Artikelen bij COM(2024)14 - Wijziging van Richtlijn 2009/38/EG wat betreft de instelling en werking van Europese ondernemingsraden en de doeltreffende handhaving van transnationale informatie- en raadplegingsrechten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Richtlijn 2009/38/EG wordt als volgt gewijzigd:

1) Artikel 1, lid 4, wordt vervangen door:

“4. Een kwestie wordt als transnationaal beschouwd als redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij van belang is voor de hele onderneming met een communautaire dimensie of het hele concern met een communautaire dimensie of voor ten minste twee ondernemingen of vestigingen van een onderneming of een concern in twee verschillende lidstaten.

Deze voorwaarden worden geacht te zijn vervuld wanneer:

a) redelijkerwijs kan worden verwacht dat de maatregelen die door het bestuur van de onderneming of het concern met een communautaire dimensie worden overwogen, van invloed zullen zijn op werknemers in ondernemingen of vestigingen in meer dan één lidstaat;

b) redelijkerwijs kan worden verwacht dat de maatregelen die door het bestuur van de onderneming of het concern met een communautaire dimensie worden overwogen, van invloed zullen zijn op werknemers in een onderneming of vestiging in één lidstaat, en redelijkerwijs kan worden verwacht dat de gevolgen van die maatregelen van invloed zullen zijn op werknemers van een onderneming of vestiging in een andere lidstaat.”.

2) In artikel 2, lid 1, worden de punten f) en g) vervangen door:

“f) “informatie”: het verstrekken van gegevens door de werkgever aan de werknemersvertegenwoordigers, zodat zij kennis kunnen nemen van het onderwerp en het kunnen bestuderen;

g) “raadpleging”: het instellen van een dialoog en de gedachtewisseling tussen de werknemersvertegenwoordigers en het hoofdbestuur of een ander, passender bestuursniveau;”.

3) Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 2 wordt punt b) vervangen door:

“b) De leden van de bijzondere onderhandelingsgroep worden gekozen of aangewezen in verhouding tot het aantal werknemers dat in elke lidstaat werkzaam is in de onderneming of het concern met een communautaire dimensie door, op zodanige wijze dat wordt gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging wat vrouwen en mannen betreft, per lidstaat een zetel toe te wijzen voor elke 10 %, of een deel daarvan, van de werknemers die in de betrokken lidstaat werkzaam zijn, berekend over het totale aantal werknemers dat in alle lidstaten tezamen werkzaam is;”;

b) lid 6 wordt als volgt gewijzigd:

- aan de eerste alinea worden de volgende zinnen toegevoegd:

“Deze uitgaven omvatten redelijke kosten voor de inschakeling van deskundigen, ook voor rechtsbijstand, voor zover dat daartoe nodig is, alsmede redelijke kosten voor de vertegenwoordiging in rechte en deelname aan administratieve of gerechtelijke procedures. Uitgaven worden aan het hoofdbestuur gemeld voordat zij worden gemaakt.”;

- in de tweede alinea wordt de tweede zin geschrapt.

4) Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a) Lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

- de punten c) en d) worden vervangen door:

“c) de bevoegdheden aangaande en procedure voor informatieverstrekking aan en raadpleging van de Europese ondernemingsraad en de wijze waarop de informatieverstrekking aan en raadpleging van de Europese ondernemingsraad gekoppeld worden aan de informatieverstrekking aan en raadpleging van de nationale werknemersvertegenwoordigingsorganen, met inachtneming van de in artikel 1, lid 3, en artikel 9 vermelde beginselen en voorschriften;

d) de vorm, plaats, frequentie en duur van de vergaderingen van de Europese ondernemingsraad;”;

- punt f) wordt vervangen door:

“f) de aan de Europese ondernemingsraad toe te wijzen financiële en materiële middelen, met name wat ten minste de volgende aspecten betreft:

- de eventuele inschakeling van deskundigen, met inbegrip van juridische deskundigen, om de Europese ondernemingsraad bij te staan bij de uitoefening van zijn taken;

- wettelijke vertegenwoordiging en deelname van de Europese ondernemingsraad, of van zijn leden namens de raad, aan administratieve of gerechtelijke procedures;

- het verstrekken van relevante opleiding aan de leden van de Europese ondernemingsraad, onverminderd het minimumvereiste in artikel 10, lid 4, eerste alinea;”.

De verplichting om de in de eerste alinea genoemde elementen te bepalen, zoals gewijzigd bij [OP: insert reference to this amending Directive*], is ook van toepassing op overeenkomsten van de Europese ondernemingsraad die zijn gesloten vóór [OP: insert date laid down in the second subparagraph of Article 2 of this amending Directive.].

_________________

* [OP: insert OJ reference to this amending Directive.]”;

b) het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

“2 bis. Het hoofdbestuur en de bijzondere onderhandelingsgroep komen, wanneer zij onderhandelen of opnieuw onderhandelen over een overeenkomst inzake een Europese ondernemingsraad, de nodige regelingen overeen om, voor zover mogelijk en onverminderd de nationale wetgeving inzake de verkiezing van werknemersvertegenwoordigers, de doelstelling van een evenwicht tussen vrouwen en mannen te verwezenlijken, waarbij vrouwen en mannen elk ten minste 40 % van de leden van de Europese ondernemingsraad en, in voorkomend geval, ten minste 40 % van de leden van de beperkte comités vertegenwoordigen, en zij stellen die regelingen ook vast.”;

5) In artikel 7, lid 1, wordt het tweede streepje vervangen door:

“— indien de eerste vergadering van de bijzondere onderhandelingsgroep niet wordt bijeengeroepen binnen zes maanden na een verzoek overeenkomstig artikel 5, lid 1,”.

6) Artikel 8 wordt vervangen door:

Artikel 8
Vertrouwelijke informatieverstrekking

1. De lidstaten bepalen dat de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep en van de Europese ondernemingsraad of werknemersvertegenwoordigers in het kader van een procedure voor informatieverstrekking en raadpleging, alsmede de deskundigen die hen eventueel bijstaan, informatie die hun uitdrukkelijk door het hoofdbestuur als vertrouwelijk is verstrekt niet aan derden bekend mogen maken. Daarnaast kan het hoofdbestuur adequate regelingen voor de verstrekking en opslag van informatie opzetten om de vertrouwelijkheid van als vertrouwelijk verstrekte informatie te helpen waarborgen.

2. Wanneer het hoofdbestuur overeenkomstig lid 1 informatie als vertrouwelijk verstrekt, stelt het de leden van de bijzondere onderhandelingsgroepen of van de Europese ondernemingsraden of de werknemersvertegenwoordigers in het kader van een procedure voor informatieverstrekking en raadpleging in kennis van de redenen voor de vertrouwelijke informatieverstrekking.

3. De in lid 1 bedoelde verplichting blijft van toepassing, ongeacht waar de in lid 1 bedoelde personen zich bevinden, ook na het verstrijken van hun mandaat, totdat, in overleg met het hoofdbestuur, de verstrekte rechtvaardiging achterhaald wordt geacht.”.

7) Het volgende artikel 8 bis wordt ingevoegd:

Artikel 8 bis
Niet verstrekken van informatie op specifieke gronden

1. De lidstaten zorgen ervoor dat, in specifieke gevallen en onder de in de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden en beperkingen, het op hun grondgebied gevestigde hoofdbestuur niet verplicht is informatie te verstrekken aan de leden van bijzondere onderhandelingsgroepen of van Europese ondernemingsraden of aan werknemersvertegenwoordigers in het kader van een procedure voor informatieverstrekking en raadpleging, en aan eventuele deskundigen die hen bijstaan, mits het delen van die informatie van die aard is dat het, op grond van objectieve criteria, de betrokken ondernemingen ernstig in hun functioneren zou schaden.

De betrokken lidstaat kan deze ontheffing afhankelijk maken van een voorafgaande administratieve of gerechtelijke toestemming.

2. Wanneer het hoofdbestuur op de in lid 1 bedoelde gronden informatie niet verstrekt, stelt het de leden van de bijzondere onderhandelingsgroepen of van de Europese ondernemingsraden of de werknemersvertegenwoordigers in het kader van een procedure voor informatieverstrekking en raadpleging in kennis van de redenen voor het niet verstrekken van de informatie.”.

8) De artikelen 9 en 10 worden vervangen door:

Artikel 9
Werking van de Europese ondernemingsraad en van de procedure voor informatieverstrekking en raadpleging

1. Het hoofdbestuur en de Europese ondernemingsraad werken samen in een geest van samenwerking en met inachtneming van hun wederzijdse rechten en verplichtingen.

Hetzelfde geldt voor de samenwerking tussen het hoofdbestuur en de werknemersvertegenwoordigers in het kader van een procedure voor informatieverstrekking en raadpleging.

2. Informatie over transnationale kwesties wordt verstrekt op een passend tijdstip, op een passende wijze en met een passende inhoud, zodat de werknemersvertegenwoordigers een grondig oordeel kunnen vormen over hun eventuele gevolgen en, zo nodig, overleg voorbereiden met het bevoegde orgaan van de onderneming of het concern met een communautaire dimensie.

3. De raadpleging vindt plaats op een tijdstip, op een wijze en met een inhoud die de werknemersvertegenwoordigers in staat stellen voorafgaand aan de vaststelling van de beslissing advies uit te brengen op basis van de overeenkomstig lid 2 verstrekte informatie, onverminderd de verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding en binnen een redelijke termijn, rekening houdend met de urgentie van de kwestie. De werknemersvertegenwoordigers hebben vóór de vaststelling van de beslissing over de betrokken maatregelen recht op een met redenen omkleed schriftelijk antwoord van het hoofdbestuur of een passender bestuursniveau, mits de werknemersvertegenwoordigers hun mening binnen een redelijke termijn overeenkomstig de eerste zin kenbaar hebben gemaakt.

Artikel 10
Rol en bescherming van de werknemersvertegenwoordigers

1. Onverminderd de bevoegdheden van andere organen of organisaties ter zake, moeten de werknemersvertegenwoordigers, met inbegrip van de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep en de leden van de Europese ondernemingsraad, beschikken over de middelen die nodig zijn om de uit de onderhavige richtlijn voortvloeiende rechten te doen gelden, teneinde gezamenlijk de belangen van de werknemers van de onderneming of het concern met een communautaire dimensie te vertegenwoordigen.

2. Onverminderd artikel 8 en 8 bis beschikken de leden van de Europese ondernemingsraad over het recht en de nodige middelen om de werknemersvertegenwoordigers van de vestigingen of ondernemingen van een concern met een communautaire dimensie of, bij ontstentenis daarvan, alle werknemers, te informeren over de inhoud en de resultaten van de procedure voor informatieverstrekking en raadpleging, met name vóór en na de vergaderingen met het hoofdbestuur.

3. De leden van de bijzondere onderhandelingsgroep, de leden van de Europese ondernemingsraad en de werknemersvertegenwoordigers die hun taak in het kader van de procedure van artikel 6, lid 3, vervullen, genieten bij het verrichten van hun taak een soortgelijke bescherming en waarborgen die gelijkwaardig zijn aan degene die werknemersvertegenwoordigers genieten bij of krachtens de nationale wetgeving en volgens de gebruiken in het land waar zij hun dienstbetrekking hebben.

Dit betreft in het bijzonder de deelname aan de vergaderingen van de bijzondere onderhandelingsgroep of de Europese ondernemingsraad of aan andere vergaderingen in het kader van de in artikel 6, lid 3, bedoelde overeenkomst, de betaling van het loon van de leden die behoren tot het personeel van de onderneming met een communautaire dimensie of het concern met een communautaire dimensie, voor de duur dat zij van het werk afwezig moeten zijn om hun taak te vervullen, en bescherming tegen vergeldingsmaatregelen of ontslag.

4. Voor zover dit voor het verrichten van hun vertegenwoordigingstaken in een internationale context noodzakelijk is, krijgen de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep en de Europese ondernemingsraad opleiding met behoud van salaris aangeboden.

Onverminderd de overeenkomstig artikel 6, lid 2, punt f), gesloten overeenkomsten worden de kosten van dergelijke opleiding en de daarmee verband houdende uitgaven gedragen door het hoofdbestuur, mits het hoofdbestuur hiervan vooraf in kennis is gesteld.”.

9) Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 2 wordt vervangen door:

“2. De lidstaten treffen passende maatregelen voor het geval de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen niet worden nageleefd. Met name zien zij erop toe dat:

a) er adequate procedures beschikbaar zijn om de in deze richtlijn opgenomen rechten en verplichtingen tijdig en doeltreffend te kunnen handhaven;

b) er doeltreffende, afschrikkende en evenredige sancties worden toegepast in geval van schending van de in deze richtlijn opgenomen rechten en verplichtingen.

Voor het geval dat de nationale bepalingen tot omzetting van de verplichtingen uit hoofde van artikel 9, leden 2 en 3, niet worden nageleefd, voorzien de lidstaten in financiële sancties, te bepalen aan de hand van de in de derde alinea van dit lid genoemde criteria, onverminderd de mogelijkheid om daarnaast in andere soorten sancties te voorzien.

Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea houden de lidstaten bij de vaststelling van sancties rekening met de ernst, de duur, de gevolgen en de vraag of de overtreding opzettelijk of uit onachtzaamheid is begaan; in het geval van financiële sancties wordt ook rekening gehouden met de omvang en financiële situatie van de onderneming of het concern waaraan sancties worden opgelegd en met andere relevante criteria.”;

b) lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

- de eerste alinea wordt vervangen door:

“3. De lidstaten voorzien in administratieve of gerechtelijke beroepsprocedures die de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep en van de Europese ondernemingsraad of de werknemersvertegenwoordigers kunnen inleiden wanneer het hoofdbestuur overeenkomstig artikel 8 informatie als vertrouwelijk verstrekt of om specifieke redenen informatie achterhoudt overeenkomstig artikel 8 bis.”;

- de volgende alinea wordt toegevoegd:

“De duur van deze procedures moet verenigbaar zijn met de daadwerkelijke uitoefening van de informatie- en raadplegingsrechten uit hoofde van deze richtlijn.”;

c) het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

“4. Wanneer de lidstaten de toegang tot de rechter afhankelijk stellen van het volgen van een voorafgaande procedure voor alternatieve geschillenbeslechting, mag die procedure niet leiden tot een beslissing die bindend is voor de betrokken partijen, noch anderszins afbreuk doen aan hun recht om een beroep bij de rechter in te stellen.”.

10) Aan artikel 12 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“6. Iedere lidstaat kan voorzien in bijzondere bepalingen ten gunste van het hoofdbestuur van ondernemingen op zijn grondgebied die rechtstreeks en hoofdzakelijk een met informatieverstrekking en meningsuiting verband houdende ideologische doelstelling nastreven, op voorwaarde dat dergelijke bijzondere bepalingen reeds in de nationale wetgeving zijn opgenomen op de dag van aanvaarding van deze richtlijn.”;

11) Artikel 14 wordt geschrapt.

12) Het volgende artikel wordt ingevoegd:

Artikel 14 bis
Overgangsbepalingen

1. Wanneer, na de omzetting van [OP: insert reference to this amending Directive], een overeenkomst inzake de Europese ondernemingsraad of een overeenkomst betreffende een procedure voor informatieverstrekking en raadpleging die is gesloten voor [OP: insert date from which the transposing provisions are to apply, set out in the Article 2(1), 2nd subpar. of this amending Directive] overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 94/45/EG of de artikelen 5 en 6 van deze richtlijn niet in overeenstemming is met een van de op die overeenkomst toepasselijke voorschriften ingevolge de wijzigingen bij [OP: insert reference to this amending Directive], opent het hoofdbestuur op schriftelijk verzoek van ten minste 100 werknemers of hun vertegenwoordigers in ten minste twee ondernemingen of vestigingen in ten minste twee verschillende lidstaten onderhandelingen om die overeenkomst aan te passen. Het hoofdbestuur kan dergelijke onderhandelingen ook op eigen initiatief openen.

2. Wanneer de overeenkomst van de Europese ondernemingsraad of de overeenkomst inzake een procedure voor informatieverstrekking en raadpleging procedurele regelingen voor de aanpassing of heronderhandeling ervan bevat, kan op grond van die regelingen over de aanpassing worden onderhandeld. Indien dit niet het geval is, wordt voor de aanpassing de procedure van artikel 5, in samenhang met artikel 13, tweede en derde alinea, gevolgd.

3. Indien een aanpassingsprocedure niet binnen twee jaar na de datum van het respectieve verzoek van de werknemers of hun vertegenwoordigers tot overeenstemming leidt, zijn de subsidiaire voorschriften van bijlage I van toepassing.”.

13) Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1. De lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en maken deze uiterlijk [OP: insert date one year from the entry into force of this Directive] bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Zij passen deze bepalingen toe vanaf [OP: insert date two years from the date set out in the first subparagraph].

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Wat de wijzigingen in artikel 1, punt 8, van deze richtlijn betreft, stellen de lidstaten de Commissie uiterlijk op [OP: insert date in the first subparagraph of paragraph 1] in kennis van de wijze waarop de Europese ondernemingsraden, de bijzondere onderhandelingsgroepen en de werknemersvertegenwoordigers in overeenstemming met artikel 11, leden 2, 3 en 4, van Richtlijn 2009/38/EG, zoals gewijzigd, gerechtelijke en, in voorkomend geval, administratieve procedures kunnen inleiden met inachtneming van alle rechten uit hoofde van deze richtlijn.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.