Artikelen bij COM(2024)671 - Afgifte van en technische normen voor digitale reiscredentials op basis van identiteitskaarten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)671 - Afgifte van en technische normen voor digitale reiscredentials op basis van identiteitskaarten. |
---|---|
document | COM(2024)671 ![]() ![]() |
datum | 8 oktober 2024 |
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening wordt het kader vastgesteld voor het afgeven en aanmaken van digitale reiscredentials op basis van identiteitskaarten die door de lidstaten aan burgers van de Unie zijn afgegeven overeenkomstig de vereisten van Verordening (EU) XXXX/XXXX [COM(2024) 316 final], teneinde de uitoefening van het in artikel 20, lid 2, punt a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde recht door burgers van de Unie die houder zijn van dergelijke digitale reiscredentials, te vergemakkelijken.
Artikel 2
Digitale reiscredentials
1. Op verzoek van de persoon die een identiteitskaart heeft aangevraagd, gaan door de lidstaten afgegeven identiteitskaarten vergezeld van een digitale reiscredential.
2. Op verzoek van de houder van een identiteitskaart die is afgegeven overeenkomstig de vereisten van Verordening (EU) XXXX/XXXX [COM(2024) 316 final], verstrekt de lidstaat die de identiteitskaart heeft afgegeven, een digitale reiscredential.
3. De lidstaten bieden houders van een identiteitskaart die zij hebben afgegeven overeenkomstig de vereisten van Verordening (EU) XXXX/XXXX [COM(2024) 316 final], de mogelijkheid op afstand een digitale reiscredential aan te maken. Daartoe kunnen houders gebruikmaken van de “digitale reisapplicatie van de EU”, waarvoor bepalingen zijn vastgesteld in Verordening (EU) XXXX/XXXX [COM(2024) 670 final]. Houders krijgen toegang tot de delen van het opslagmedium van identiteitskaarten die nodig zijn voor het aanmaken van een digitale reiscredential.
Voordat de digitale reiscredential wordt aangemaakt, zorgen de lidstaten ervoor dat de authenticiteit en integriteit van het opslagmedium van de identiteitskaart worden geverifieerd en dat de gezichtsopname van de persoon die de digitale reiscredential wil aanmaken, wordt vergeleken met de op het opslagmedium opgeslagen gezichtsopname.
4. Digitale reiscredentials die op grond van dit artikel worden afgegeven of aangemaakt:
(a)zijn gebaseerd op de overeenkomstig artikel 5 vastgestelde technische specificaties;
(b)zijn opgesteld in een formaat dat opslag mogelijk maakt in Europese portemonnees voor digitale identiteit die zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) nr. 910/2014;
(c)zijn kosteloos;
(d)bevatten dezelfde persoonsgegevens, met inbegrip van de gezichtsopname, als de identiteitskaart op basis waarvan zij worden afgegeven of aangemaakt.
Voor de toepassing van punt d) bevatten de op grond van dit artikel afgegeven of aangemaakte digitale reiscredentials niet de vingerafdrukken van de houder.
5. De lidstaten maken de authenticatie en validering van digitale reiscredentials mogelijk overeenkomstig de krachtens artikel 5, lid 1, vastgestelde technische specificaties.
6. Zodra de Commissie heeft bevestigd dat het technisch mogelijk is om digitale reiscredentials aan te maken op basis van identiteitskaarten die zijn afgegeven overeenkomstig de vereisten van Verordening (EU) XXXX/XXXX [COM(2024) 316 final] met behulp van de “digitale reisapplicatie van de EU”, waarvoor bepalingen zijn vastgesteld in Verordening (EU) XXXX/XXXX [COM(2024) 670 final], maken de lidstaten het uiterlijk vanaf de door de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling vastgestelde datum mogelijk digitale reiscredentials aan te maken overeenkomstig lid 3 van dit artikel. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 6, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 3
Contactpunt
Elke lidstaat wijst voor de uitvoering van deze verordening een autoriteit als contactpunt aan. Elke lidstaat deelt de naam van die autoriteit aan de Commissie en aan de overige lidstaten mee. Indien een lidstaat de door hem aangewezen autoriteit verandert, stelt hij de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis.
Artikel 4
Bescherming van persoonsgegevens
Persoonsgegevens die zijn opgeslagen in digitale reiscredentials die zijn afgegeven of aangemaakt overeenkomstig artikel 2, worden verwerkt overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) XXXX/XXXX [COM(2024) 316 final].
Artikel 5
Technische specificaties, procedures en vereisten
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen technische specificaties, procedures en vereisten vast voor digitale reiscredentials die worden afgegeven of aangemaakt op basis van identiteitskaarten, met inbegrip van:
(a)het dataschema en -formaat;
(b)de afgifteprocedure en de procedure voor het delen van gegevens;
(c)de geldigheid;
(d)het vertrouwensmodel;
(e)de authenticatie en validering;
(f)de intrekking.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 6, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Bij de vaststelling van die technische specificaties houdt de Commissie rekening met de toegankelijkheidsvoorschriften uit hoofde van het Unierecht.
Artikel 6
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad opgerichte comité 51 . Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 7
Evaluatie
Binnen vijf jaar na de vaststelling van de in artikel 2, lid 6, bedoelde uitvoeringshandeling voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit en brengt zij over de voornaamste bevindingen verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.
De lidstaten en de Unie-agentschappen die op dit gebied actief zijn, verstrekken de Commissie de informatie die nodig is om dit verslag op te stellen.
Artikel 8
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 2, lid 1, en artikel 2, lid 2, zijn van toepassing met ingang van 12 maanden na de inwerkingtreding van de in artikel 5 bedoelde technische specificaties, procedures en voorschriften.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.