en runderen, varkens, schapen, geiten, herten, konijnen en als landbouwhuisdier gehouden vogels, met inbegrip van pluimvee;
20. “roroschip”: een vaartuig met voorzieningen voor het op- en afrijden van weg- of spoorvoertuigen;
21. “container voor grote dieren”: een container die voor het vervoer van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen wordt gebruikt op wegvoertuigen, spoorvoertuigen of containerschepen;
22. “officiële dierenarts”: een officiële dierenarts zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 32, van Verordening (EU) 2017/625;
23. “verzamelcentrum”: een overeenkomstig artikel 97, lid 1, van Verordening (EU) 2016/429 geregistreerde inrichting voor verzamelactiviteiten, waar runderen, schapen, geiten, paardachtigen of varkens afkomstig uit meer dan één bedrijf tijdelijk worden samengebracht om een zending te vormen;
24. “controleposten”: controleposten zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/97;
25. “transporttijd”: de tijd gedurende welke dieren met vervoermiddelen worden verplaatst, inclusief de tijd voor het laden en lossen van de dieren;
26. “houder”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, met uitzondering van de vervoerder, die permanent of tijdelijk voor dieren verantwoordelijk is of ermee omgaat;
27. “plaats van uitgang”: een plaats van uitgang zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 39, van Verordening (EU) 2017/625;
28. “grenscontrolepost”: een grenscontrolepost zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 38, van Verordening (EU) 2017/625;
29. “plaatsbepalingssystemen”: systemen van infrastructuren voor het aanbieden van wereldwijde, continue, nauwkeurige en gegarandeerde tijds- en plaatsbepalingsdiensten die zijn vereist voor de toepassing van deze verordening;
30. “rusttijd”: een ononderbroken periode tijdens een transport tijdens welke de dieren niet worden verplaatst met behulp van een vervoermiddel;
31. “biologisch veilig vervoer”: het vervoer van dieren voor de toepassing van Richtlijn 2010/63/EU dat voorziet in een fysieke barrière die de dieren beschermt tegen de overdracht van microbiële contaminanten en hun welzijn waarborgt door te zorgen voor voedsel, water en omgevingsomstandigheden die geschikt zijn voor de soort en het ontwikkelingsstadium van de dieren, met inbegrip van voldoende ruimte om te rusten en zich uit te strekken;
32. “certificerende instantie”: een juridische entiteit die is geaccrediteerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 en werkzaam is overeenkomstig ISO/IEC/17065 voor “Conformiteitsbeoordeling — Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten”;
33. “niet-afgerichte paardachtigen”: paardachtigen die niet kunnen worden aangebonden of aan een halster kunnen worden geleid zonder dat dit vermijdbare opwinding of pijn of vermijdbaar lijden veroorzaakt.
Artikel 4
Algemene bepalingen inzake het vervoer van dieren
1. Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren onnodig lijden berokkent of waarschijnlijk zal berokkenen.
2. Elke persoon die dieren vervoert of dieren laat vervoeren, moet ervoor zorgen dat aan de volgende vereisten is voldaan:
a) vooraf zijn alle nodige maatregelen getroffen om de duur van het transport tot een minimum te beperken, zodat de meest voorkomende gevaren voor het dierenwelzijn, waaronder honger, dorst, vermoeidheid, letsel of thermisch ongemak, tot een minimum worden beperkt;
b) de dieren zijn geschikt voor het gehele transport;
c) het vervoermiddel is zodanig ontworpen en geconstrueerd, en wordt op zodanige wijze onderhouden en gebruikt, dat letsel en onnodig lijden worden voorkomen en de veiligheid van de dieren is gewaarborgd;
d) de laad- en losvoorzieningen zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd, en worden op zodanige wijze onderhouden en gebruikt, dat letsel en onnodig lijden worden vermeden en de veiligheid van de dieren is gewaarborgd;
e) elke natuurlijke persoon die in welk stadium van het vervoer ook verantwoordelijk is voor de dieren, beschikt over de vereiste bekwaamheid voor dit doel en voor de omgang met de vervoerde dieren, en verricht zijn/haar taken zonder gebruik te maken van geweld of methoden die de dieren letsel of onnodig lijden kunnen berokkenen;
f) het vervoer wordt zonder onnodige vertraging uitgevoerd;
g) het welzijn van de dieren wordt regelmatig gecontroleerd en op passende wijze in stand gehouden;
h) het bodemoppervlak en de hoogte van het vervoermiddel en de laad- en losvoorzieningen zijn aangepast aan de soort, grootte en categorie van de betrokken dieren en aan het geplande transport;
i) tijdens het transport worden op gezette tijden water, voeder en rust aan de dieren aangeboden die in kwaliteit en kwantiteit geschikt zijn voor de diersoort en zijn fysiologische behoeften;
j) waterdieren worden voorzien van voldoende water van goede kwaliteit.
HOOFDSTUK II
VERGUNNINGEN VOOR ORGANISATOREN EN VERVOERDERS
Artikel 5
Aanvraag voor een vergunning van organisator voor lange transporten
1. Organisatoren mogen alleen regelingen treffen voor het vervoer van dieren voor lange transporten als zij in het bezit zijn van een overeenkomstig artikel 6 verleende vergunning.
2. De organisator dient in Traces met behulp van het formulier in afdeling 1 van bijlage V een aanvraag in bij de bevoegde autoriteit voor een vergunning voor het vervoer van dieren voor lange transporten. In de aanvraag wordt vermeld of de organisator al dan niet voornemens is het vervoer van dieren naar derde landen te organiseren.
3. Organisatoren mogen een vergunning slechts bij één bevoegde autoriteit in één lidstaat aanvragen.
4. De in lid 2 bedoelde aanvraag bevat bewijs dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de organisator is gevestigd, of, als het een organisator uit een derde land betreft, vertegenwoordigd in de lidstaat van de respectieve bevoegde autoriteit;
b) de organisator is in staat om te voldoen aan de voorschriften van artikel 14.
Artikel 6
Verlening, verlenging, schorsing en intrekking van vergunningen van organisatoren
1. De bevoegde autoriteit verleent de in artikel 5 bedoelde vergunning in Traces met behulp van het formulier in afdeling 1 van bijlage V, mits aan de voorwaarden van artikel 5, lid 4, is voldaan.
2. In de in lid 1 bedoelde vergunning worden de diersoorten en -categorieën en het/de betrokken vervoerstype(n) vermeld, en wordt aangegeven of zij betrekking heeft op het vervoer van dieren naar derde landen.
De geldigheidsduur van de vergunning bedraagt ten hoogste vijf jaar vanaf de datum van afgifte.
3. Een maand voor het verstrijken van de vergunning kan de organisator een aanvraag tot verlenging in Traces indienen. Een verlengingsaanvraag omvat bewijs waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 5, lid 4, is voldaan, het in artikel 33 bedoelde certificaat indien van toepassing, en een gedocumenteerde analyse van de monitoring van de indicatoren gedurende de geldigheidsduur van de vorige vergunning en, in voorkomend geval, gedocumenteerd bewijs van de genomen maatregelen indien de waarden van de indicatoren de in artikel 26, lid 3, bedoelde drempelwaarden overschrijden. De bevoegde autoriteit verleent of verwerpt de verlengingsaanvraag en registreert de verlenging of afwijzing in Traces en, in geval van afwijzing, de redenen daarvoor.
4. Indien de organisator niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 5, lid 4, of artikel 33, lid 6, gelast de bevoegde autoriteit de schorsing van de vergunning overeenkomstig artikel 138, lid 2, punt j), van Verordening (EU) 2017/625 en registreert zij de schorsing onverwijld in Traces. In voorkomend geval schorst de bevoegde autoriteit het deel van de vergunning dat betrekking heeft op het vervoer naar een derde land.
De bevoegde autoriteit verstrekt de organisator een schriftelijke verklaring met de redenen voor de schorsing en aanbevelingen om de geconstateerde tekortkomingen aan te pakken.
De bevoegde autoriteit heft de schorsing op indien de organisator aantoont dat hij de tekortkomingen waarop de schorsing van de vergunning is gebaseerd, heeft verholpen.
Voor vervoer binnen de Unie trekt de bevoegde autoriteit, indien de organisator de tekortkomingen niet binnen een maand na de schorsing heeft verholpen, de vergunning in.
Voor vervoer naar een derde land trekt de bevoegde autoriteit, indien de organisator de tekortkomingen niet binnen drie maanden na de schorsing heeft verholpen, de vergunning in.
Artikel 7
Aanvraag voor een vergunning van vervoerder voor korte transporten
1. Vervoerders mogen alleen dieren vervoeren voor korte transporten indien zij beschikken over:
a) een vergunning voor korte transporten die overeenkomstig artikel 9, lid 1, voor de betrokken soorten en categorieën is verleend, of
b) een vergunning voor lange transporten die overeenkomstig artikel 9, lid 1, voor de betrokken soorten en categorieën is verleend.
2. De vervoerder dient in Traces met behulp van het formulier in afdeling 2 van bijlage V een aanvraag in bij de bevoegde autoriteit voor een vergunning voor het vervoer van dieren voor korte transporten. De aanvraag bevat bewijs dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de vervoerder is gevestigd, of, als het een vervoerder uit een derde land betreft, vertegenwoordigd in de lidstaat van de respectieve bevoegde autoriteit;
b) de vervoerder beschikt over voldoende en passend personeel en uitrusting en over schriftelijke instructies voor het personeel met betrekking tot het drenken, voederen en verzorgen van dieren en over operationele procedures om zijn personeel in staat te stellen aan deze verordening te voldoen;
c) de bestuurders en verzorgers die in dienst zijn van of diensten verlenen aan de vervoerder hebben de desbetreffende opleidingen gevolgd en beschikken over getuigschriften van vakbekwaamheid zoals bedoeld in artikel 38;
d) noch de vervoerder, noch zijn vertegenwoordiger in de lidstaat waar de aanvraag wordt ingediend, hebben in de vijf jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag een ernstige inbreuk zoals bedoeld in artikel 44 gepleegd.
Voor de toepassing van punt d) tonen de vervoerder of zijn vertegenwoordigers, indien zij in die periode een ernstige inbreuk hebben gepleegd, ten genoegen van de bevoegde autoriteit aan dat zij alle nodige maatregelen hebben genomen om verdere inbreuken te voorkomen.
Artikel 8
Aanvraag voor een vergunning van vervoerder voor lange transporten
1. Vervoerders mogen dieren alleen voor lange transporten vervoeren als zij in het bezit zijn van een overeenkomstig artikel 9, lid 1, verleende vergunning. Dergelijke vergunningen zijn ook geldig voor korte transporten.
2. De vervoerder dient in Traces met behulp van het formulier in afdeling 3 van bijlage V een aanvraag in bij de bevoegde autoriteit voor een vergunning voor het vervoer van dieren voor lange transporten. Vervoerders mogen een vergunning slechts bij één bevoegde autoriteit in één lidstaat aanvragen.
3. De in lid 2 bedoelde aanvraag bevat bewijs dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de vervoerder voldoet aan de voorwaarden van artikel 7, lid 2, en
b) de vervoerder beschikt over de volgende documenten:
i. geldige certificaten van goedkeuring zoals bedoeld in artikel 12 of 13, voor de vervoermiddelen die tijdens het lange transport door de vervoerder zullen worden gebruikt;
ii. een document met nadere informatie over de procedures aan de hand waarvan de vervoerder de verplaatsingen van de onder zijn verantwoordelijkheid vallende voertuigen en schepen kan volgen en registreren en de procedures met behulp waarvan tijdens lange transporten op elk moment contact met de betrokken bestuurders kan worden opgenomen;
iii. een noodplan voor noodsituaties tijdens het voorgenomen vervoer.
4. Om de eenvormige presentatie van de noodplannen voor noodsituaties tijdens lange transporten zoals bedoeld in punt b, iii), te waarborgen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 49 uitvoeringshandelingen vast te stellen om minimumeisen vast te leggen voor de inhoud van het noodplan voor de verschillende soorten transporten en om standaardformulieren voor de indiening van die noodplannen vast te stellen en zo nodig te actualiseren.
Artikel 9
Verlening, verlenging, schorsing en intrekking van vergunningen van vervoerders
1. De bevoegde autoriteit verleent een vervoerder een vergunning voor korte of lange transporten zoals vereist uit hoofde van artikel 7, lid 1, en artikel 8, lid 1, in Traces met behulp van de formulieren in respectievelijk de afdelingen 2 en 3 van bijlage V, mits aan de voorwaarden van respectievelijk artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 2, is voldaan.
2. In de in lid 1 bedoelde vergunning worden de diersoorten en -categorieën en het/de betrokken vervoerstype(n) vermeld, en wordt aangegeven of zij betrekking heeft op lange of korte transporten.
De geldigheidsduur van de vergunning bedraagt ten hoogste vijf jaar vanaf de datum van afgifte.
3. Een maand voor het verstrijken van de vergunning voor korte of lange transporten kan de vervoerder een aanvraag tot verlenging van de vergunning in Traces indienen. Een verlengingsaanvraag bevat de krachtens artikel 7, lid 2, of artikel 8, lid 2, vereiste documenten en de gedocumenteerde analyse van de monitoring van de indicatoren gedurende de geldigheidsduur van de vorige vergunning en, in voorkomend geval, gedocumenteerd bewijs van de genomen maatregelen indien de waarden van de indicatoren de in artikel 26, lid 3, bedoelde drempelwaarden overschrijden.
4. De bevoegde autoriteit verleent of verwerpt de verlengingsaanvraag en registreert de verlenging of afwijzing in Traces en, in geval van afwijzing, de redenen daarvoor.
5. De vervoerders stellen de betrokken bevoegde autoriteit in kennis van alle wijzigingen met betrekking tot de in artikel 7, lid 2, of artikel 8, lid 2, bedoelde documenten, en wel uiterlijk binnen vijf werkdagen na de datum waarop die wijziging zich heeft voorgedaan.
6. Indien de vervoerder niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 7, lid 2, of artikel 8, lid 2, gelast de bevoegde autoriteit de schorsing van de vergunning overeenkomstig artikel 138, lid 2, punt j), van Verordening (EU) 2017/625 en registreert zij de schorsing onverwijld in Traces.
De bevoegde autoriteit verstrekt de vervoerder een schriftelijke verklaring met de redenen voor de schorsing en aanbevelingen om de geconstateerde tekortkomingen aan te pakken.
De bevoegde autoriteit heft de schorsing op wanneer de vervoerder aantoont dat hij de tekortkomingen waarop de schorsing van de vergunning is gebaseerd, heeft verholpen.
Indien de vervoerder de tekortkomingen niet binnen een maand na de schorsing heeft verholpen, trekt de bevoegde autoriteit de vergunning in.
Artikel 10
Opleiding van de bestuurders, verzorgers en functionarissen voor het dierenwelzijn
De vervoerder zorgt ervoor dat de bestuurders, de verzorgers en de in artikel 21 bedoelde functionarissen voor het dierenwelzijn een van de in artikel 37, lid 1, punt b), bedoelde erkende opleidingen inzake dierenwelzijn volgen. Deze opleiding moet relevant zijn voor hun taken, de soorten en categorieën dieren waarmee zij omgaan en de gebruikte vervoermiddelen.
HOOFDSTUK III
VERVOERMIDDELEN
Artikel 11
Algemene voorschriften voor vervoermiddelen
1. Het weg- of spoorvervoer van dieren tijdens lange transporten is verboden, tenzij het vervoermiddel overeenkomstig artikel 12 is geïnspecteerd en goedgekeurd.
2. Het vervoer van dieren per veeschip over meer dan 10 zeemijl vanuit een haven in de Unie is verboden, tenzij het veeschip overeenkomstig artikel 13 is geïnspecteerd en goedgekeurd.
3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing op containers die worden gebruikt voor het vervoer over de weg, per spoor of per containerschip van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen.
4. Dieren mogen alleen worden vervoerd met vliegtuigen van luchtvaartmaatschappijen die lid zijn van de Internationale Luchtvaartorganisatie.
5. Dieren mogen alleen per roroschip worden vervoerd indien aan de voorschriften van hoofdstuk II, punt 3, van bijlage I is voldaan.
Artikel 12
Certificaat van goedkeuring van weg- of spoorvoertuigen en van containers voor grote dieren
1. De vervoerder dient in Traces een aanvraag voor een certificaat van goedkeuring van een weg- of spoorvoertuig voor het vervoer van dieren voor lange transporten of van containers voor grote dieren in bij de bevoegde autoriteit, met gebruikmaking van het formulier in afdeling 5 van bijlage V.
2. De bevoegde autoriteit verleent de vervoerder een certificaat van goedkeuring van het vervoermiddel in Traces met gebruikmaking van het formulier in afdeling 5 van bijlage V, op voorwaarde dat:
a) voor het vervoermiddel geen aanvraag is ingediend bij, noch een certificaat van goedkeuring is verleend door, noch is besloten tot afwijzing van een aanvraag door een andere bevoegde autoriteit in dezelfde of een andere lidstaat;
b) het vervoermiddel na inspectie door de bevoegde autoriteit blijkt te beantwoorden aan de eisen van de hoofdstukken II en VI van bijlage I ten aanzien van het ontwerp, de bouw en de staat van onderhoud van wegvervoermiddelen voor lange transporten.
3. De bevoegde autoriteit registreert elke afwijzing van een aanvraag voor een certificaat van goedkeuring in Traces, alsook de redenen voor haar besluit.
De geldigheidsduur van het certificaat van goedkeuring bedraagt ten hoogste vijf jaar vanaf de datum van afgifte.
4. Een maand voor de vervaldatum van het in lid 2 bedoelde certificaat van goedkeuring kan de vervoerder in Traces een aanvraag tot verlenging indienen overeenkomstig de voorschriften van de leden 1 en 2.
5. De vervoerder stelt de bevoegde autoriteit in kennis van alle wijzigingen, aanpassingen of beschadigingen van het vervoermiddel die van invloed kunnen zijn op het welzijn van de vervoerde dieren, en wel binnen vijf dagen nadat deze zich hebben voorgedaan.
6. Indien een vervoermiddel niet langer aan de voorwaarden van lid 2 voldoet, gelast de bevoegde autoriteit de schorsing van het certificaat overeenkomstig artikel 138, lid 2, punt j), van Verordening (EU) 2017/625 en registreert zij de schorsing in Traces.
De bevoegde autoriteit verstrekt de vervoerder een schriftelijke verklaring met de redenen voor de schorsing en aanbevelingen om de geconstateerde tekortkomingen te verhelpen.
De bevoegde autoriteit heft de schorsing op indien de vervoerder aantoont dat hij de tekortkomingen waarop de schorsing van zijn certificaat is gebaseerd, heeft verholpen.
Indien de vervoerder de tekortkomingen niet binnen een maand na de schorsing heeft verholpen, trekt de bevoegde autoriteit het certificaat in.
Artikel 13
Certificaat van goedkeuring van veeschepen
1. De vervoerder dient in Traces een aanvraag voor een certificaat van goedkeuring van een veeschip voor het vervoer van dieren in bij de bevoegde autoriteit, met gebruikmaking van het formulier in afdeling 6 van bijlage V. De aanvraag bevat de volgende documenten:
a) een document met de gegevens van de aanvrager en het veeschip, met inbegrip van de ombouwdatum, indien van toepassing, en een plattegrond van het schip met de indeling van de hokken, de verlichting en de waterafvoer-, brandblus- en ventilatiesystemen;
b) een document waarin wordt beschreven hoe de in punt a) genoemde systemen werken en hoe de energiebronnen voldoende energie kunnen leveren om die systemen te ondersteunen.
2. De bevoegde autoriteit verleent een certificaat van goedkeuring van het veeschip in Traces met gebruikmaking van het formulier in afdeling 6 van bijlage V, op voorwaarde dat:
a) het schip zijn eerste transport zal uitvoeren vanuit de lidstaat waar de aanvraag wordt ingediend;
b) voor het schip geen aanvraag is ingediend bij, noch een certificaat van goedkeuring is verleend door, noch is besloten tot afwijzing van een aanvraag door een andere bevoegde autoriteit in dezelfde of een andere lidstaat;
c) het schip na inspectie door de bevoegde autoriteit blijkt te beantwoorden aan de eisen van de hoofdstukken II en IV van bijlage I ten aanzien van de bouw en uitrusting van veeschepen;
d) het schip vaart onder de vlag van een vlaggenstaat die op basis van zijn prestaties is ingedeeld in de witte of grijze lijst overeenkomstig het Memorandum van overeenstemming inzake toezicht op schepen door de havenstaat.
De goedkeuring van het veeschip wordt geschorst, tenzij een officiële dierenarts tijdens de gehele eerste reis van het schip officiële controles aan boord van het veeschip heeft uitgevoerd na de goedkeuring en vóór de verlenging van die goedkeuring, en uit die controles is gebleken dat de bouw en de uitrusting van het veeschip niet schadelijk zijn voor het welzijn van de dieren aan boord, of dat er doeltreffende corrigerende maatregelen zijn genomen.
3. De bevoegde autoriteit registreert elke afwijzing van een aanvraag voor goedkeuring in Traces, alsook de redenen voor haar besluit.
De geldigheidsduur van het certificaat van goedkeuring bedraagt ten hoogste vijf jaar vanaf de datum van afgifte.
4. Een maand voor de vervaldatum van het in lid 2 bedoelde certificaat van goedkeuring van het veeschip kan de vervoerder in Traces een aanvraag tot verlenging van het certificaat indienen overeenkomstig de voorschriften van de leden 1 en 2.
5. De vervoerder stelt de betrokken bevoegde autoriteit in kennis van alle wijzigingen, aanpassingen of beschadigingen van het schip die van invloed kunnen zijn op het welzijn van de vervoerde dieren, en wel binnen vijf dagen nadat deze zich hebben voorgedaan, of indien niet langer aan het voorschrift van lid 2, punt d), wordt voldaan.
6. Indien het schip niet langer aan de voorwaarden van lid 2 voldoet, gelast de bevoegde autoriteit de schorsing van het certificaat overeenkomstig artikel 138, lid 2, punt j), van Verordening (EU) 2017/625 en registreert zij de schorsing in Traces.
De bevoegde autoriteit verstrekt de vervoerder een schriftelijke verklaring met de redenen voor de schorsing en aanbevelingen om de geconstateerde tekortkomingen te verhelpen.
De bevoegde autoriteit heft de schorsing op indien de vervoerder aantoont dat hij de tekortkomingen waarop de schorsing van zijn certificaat is gebaseerd, heeft verholpen.
Indien de vervoerder de tekortkomingen niet binnen een maand na de schorsing heeft verholpen, trekt de bevoegde autoriteit het certificaat in.
7. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 49 uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot:
a) het opzetten van een elektronische databank voor de registratie van inspecties op veeschepen voor de toepassing van dit artikel en van de officiële controles die worden uitgevoerd uit hoofde van Verordening (EU) 2017/625;
b) de samenstelling van de teams van inspecteurs om de in lid 1 bedoelde inspecties uit te voeren;
c) gedetailleerde voorschriften betreffende de aanwezigheid van een officiële dierenarts aan boord met het oog op de goedkeuring van een veeschip.
HOOFDSTUK IV
VERPLICHTINGEN VÓÓR HET VERTREK
Artikel 14
Verplichtingen voor organisatoren
1. De organisatoren moeten ervoor zorgen dat het gehele transport van de plaats van vertrek naar de plaats van bestemming in de Unie of in een derde land aan deze verordening voldoet.
2. De organisatoren zijn verantwoordelijk voor de planning van het transport van de plaats van vertrek tot de plaats van bestemming. De organisator moet voldoen aan de bepalingen met betrekking tot het journaal zoals bedoeld in artikel 15 en ondertekent afdeling 1 van het journaal in Traces overeenkomstig de punten 1 en 2 van bijlage III.
3. De organisatoren zorgen er bij elk transport voor dat:
a) de te vervoeren dieren ten minste een week voor het vertrek op de plaats van vertrek worden ondergebracht;
b) de verschillende trajecten van het transport worden gecoördineerd, met name wanneer deze door verschillende exploitanten worden uitgevoerd, zodat het welzijn van de dieren niet in het gedrang komt door onvoldoende coördinatie tussen de verschillende delen van het transport of verschillende exploitanten;
c) bij de organisatie van het transport rekening wordt gehouden met de verwachte temperatuur wanneer dat relevant is voor de betrokken soorten en categorieën dieren, overeenkomstig artikel 31 en hoofdstuk V van bijlage I;
d) een persoon wordt aangewezen om op elk gewenst moment informatie over de planning, uitvoering en voltooiing van het transport te verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van de plaats van vertrek, in verzamelcentra, op controleposten en in inrichtingen van bestemming.
Artikel 15
Journaal voor alle lange transporten en korte transporten naar derde landen
1. Voor lange transporten en korte transporten naar derde landen vullen de organisatoren vóór het transport in Traces afdeling 1 van het journaal in, zoals vermeld in punt 1 van bijlage III.
2. Wanneer het journaal betrekking heeft op een lang transport of een kort transport naar een derde land, legt de organisator het journaal ten minste twee dagen en ten vroegste vijf dagen voor de geplande vertrekdatum in Traces ter goedkeuring voor aan de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek. Het transport kan niet beginnen voordat de bevoegde autoriteit het journaal overeenkomstig lid 4 heeft goedgekeurd.
3. Het journaal moet een bevestiging van een boeking bij een controlepost bevatten wanneer de transporttijd volgens de planning van het transport waarschijnlijk meer dan 21 uur zal bedragen.
4. De bevoegde autoriteit keurt het journaal in Traces goed, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) het journaal is realistisch en geeft blijk van naleving van deze verordening;
b) de in het journaal vermelde vervoerders zijn in het bezit van de vereiste vergunningen voor vervoerders, geldige certificaten van goedkeuring voor vervoermiddelen en geldige getuigschriften van vakbekwaamheid voor bestuurders en verzorgers.
5. Indien niet aan de voorwaarden van lid 4 is voldaan, verlangt de bevoegde autoriteit van de organisator dat hij de organisatie van het voorgenomen transport zodanig wijzigt dat het voldoet aan deze verordening.
6. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat journalen voor lange transporten en korte transporten naar derde landen gedurende maximaal zes jaar in Traces worden bewaard voor latere officiële controles overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2017/625.
Artikel 16
Journaal voor korte transporten binnen de Unie
1. Voor korte transporten binnen de Unie vullen de organisatoren in Traces het journaal in zoals vermeld in punt 2 van bijlage III.
2. Journalen voor korte transporten binnen de Unie worden gedurende zes jaar in Traces bewaard voor latere officiële controles overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2017/625.
Artikel 17
Verplichtingen voor houders vóór het transport
1. De houders op de plaats van vertrek zien erop toe dat de dieren die in het vervoermiddel moeten worden geladen, geschikt zijn voor vervoer.
Voor drachtige dieren vermeldt de houder op de plaats van vertrek in het journaal de datum van inseminatie of de vermoedelijke datum van natuurlijke dekking.
2. Het laden van de dieren op vervoermiddelen gebeurt onder toezicht van een dierenarts.
HOOFDSTUK V
VERPLICHTINGEN TIJDENS HET VERVOER EN OP DE PLAATS VAN BESTEMMING
Artikel 18
Algemene verplichtingen voor vervoerders
1. De vervoerder vervoert dieren overeenkomstig deze verordening, met name de relevante voorschriften voor de vervoerde soorten in bijlage I voor landdieren en in bijlage II voor waterdieren, tot de aankomst op de plaats van bestemming in de Unie of in een derde land.
2. De vervoerder is verantwoordelijk voor de geschiktheid voor vervoer van de dieren vanaf het laden van de dieren op de plaats van vertrek tot het lossen van de dieren op de plaats van bestemming.
3. Bij vervoer over de weg of per spoor laat de vervoerder alleen bestuurders en verzorgers met dieren omgaan die in het bezit zijn van het in artikel 38 bedoelde getuigschrift van vakbekwaamheid.
4. Bij vervoer over de weg of per spoor zorgt de vervoerder ervoor dat alle zendingen dieren vergezeld worden door een verzorger, behalve in de volgende gevallen:
a) de dieren worden vervoerd in afgesloten containers die voldoende worden geventileerd en die, zo nodig, voorzien zijn van voeder- en drinkautomaten die niet kunnen worden omgestoten en die voldoende voeder en water bevatten voor een transport dat dubbel zo lang duurt als het verwachte transport;
b) de bestuurder treedt tevens op als verzorger.
5. Bij vervoer over de weg of per spoor waarbij een traject van het transport met een roroschip plaatsvindt, zien de vervoerder en de persoon die verantwoordelijk is voor het op het schip laden van de voertuigen erop toe dat het schip voldoet aan de voorschriften van hoofdstuk II, punt 3, van bijlage I.
Artikel 19
Verplichtingen voor organisatoren, vervoerders, bestuurders en verzorgers tijdens het vervoer over de weg of per spoor
1. De bestuurder of verzorger controleert de dieren ten minste om de 4,5 uur om hun welzijn en geschiktheid voor vervoer te beoordelen.
2. De bestuurder en de verzorger stellen de vervoerder en de organisator overeenkomstig de procedures van het in artikel 8 bedoelde noodplan onmiddellijk in kennis van ieder ernstig voorval dat negatieve gevolgen kan hebben voor het welzijn van de dieren. De organisator geeft de informatie door aan de bevoegde autoriteit.
3. De vervoerder is verantwoordelijk voor elk dier dat tijdens het transport ongeschikt wordt voor vervoer omdat de verzorger of bestuurder zijn of haar taken niet naar behoren uitvoert.
4. Bij overladingen van het ene vervoermiddel in het andere ziet de bestuurder of verzorger erop toe dat de technische voorschriften van de hoofdstukken I en III van bijlage I met betrekking tot de vervoerde dieren worden nageleefd.
Artikel 20
Verplichtingen voor houders in verzamelcentra, op controleposten en op plaatsen van bestemming
1. De houders van dieren die in verzamelcentra, op controleposten en op plaatsen van bestemming worden gehouden, zien erop toe dat de technische voorschriften van hoofdstuk I, punten 1 tot en met 3, van bijlage I, en in voorkomend geval van punt 4 van bijlage II, worden nageleefd.
2. De houders in verzamelcentra of op controleposten registreren de toestand waarin de dieren zijn aangekomen en vullen in Traces afdeling 3 van het journaal in en ondertekenen dit, zoals vermeld in punt 1 van bijlage III.
Artikel 21
Functionaris voor het dierenwelzijn op veeschepen
1. Voor een transport per veeschip wijst de vervoerder een functionaris voor het dierenwelzijn aan die is opgeleid en in het bezit is van een getuigschrift van vakbekwaamheid overeenkomstig artikel 38.
2. De functionaris voor het dierenwelzijn rapporteert aan en werkt onder het rechtstreekse gezag van de vervoerder en rapporteert rechtstreeks aan hem en aan de organisator over zaken die verband houden met het welzijn van dieren.
3. De functionaris voor het dierenwelzijn:
a) verzorgt de dieren en controleert de dieren ten minste tweemaal per dag om hun welzijn en geschiktheid voor vervoer te beoordelen, en neemt passende maatregelen om hun welzijn in stand te houden;
b) stelt de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek en de organisator overeenkomstig de procedures van het in artikel 8, lid 3, punt b), iii), bedoelde noodplan in kennis van ieder ernstig voorval dat negatieve gevolgen kan hebben voor het welzijn van de dieren;
c) zorgt ervoor dat Verordening (EG) nr. 1099/2009 wordt nageleefd wanneer dieren tijdens het transport op zee worden gedood om een einde te maken aan hun lijden.
4. De organisator stelt de kapitein van het veeschip in kennis van de in lid 3 bedoelde verantwoordelijkheden van de functionaris voor het dierenwelzijn.
Artikel 22
Verzamelcentra
1. De exploitanten van verzamelcentra verzorgen voor hun personeel opleidingen over de in punt 1 van de hoofdstukken I en III van bijlage I vastgestelde technische voorschriften.
2. De exploitanten van verzamelcentra:
a) mogen alleen personeel dat een opleiding met betrekking tot de desbetreffende technische voorschriften van bijlage I heeft afgerond, met de dieren laten omgaan;
b) moeten personeelsleden en andere personen die toegang tot het verzamelcentrum hebben, regelmatig informeren over de krachtens deze verordening op hen rustende verplichtingen en over de straffen die op inbreuken op deze verordening staan;
c) moeten de contactgegevens van de bevoegde autoriteit waaraan eventuele inbreuken op deze verordening moeten worden gemeld, permanent ter beschikking houden van personeelsleden en andere personen die toegang tot het verzamelcentrum hebben;
d) moeten in geval van een inbreuk op deze verordening door een persoon die in het verzamelcentrum aanwezig is, de nodige maatregelen nemen om een einde te maken aan de inbreuk en herhaling ervan te voorkomen, onverminderd eventuele maatregelen van de bevoegde autoriteit;
e) moeten de nodige interne voorschriften vaststellen, controleren en handhaven om de naleving van de punten a) tot en met d) te garanderen.
3. Een verzamelcentrum wordt niet als plaats van bestemming vermeld in het journaal zoals bedoeld in de artikelen 15 en 16.
Artikel 23
Oponthoud tijdens het vervoer
1. De organisatoren en, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit nemen de nodige maatregelen om oponthoud tijdens het vervoer te voorkomen of tot een minimum te beperken.
2. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat er op plaatsen van vertrek, in verzamelcentra, op controleposten, in inrichtingen van bestemming, op plaatsen van uitgang en op grenscontroleposten speciale regelingen worden getroffen om voorrang te geven aan dierentransporten, onder meer door te voorzien in snelle doorgangen zodat de dieren indien nodig zonder onnodig oponthoud worden geïnspecteerd.
Artikel 24
Plaatsbepalingssystemen voor vervoermiddelen
1. Wegvervoermiddelen moeten zijn uitgerust met een plaatsbepalingssysteem dat communiceert met het in lid 3 bedoelde informatiesysteem op basis van de in lid 8 bedoelde technische voorschriften.
2. Het in lid 1 bedoelde plaatsbepalingssysteem registreert de plaats van wegvoertuigen met korte tussenpozen en is operationeel tijdens het transport van de plaats van vertrek tot de aankomst op de plaats van bestemming.
3. De gegevens van de plaatsbepalingssystemen van het vervoermiddel worden bewaard in een informatiesysteem dat voor Traces toegankelijk is en door de Commissie overeenkomstig lid 7 wordt opgezet.
4. Bij het invullen van afdeling 1 van het journaal overeenkomstig punt 1 van bijlage III leggen de organisatoren de locaties van de volgende punten van het transport vast:
a) plaats van vertrek;
b) controleposten;
c) plaats van uitgang uit de Unie en grensovergangen tussen lidstaten; en
d) plaats van bestemming.
5. Na het transport verzamelt Traces gegevens uit het in lid 3 bedoelde informatiesysteem over de aankomsttijd van het vervoermiddel op de in lid 4 bedoelde locaties. Deze informatie wordt in Traces opgeslagen met het oog op officiële controles, met inbegrip van de analyse van voltooide transporten.
6. De Commissie mag de in lid 5 bedoelde informatie gebruiken om de in artikel 114 van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde jaarverslagen op te stellen, na anonimisering van de persoonsgegevens, en om audits in de lidstaten te organiseren.
7. Uiterlijk op [3 years from the date of entry into force of this Regulation] ontwikkelt de Commissie het in lid 3 bedoelde informatiesysteem.
8. Uiterlijk op [3 years from the date of entry into force of this Regulation] stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen de nodige technische protocollen vast om het mogelijk te maken dat de in lid 1 bedoelde plaatsbepalingssystemen de plaats van het voertuig met een bepaalde nauwkeurigheid van zijn geografische locatie doorgeven aan het in lid 3 bedoelde informatiesysteem met het oog op het gebruik van het informatiesysteem, alsook de protocollen voor het opvragen van de vereiste informatie uit het informatiesysteem via Traces.
Artikel 25
Verplichtingen op de plaats van bestemming
1. De bestuurder of de verzorger en de houder op de plaats van bestemming registreren in Traces de datum en het tijdstip van aankomst van de dieren en hun toestand door afdeling 3 van het journaal in te vullen en te ondertekenen, zoals vermeld in punt 1 van bijlage III.
In geval van een verschil van mening tussen de bestuurder of de verzorger en de houder op de plaats van bestemming over de toestand waarin de dieren op de plaats van bestemming zijn aangekomen, of wanneer uit het journaal blijkt dat de dieren bij aankomst in een slechte toestand verkeerden, registreren de houder en de bestuurder of de verzorger de geconstateerde onregelmatigheden in afdeling 5 van het journaal, zoals vermeld in punt 1 van bijlage III.
2. In afwijking van lid 1 registreert de bestuurder of de verzorger die dieren vervoert ten behoeve van een krachtens Richtlijn 2010/63/EU toegelaten project alleen de datum en het tijdstip van aankomst in Traces.
3. Het lossen gebeurt onder toezicht van een dierenarts.
Artikel 26
Monitoring van indicatoren
1. Voor de toepassing van artikel 25, lid 1, beoordelen de bestuurder of de verzorger en de houder op de plaats van bestemming de toestand van landdieren bij aankomst aan de hand van de volgende indicatoren:
a) het totaal aantal dieren;
b) het aantal dode dieren bij aankomst in elke zending;
c) het aantal tijdens het vervoer gewond geraakte dieren in elke zending;
d) andere gezondheids- en fysieke problemen dan letsels, waaronder, in voorkomend geval, hitte- of koudestress, langdurige dorst en honger in een zending, die bij de dieren worden waargenomen.
2. De houder registreert de bevindingen met betrekking tot de in lid 1 bedoelde indicatoren in afdeling 3 van het journaal in Traces.
3. De organisator en de vervoerder monitoren de in lid 1 bedoelde indicatoren en analyseren de verzamelde informatie na de voltooiing van het transport. Wanneer uit de resultaten van de analyse blijkt dat niet aan de eisen van artikel 4 is voldaan of wanneer de waarden van de indicatoren de door de Commissie overeenkomstig lid 5 vastgestelde drempelwaarden overschrijden, nemen zij corrigerende maatregelen.
4. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 49 uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de gezondheids- en fysieke problemen die overeenkomstig lid 1, punt d), moeten worden gemonitord, en van de methoden die moeten worden gebruikt bij de kwantificering van de in lid 1 bedoelde indicatoren.
5. De Commissie kan, op basis van het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vaststellen ter bepaling van de drempelwaarden voor corrigerende maatregelen.
HOOFDSTUK VI
VOORWAARDEN VOOR HET VERVOER VAN LANDDIEREN
Artikel 27
Transporttijden, rusttijden en tussenpozen voor het voederen en drenken tijdens het vervoer van volwassen landdieren over de weg en per spoor voor lange transporten
1. Onverminderd strengere voorschriften inzake transporttijden in dit hoofdstuk en in hoofdstuk V van bijlage I, moeten lange transporten voor het vervoer over de weg of per spoor van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen, voor andere doeleinden dan de slacht, voldoen aan de volgende voorwaarden:
a) het transport bestaat uit maximaal twee delen, die elk niet langer dan 21 uur duren, waarna de dieren de plaats van bestemming moeten bereiken;
b) na de eerste 21 uur vanaf het begin van het transport en indien de dieren nog niet op de plaats van bestemming zijn aangekomen, worden zij voor een rusttijd van ten minste 24 uur op een controlepost gelost voordat het vervoer mag worden voortgezet;
c) beide in punt a) bedoelde delen van het transport omvatten rusttijden van ten minste 1 uur na maximaal 10 uur; tijdens de rusttijd moeten de dieren op het stilstaande vervoermiddel blijven.
2. Voor lange transporten zijn de voorschriften van hoofdstuk VI van bijlage I van toepassing.
3. Voor het vervoer over de weg van als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen voor andere doeleinden dan de slacht gelden de specifieke voorschriften van hoofdstuk V, punt 2, van bijlage I.
4. Landdieren, met uitzondering van als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen, moeten met regelmatige tussenpozen worden gedrenkt en gevoederd, zoals bepaald in hoofdstuk V van bijlage I.
5. Voor vervoer per spoor is lid 1, punt c), niet van toepassing.
6. De leden 1 tot en met 5 zijn niet van toepassing op dieren die in biologisch veilig vervoer worden vervoerd ten behoeve van een toegelaten project of de fok krachtens Richtlijn 2010/63/EU.
Artikel 28
Transport- en rusttijden voor het vervoer van landdieren naar de slacht over de weg of per spoor
1. Het vervoer van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen naar de slacht mag alleen plaatsvinden in korte transporten.
2. Wanneer het binnen de Unie niet mogelijk is om vanaf een specifieke plaats van vertrek met een kort transport een slachthuis te bereiken dat geschikt is voor de slacht van de in lid 1 bedoelde soorten en categorieën dieren, kunnen de bevoegde autoriteiten van de plaats van vertrek een vergunning verlenen voor een lang transport naar het dichtstbijzijnde slachthuis dat geschikt is voor de vervoerde soort.
3. Voor het vervoer van konijnen en pluimvee naar de slacht gelden de specifieke voorschriften voor deze soorten die zijn vastgesteld in hoofdstuk V, punt 2, van bijlage I.
Artikel 29
Transporttijden, rusttijden, voederen en drenken van niet-gespeende kalveren, lammeren, geitenlammeren, biggen en veulens
1. De transporttijd voor het vervoer over de weg van niet-gespeende kalveren, lammeren, geitenlammeren, biggen en veulens mag niet meer dan 8 uur bedragen.
2. In afwijking van lid 1 en mits het vervoermiddel is uitgerust met een overeenkomstig lid 5 goedgekeurd voedersysteem, mogen niet-gespeende kalveren, lammeren, geitenlammeren, biggen en veulens gedurende ten hoogste 9 uur worden vervoerd, waarna een rusttijd van ten minste een uur moet plaatsvinden zonder dat de dieren worden gelost, voordat het transport wordt hervat voor ten hoogste nog eens 9 uur.
3. Wanneer een deel van een transport voor het vervoer van niet-gespeende kalveren, lammeren, geitenlammeren, biggen en veulens over zee plaatsvindt, wordt dat deel van het transport niet meegeteld bij de berekening van de transporttijd.
4. Niet-gespeende kalveren, lammeren, geitenlammeren, biggen en veulens worden ad libitum gedrenkt en worden met tussenpozen van 9 uur, gerekend vanaf het begin van het transport en ongeacht het vervoermiddel waarin zij worden vervoerd, gevoederd met soortspecifieke melk of een passende melkvervanger.
5. Een fabrikant van een in lid 2 bedoeld voedersysteem die gevestigd is in de Unie of die, indien gevestigd in een derde land, vertegenwoordigd is in de Unie, kan bij de Commissie een aanvraag tot goedkeuring van het voedersysteem indienen.
6. De Commissie keurt door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 49 het in lid 2 bedoelde voedersysteem goed, mits er wetenschappelijk en technisch bewijs is dat met het voedersysteem alle niet-gespeende kalveren, lammeren, geitenlammeren, biggen en veulens aan boord tijdens het transport kunnen worden gevoederd met melk of melkvervangers op lichaamstemperatuur en met een passende mate van hygiëne.
Artikel 30
Transporten over de weg van en naar veeschepen en roroschepen voor het vervoer van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen
1. De transporttijden voor het vervoer van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen waarbij een deel van het transport over zee plaatsvindt en zendingen vanuit verschillende plaatsen van oorsprong worden vervoerd, worden berekend vanaf het laden van de dieren op de plaats van vertrek die in rijtijd het verst van de haven van lading verwijderd is. De berekening van de transporttijd wordt tijdelijk onderbroken vanaf het moment waarop het laatste dier op het vaartuig wordt geladen tot het moment waarop het eerste dier in de haven van aankomst wordt gelost.
2. Voor de voedertijden aan boord gelden de specifieke voorschriften van hoofdstuk V, punt 1, van bijlage I.
Artikel 31
Transporttijden en voorwaarden voor het vervoer van andere landdieren dan als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen over de weg en per spoor bij extreme temperaturen
1. De organisator houdt, bij het indienen van het journaal in Traces, evenals de bevoegde autoriteit bij de goedkeuring van het journaal, rekening met de verwachte temperatuur op de plaats van vertrek, de plaats van bestemming en, in voorkomend geval, de plaats van de controlepost op het tijdstip waarop de dieren naar verwachting op die plaatsen zullen zijn. Voor zendingen die naar derde landen worden vervoerd, houdt de organisator ook rekening met de verwachte temperatuur op de plaats van uitgang of de grenscontrolepost van het derde land.
2. Voor het wegvervoer van landdieren, met uitzondering van honden en katten, geldt:
a) wanneer temperaturen van minder dan 0 °C worden verwacht, moeten wegvoertuigen worden afgedekt en moet de luchtcirculatie in het dierencompartiment worden gecontroleerd om de dieren tijdens het transport te beschermen tegen blootstelling aan windverkilling;
b) wanneer temperaturen van minder dan -5 °C worden verwacht, mag de transporttijd, onverminderd de maatregelen in punt a), niet meer dan 9 uur bedragen;
c) wanneer temperaturen tussen 25 en 30 °C worden verwacht, mag de transporttijd in de periode tussen 10.00 en 21.00 uur niet meer dan 9 uur bedragen;
d) wanneer temperaturen van meer dan 30 °C worden verwacht, zijn alleen transporten toegestaan die volledig tussen 21.00 en 10.00 uur plaatsvinden;
e) wanneer tussen 21.00 en 10.00 uur temperaturen van meer dan 30 °C worden verwacht, wordt de beschikbare ruimte voor de dieren met 20 % vergroot.
3. Honden en katten worden vervoerd in een compartiment met een omgevingstemperatuur tussen 20 en 25 °C en een luchtvochtigheid tussen 30 en 70 %.
4. De leden 1 tot en met 3 zijn niet van toepassing op dieren die in biologisch veilig vervoer worden vervoerd ten behoeve van een toegelaten project of de fok krachtens Richtlijn 2010/63/EU.
5. Voor de toepassing van lid 1 nemen de lidstaten uiterlijk op de datum van toepassing van deze verordening de link naar hun aangewezen instantie voor temperatuurverwachtingen in Traces op om de temperatuurverwachting met alle bevoegde autoriteiten en exploitanten te delen.
Voor het vervoer van dieren naar een derde land worden de verwachte temperaturen op locaties in derde landen bepaald aan de hand van de aangewezen instantie voor temperatuurverwachtingen van de plaats van vertrek.
HOOFDSTUK VII
VERVOER VAN EN NAAR DERDE LANDEN
Artikel 32
Verplichtingen met betrekking tot het vervoer van dieren naar derde landen
1. Organisatoren mogen alleen regelingen treffen voor het vervoer van dieren naar derde landen als zij in het bezit zijn van een overeenkomstig artikel 5 verleende vergunning.
2. De organisatoren vullen overeenkomstig artikel 15 voor zowel korte als lange transporten afdeling 1 van het journaal in zoals vermeld in punt 1 van bijlage III, en zorgen ervoor dat vervoerders en houders op de plaats van bestemming de afdelingen van het journaal invullen die hen betreffen.
3. Voor transporten die vervoer per veeschip omvatten, verzekert de organisator zich ervan dat de bevoegde autoriteit van het derde land van bestemming de in bijlage IV opgenomen verklaring heeft ingevuld, ondertekend en afgestempeld en aan de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek heeft toegezonden. De bevoegde autoriteit keurt het journaal niet goed indien deze verklaring niet is verstrekt.
4. Zendingen dieren mogen het douanegebied van de Unie alleen verlaten via aangewezen plaatsen van uitgang zoals bedoeld in artikel 39.
Artikel 33
Certificaat voor het vervoer van dieren naar derde landen
1. De organisator zorgt ervoor dat een certificerende instantie het eerste door de organisator georganiseerde transport naar een plaats van bestemming in een derde land beoordeelt.
2. De certificerende instantie beoordeelt of tijdens het in lid 1 bedoelde eerste transport aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de voertuigen en vaartuigen voldoen aan de desbetreffende voorschriften van bijlage I;
b) de in deze verordening vastgestelde maximale transporttijden, bijzondere voorwaarden voor vervoer bij extreme temperaturen en rusttijden worden in acht genomen zoals aangegeven in het journaal;
c) de beschikbare ruimte is in overeenstemming met hoofdstuk VII van bijlage I;
d) de dieren verblijven ten minste zeven dagen op de opgegeven plaats van bestemming of worden geslacht;
e) het doel van het transport stemt overeen met het in het journaal aangegeven doel;
f) bij transporten met een traject per veeschip komen de dieren in goede staat aan in de haven van aankomst;
g) de dieren worden behandeld overeenkomstig deze verordening;
h) in voorkomend geval zijn de gebruikte controleposten opgenomen in de lijst zoals bedoeld in artikel 34, lid 3;
i) bij het vervoer van waterdieren voldoen de voertuigen en vervoersactiviteiten aan de voorschriften van bijlage II.
3. Indien aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan, geeft de certificerende instantie een certificaat voor het vervoer van dieren naar derde landen af aan de organisator. Het certificaat is vijf jaar geldig.
4. De organisator zendt het certificaat door aan de bevoegde autoriteit die de in artikel 5 bedoelde vergunning heeft verleend.
5. De bevoegde autoriteiten registreren gecertificeerde organisatoren in Traces.
6. Indien niet aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan, deelt de certificerende instantie dit mee aan de organisator en aan de bevoegde autoriteit, die de vergunning van de organisator voor vervoer naar derde landen schorst overeenkomstig artikel 6, lid 4.
7. Certificerende instanties verrichten binnen de vijf jaar dat het certificaat geldig is ten minste tweemaal een onaangekondigde beoordeling van door de organisator uitgevoerde transporten om de naleving van de in lid 2 genoemde voorwaarden te verifiëren.
8. De certificerende instantie zendt de verslagen van de onaangekondigde beoordelingen toe aan de organisator en de bevoegde autoriteit en stelt hen in kennis van ernstige gevallen van niet-naleving na onaangekondigde inspecties. In dergelijke gevallen schorst de bevoegde autoriteit de vergunning van de organisator voor vervoer naar derde landen overeenkomstig artikel 6, lid 4. Deze onaangekondigde beoordelingen laten officiële controles uit hoofde van Verordening (EU) 2017/625 onverlet.
9. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 49 uitvoeringshandelingen vast te stellen om nader te bepalen welke elementen tijdens de beoordelingen moeten worden geverifieerd en met welke frequentie beoordelingen moeten plaatsvinden.
Artikel 34
Controleposten in derde landen
1. Rusttijden voor dieren in derde landen mogen alleen plaatsvinden op controleposten die voldoen aan voorschriften die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van Verordening (EG) nr. 1255/97, en die zijn opgenomen in de in lid 3 bedoelde lijst.
2. Controleposten in derde landen worden alleen in de in lid 3 bedoelde lijst opgenomen indien zij door een certificerende instantie zijn gecertificeerd omdat zij over de middelen beschikken om te voldoen aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die van Verordening (EG) nr. 1255/97. Het certificaat is vijf jaar geldig. De exploitant van de controlepost of de organisator kan de Commissie verzoeken de controlepost op te nemen in de in lid 3 bedoelde lijst.
3. De Commissie hecht door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 49 haar goedkeuring aan een lijst van controleposten die voldoen aan normen die gelijkwaardig zijn aan die van Verordening (EG) nr. 1255/97. Deze lijst wordt in Traces beschikbaar gesteld.
4. De Commissie schrapt een controlepost van de in lid 3 bedoelde lijst wanneer er na een beoordeling door de certificerende instantie of een audit van de Commissie aanwijzingen zijn dat de controlepost niet langer voldoet aan normen die gelijkwaardig zijn aan die van Verordening (EG) nr. 1255/97. De in artikel 49 bedoelde procedure is dan van toepassing.
Artikel 35
Dieren die de Unie binnenkomen
1. Vervoerders die dieren naar de Unie vervoeren:
a) zien erop toe dat de dieren van de plaats van vertrek in het derde land tot de plaats van bestemming in de Unie worden vervoerd in overeenstemming met deze verordening of onder voorwaarden die door de Unie als gelijkwaardig aan die van deze verordening zijn aangemerkt;
b) vullen het journaal in Traces in, zoals vermeld in punt 1 van bijlage III, waarbij met name de plaats, de datum en het tijdstip van vertrek in het derde land worden vastgelegd.
2. Het officiële gezondheidscertificaat waarvan dieren die uit derde landen en gebieden de Unie binnenkomen, vergezeld gaan, bevat een verklaring van de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek dat de planning van het transport voldoet aan voorschriften die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van deze verordening.
3. Voor lange transporten beoordeelt de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek in het derde land het journaal vóór vertrek in Traces en keurt dit goed.
Artikel 36
Dieren die over het grondgebied van de Unie worden doorgevoerd
Wanneer dieren van een plaats van oorsprong in een derde land naar een plaats van bestemming in hetzelfde of een ander derde land worden vervoerd en over het grondgebied van de Unie worden doorgevoerd, zien de exploitanten erop toe dat de voorschriften van deze verordening worden nageleefd tijdens het deel van het transport dat op het grondgebied van de Unie plaatsvindt, met uitzondering van de bepalingen inzake maximale transporttijden van artikel 27, leden 1, 2 en 3, artikel 28, artikel 29, leden 1 en 2, en hoofdstuk V, punt 2.2, van bijlage I.
HOOFDSTUK VIII
VERPLICHTINGEN VAN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN
Artikel 37
Opleidingen
1. Voor de toepassing van artikel 10 wijzen de lidstaten een bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor:
a) het waarborgen van de beschikbaarheid van opleidingen voor bestuurders, verzorgers en functionarissen voor het dierenwelzijn die betrokken zijn bij het vervoer van dieren met betrekking tot de betreffende soorten en categorieën dieren;
b) het bijhouden van een lijst van goedgekeurde opleidingen voor bestuurders, verzorgers en functionarissen voor het dierenwelzijn die verantwoordelijk zijn voor het dierenwelzijn tijdens het vervoer;
c) het organiseren van een onafhankelijk afsluitend examen om de kennis van de bestuurders, verzorgers en functionarissen voor het dierenwelzijn te testen, waarvan de inhoud verband houdt met de betreffende categorieën dieren en in overeenstemming is met het betreffende stadium van het vervoer;
d) het verstrekken van getuigschriften van vakbekwaamheid als bewijs dat het onafhankelijke afsluitende examen met goed gevolg is afgelegd;
e) het bepalen van de inhoud van de in punt a) bedoelde opleidingen en de uitvoeringsvoorwaarden van het in punt b) bedoelde examen.
2. De in lid 1 bedoelde opleidingen hebben ten minste betrekking op de volgende competenties, kennis en vaardigheden:
a) de verplichtingen inzake dierenwelzijn, met name die welke zijn opgenomen in de bijlagen I en II;
b) het soortspecifieke gedrag van de dieren en hun fysiologische en ethologische behoeften tijdens een transport;
c) manieren om de risico’s voor het dierenwelzijn tijdens een transport tot een minimum te beperken;
d) het herkennen van uitingen van positieve en negatieve emoties van dieren, met inbegrip van tekenen van lijden tijdens een transport;
e) het gebruik en onderhoud van uitrusting die wordt gebruikt voor dieren die in het vervoermiddel zijn ondergebracht;
f) methoden voor het monitoren van indicatoren overeenkomstig artikel 26, en
g) de noodplannen zoals bedoeld in artikel 8.
Artikel 38
Getuigschrift van vakbekwaamheid
1. De bevoegde autoriteit geeft een getuigschrift van vakbekwaamheid af in Traces, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de aanvrager is geslaagd voor het in artikel 37, lid 1, punt c), bedoelde afsluitende examen;
b) de aanvrager heeft een schriftelijke verklaring overgelegd dat hij/zij zich in de drie jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag van dat getuigschrift niet schuldig heeft gemaakt aan ernstige inbreuken zoals bedoeld in artikel 44.
2. De bevoegde autoriteit geeft het getuigschrift van vakbekwaamheid niet af indien een andere bevoegde autoriteit de aanvrager een verbod heeft opgelegd om met dieren om te gaan.
3. Het getuigschrift van vakbekwaamheid bevat de in afdeling 4 van bijlage V vermelde informatie. Het is geldig voor een periode van ten hoogste vijf jaar vanaf de datum van afgifte.
4. De lidstaten erkennen geldige getuigschriften van vakbekwaamheid die in een andere lidstaat zijn afgegeven.
5. Voor de toepassing van deze verordening kunnen de lidstaten kwalificaties die voor andere doeleinden zijn verkregen, als gelijkwaardig aan getuigschriften van vakbekwaamheid erkennen, mits die kwalificaties zijn verkregen op voorwaarden die vergelijkbaar zijn met de voorwaarden van dit artikel. De bevoegde autoriteiten maken via internet een lijst bekend van kwalificaties die worden erkend als zijnde gelijkwaardig aan het getuigschrift van vakbekwaamheid, en houden deze lijst actueel.
6. De bevoegde autoriteiten trekken een krachtens deze verordening afgegeven getuigschrift van vakbekwaamheid in Traces in wanneer de houder van dat getuigschrift blijk geeft van onvoldoende vaardigheden, kennis of besef met betrekking tot zijn/haar taken.
Artikel 39
Aanwijzing van plaatsen van uitgang
De lidstaten:
a) wijzen de plaatsen van uitgang aan via welke dieren naar derde landen mogen worden vervoerd;
b) registreren de aangewezen plaatsen van uitgang op hun grondgebied in Traces en werken deze informatie regelmatig bij.
Deze informatie wordt in Traces openbaar gemaakt.
Artikel 40
Inspectie van veeschepen bij het laden en lossen
1. Voordat dieren in een veeschip worden geladen, inspecteert de bevoegde autoriteit het vaartuig om met name te controleren of:
a) het veeschip is gebouwd en uitgerust voor het aantal en het type te vervoeren dieren;
b) de ruimen waar de dieren zullen worden ondergebracht, in goede staat van onderhoud verkeren;
c) de in hoofdstuk IV van bijlage I bedoelde uitrusting in goede staat verkeert;
d) het veeschip volgens het Memorandum van overeenstemming inzake toezicht op schepen door de havenstaat een normaal of laag risicoprofiel heeft.
2. Voordat dieren in een veeschip worden geladen of uit een veeschip worden gelost, inspecteert de bevoegde autoriteit het vaartuig om te controleren of:
a) de conditie van de dieren goed genoeg is om het transport voort te zetten;
b) het laden/lossen geschiedt overeenkomstig hoofdstuk III, punt 2, van bijlage I;
c) de voeder- en watervoorzieningen voldoen aan de voorschriften van hoofdstuk IV, punt 2, van bijlage I.
Artikel 41
Verbindingsorganen voor de bescherming van dieren tijdens het vervoer
1. De overeenkomstig artikel 103, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 aangewezen verbindingsorganen voor de bescherming van dieren tijdens het vervoer hebben, naast de taken en verantwoordelijkheden krachtens Verordening (EU) 2017/625, de volgende taken:
a) het verlenen van wederzijdse bijstand met het oog op een vlotte toepassing van deze verordening, onder meer bij oponthoud tijdens het vervoer of afwijzing door derde landen van zendingen van dieren die over de weg, per spoor of per vaartuig worden vervoerd;
b) de uitwisseling van advies en beste praktijken met betrekking tot de naleving van deze verordening.
2. De Commissie organiseert regelmatig vergaderingen van het netwerk van de in lid 1 bedoelde verbindingsorganen om een uniforme handhaving van deze verordening in de Unie te vergemakkelijken.
HOOFDSTUK IX
SANCTIES
Artikel 42
Maatregelen en sancties om naleving te waarborgen
Onverminderd de toepassing van Verordening (EU) 2017/625 stellen de lidstaten de regels vast inzake de maatregelen en sancties tegen de natuurlijke persoon die zich schuldig heeft gemaakt aan, of de rechtspersoon die aansprakelijk wordt geacht voor, een inbreuk op deze verordening. De lidstaten moeten met name systematisch:
a) vermoedelijke inbreuken onderzoeken om dat vermoeden te bevestigen of weg te nemen;
b) passende maatregelen nemen wanneer een inbreuk wordt geconstateerd, waaronder maatregelen om een einde te maken aan de inbreuk, en
c) overeenkomstig dit hoofdstuk en Verordening (EU) 2017/625 sancties opleggen aan de natuurlijke persoon die zich schuldig heeft gemaakt aan, of aan de rechtspersoon die aansprakelijk wordt geacht voor, de inbreuk op deze verordening.
Artikel 43
Sancties bij inbreuken op deze verordening
1. Onverminderd de toepassing van Verordening (EU) 2017/625 zien de lidstaten erop toe dat een natuurlijke persoon die zich schuldig heeft gemaakt aan, of een rechtspersoon die aansprakelijk wordt geacht voor, een inbreuk op deze verordening, administratieve sancties opgelegd krijgt overeenkomstig deze verordening en het nationale recht. Als alternatief kunnen de lidstaten strafrechtelijke sancties opleggen.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de sancties die overeenkomstig deze verordening en de desbetreffende bepalingen van het nationale recht worden toegepast, in verhouding staan tot de ernst van de inbreuken en streng genoeg zijn om deze doeltreffend te bestraffen en verdere inbreuken te ontmoedigen.
3. Bij de vaststelling van sancties, met inbegrip van de vaststelling van de hoogte van geldelijke sancties overeenkomstig lid 5, houden de lidstaten rekening met de aard, de ernst en de omvang van de inbreuk, waaronder de schade aan het welzijn van de betrokken dieren, hun aantal, soort, leeftijd of kwetsbaarheid, de duur van de inbreuk, het aantal keren dat deze is begaan en de accumulatie van gelijktijdige inbreuken en met het feit of de inbreuk opzettelijk dan wel door nalatigheid is gemaakt.
4. Als verzwarende omstandigheden worden beschouwd:
a) inbreuken die zijn gemaakt door frauduleuze of misleidende praktijken, of met behulp van documenten/certificaten die vervalst zijn of waarvan bekend is dat zij ongeldig zijn;
b) het opzettelijk afleggen van valse of misleidende verklaringen in journalen.
5. In geval van een ernstige inbreuk zorgen de lidstaten ervoor dat deze strafbaar is met een administratieve financiële sanctie van ten minste de waarde van de zending. Bij herhaling van een ernstige inbreuk binnen een periode van drie jaar zorgen de lidstaten ervoor dat deze strafbaar is met een administratieve financiële sanctie van ten minste tweemaal de waarde van de zending.
De lidstaten kunnen rekening houden met de economische situatie van de natuurlijke persoon die zich schuldig heeft gemaakt aan of de rechtspersoon die aansprakelijk wordt geacht voor de inbreuk, teneinde de afschrikkende werking van sancties te verzekeren. Daartoe kunnen de lidstaten overeenkomstig het nationale recht een systeem toepassen waarbij een geldelijke sanctie wordt opgelegd die wordt berekend als een percentage van de omzet van de exploitant die aansprakelijk wordt geacht voor de inbreuk.
Artikel 44
Ernstige inbreuken
De volgende inbreuken worden als ernstig beschouwd wanneer zij opzettelijk of door nalatigheid worden begaan:
a) er worden dieren vervoerd met ernstige open wonden, een prolaps of gebroken ledematen;
b) er worden dieren vervoerd die nog niet oud genoeg zijn om te mogen worden vervoerd;
c) de verticale hoogte voor de vervoerde dieren bedraagt minder dan 80 % van de in hoofdstuk III, punt 6, van bijlage I vastgestelde eisen inzake de verticale hoogte;
d) de beschikbare ruimte voor de vervoerde dieren bedraagt minder dan 80 % van de in hoofdstuk VII van bijlage I vastgestelde eisen inzake de beschikbare ruimte;
e) de transporttijd overschrijdt de maximale transporttijd met 30 %, rusttijden niet meegerekend;
f) waterdieren worden vervoerd zonder dat de waterparameters worden gemonitord overeenkomstig bijlage II;
g) dieren worden voor lange transporten vervoerd zonder vergunning van de organisator, vergunning van de vervoerder, certificaat van goedkeuring voor een vervoermiddel of getuigschrift van vakbekwaamheid van de bestuurder of verzorger;
h) dieren worden voor lange transporten vervoerd zonder dat de bevoegde autoriteit het journaal heeft goedgekeurd;
i) dieren worden vervoerd met een bestemming in een derde land zonder geldig certificaat voor het vervoer van dieren naar derde landen overeenkomstig artikel 33.
Artikel 45
Andere sancties
1. De sancties waarin dit hoofdstuk voorziet, doen geen afbreuk aan andere sancties die de bevoegde autoriteiten kunnen opleggen wanneer een inbreuk is geconstateerd, met name:
a) de stillegging van het bij de inbreuk betrokken voertuig of veeschip;
b) de inbeslagneming van het voertuig of veeschip of de vervoerde dieren;
c) de schorsing of intrekking van de vergunning van de organisator of de vervoerder;
d) de opschorting of stopzetting van alle of een deel van de economische activiteiten van de exploitant die verband houden met het vervoer van dieren.
2. De lidstaten stellen de duur van de in lid 1 bedoelde sancties vast.
HOOFDSTUK X
PROCEDURELE BEPALINGEN
Artikel 46
Verslag over de toestand van het dierenwelzijn in het vervoer
1. Op basis van de overeenkomstig artikel 26 in Traces geregistreerde gegevens en alle andere relevante gegevens publiceert de Commissie uiterlijk op [5 years after the date of entry into force of this Regulation] en vervolgens om de vijf jaar een monitoringverslag over de toestand van het dierenwelzijn met betrekking tot het vervoer in de Unie.
2. Met het oog op de in lid 1 bedoelde verslaglegging verstrekken de lidstaten de Commissie de informatie die nodig is voor de opstelling van dit verslag.
Artikel 47
Wijziging van de bijlagen
1. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de technische voorschriften in de hoofdstukken I, II, V en VII van bijlage I en in bijlage II bij te werken teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang en wetenschappelijke ontwikkelingen, indien beschikbaar, met inbegrip van wetenschappelijke adviezen van de EFSA, en met sociale, economische en milieueffecten, met betrekking tot:
a) het ontwerp en onderhoud van vervoermiddelen;
b) de behandelingsapparatuur;
c) de eisen inzake water, met inbegrip van maximumwaarden voor waterparameters, en eisen inzake de watermonitoring;
d) eisen inzake het voederen;
e) geschiktheid voor vervoer;
f) laad- en lospraktijken;
g) behandeling tijdens en na het vervoer;
h) omstandigheden aan boord van roroschepen en tijdens vervoer door de lucht;
i) vervoerspraktijken;
j) eisen inzake de beschikbare ruimte en de bezettingsdichtheid.
2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 49 uitvoeringshandelingen vast te stellen om de modellen voor journalen in bijlage III en het model van de verklaring in bijlage IV bij te werken.
Artikel 48
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in lid 2 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig lid 2 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 49
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
3. Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 50
Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot documenten
De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 49 regels vaststellen voor de uniforme toepassing van de artikelen 6, 9, 12, 13 en 38 betreffende regels voor de afgifte van elektronische vergunningen, certificaten en journalen en voor het gebruik van elektronische handtekeningen.
HOOFDSTUK XI
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 51
Gegevensbescherming in het kader van vergunningen, journalen, realtimeplaatsbepalingssystemen en certificaten
1. Voor de in hoofdstuk II bedoelde vergunningen, de in hoofdstuk IV bedoelde journalen en de in hoofdstuk VIII bedoelde certificaten zijn de Commissie en de lidstaten de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 28 van Verordening (EU) 2018/1725 en artikel 26 van Verordening (EU) 2016/679, ingevolge artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715.
2. Voor de toepassing van de in artikel 24 bedoelde realtimeplaatsbepalingssystemen is de Commissie de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725.
3. De in het in artikel 24, lid 3, bedoelde informatiesysteem geregistreerde gegevens zijn alleen toegankelijk voor de Commissie met het oog op het opvragen van de in artikel 24, lid 5, bedoelde informatie in Traces.
4. Naast de categorieën gegevens die overeenkomstig artikel 10 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 worden verwerkt, mogen de door middel van het in artikel 24 bedoelde realtimeplaatsbepalingssysteem verzamelde gegevens en de gegevens in het journaal met betrekking tot de naam en het telefoonnummer van de bestuurder uitsluitend worden verwerkt met het oog op de uitvoering van officiële controles en andere officiële activiteiten zoals omschreven in artikel 2 van Verordening (EU) 2017/625.
5. De met korte tussenpozen geregistreerde plaatsgegevens worden gedurende zes jaar in het in artikel 24, lid 3, bedoelde informatiesysteem bewaard.
6. De persoonsgegevens met betrekking tot de in hoofdstuk II bedoelde vergunningen en de in hoofdstuk VIII bedoelde certificaten worden in Traces bewaard gedurende de gehele geldigheidsduur van die vergunningen en certificaten en gedurende een periode van zes jaar na de vervaldatum of de intrekking ervan.
Artikel 52
Striktere nationale maatregelen
Deze verordening belet de lidstaten niet strengere nationale maatregelen vast te stellen ter verbetering van de bescherming van dieren tijdens vervoer dat volledig op het grondgebied van een lidstaat plaatsvindt, of tijdens vervoer dat uitsluitend plaatsvindt tussen een plaats van vertrek op het grondgebied van een lidstaat en een plaats van bestemming in een derde land, mits die maatregelen de goede werking van de interne markt niet belemmeren.
De lidstaten stellen de Commissie van dergelijke nationale regels in kennis voordat zij worden vastgesteld. De Commissie brengt de maatregelen ter kennis van de andere lidstaten.
Artikel 53
Mobiele applicatie
1. Uiterlijk op [5 years from the date of entry into force of this Regulation] ontwikkelt de Commissie een mobiele applicatie voor de uitvoering van administratieve taken in verband met het vervoer van dieren en stelt zij deze ter beschikking van exploitanten en bevoegde autoriteiten. De applicatie heeft ten minste de volgende functionaliteiten die gekoppeld zijn aan Traces:
a) het aanmaken en bijwerken van afdelingen van een journaal door geregistreerde Traces-gebruikers;
b) het ter goedkeuring indienen van een journaal;
c) het berekenen van de vereiste beschikbare ruimte;
d) instrumenten om de geschiktheid voor vervoer te controleren;
e) instrumenten om de weersverwachting te controleren.
2. Uiterlijk op [5 years after the date of entry into force of this Regulation] stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 49 gedetailleerde specificaties vast voor de ontwikkeling van de in lid 1 bedoelde applicatie.
Artikel 54
Verslaglegging en evaluatie
1. Uiterlijk op [10 years after the date of entry into force of this Regulation] voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit en brengt zij over de belangrijkste bevindingen verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.
2. Met het oog op de in lid 1 bedoelde verslaglegging verstrekken de lidstaten de Commissie de informatie die nodig is voor de opstelling van dit verslag.
Artikel 55
Afwijking
In afwijking van deze verordening mogen de lidstaten de huidige nationale bepalingen blijven toepassen betreffende het vervoer van dieren binnen, vanuit of naar hun ultraperifere gebieden. Zij stellen de Commissie daarvan in kennis.
HOOFDSTUK XII
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 56
Intrekking
1. Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad wordt ingetrokken.
2. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VI.
Artikel 57
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad
Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 3 worden de volgende punten toegevoegd:
“e)zijn uitgerust voor de soorten en categorieën dieren die er worden ondergebracht;
f) groot genoeg zijn om plaats te bieden aan ten minste een vrachtwagenlading dieren, met inachtneming van de in de Richtlijnen 2008/119/EG 60 en 2008/120/EG 61 van de Raad vastgestelde beschikbare ruimte.”.
Aan artikel 5 wordt het volgende punt toegevoegd:
“j)een boekingssysteem in Traces bij te houden waarmee organisatoren beschikbare slots kunnen zien en boeken.”.
Artikel 58
Overgangsbepaling
Hoofdstuk I, punt 2, e), van bijlage I, hoofdstuk V van bijlage I, hoofdstuk VI, punt 3.1, van bijlage I en hoofdstuk VII van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad blijven van toepassing tot de datum van toepassing van hoofdstuk I, punt 1, h), van bijlage I, de artikelen 27 tot en met 30 en hoofdstuk VII van bijlage I bij deze verordening.
Artikel 59
Inwerkingtreding en toepassing
1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Zij is van toepassing met ingang van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening, tenzij in de leden 3 en 4 anders is bepaald.
3. Artikel 13, lid 2, punt d), artikel 44, lid 5, artikel 44, hoofdstuk I, punt 10, van bijlage I, hoofdstuk II, punt 2.5, van bijlage I en hoofdstuk V, punt 3.3, van bijlage I zijn van toepassing met ingang van drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
4. Artikel 24, leden 1 tot en met 4, artikel 51, de artikelen 27 tot en met 30, hoofdstuk VII, hoofdstuk I, punt 1, h), van bijlage I, en hoofdstuk VII van bijlage I zijn van toepassing met ingang van vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.