Artikelen bij COM(2024)60 - Bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en van materiaal van seksueel misbruik van kinderen, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ (herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Inhoudsopgave

Artikel 1 - Toepassingsgebied

Deze richtlijn stelt minimumregels vast voor de definitie van strafbare feiten en sancties op het gebied van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  en het benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden. Zij voert tevens bepalingen in om de preventie van die misdrijven   strafbare feiten  en de bescherming van slachtoffers daarvan te versterken.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 2 - Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1) kind: een persoon die jonger is dan achttien jaar;

(2) seksuele meerderjarigheid: de leeftijd beneden dewelke het overeenkomstig het nationale recht verboden is met een kind seksuele handelingen aan te gaan;

(3) kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  :

a) alle materiaal dat de visuele weergave behelst van een kind dat deelneemt aan echte of gesimuleerde expliciete seksuele handelingen;

b) elke weergave voor primair seksuele doeleinden van de geslachtsorganen van een kind;

c) alle materiaal dat de visuele weergave behelst van een persoon die er als een kind uitziet en die deelneemt aan echte of gesimuleerde expliciete seksuele gedragingen of elke weergave voor primair seksuele doeleinden van de geslachtsorganen van een persoon die er als een kind uitziet,; of

d) realistische afbeeldingen  , reproducties of weergaven  van een kind dat deelneemt aan expliciete seksuele gedragingen, of realistische afbeeldingen   , reproducties of weergaven  voor primair seksuele doeleinden van de geslachtsorganen van een kind;


 nieuw

e) alle materiaal, ongeacht de vorm ervan, dat bedoeld is om advies, richtsnoeren of instructies te geven over hoe kinderen seksueel kunnen worden misbruikt of uitgebuit of over hoe kinderen kunnen worden benaderd;


 2011/93/EU (aangepast)

(4) kinderprostitutie   uitbuiting van kinderen in de prostitutie  : het gebruiken van een kind voor seksuele handelingen, waarbij geld of een andere vorm van beloning of vergoeding wordt gegeven of beloofd in ruil voor seksuele handelingen van het kind, ongeacht of die betaling, belofte of vergoeding aan het kind of aan een derde wordt gegeven of gedaan;

(5) pornografische voorstelling  van seksueel misbruik van kinderen  : het live vertonen, bedoeld voor een publiek, onder meer door gebruikmaking van informatie- en communicatietechnologie:

a) van een kind dat deelneemt aan echte of gesimuleerde expliciete seksuele gedragingen, of

b) van de geslachtsorganen van een kind voor primair seksuele doeleinden;

(6) rechtspersoon: een entiteit met rechtspersoonlijkheid krachtens het toepasselijke recht, met uitzondering van staten of overheidsinstanties bij de uitoefening van hun openbare macht en van publiekrechtelijke internationale organisaties;.


 nieuw

(7) dienst van de informatiemaatschappij: een dienst in de zin van artikel 1, punt b), van Richtlijn (EU) 2015/1535 35 ;

(8) gelijken: personen die nabij zijn in leeftijd en in psychologische en lichamelijke ontwikkeling of maturiteit.


 2011/93/EU

 nieuw

Artikel 3 - Strafbare feiten op het gebied van seksueel misbruik

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de leden 2 tot en met 6   8  bedoelde opzettelijke gedragingen strafbaar worden gesteld.

2. Het voor seksuele doeleinden bewerkstelligen dat een kind dat nog niet seksueel meerderjarig is, getuige is van seksuele handelingen, ook zonder dat het daaraan hoeft deel te nemen, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar.

3. Het voor seksuele doeleinden bewerkstelligen dat een kind dat nog niet seksueel meerderjarig is, getuige is van seksueel misbruik, ook zonder dat het daaraan hoeft deel te nemen, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste twee jaar.

4. Het aangaan van seksuele handelingen met een kind dat nog niet seksueel meerderjarig is  of een kind ertoe brengen seksuele handelingen aan te gaan met een andere persoon  , wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste vijf   acht  jaar.

5. Het aangaan van seksuele handelingen met een kind, waarbij:

a) misbruik wordt gemaakt van een erkende positie van vertrouwen, gezag of invloed ten aanzien van het kind wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste acht   tien  jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste drie   zes  jaar indien het kind seksueel meerderjarig is;

b) misbruik wordt gemaakt van de bijzonder kwetsbare situatie van het kind, in het bijzonder als gevolg van een geestelijke of lichamelijke handicap of een situatie van afhankelijkheid, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste acht   tien  jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste drie   zes  jaar indien het kind seksueel meerderjarig is, of

c) gebruik wordt gemaakt van dwang, geweld of bedreigingen, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste tien   twaalf  jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste vijf   zeven  jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.

6. Een kind middels dwang, geweld of bedreigingen aanzetten tot seksuele handelingen met een derde wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste tien   twaalf  jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste vijf   zeven  jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.


 nieuw

7. De volgende opzettelijke gedragingen worden gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste twaalf jaar:

a) met een kind dat nog niet seksueel meerderjarig is, handelingen stellen waarbij het lichaam op seksuele wijze vaginaal, anaal of oraal wordt binnengedrongen met een lichaamsdeel of object;

b) een kind dat nog niet seksueel meerderjarig is, ertoe brengen met een andere persoon handelingen te stellen waarbij het lichaam op seksuele wijze vaginaal, anaal of oraal wordt binnengedrongen met een lichaamsdeel of object.

8. Wanneer het kind seksueel meerderjarig is en niet instemt met de handeling, worden de in lid 7 bedoelde gedragingen gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste tien jaar.

9. Voor de toepassing van lid 8 zorgen de lidstaten ervoor dat:

a) onder een niet-consensuele handeling wordt verstaan een handeling die wordt verricht zonder de vrijwillige instemming van het kind, waarbij de vrije wil van het kind wordt beoordeeld in het licht van de omringende omstandigheden, of een handeling waarbij het kind wegens omstandigheden als bedoeld in lid 5 of wegens andere omstandigheden, waaronder de lichamelijke of geestelijke gesteldheid van het kind, niet uit vrije wil kan beslissen, zoals in het geval van bewusteloosheid, intoxicatie, verlamming door angst, ziekte of lichamelijk letsel;

b) de instemming op elk moment vóór en tijdens de handeling kan worden ingetrokken;

c) het ontbreken van instemming niet uitsluitend kan worden weerlegd aan de hand van het stilzwijgen van het kind, de afwezigheid van verbaal of fysiek verzet van zijn kant of zijn seksuele gedrag in het verleden.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 4 - Strafbare feiten op het gebied van seksuele uitbuiting

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de leden 2 tot en met 7 genoemde opzettelijke gedragingen strafbaar worden gesteld.

2. Het bewerkstelligen van de deelname van een kind aan pornografische voorstellingen   voorstellingen van seksueel misbruik van kinderen  , of het werven van een kind hiervoor of het profiteren of anderszins uitbuiten van een kind voor dergelijke doeleinden, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste vijf jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste twee jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.

3. Het onder dwang of met geweld bewerkstelligen dat een kind deelneemt aan pornografische voorstellingen   voorstellingen van seksueel misbruik van kinderen   of het bedreigen van een kind voor dergelijke doeleinden, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste acht jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is of van ten minste vijf jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.

4. Het welbewust bijwonen van pornografische voorstellingen   voorstellingen van seksueel misbruik van kinderen   waaraan een kind deelneemt, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste twee jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste één jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.

5. Het bewerkstelligen dat een kind deelneemt aan  uitbuiting in de prostitutie   kinderprostitutie, het werven van een kind voor dit doel of het profiteren of anderszins uitbuiten van een kind voor dergelijke doeleinden, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste acht jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste vijf jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.

6. Een kind dwingen tot  uitbuiting in de  prostitutie of het kind met dat doel bedreigen wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste tien jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste vijf jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.

7. Het aangaan van seksuele handelingen met een kind, waarbij een beroep wordt gedaan op  uitbuiting in de prostitutie   kinderprostitutie, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste vijf   acht  jaar indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste twee   vier  jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.


 2011/93/EU (aangepast)

Artikel 5 - Strafbare feiten op het gebied van kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen 

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de leden 2 tot en met 6 genoemde opzettelijke gedragingen, indien wederrechtelijk gepleegd, strafbaar worden gesteld.

2. Het verwerven of in bezit hebben van kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar.

3. Het zich door middel van informatie- en communicatietechnologie welbewust toegang verschaffen tot kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar.

4. De distributie, verspreiding of uitzending van kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste twee jaar.

5. Het aanbieden, leveren of ter beschikking stellen van kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste twee jaar.

6. Het vervaardigen van kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste drie jaar.


 nieuw

7. Voor de toepassing van lid 1 worden de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde gedragingen niet geacht wederrechtelijk te zijn gepleegd wanneer zij met name worden gesteld door of namens en onder de verantwoordelijkheid van een in een lidstaat gevestigde organisatie die in het algemeen belang optreedt tegen seksueel misbruik van kinderen en die daartoe was gemachtigd door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat, mits dergelijke acties werden uitgevoerd overeenkomstig de in de betrokken machtiging vastgestelde voorwaarden.

Deze voorwaarden kunnen onder meer inhouden dat de organisaties die dergelijke machtigingen krijgen over de nodige deskundigheid en onafhankelijkheid moeten beschikken, dat er passende rapportage- en toezichtmechanismen moeten zijn om ervoor te zorgen dat de organisaties snel, zorgvuldig en in het algemeen belang handelen, en dat de organisaties gebruik moeten maken van beveiligde communicatiekanalen om de onder de machtiging vallende acties uit te voeren.

8. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 7 bedoelde machtigingen voor organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen, alle of sommige van de volgende activiteiten toestaan:

a) het in ontvangst nemen en analyseren van meldingen van vermoedelijk materiaal van seksueel misbruik van kinderen, die bij hen worden ingediend door slachtoffers, onlinegebruikers of organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen;

b) de relevante rechtshandhavingsinstantie van de lidstaat waar het materiaal wordt gehost, onverwijld in kennis stellen van gemelde illegale inhoud;

c) samenwerken met organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen en die gemachtigd zijn om conform punt a) meldingen van vermoedelijk materiaal van seksueel misbruik van kinderen in ontvangst te nemen in de lidstaat of het derde land waar het materiaal wordt gehost;

d) zoekopdrachten uitvoeren in openbaar toegankelijk materiaal op hostingdiensten om de verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen op te sporen, zulks op grond van de in punt a) bedoelde meldingen van vermoedelijk materiaal van seksueel misbruik van kinderen of op verzoek van een slachtoffer.


 2011/93/EU (aangepast)

9. Het behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen of dit artikel van toepassing is op gevallen van kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  als bedoeld in artikel 2,  , punt 3, c),   onder c), punt iii), waarin de persoon die op een kind lijkt, in werkelijkheid 18 jaar of ouder was op het moment dat de weergave werd gemaakt.

10. Het behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen of de leden 2 en 6 van dit artikel van toepassing zijn op gevallen waarin is vastgesteld dat pornografisch materiaal volgens de definitie van artikel 2, onder c), punt iv), door de maker uitsluitend voor eigen gebruik is vervaardigd en in bezit gehouden, mits voor de vervaardiging ervan geen gebruik is gemaakt van pornografisch materiaal zoals bedoeld in artikel 2, onder c), punten i), ii) of iii), en op voorwaarde dat de handeling geen gevaar inhoudt dat het materiaal wordt verspreid.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 6 - Benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de volgende opzettelijke  , door een volwassene gepleegde  gedragingen  als volgt  strafbaar worden gesteld:

a) het doen van een voorstel door middel van informatie- en communicatietechnologie , door een volwassene aan   om een kind   dat nog niet seksueel meerderjarig is,   online of in persoon te ontmoeten   tot ontmoeting met het oogmerk om een van de in artikel 3, lid 4,  leden 4, 5, 6 en 7,  en artikel 5, lid 6, genoemde strafbare feiten te plegen, wordt, voor zover dit voorstel is gevolgd door materiële handelingen die tot een dergelijke ontmoeting leiden, gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar;.


 nieuw

b) de in de eerste alinea bedoelde gedragingen worden gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste twee jaar indien er gebruik wordt gemaakt van dwang, geweld of bedreigingen.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een poging door middel van informatie- en communicatietechnologie om de in artikel 5, leden 2 en 3, genoemde strafbare feiten te plegen, door een volwassene die een kind benadert dat nog niet seksueel meerderjarig is met het oogmerk kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  te verschaffen waarin dat kind wordt afgebeeld strafbaar wordt gesteld   , wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste zes maanden  .


 nieuw

De in de eerste alinea bedoelde gedragingen worden gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar indien er gebruik wordt gemaakt van dwang, geweld of bedreigingen. 

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een poging door middel van informatie- en communicatietechnologie om de in artikel 4, leden 2 en 5, genoemde strafbare feiten te plegen, door een volwassene die een kind ertoe brengt deel te nemen aan voorstellingen van seksueel misbruik van kinderen en uitbuiting van kinderen in de prostitutie, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste zes maanden.

De in de eerste alinea bedoelde gedragingen worden gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar indien er gebruik wordt gemaakt van dwang, geweld of bedreigingen.


 nieuw

Artikel 7 - Benadering met het oog op seksueel misbruik

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het opzettelijk beloven of aanbieden van geld of andere vormen van beloning of vergoeding om een persoon ertoe te brengen een van de in artikel 3, leden 4, 5, 6, 7 en 8, artikel 4, leden 2 en 3, en artikel 5, lid 6, genoemde strafbare feiten te plegen, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste drie jaar.


 nieuw

Artikel 8 - Exploitatie van een onlinedienst met het oog op seksueel misbruik of seksuele uitbuiting van kinderen

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het opzettelijk exploiteren of beheren van een dienst van de informatiemaatschappij die is opgezet om het plegen van een van de in de artikelen 3 tot en met 7 bedoelde strafbare feiten te faciliteren of aan te moedigen, wordt gestraft met een maximumgevangenisstraf van ten minste één jaar.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 9 - Uitlokking, hulp en aanzetting, en poging

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de uitlokking van of de hulp bij en de aanzetting tot het plegen van een van de in de artikelen 3 tot en met 6   8  genoemde strafbare feiten strafbaar worden gesteld.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een poging tot het plegen van één van de strafbare feiten genoemd in artikel 3, leden 4, 5 en   ,  6,  7 en 8,  artikel 4, leden 2, 3, 5, 6 en 7, en artikel 5, leden 4, 5 en 6,  en de artikelen 7 en 8  strafbaar wordt gesteld.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 10 - Consensuele seksuele handelingen

1. Het behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen of artikel 3, leden 2 en 4, van toepassing is op consensuele seksuele handelingen tussen gelijken , nabij in leeftijd en in psychologische en lichamelijke ontwikkeling of maturiteit, mits de handelingen niet met misbruik gepaard gingen.

2. Het behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen of artikel 4, lid 4, van toepassing is op een pornografische voorstelling die plaatsvindt in de context van een consensuele relatie waarbij het kind seksueel meerderjarig is of tussen gelijken , nabij in leeftijd en in psychologische en lichamelijke ontwikkeling of maturiteit, mits de handelingen niet met misbruik of uitbuiting gepaard gingen en er geen geld of andere vormen van beloning of vergoeding worden gegeven als betaling in ruil voor de pornografische voorstelling.

3. Het behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen of artikel 5, leden 2  , 3, 4  en 6, van toepassing is op het vervaardigen, verwerven, of in bezit hebben van   of toegang hebben tot  materiaal waarbij kinderen zijn betrokken   waarbij uitsluitend: 

 a) kinderen betrokken zijn  die seksueel meerderjarig zijn,  of 

 b)kinderen betrokken zijn die seksueel meerderjarig zijn en hun gelijken, 

wanneer dit materiaal is vervaardigd en in bezit wordt gehouden met de toestemming van die   de betrokken  kinderen en uitsluitend voor persoonlijk gebruik van de betrokkenen, voor zover het niet met misbruik gepaard ging.


 nieuw

4. Het behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen of artikel 6 van toepassing is op voorstellen, gesprekken, contacten of uitwisselingen tussen gelijken.

5. Voor de toepassing van de leden 1 tot en met 4 kan een kind dat seksueel meerderjarig is, alleen worden geacht met een handeling te hebben ingestemd als de instemming vrijwillig is gegeven, waarbij de vrije wil van het kind wordt beoordeeld in het licht van de omringende omstandigheden.

De instemming kan te allen tijde worden ingetrokken.

Het ontbreken van instemming kan niet uitsluitend worden weerlegd aan de hand van het stilzwijgen van het kind, de afwezigheid van verbaal of fysiek verzet van zijn kant of zijn gedrag in het verleden.

6. Het op consensuele basis delen van iemands intieme beelden of video’s kan niet worden opgevat als instemming voor het verder delen of verspreiden van die beelden of video’s.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 11 - Verzwarende omstandigheden

Voor zover de hierna genoemde omstandigheden niet reeds tot de wezenlijke bestanddelen van de in de artikelen 3 tot en met  9   7 genoemde strafbare feiten behoren, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de volgende omstandigheden, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het nationale recht, kunnen worden beschouwd als verzwarende omstandigheden met betrekking tot de in de artikelen 3 tot en met  9   7 genoemde relevante strafbare feiten:

a) het strafbare feit werd gepleegd jegens een kind in een bijzonder kwetsbare situatie, zoals een kind met een geestelijke of lichamelijke handicap, in een toestand van afhankelijkheid of in een staat van lichamelijk of geestelijk onvermogen;

b) het strafbare feit werd gepleegd door een gezins- of familielid van het kind, een persoon die met het kind samenwoont of een persoon die misbruik heeft gemaakt van een erkende positie van vertrouwen   ,   of gezag  of invloed ten aanzien van het kind  ;

c) het strafbare feit werd gepleegd door meerdere personen samen;

d) het strafbare feit werd gepleegd in het kader van een criminele organisatie in de zin van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad; van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit 36 ;

e) de dader is al eerder voor soortgelijke strafbare feiten veroordeeld;

f) de dader heeft het leven van het kind opzettelijk of door roekeloosheid in gevaar gebracht,; of

g) het strafbare feit ging gepaard met ernstige geweldpleging of heeft het kind ernstige schade berokkend  ;   .


 nieuw

h) het strafbare feit werd herhaaldelijk gepleegd;

i) bij het plegen van het strafbare feit werd er een wapen gebruikt of werd er gedreigd met het gebruik van een wapen;

j) het strafbare feit werd gepleegd door het slachtoffer drugs, alcohol of andere intoxicerende stoffen te doen innemen of gebruiken, of onder invloed daarvan te brengen.


 2011/93/EU

 nieuw

Artikel 12 - Verbod voortvloeiend uit een veroordeling

1. Om het risico op herhaling van strafbare feiten te voorkomen nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan een natuurlijk persoon die voor een van de in de artikelen 3 tot en met  9   7 genoemde strafbare feiten is veroordeeld, een tijdelijk of permanent verbod kan worden opgelegd dat ten minste betrekking heeft op het uitoefenen van beroepsactiviteiten waarbij hij rechtstreeks en geregeld in aanraking komt met kinderen.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat werkgevers bij de aanwerving van personeel voor beroepsactiviteiten of georganiseerde vrijwilligersactiviteiten die rechtstreeks en geregeld contact met kinderen behelzen,   en organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen en die personeel aanwerven   het recht hebben   verplicht zijn   om overeenkomstig het nationale recht op passende wijze, zoals toegang op verzoek of via de betrokken persoon, informatie te vragen met betrekking tot het bestaan van strafrechtelijke veroordelingen voor één van de in de artikelen 3 tot en met  9   7 genoemde strafbare feiten die zijn opgenomen in het strafregister, of van verboden tot het uitoefenen van activiteiten die rechtstreeks en geregeld contact met kinderen behelzen, als gevolg van dergelijke strafrechtelijke veroordelingen.

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, met het oog op toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel, informatie met betrekking tot het bestaan van strafrechtelijke veroordelingen voor één van de in de artikelen 3 tot en met 7   9  genoemde strafbare feiten of van verboden tot het uitoefenen van activiteiten die rechtstreeks en geregeld contact met kinderen behelzen als gevolg van dergelijke strafrechtelijke veroordelingen,   op verzoek van de bevoegde autoriteiten,  wordt doorgegeven overeenkomstig Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten , wanneer daartoe op grond van artikel 6 van dat kaderbesluit een verzoek wordt ingediend met instemming van de betrokkene.   en dat de doorgegeven informatie zo volledig mogelijk is en ten minste de gegevens bevat die door de lidstaten worden bijgehouden over strafrechtelijke veroordelingen of verboden als gevolg van strafrechtelijke veroordelingen. Daartoe wordt deze informatie doorgegeven via Ecris of via het mechanisme voor de uitwisseling van strafregisterinformatie dat met derde landen is opgezet. 


 2011/93/EU

Artikel 11 - Inbeslagneming en confiscatie

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hun bevoegde autoriteiten hulpmiddelen en opbrengsten van de in de artikelen 3, 4 en 5 genoemde strafbare feiten in beslag kunnen nemen en kunnen confisqueren.


 2011/93/EU

 nieuw

Artikel 13 - Aansprakelijkheid van rechtspersonen

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor elk van de in de artikelen 3 tot en met  9   7 genoemde strafbare feiten wanneer die feiten tot hun voordeel zijn gepleegd door een persoon die hetzij individueel, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon optreedt en bij de rechtspersoon een leidende functie bekleedt op grond van:

a) de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen;

b) de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen, of

c) de bevoegdheid om bij de rechtspersoon toezicht uit te oefenen.

2. De lidstaten nemen tevens de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld wanneer als gevolg van gebrekkig toezicht of gebrekkige controle door een in lid 1 bedoelde persoon een van de in de artikelen 3 tot en met  9   7 genoemde strafbare feiten kon worden gepleegd, ten voordele van die rechtspersoon door een persoon die onder diens gezag staat.

3. De aansprakelijkheid van rechtspersonen krachtens de leden 1 en 2 sluit strafvervolging niet uit van natuurlijke personen die de in de artikelen 3 tot en met  9   7 genoemde strafbare feiten plegen, daartoe aanzetten of daaraan medeplichtig zijn.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 14 - Sancties tegen rechtspersonen

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat tegen een rechtspersoon die uit hoofde van artikel   13   12, lid 1, aansprakelijk is gesteld, doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties kunnen worden getroffen, waaronder strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke geldboetes en eventueel andere sancties, zoals:

a) uitsluiting van door de overheid verleende voordelen of steun;

b)  uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering, waaronder aanbestedingsprocedures, subsidies en concessies; 

c) een tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van commerciële activiteiten;

d) plaatsing onder toezicht van de rechter;

e) gerechtelijke ontbinding, of

f) tijdelijke of permanente sluiting van vestigingen die zijn gebruikt voor het plegen van het strafbare feit.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat tegen een rechtspersoon die uit hoofde van artikel 12, lid 2, aansprakelijk is gesteld, doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties of maatregelen kunnen worden getroffen.


 nieuw

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, ingeval rechtspersonen aansprakelijk zijn gesteld uit hoofde van artikel 13, strafbare feiten waarop voor natuurlijke personen een maximumgevangenisstraf van ten minste twee jaar is gesteld, worden gestraft met geldboetes waarvan het maximumbedrag niet minder mag bedragen dan 1 % van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon in het boekjaar voorafgaand aan het besluit tot oplegging van een geldboete.

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, ingeval rechtspersonen aansprakelijk zijn gesteld uit hoofde van artikel 13, strafbare feiten waarop voor natuurlijke personen een maximumgevangenisstraf van ten minste drie jaar is gesteld, worden gestraft met geldboetes waarvan het maximumbedrag niet minder mag bedragen dan 5 % van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon in het boekjaar voorafgaand aan het besluit tot oplegging van een geldboete.


 2011/93/EU

 nieuw

Artikel 15 - Niet-vervolging of niet-bestraffing van het slachtoffer

De lidstaten nemen, in overeenstemming met de grondbeginselen van hun rechtsorde, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de bevoegde nationale autoriteiten gerechtigd zijn kindslachtoffers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting niet te vervolgen of te bestraffen wegens gedwongen betrokkenheid bij criminele activiteiten, wanneer deze betrokkenheid rechtstreeks voortvloeit uit het feit dat ze slachtoffer zijn van een van de in artikel 4, leden 2, 3, 5 en 6 en in artikel 5, leden 4, 5 en  lid 6, bedoelde handelingen.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 16 - Onderzoek, en vervolging  en verjaringstermijnen 

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat onderzoek naar of vervolging van de in de artikelen 3 tot en met 7   9  genoemde strafbare feiten niet afhankelijk is van de door het slachtoffer of diens vertegenwoordiger gedane aangifte of klacht, en dat de strafprocedure kan worden voortgezet zelfs wanneer die persoon zijn verklaring intrekt.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om vervolging gedurende een voldoende lange periode nadat het slachtoffer de meerderjarigheid heeft bereikt, en die in verhouding staat tot de ernst van het strafbare feit, mogelijk te maken voor een van de in artikel 3, artikel 4, leden 2, 3, 5, 6 en 7, bedoelde strafbare feiten en   ,  voor een van de in artikel 5, lid 6, bedoelde ernstige strafbare feiten wanneer kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  zoals bedoeld in artikel 2,   punt 3, a) en b),   onder c), punten i) en ii), is gebruikt  en voor de in de artikelen 7 en 8 bedoelde strafbare feiten  . 


 nieuw

Deze in de eerste alinea bedoelde periode bedraagt:

a) ten minste twintig jaar vanaf de datum waarop het slachtoffer meerderjarig is geworden, voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste drie jaar gevangenisstraf;

b) ten minste vijfentwintig jaar vanaf de datum waarop het slachtoffer meerderjarig is geworden, voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste vijf jaar gevangenisstraf;

c) ten minste dertig jaar vanaf de datum waarop het slachtoffer meerderjarig is geworden, voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste acht jaar gevangenisstraf.


 2011/93/EU

 nieuw

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat doeltreffende onderzoekmiddelen, zoals die welke worden gebruikt bij georganiseerde of andere zware criminaliteit, ter beschikking staan van personen, eenheden of diensten die bevoegd zijn voor het onderzoeken of vervolgen van de in de artikelen 3 tot en met 7   9  genoemde strafbare feiten. 


 nieuw

4. De lidstaten zorgen ervoor dat personen, eenheden of diensten die de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten onderzoeken en vervolgen, over voldoende personeel, deskundigheid en doeltreffende onderzoeksmiddelen beschikken om deze strafbare feiten, met inbegrip van die welke zijn gepleegd met behulp van informatie- en communicatietechnologie, doeltreffend te onderzoeken en te vervolgen, overeenkomstig de toepasselijke regels van het Unierecht en het nationale recht. In voorkomend geval omvatten deze onderzoeksmiddelen speciale onderzoeksmiddelen, zoals die welke worden gebruikt bij de bestrijding van georganiseerde of andere zware criminaliteit, bijvoorbeeld de mogelijkheid om undercover-onderzoeken uit te voeren.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

5. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om onderzoekeenheden en -diensten in staat te stellen de slachtoffers van de in de artikelen 3 tot en met 7   9  genoemde strafbare feiten te identificeren, in het bijzonder door de analyse van kinderpornografisch materiaal   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  , zoals foto’s en audiovisuele opnames die door middel van informatie- en communicatietechnologie worden doorgegeven of ter beschikking gesteld.


 2011/93/EU

 nieuw

Artikel 17 - Aangifte van een vermoeden van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vertrouwelijkheidsregels die op grond van het nationale recht gelden voor bepaalde beroepsbeoefenaars die als hoofdtaak hebben met kinderen te werken, voor die beroepsbeoefenaars geen belemmering vormen om bij de diensten voor kinderbescherming melding te maken van iedere situatie waarin ze redelijke gronden hebben om aan te nemen dat een kind het slachtoffer is van een van de in de artikelen 3 tot en met 7   9  genoemde strafbare feiten.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ieder persoon die op de hoogte is van of te goeder trouw het vermoeden heeft van het plegen van een van de in de artikelen 3 tot en met 7   9  genoemde strafbare feiten, aan te moedigen om dit bij de bevoegde diensten te melden   , onverminderd artikel 18 van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad 37 en artikel 12 van Verordening (EU) .../...… 38 [tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen]. 


 nieuw

3. De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste beroepsbeoefenaars die in de kinderbeschermings-, onderwijs-, kinderopvang- en gezondheidszorgsector in nauw contact komen met kinderen, verplicht zijn bij de bevoegde autoriteiten melding te doen van gevallen waarin zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat er een onder deze richtlijn vallend strafbaar feit is gepleegd of dat er waarschijnlijk een dergelijk strafbaar feit zal worden gepleegd.

4. De lidstaten stellen beroepsbeoefenaars die in de gezondheidszorgsector werkzaam zijn in het kader van specifieke programma’s voor personen die zijn veroordeeld voor een onder deze richtlijn vallend strafbaar feit of voor personen die vrezen dat zij een onder deze richtlijn vallend strafbaar feit zouden kunnen plegen, vrij van de in lid 3 bedoelde meldingsplicht.

5. De lidstaten, bijgestaan door het EU-centrum, zodra dat is opgericht, vaardigen ten behoeve van de in lid 3 bedoelde personen richtsnoeren uit over de wijze waarop kan worden vastgesteld of een onder deze richtlijn vallend strafbaar feit is gepleegd dan wel of het waarschijnlijk is dat er een dergelijk strafbaar feit zal worden gepleegd en over de wijze waarop daarvan melding kan worden gedaan bij de bevoegde autoriteiten. In deze richtsnoeren wordt ook aangegeven hoe tegemoet kan worden gekomen aan de specifieke behoeften van slachtoffers.


 nieuw

Artikel 18 - Melding van een vermoeden van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting

1. Naast de rechten van slachtoffers bij het doen van aangifte uit hoofde van artikel 5 van Richtlijn 2012/29/EU en artikel 5 bis van Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten], zorgen de lidstaten ervoor dat slachtoffers de in de artikelen 3 tot en met 9 van deze richtlijn bedoelde strafbare feiten op een eenvoudige en toegankelijke wijze bij de bevoegde autoriteiten kunnen melden. Dit omvat de mogelijkheid om met behulp van gemakkelijk toegankelijke en gebruiksvriendelijke informatie- en communicatietechnologieën melding te doen van die strafbare feiten en, indien mogelijk, bewijs over te leggen.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde meldingsprocedures veilig en vertrouwelijk zijn en op kindvriendelijke wijze zijn ontworpen, in een taal die is aangepast aan de leeftijd en maturiteit van de kinderen. De lidstaten zorgen ervoor dat het doen van een melding niet afhankelijk is van de ouderlijke toestemming.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat het voor de bevoegde autoriteiten die in contact komen met slachtoffers die strafbare feiten in verband met seksueel misbruik of seksuele uitbuiting van kinderen melden, verboden is persoonsgegevens over de verblijfsstatus van het slachtoffer door te geven aan de bevoegde migratie‑autoriteiten, zulks ten minste totdat de eerste individuele beoordeling van de beschermingsbehoeften van het slachtoffer als bedoeld in artikel 22 van Richtlijn 2012/29/EU is voltooid.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 19 - Rechtsmacht en coördinatie van vervolging

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om hun rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de in de artikelen 3 tot en met 7   9  genoemde strafbare feiten die:

a) geheel of gedeeltelijk op hun grondgebied zijn gepleegd, of

b) zijn gepleegd door een eigen onderdaan.

2. Een lidstaat stelt de Commissie in kennis van zijn besluit om zijn rechtsmacht tevens te vestigen over een strafbaar feit in de zin van de artikelen 3 tot en met 7   9  dat buiten zijn grondgebied is gepleegd, onder andere indien:

a) het strafbare feit is gepleegd tegen een eigen onderdaan of tegen een persoon die zijn vaste woon- of verblijfplaats op het grondgebied ervan heeft;

b) het strafbare feit is gepleegd ten voordele van een rechtspersoon die is gevestigd op het grondgebied ervan, of

c) de dader zijn vaste woon- of verblijfplaats op het grondgebied ervan heeft.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat hun rechtsmacht zich uitstrekt tot situaties waarin een in de artikelen 5 en   ,  6  en 8  en, indien van toepassing, in de artikelen 3 en  , 4, 7 en 9 genoemd strafbaar feit is gepleegd door middel van informatie- en communicatietechnologie waartoe toegang werd verkregen vanaf hun grondgebied, ongeacht of de informatie- en communicatietechnologie zich op hun grondgebied bevindt.

4. Met het oog op de vervolging van een van de in artikel 3, leden 4, 5   ,   en 6,  7 en 8,  artikel 4, leden 2, 3, 5, 6 en 7, en artikel 5, lid 6,  , en de artikelen 7 en 8  genoemde strafbare feiten die buiten het grondgebied van de betrokken lidstaat zijn gepleegd, neemt elke lidstaat met betrekking tot lid 1,  punt   onder b), van dit artikel, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zijn rechtsmacht niet afhangt van de voorwaarde dat de handelingen een strafbaar feit vormen op de plaats waar ze zijn gepleegd.

5. Met het oog op de vervolging van een van de in de artikelen 3 tot en met 7   9  genoemde strafbare feiten die buiten het grondgebied van de betrokken lidstaat zijn gepleegd, neemt elke lidstaat met betrekking tot lid 1,  punt   onder b), van dit artikel de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zijn rechtsmacht niet afhangt van de voorwaarde dat vervolging slechts kan worden ingesteld indien het slachtoffer aangifte heeft gedaan op de plaats waar het strafbare feit is gepleegd of na een aanklacht door de staat van de plaats waar het strafbare feit is gepleegd.


 nieuw

6. Wanneer een strafbaar feit in de zin van de artikelen 3 tot en met 9 onder de rechtsmacht van meer dan één lidstaat valt, werken deze lidstaten samen om te bepalen welke lidstaat de strafprocedure moet voeren. In voorkomend geval wordt de zaak overeenkomstig artikel 12 van Kaderbesluit 2009/948/JBZ naar Eurojust verwezen.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 20 - Algemene bepalingen inzake bijstand aan en ondersteuning en bescherming van kindslachtoffers

1. Kindslachtoffers van de in de artikelen 3 tot en met 7   9  genoemde strafbare feiten ontvangen overeenkomstig de artikelen 19 en 20   21 en 22   bijstand, ondersteuning en bescherming, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van het kind.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een kind bijstand en ondersteuning ontvangt zodra de bevoegde autoriteiten over een op redelijke gronden gebaseerde aanwijzing beschikken dat een kind slachtoffer geworden zou kunnen zijn van een van de in de artikelen 3 tot en met  9   7 genoemde strafbare feiten.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer de leeftijd van een persoon die het slachtoffer is van een van de in de artikelen 3 tot en met 7   9  genoemde strafbare feiten, niet vaststaat en er redenen zijn om aan te nemen dat het om een kind gaat, deze persoon als een kind wordt beschouwd en dus overeenkomstig de artikelen 19 en 20   21 en 22  . onmiddellijk toegang krijgt tot bijstand, ondersteuning en bescherming.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 21 - Bijstand en ondersteuning van slachtoffers

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de slachtoffers voor, tijdens en gedurende een passende periode na de strafprocedure bijstand en  gespecialiseerde en passende   ondersteuning ontvangen zodat zij in staat worden gesteld de rechten uit te oefenen die bij Kaderbesluit 2001/220/JBZ   Richtlijn 2012/29/EU  ,  bij Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten]  en bij deze richtlijn zijn vastgesteld.  De lidstaten zorgen er met name voor dat slachtoffers van de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten toegang hebben tot gerichte en geïntegreerde ondersteuningsdiensten voor kinderen overeenkomstig artikel 9 bis van Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten].  De lidstaten nemen met name de nodige maatregelen om bescherming te waarborgen van kinderen die melding maken van gevallen van misbruik binnen hun familie.


 nieuw

2. Slachtoffers krijgen gecoördineerde, op leeftijd afgestemde medische zorg, emotionele, psychosociale, psychologische en educatieve ondersteuning, alsmede alle andere passende ondersteuning die met name is toegesneden op situaties van seksueel misbruik.

3. Als het nodig is om te voorzien in tijdelijke huisvesting worden kinderen bij voorrang bij andere familieleden geplaatst, zo nodig in tijdelijke of permanente huisvesting met ondersteunende diensten.

4. Slachtoffers van op grond van deze richtlijn strafbaar gestelde feiten hebben toegang tot de verwijzingscentra die zijn opgericht krachtens artikel 28 van Richtlijn [.../.../EU voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen] 39 .


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

5. 2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de verlening van bijstand en ondersteuning aan een kind niet afhangen van diens bereidheid om mee te werken aan het strafrechtelijk onderzoek, de vervolging of het proces.

6. 3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de specifieke acties om kindslachtoffers bij te staan en te ondersteunen bij het uitoefenen van hun uit deze richtlijn voortvloeiende rechten, worden uitgevoerd op basis van een individuele beoordeling van de bijzondere omstandigheden van ieder individueel kindslachtoffer,   die wordt verricht overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten] en  waarbij rekening wordt gehouden met de meningen, behoeften en zorgen van het kind.

7. 4. Kinderen die slachtoffer zijn van een van de in de artikelen 3 tot 7   9  genoemde strafbare feiten worden aangemerkt als bijzonder kwetsbare slachtoffers in de zin van artikel 2, lid 2, artikel 8, lid 4, en artikel 14, lid 1, van Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad   artikel 22, lid 2, van Richtlijn 2012/29/EU en Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten]  .

8. 5. De lidstaten nemen, indien passend en mogelijk, maatregelen om het gezin van het kindslachtoffer bij te staan en te ondersteunen bij de uitoefening van de uit deze richtlijn voortvloeiende rechten, wanneer het gezin op het grondgebied van de lidstaten verblijft. Meer in het bijzonder nemen de lidstaten, indien passend en mogelijk, maatregelen om artikel 4 van Kaderbesluit 2001/220/JBZ   Richtlijn 2012/29/EU     en Richtlijn (EU) .../... [voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten]  op de familie van het kindslachtoffer toe te passen.


 nieuw

9. Zodra het EU-centrum is opgericht, ondersteunt het proactief de inspanningen van de lidstaten op het gebied van bijstand aan slachtoffers door: 

a) andere instellingen, organen en instanties van de Unie alsook relevante autoriteiten, organen en instanties van de lidstaten te verzoeken om, waar passend en ten minste eenmaal per jaar, met het EU-centrum informatie uit te wisselen over bijstand aan slachtoffers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen;

b) op eigen initiatief informatie te verzamelen over maatregelen en programma’s op het gebied van bijstand aan slachtoffers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van maatregelen en programma’s die in derde landen worden uitgevoerd;

c) de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten onderling en tussen lidstaten en derde landen te faciliteren door een openbare databank bij te houden van maatregelen en programma’s voor bijstand aan slachtoffers die in alle lidstaten en in derde landen worden uitgevoerd; deze databank bevat geen persoonsgegevens;

d) de ontwikkeling van de in lid 10 bedoelde richtsnoeren en protocollen te faciliteren.

10. De lidstaten, bijgestaan door het EU-centrum, zodra dat is opgericht, vaardigen richtsnoeren uit voor beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg, het onderwijs en de sociale dienstverlening over het verlenen van passende ondersteuning aan slachtoffers van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting van kinderen, onder meer wat betreft het doorverwijzen van slachtoffers naar de relevante ondersteuningsdiensten en wat betreft de desbetreffende taken en verantwoordelijkheden. In deze richtsnoeren wordt ook aangegeven hoe tegemoet kan worden gekomen aan de specifieke behoeften van slachtoffers.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 22 - Bescherming van kindslachtoffers tijdens het strafonderzoek en het strafproces

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, overeenkomstig de rol die het desbetreffende rechtsstelsel aan het slachtoffer toebedeelt, de bevoegde autoriteiten met het oog op het strafonderzoek en het strafproces een bijzondere vertegenwoordiger van het kindslachtoffer aanwijzen, wanneer de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, het kind krachtens het nationale recht niet mogen vertegenwoordigen omdat tussen hen en het kindslachtoffer een belangenconflict bestaat, of wanneer het kind niet begeleid is of van zijn gezin is gescheiden.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat kindslachtoffers, onverwijld, toegang hebben tot juridisch advies en, overeenkomstig de rol die het desbetreffende rechtsstelsel aan het slachtoffer toebedeelt, vertegenwoordiging in rechte, onder meer om schadevergoeding te eisen. Juridisch advies en vertegenwoordiging in rechte moeten kosteloos zijn wanneer het slachtoffer niet over voldoende financiële middelen beschikt.

3. Onverminderd de rechten van de verdediging nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in elk strafonderzoek met betrekking tot een van de in de artikelen 3 tot en met 7   9  genoemde strafbare feiten:

a) ondervragingen van het kindslachtoffer plaatsvinden zonder ongerechtvaardigde vertraging nadat de feiten bij de bevoegde autoriteiten zijn aangegeven;

b) ondervragingen van het kindslachtoffer indien nodig plaatsvinden in lokalen die daarvoor zijn ontworpen of aangepast;

c) ondervragingen van het kindslachtoffer worden verricht door beroepsmensen die daarvoor zijn opgeleid;

d) indien mogelijk en wenselijk, alle ondervragingen van het kindslachtoffer door dezelfde personen worden verricht;

e) het aantal ondervragingen zo beperkt mogelijk wordt gehouden en ondervragingen alleen plaatsvinden wanneer ze strikt noodzakelijk zijn voor het strafonderzoek en de strafprocedure;

f) het kindslachtoffer steeds vergezeld mag worden door zijn wettelijke vertegenwoordiger of, in voorkomend geval, een volwassene van zijn keuze, tenzij met betrekking tot die persoon een gemotiveerde beslissing in tegengestelde zin is genomen.;

 g)medische onderzoeken van het kindslachtoffer in het kader van de strafprocedure tot een minimum worden beperkt en worden uitgevoerd door beroepsmensen die daarvoor zijn opgeleid. 

4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in elk strafonderzoek naar een van de in de artikelen 3 tot en met 7   9  genoemde strafbare feiten, van alle ondervragingen van het kindslachtoffer of, in voorkomend geval, van een kindgetuige audiovisuele opnamen kunnen worden gemaakt en dat deze audiovisuele opnamen in overeenstemming met het nationale recht als bewijs in het strafproces kunnen worden aanvaard.

5. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in elk strafproces over een van de in de artikelen 3 tot en met 7   9  genoemde strafbare feiten, de rechter kan bevelen dat:

a) de zitting achter gesloten deuren plaatsvindt;

b) het kindslachtoffer in de rechtszaal kan worden gehoord zonder daar aanwezig te zijn, met name door middel van geschikte communicatietechnologieën.

6. De lidstaten nemen, wanneer dit in het belang is van de kindslachtoffers en rekening houdend met andere doorslaggevende belangen, de nodige maatregelen om hun privacy, hun identiteit en hun beeltenis te beschermen, en om de publieke verspreiding van elke informatie die tot hun identificatie zou kunnen leiden, te voorkomen.


 nieuw

7. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, wanneer de deelname van een kind aan een strafproces over een van de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten noodzakelijk is, de rechter in dat strafproces rekening houdt met de leeftijd en de maturiteit van het kind.


 nieuw

Artikel 23 - Recht van slachtoffers op schadevergoeding

1. De lidstaten zorgen ervoor dat slachtoffers van de in de artikelen 3 tot en met 9 van deze richtlijn bedoelde strafbare feiten recht hebben op vergoeding van de geleden schade. De lidstaten zorgen ervoor dat er schadevergoeding kan worden geëist van de plegers van een van de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten, van de rechtspersonen die uit hoofde van de artikelen 13 en 14 aansprakelijk zijn voor dergelijke strafbare feiten, en, in voorkomend geval, overeenkomstig nationale schadeloosstellingsregelingen die zijn ingesteld ten behoeve van slachtoffers van misdrijven.

2. Naast hun rechten uit hoofde van artikel 16 bis van Richtlijn (EU).../... [voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten], moeten slachtoffers, nadat zij meerderjarig zijn geworden, in het kader van strafrechtelijke en civielrechtelijke procedures vergoeding kunnen eisen van de schade die zij hebben geleden als gevolg van een op grond van deze richtlijn strafbaar gesteld feit, en zulks gedurende een voldoende lange periode die in verhouding staat tot de ernst van het betrokken strafbare feit.

3. De in de eerste alinea bedoelde periode bedraagt:

a) ten minste twintig jaar vanaf de datum waarop het slachtoffer meerderjarig is geworden, voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste drie jaar gevangenisstraf;

b) ten minste vijfentwintig jaar vanaf de datum waarop het slachtoffer meerderjarig is geworden, voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste vijf jaar gevangenisstraf;

c) ten minste dertig jaar vanaf de datum waarop het slachtoffer meerderjarig is geworden, voor feiten die ingevolge deze richtlijn strafbaar zijn gesteld met een maximumstraf van ten minste acht jaar gevangenisstraf.

4. Teneinde een toereikende schadeloosstelling te waarborgen voor slachtoffers van de ingevolge deze richtlijn strafbaar gestelde feiten, zorgen de lidstaten ervoor dat er rekening wordt gehouden met alle relevante elementen, waaronder:

a) alle lichamelijke of geestelijke pijn en leed veroorzaakt door het strafbare feit, met inbegrip van pijn en leed in verband met de online verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen dat betrekking heeft op het betrokken slachtoffer;

b) alle zorgkosten in verband met het genezen van die pijn en het herstel van dat leed, met inbegrip van kosten in verband met de geestelijke en lichamelijke gezondheidszorg en alle eventueel gemaakte reiskosten om toegang te krijgen tot dergelijke zorg, en

c) de inkomstenderving als gevolg van het strafbare feit.


 nieuw

Artikel 24 - Nationale autoriteiten of gelijkwaardige entiteiten

De lidstaten richten nationale autoriteiten of gelijkwaardige entiteiten op om de volgende activiteiten uit te voeren:

(1) het faciliteren en, waar nodig, coördineren van de inspanningen op nationaal niveau inzake preventie en bijstand aan slachtoffers;

(2) het beoordelen van trends op het gebied van online en offline seksueel misbruik van kinderen;

(3) het evalueren van de resultaten van preventieprogramma’s en -maatregelen, alsook van programma’s en maatregelen om slachtoffers bij te staan en te ondersteunen, met inbegrip van het verzamelen van statistieken in nauwe samenwerking met relevante maatschappelijke organisaties die op dit gebied actief zijn;

(4) het uitbrengen van verslag over deze trends, resultaten en statistieken.

De nationale autoriteiten zijn met name verantwoordelijk voor de in artikel 31 bedoelde verplichtingen inzake gegevensverzameling, onderzoek en rapportage.


 nieuw

Artikel 25 - Coördinatie en samenwerking tussen meerdere instanties en belanghebbenden

De lidstaten voeren passende mechanismen in om te zorgen voor doeltreffende coördinatie en samenwerking met het oog op de ontwikkeling en uitvoering op nationaal niveau van maatregelen ter bestrijding van online en offline seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en zulks tussen relevante autoriteiten, instanties en organen, waaronder lokale en regionale autoriteiten, rechtshandhavingsinstanties, de rechterlijke macht, openbare aanklagers, aanbieders van ondersteuningsdiensten en aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij, niet-gouvernementele organisaties, sociale diensten, met inbegrip van instanties voor kinderbescherming of kinderwelzijn, aanbieders van onderwijs en gezondheidszorg, sociale partners, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan hun autonomie, en andere relevante organisaties en entiteiten. In het kader van deze mechanismen wordt er ook gezorgd voor doeltreffende coördinatie en samenwerking met het EU-centrum en de Commissie.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 26

Maatregelen tegen het reclame maken voor de mogelijkheden tot misbruik en  tot seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen in de context van reizen en toerisme   kindersekstoerisme

De lidstaten nemen passende maatregelen om de volgende zaken te voorkomen of te verbieden:

a) de verspreiding van materiaal waarin reclame wordt gemaakt voor de mogelijkheid tot het plegen van een van de in de artikelen 3 tot en met  8   6 genoemde strafbare feiten, en

b) de organisatie voor anderen, al dan niet voor commerciële doeleinden, van reizen met het oog op het plegen van een van de in de artikelen 3 tot en met   , 4 en  5 genoemde strafbare feiten.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 27 - Preventieve interventieprogramma’s of -maatregelen

 1.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat personen die vrezen dat zij een van de in de artikelen 3 tot en met 7   9  genoemde strafbare feiten zouden kunnen plegen , in voorkomend geval toegang kunnen krijgen tot   specifieke en  doeltreffende interventieprogramma’s of -maatregelen die erop zijn gericht het risico te beoordelen en te voorkomen dat dergelijke strafbare feiten worden gepleegd.


 nieuw

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde programma’s of maatregelen zonder onnodige beperkingen toegankelijk zijn conform de nationale gezondheidszorgnormen.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 28 - Preventie

1.  Om de vraag die de voedingsbodem is voor alle vormen van seksuele uitbuiting van kinderen, te ontmoedigen en te doen afnemen,   nemen de De lidstaten nemen passende maatregelen, onder meer op het gebied van onderwijs en opleiding,  voorlichtings- en bewustmakingscampagnes over de levenslange gevolgen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, het illegale karakter ervan en de mogelijkheid voor personen die vrezen dat zij daarmee verband houdende strafbare feiten zouden kunnen plegen, om toegang te krijgen tot specifieke en doeltreffende interventieprogramma’s of -maatregelen   om de vraag die de voedingsbodem is voor alle vormen van seksuele uitbuiting van kinderen, te ontmoedigen en te doen afnemen.

2. De lidstaten nemen passende maatregelen, onder meer via het internet, zoals het opzetten, in voorkomend geval in samenwerking met relevante organisaties uit het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden, van informatie- en bewustwordingscampagnes en onderzoeks-  , onderwijs-  en opleidingsprogramma’s  of -materiaal  die erop zijn gericht het bewustzijn te vergroten en het risico dat kinderen slachtoffer worden van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting, te beperken.

3. Elke lidstaat bevordert regelmatige opleiding   , onder meer over kindvriendelijke justitie voor beroepsbeoefenaars, rechters en   voor ambtenaren , met inbegrip van eerstelijnspolitieagenten, die mogelijk in aanraking komen met kinderen die slachtoffer zijn van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting  , met inbegrip van maar niet beperkt tot beroepsbeoefenaars op het gebied van kinderbescherming, juridische beroepsbeoefenaars, leerkrachten en opvoeders, rechters van familierechtbanken en eerstelijnspolitieagenten  ; deze opleiding moet hen in staat stellen kinderen die slachtoffer zijn of kunnen worden van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting, te herkennen en met hen om te gaan.


 nieuw

4. De lidstaten nemen passende maatregelen om de preventie van seksueel misbruik van kinderen in gemeenschapsomgevingen, waaronder scholen, ziekenhuizen, sociale zorgdiensten, sportclubs of religieuze gemeenschappen, te verbeteren.

Deze maatregelen omvatten:

a) specifieke opleidings- en bewustmakingsactiviteiten voor personeel dat in dergelijke omgevingen werkt;

b) specifieke richtsnoeren, interne protocollen en normen voor het in kaart brengen van goede praktijken, zoals het instellen van mechanismen voor toezicht en verantwoording voor personeel dat in dergelijke omgevingen in nauw contact staat met kinderen;

c) het creëren van veilige plekken, geleid door specifiek en adequaat opgeleid personeel, waar kinderen, ouders, verzorgers en leden van de gemeenschap ongepast gedrag kunnen melden.

Bij de preventiemaatregelen wordt bijzondere aandacht besteed aan de noodzaak om bijzonder kwetsbare kinderen, waaronder kinderen met een geestelijke of lichamelijke handicap, te beschermen.

5. Zodra het EU-centrum is opgericht, ondersteunt het proactief de inspanningen van de lidstaten op het gebied van preventie, door:

a) andere instellingen, organen en instanties van de Unie, alsook relevante autoriteiten, organen of instanties van de lidstaten, te verzoeken om, waar passend en ten minste eenmaal per jaar, informatie uit te wisselen over preventiemaatregelen en -programma’s op het gebied van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen;

b) informatie te verzamelen over preventiemaatregelen en -programma’s op het gebied van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van maatregelen en programma’s die in derde landen worden uitgevoerd;

c) de uitwisseling van beste praktijken tussen lidstaten en derde landen te faciliteren door een openbare databank bij te houden van preventiemaatregelen en -programma’s die in alle lidstaten en in derde landen worden uitgevoerd.


 2011/93/EU

 nieuw

Artikel 29 - Interventieprogramma’s of -maatregelen op vrijwillige basis tijdens of na de strafprocedure

1. Zonder afbreuk te doen aan door de bevoegde gerechtelijke autoriteiten op grond van het nationale recht opgelegde interventieprogramma's of -maatregelen, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat  er specifieke en  doeltreffende interventieprogramma’s of -maatregelen beschikbaar worden gesteld met het oog op het voorkomen en het tot een minimum terugbrengen van het risico op herhaling van zedendelicten tegen kinderen. Die programma’s of maatregelen dienen op elk ogenblik tijdens de strafprocedure zowel binnen als buiten de gevangenis  toegankelijk en  beschikbaar te zijn, overeenkomstig het nationale recht.

2. De in lid 1 bedoelde interventieprogramma’s of -maatregelen voldoen aan de specifieke ontwikkelingsbehoeften van kinderen die zedendelicten plegen.

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de volgende personen toegang kunnen hebben tot de in lid 1 bedoelde interventieprogramma’s of -maatregelen:

a) personen tegen wie een strafprocedure loopt voor een van de in de artikelen 3 tot en met  9   7 genoemde strafbare feiten, onder voorwaarden die geen negatieve gevolgen hebben voor of in strijd zijn met de rechten van de verdediging of de vereisten van een eerlijk en onpartijdig proces, en in het bijzonder met inachtneming van het beginsel van het vermoeden van onschuld, en

b) personen die voor een van de in de artikelen 3 tot en met  9   7 genoemde strafbare feiten zijn veroordeeld.

4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 3 bedoelde personen worden beoordeeld met betrekking tot het gevaar dat zij inhouden en de mogelijke risico's op herhaling van een van de in de artikelen 3 tot en met  9   7 genoemde strafbare feiten, teneinde passende interventieprogramma's of -maatregelen vast te stellen.

5. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 3 bedoelde personen aan wie overeenkomstig lid 4 interventieprogramma’s of ‑maatregelen zijn voorgesteld:

a) volledig worden geïnformeerd over de redenen voor het voorstel;

b) met volledige kennis van de feiten instemmen met hun deelname aan de programma’s of maatregelen;

c) het aanbod mogen weigeren en, in het geval van veroordeelde personen, op de hoogte worden gesteld van de mogelijke gevolgen van deze weigering.


 2011/93/EU (aangepast)

Artikel 30 - Maatregelen tegen websites die kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bevatten of verspreiden

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te zorgen voor de onverwijlde verwijdering van webpagina’s die kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bevatten of verspreiden en die op hun grondgebied worden gehost, en om de verwijdering te verkrijgen van dergelijke webpagina’s die buiten hun grondgebied worden gehost.

2. De lidstaten kunnen maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat webpagina’s die kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bevatten of verspreiden worden geblokkeerd voor internetgebruikers op hun grondgebied. Deze maatregelen moeten via transparante procedures worden vastgesteld en voldoende waarborgen bieden, met name om zeker te stellen dat de beperking niet verder gaat dan nodig en proportioneel is en dat gebruikers worden geïnformeerd over de reden van de beperking. Die waarborgen dienen tevens de mogelijkheid van een rechtsmiddel te bevatten.


 nieuw

Artikel 31 - Gegevensverzameling

1. De lidstaten beschikken over een systeem voor het verzamelen, ontwikkelen, produceren en verspreiden van openbare statistieken over de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten.

2. De statistieken omvatten de volgende gegevens, uitgesplitst naar geslacht, leeftijd van slachtoffer en dader, relatie tussen slachtoffer en dader, en soort strafbaar feit:

a) het aantal personen dat gedurende de afgelopen twaalf maanden, de afgelopen vijf jaar en tijdens hun leven het slachtoffer is geweest van de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten;

b) het jaarlijkse aantal personen dat is vervolgd en veroordeeld voor de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten, zoals verkregen uit nationale administratieve bronnen;

c) de resultaten van de uit hoofde van de artikelen 27, 28 en 29 genomen initiatieven op het gebied van preventie, wat betreft het aantal daders en potentiële daders dat toegang heeft gehad tot preventieprogramma’s en het percentage van deze daders en potentiële daders dat is veroordeeld voor een van de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten nadat zij aan dergelijke programma’s hebben deelgenomen.

3. De lidstaten voeren om de drie jaar een bevolkingsonderzoek uit aan de hand van de geharmoniseerde methode van de Commissie (Eurostat) teneinde de in lid 2, punt a), bedoelde gegevens te helpen verzamelen en op basis daarvan de prevalentie van en de trends inzake alle in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde strafbare feiten te beoordelen. De lidstaten dienen deze gegevens voor het eerst bij de Commissie (Eurostat) in uiterlijk [drie jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn].

4. De lidstaten verzamelen administratieve gegevens overeenkomstig lid 2 op basis van gemeenschappelijke uitsplitsingen die in samenwerking met het EU-centrum zijn ontwikkeld. Zij zenden deze gegevens jaarlijks toe aan het EU-centrum. De toegezonden gegevens bevatten geen persoonsgegevens.

5. Het EU-centrum ondersteunt de lidstaten bij het verzamelen van de in lid 2 bedoelde gegevens, onder meer door het bevorderen van de ontwikkeling van gemeenschappelijke vrijwillige normen voor teleenheden, telregels, gemeenschappelijke uitsplitsingen, rapportageformaten en de classificatie van strafbare feiten.

6. De lidstaten zenden de statistieken toe aan het EU-centrum en de Commissie en stellen de verzamelde statistieken jaarlijks ter beschikking van het publiek. Het EU‑centrum verzamelt de statistieken en maakt deze openbaar. De statistieken bevatten geen persoonsgegevens.

7. Met betrekking tot de in de artikelen 3 tot en met 9 van deze richtlijn bedoelde strafbare feiten, ondersteunen de lidstaten onderzoek naar onderliggende oorzaken, gevolgen, prevalentie, doeltreffende preventiemaatregelen, doeltreffende maatregelen voor bijstand aan slachtoffers en veroordelingspercentages.


 2011/93/EU (aangepast)

Artikel 32 - Rapportage

1. Uiterlijk op 18 december 2015 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin wordt beoordeeld in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om aan deze richtlijn te voldoen, indien nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

2. Uiterlijk op 18 december 2015 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin de tenuitvoerlegging van de in artikel 25 genoemde maatregelen wordt beoordeeld.


 nieuw

De Commissie dient uiterlijk [vijf jaar na de toepassingsdatum] en vervolgens om de vijf jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn [in de lidstaten] en stelt, zo nodig, wijzigingen voor.


 2011/93/EU

Artikel 26 - Vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ

Kaderbesluit 2004/68/JBZ wordt vervangen voor wat betreft de lidstaten die deelnemen aan de vaststelling van deze richtlijn, onverminderd de verplichtingen van die lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting van het kaderbesluit in het nationale recht.

Voor de lidstaten die aan de vaststelling van deze richtlijn deelnemen, gelden verwijzingen naar Kaderbesluit 2004/68/JBZ als verwijzingen naar deze richtlijn.


 2011/93/EU (aangepast)

 nieuw

Artikel 33 - Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk  [twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn]   op 18 december 2013 aan deze richtlijn te voldoen  aan artikel 2, lid 3, punt d), en leden 4, 5, 6, 8 en 9; artikel 3, lid 1, en leden 4 tot en met 9; artikel 4, leden 4 tot en met 7; artikel 5, leden 2 tot en met 10; de artikelen 6 tot en met 10; artikel 11, aanhef en punten b), h), i) en j); artikel 12; artikel 13; artikel 14, lid 1, aanhef en punt b), en leden 2 en 3; de artikelen 15 tot en met 20; artikel 21, leden 1 tot en met 4, en leden 6 tot en met 10; artikel 22, lid 3, aanhef en punt g), en leden 4, 5 en 7; de artikelen 23 tot en met 28; artikel 29, leden 1, 3 en 4, en de artikelen 30, 31 en 32 van deze richtlijn.     Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.   

2. De lidstaten verstrekken de Commissie de tekst van de bepalingen waarmee zij hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen in nationaal recht omzetten.

2. 3. Wanneer de lidstaten die maatregelen vaststellen, wordt in de maatregelen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen.  In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.   De regels voor een dergelijke verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.


 nieuw

3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, met inbegrip van een tabel ter weergave van het verband tussen die nationale bepalingen en de overeenkomstige verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn.


 nieuw

Artikel 34 - Intrekking

Richtlijn 2011/93/EU wordt ingetrokken met ingang van [de dag na de in artikel 32, eerste alinea, vermelde tweede datum], onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I genoemde termijn voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijn.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.


 2011/93/EU

 nieuw

Artikel 35 - Inwerkingtreding  en toepassing 

Deze richtlijn treedt in werking op de  twintigste  dag  na die  van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.


 nieuw

De in artikel 33, lid 1, bedoelde verplichtingen zijn van toepassing met ingang van [... dag na de in artikel 33, lid 1, bedoelde omzettingstermijn], met uitzondering van artikel 21, lid 9; artikel 28, lid 5, en artikel 31, leden 4, 5 en 6, die van toepassing zijn met ingang van [datum in overeenstemming te brengen met de verordening ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen].


 2011/93/EU

Artikel 36 - Geadresseerden

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.