Artikelen bij COM(2025)179 - Kentekenbewijzen van voertuigen en voertuigregistratiegegevens die zijn opgenomen in nationale voertuigregisters - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)179 - Kentekenbewijzen van voertuigen en voertuigregistratiegegevens die zijn opgenomen in nationale voertuigregisters. |
---|---|
document | COM(2025)179 ![]() ![]() |
datum | 24 april 2025 |
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld betreffende:
a) de door de lidstaten afgegeven kentekenbewijzen voor voertuigen;
b) bepaalde gegevens die in de nationale voertuigregisters moeten worden opgenomen;
c) de uitwisseling van dergelijke gegevens tussen de lidstaten.
2. Deze richtlijn is niet van toepassing op documenten voor de tijdelijke inschrijving van voertuigen, tenzij deze voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn, in welk geval zij door de lidstaten wederzijds worden erkend overeenkomstig artikel 9.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
1) “voertuig”: een voertuig zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 15, van Verordening (EU) 2018/858 of in artikel 3, punt 11, van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad 35 (10), en elk voertuig als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad 36 (11);
2) “inschrijving”: de administratieve toestemming voor de deelneming van een voertuig aan het wegverkeer, die de identificatie daarvan en de toekenning van een volgnummer, aan te duiden als inschrijvingsnummer, omvat;
3) “kentekenbewijs”: het fysieke en/of digitale document dat bevestigt dat het voertuig in een lidstaat is ingeschreven;
4) “fysiek kentekenbewijs”: een kentekenbewijs in zijn papieren vorm of in de vorm van een chipkaart;
5) “mobiel kentekenbewijs”: een kentekenbewijs in zijn digitale formaat;
6) “houder van het kentekenbewijs”: de natuurlijke persoon of rechtspersoon op wiens naam het voertuig is ingeschreven;
7) “opschorting”: een beperkte periode waarbinnen een lidstaat het gebruik van een voertuig in het wegverkeer niet toestaat, waarna het voertuig — voor zover de redenen voor opschorting niet meer van toepassing zijn — weer zonder een nieuwe inschrijvingsprocedure mag worden gebruikt.
Hoofdstuk II
Kentekenbewijzen
Artikel 3
Algemene voorschriften voor kentekenbewijzen
1. De lidstaten geven een kentekenbewijs af voor voertuigen waarvan de inschrijving volgens hun nationale wetgeving verplicht is. De fysieke kentekenbewijzen voldoen aan de vereisten van artikel 4 en de mobiele kentekenbewijzen voldoen aan de vereisten van artikel 5.
2. Er mag niet meer dan één kentekenbewijs voor een voertuig worden afgegeven, behoudens het bepaalde in de leden 4 en 5. Een mobiel kentekenbewijs kan echter op verschillende mobiele apparaten worden weergegeven.
3. De lidstaten geven tot [inwerkingtreding + vier jaar] fysieke kentekenbewijzen af. Zij kunnen naast de fysieke kentekenbewijzen ook mobiele kentekenbewijzen afgeven.
4. Met ingang van [inwerkingtreding + vier jaar + één dag] geven de lidstaten alleen mobiele kentekenbewijzen af. Op verzoek van de aanvrager geven de lidstaten echter ook een fysiek kentekenbewijs af.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat fysieke en mobiele kentekenbewijzen die voor hetzelfde voertuig worden afgegeven, aan dezelfde persoon worden afgegeven en identieke informatie bevatten, zoals vermeld in de bijlagen I en II.
6. De lidstaten delen de Commissie en de andere lidstaten zonder onnodige vertraging elk nieuw model van het fysieke kentekenbewijs van voertuigen en de beschrijving van de reeks gegevens van de mobiele kentekenbewijzen van voertuigen mee. De Commissie publiceert deze modellen en beschrijvingen van gegevensreeksen op haar speciale webpagina.
Artikel 4
Fysieke kentekenbewijzen
1. Fysieke kentekenbewijzen bestaan uit hetzij één enkel deel zoals beschreven in bijlage I, hetzij twee delen zoals beschreven in de bijlagen I en II. De lidstaten kunnen de bevoegde diensten die zij aanwijzen, met name die van de fabrikanten, machtigen om de technische delen van het kentekenbewijs in te vullen.
2. Voor de afgifte van een nieuw fysiek kentekenbewijs voor een voertuig dat werd ingeschreven voordat Richtlijn 1999/37/EG werd toegepast, mogen de lidstaten zich ertoe beperken alleen die onderdelen in te vullen waarvoor de vereiste gegevens beschikbaar zijn.
3. De overeenkomstig de bijlagen I en II in het fysieke kentekenbewijs opgenomen gegevens worden weergegeven met de geharmoniseerde Uniecodes zoals vermeld in die bijlagen.
4. De lidstaten kunnen besluiten een QR-code aan te brengen op de fysieke kentekenbewijzen die zij op papier afgeven. Aan de hand van de QR-code kan de authenticiteit van de op het fysieke kentekenbewijs vermelde informatie worden gecontroleerd.
5. Fysieke kentekenbewijzen die in de vorm van een chipkaart worden afgegeven, kunnen een microchip bevatten overeenkomstig de vereisten van de bijlagen I en II. Indien dit niet het geval is, kunnen de lidstaten besluiten om een QR-code op de door hen afgegeven kentekenbewijzen af te drukken of te graveren in de daartoe bestemde ruimte.
6. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde bepalingen met betrekking tot de interoperabiliteitskenmerken voor QR-codes die op fysieke kentekenbewijzen worden aangebracht, en de beveiligingsmaatregelen waaraan die codes moeten voldoen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
7. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van maatregelen die gericht zijn op de invoering van een QR-code op hun kentekenbewijs of van elke wijziging van een dergelijke maatregel, binnen drie maanden na de vaststelling ervan.
Artikel 5
Mobiele kentekenbewijzen
1. Mobiele kentekenbewijzen moeten voldoen aan de specificaties in bijlage III.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat mobiele kentekenbewijzen kosteloos worden afgegeven als elektronische attesteringen van attributen aan de Europese portemonnees voor digitale identiteit overeenkomstig Verordening (EU) nr. 910/2014. De portemonnees bieden gemachtigde personen de mogelijkheid om ten minste het volgende te doen:
a) gegevens op te vragen en op te slaan om de vergunning van het voertuig voor gebruik in het wegverkeer te verifiëren;
b) de in punt a) bedoelde gegevens weer te geven en door te geven.
3. De lidstaten verstrekken de Commissie een lijst van betrouwbare afgevers van mobiele kentekenbewijzen van voertuigen. Zij houden deze lijst actueel. De Commissie stelt deze lijsten via een beveiligd kanaal in elektronisch ondertekende of verzegelde en voor automatische verwerking geschikte vorm publiek beschikbaar.
4. Uiterlijk op [inwerkingtreding + twee jaar] stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde bepalingen inzake de technische specificaties van mobiele kentekenbewijzen, met inbegrip van verificatiefuncties en de interface met nationale systemen, en procedures voor de kennisgeving van betrouwbare afgevers van mobiele kentekenbewijzen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Hoofdstuk III
Algemene verplichtingen
Artikel 6
In voertuigregisters opgenomen gegevens
1. De lidstaten registreren alle in bijlage I, punt 2, e), f) en g), genoemde gegevens van alle op hun grondgebied ingeschreven voertuigen elektronisch in voertuigregisters.
Daarnaast moeten de voertuigregisters het volgende bevatten:
a) relevante gegevens van het certificaat van overeenstemming in elektronische vorm als bedoeld in artikel 37 van Verordening (EU) 2018/858;
b) het resultaat van de verplichte periodieke technische controles overeenkomstig Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad 37 (12) en de geldigheidsduur van het technisch certificaat, met inbegrip van het resultaat van periodieke technische controles die zijn uitgevoerd in en de geldigheid van het certificaat dat is afgegeven door een andere lidstaat dan de lidstaat van inschrijving overeenkomstig artikel 4, leden 3 en 4, van Richtlijn 2014/45/EU;
c) informatie over elke belangrijke wijziging van de veiligheids- of milieusystemen en -onderdelen van het voertuig;
d) informatie over de vorige houder en, indien beschikbaar, de vorige eigenaar van het voertuig;
e) informatie over elke wijziging van de eigendom van het voertuig, met inbegrip van voertuigen waarvoor geen vergunning voor gebruik in het wegverkeer is verleend wegens opschorting overeenkomstig artikel 8 of als gevolg van de tijdelijke uitschrijving van het voertuig;
f) het land waar het voertuig voor het eerst is ingeschreven;
g) informatie over de redenen voor annulering van een inschrijving van het voertuig, indien dat voertuig:
i) is behandeld als een autowrak en een certificaat van vernietiging is afgegeven overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2000/53/EG,
ii) na bevestiging door de nieuwe lidstaat van inschrijving opnieuw is ingeschreven in een andere lidstaat,
iii) naar een land buiten de Unie is uitgevoerd, na overlegging van douanedocumenten,
iv) is gestolen of anderszins onrechtmatig is overgenomen, zoals bevestigd door een politierapport dat is afgegeven aan de laatste eigenaar van het voertuig,
v) is ingeschreven in strijd met de vereisten inzake voertuigregistratie uit hoofde van het Unierecht of het nationale recht,
vi) is ingeschreven onder een onjuist voertuigidentificatienummer, en
vii) om andere redenen het voorwerp is geweest van een annulering van de inschrijving.
De in de eerste en tweede alinea bedoelde informatie wordt actueel gehouden.
2. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot nadere bepaling van de in lid 1, tweede alinea, punt a), bedoelde relevante gegevens. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 7
Verificatie van voertuigregistratiegegevens
De lidstaten zorgen ervoor dat de persoonsgegevens die nodig zijn voor de verificatie van de op het fysieke of mobiele kentekenbewijs gerapporteerde informatie niet door de verificateur worden bewaard, tenzij bewaring is toegestaan op grond van het Unie- of het nationale recht. Zij zorgen er ook voor dat de instantie van afgifte van het kentekenbewijs niet in kennis wordt gesteld van het verificatieproces van fysieke kentekenbewijzen van voertuigen, en dat zij de via de kennisgeving ontvangen informatie uitsluitend verwerkt met het oog op het beantwoorden van de verificatieaanvraag voor mobiele kentekenbewijzen van voertuigen.
Artikel 8
1. Wanneer de bevoegde instantie van een lidstaat een kennisgeving van een periodieke technische controle ontvangt waaruit blijkt dat de vergunning om een bepaald voertuig in het wegverkeer te gebruiken is opgeschort overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2014/45/EU, wordt de opschorting elektronisch geregistreerd in het voertuigregister.
2. De opschorting geldt tot het voertuig met goed gevolg een nieuwe technische controle heeft ondergaan. Wanneer uit de technische controle blijkt dat het voertuig opnieuw geschikt is om deel te nemen aan het wegverkeer, geeft de bevoegde instantie onverwijld een nieuwe vergunning af voor het gebruik van het voertuig in het wegverkeer en wordt het einde van de opschorting elektronisch geregistreerd in het voertuigregister. Er hoeft geen nieuwe inschrijvingsprocedure te worden doorlopen.
3. De lidstaten kunnen maatregelen vaststellen om te vergemakkelijken dat een voertuig waarvan de vergunning om in het wegverkeer te worden gebruikt is opgeschort, opnieuw wordt gecontroleerd. Deze maatregelen kunnen de toestemming omvatten dat de openbare weg mag worden gebruikt om zich voor een technische controle van een plaats van herstelling naar een controlecentrum te begeven.
4. Als de bevoegde instantie van een lidstaat een kennisgeving ontvangt dat een voertuig is behandeld als een autowrak overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2000/53/EG, wordt de inschrijving van dat voertuig definitief geannuleerd en wordt de informatie daarover toegevoegd aan het voertuigregister.
Artikel 9
Wederzijdse erkenning
1. Een door een lidstaat overeenkomstig artikel 4 afgegeven fysiek kentekenbewijs wordt door de andere lidstaten erkend voor de identificatie van het voertuig in het internationale verkeer of voor de herinschrijving ervan in een andere lidstaat.
2. Een door een lidstaat overeenkomstig artikel 5 afgegeven mobiel kentekenbewijs wordt met ingang van [inwerkingtreding + vier jaar + één dag] door de andere lidstaten erkend voor de identificatie van het voertuig in het internationale verkeer of voor de herinschrijving ervan in een andere lidstaat.
Artikel 10
Identificatie en herinschrijving van voertuigen
1. Tot [datum van inwerkingtreding + vier jaar] kunnen de lidstaten eisen dat de bestuurder deel I van het fysieke kentekenbewijs bij zich heeft om een voertuig in het wegverkeer te identificeren. Na die datum aanvaarden de lidstaten daartoe zowel fysieke als mobiele kentekenbewijzen.
2. Tot [datum van inwerkingtreding + vier jaar] verlangen de bevoegde instanties bij de herinschrijving van een eerder in een andere lidstaat geregistreerd voertuig alleen deel I van het fysieke kentekenbewijs. Tot die datum kunnen zij ook aanvaarden dat een eventueel mobiel kentekenbewijs wordt overgelegd.
3. Met ingang van [inwerkingtreding + vier jaar + één dag] aanvaarden de lidstaten zowel deel I van het fysieke kentekenbewijs als de overlegging van het mobiele kentekenbewijs met het oog op de herinschrijving van een voertuig dat eerder in een andere lidstaat was ingeschreven. De lidstaat van herinschrijving verifieert bij de lidstaat van inschrijving in welke formaten het kentekenbewijs is afgegeven.
4. Indien alleen een fysiek kentekenbewijs is afgegeven, trekken de bevoegde instanties van de lidstaat van herinschrijving de ingediende delen van het kentekenbewijs in en bewaren zij de ingetrokken delen gedurende twaalf maanden. Zij doen zonder onnodige vertraging het volgende:
a) zij stellen de instanties van de lidstaat die het kentekenbewijs heeft afgegeven, van deze intrekking in kennis;
b) zij sturen de desbetreffende delen terug naar die instanties indien deze daarom verzoeken.
5. Indien alleen een mobiel kentekenbewijs is afgegeven, brengen de bevoegde instanties van de lidstaat van herinschrijving de instanties van de lidstaat die het kentekenbewijs heeft afgegeven zonder onnodige vertraging op de hoogte. De bevoegde instanties van die lidstaat trekken het vorige mobiele kentekenbewijs onmiddellijk in en bewaren de informatie in de vorige inschrijving gedurende twaalf maanden in het voertuigregister.
6. Wanneer zowel een fysiek als een mobiel kentekenbewijs is afgegeven, worden de stappen van zowel lid 4 als lid 5 gevolgd.
Artikel 11
Administratieve samenwerking tussen de lidstaten
1. De lidstaten wijzen een nationaal contactpunt aan dat verantwoordelijk is voor de uitwisseling met de andere lidstaten en de Commissie van informatie met betrekking tot de uitvoering van deze richtlijn. De lidstaten zorgen ervoor dat hun respectieve nationale contactpunten met elkaar samenwerken om ervoor te zorgen dat alle nodige informatie tijdig wordt uitgewisseld.
2. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op [datum van omzetting] de namen en contactgegevens van hun nationale contactpunt mee en stellen de Commissie onverwijld in kennis van eventuele wijzigingen daarvan. De Commissie stelt een lijst op van alle nationale contactpunten en zendt deze de lidstaten toe.
Hoofdstuk IV
Uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen
Artikel 12
Gedelegeerde handelingen
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 13 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het volgende te wijzigen:
a) bijlage I, punt 2, d), ii), en punt 3, a), i), 2, en bijlage II, punt 2, d), ii), en punt 3, a), i), 2, in geval van uitbreiding van de Unie;
b) punt 2, f), van zowel bijlage I als bijlage II met betrekking tot niet-verplichte elementen in het geval van wijzigingen van de inhoud of definities van certificaten van overeenstemming in de desbetreffende typegoedkeuringswetgeving van de Unie, alsmede om rekening te houden met technische, operationele of wetenschappelijke ontwikkelingen;
c) de tabellen 2 en 3 in zowel bijlage I als bijlage II, met het oog op het opstellen van een lijst van de tags ter identificatie van de dataobjecten die overeenkomen met de verplichte en facultatieve registratiegegevens;
d) bijlage III, teneinde rekening te houden met technische, operationele of wetenschappelijke ontwikkelingen.
Artikel 13
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 12 vermelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt vanaf [datum van inwerkingtreding] voor een periode van vijf jaar aan de Commissie verleend. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 12 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig artikel 12 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving ervan aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 14
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure moet worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, door de voorzitter van het comité daartoe wordt besloten of door een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom wordt verzocht. Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, neemt de Commissie de uitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Hoofdstuk V
Slotbepalingen
Artikel 15
Uitwisseling van gegevens
1. De lidstaten staan elkaar bij de uitvoering van deze richtlijn bij. Zij wisselen informatie uit met betrekking tot voertuigregistratiegegevens, gegevens over het laatste technische certificaat, rapporten van technische controles langs de weg en de geschiedenis van de kilometerstand van het voertuig die in nationale databanken is opgeslagen, met name om vóór de inschrijving van een voertuig de juridische status van dat voertuig te controleren, indien nodig in de lidstaat waar het eerder was ingeschreven.
De lidstaten verlenen de inschrijvingsinstanties in andere lidstaten met name toegang tot relevante inschrijvingsgegevens overeenkomstig artikel 6, met inbegrip van de informatie in het meest recente overeenkomstig Richtlijn 2014/45/EU afgegeven technisch certificaat, opschortingen uit hoofde van artikel 8 en alle beschikbare informatie over beperkingen met betrekking tot herinschrijving die is opgeslagen in nationale voertuigregisters.
2. De lidstaten verbinden hun nationale voertuigregisters en elektronische systemen voor technische certificaten via het door de Commissie ontwikkelde elektronische MOVE-HUB-systeem op zodanige wijze dat bevoegde autoriteiten van elke lidstaat het voertuigregister van elke andere lidstaat in realtime kunnen raadplegen. Die koppeling moet binnen een jaar na de vaststelling van de in lid 4 bedoelde uitvoeringshandeling operationeel zijn.
3. De toegang tot het MOVE-HUB-netwerk wordt beveiligd. De lidstaten mogen alleen de voor de in lid 1 genoemde doeleinden bevoegde instanties met elkaar verbinden.
4. Uiterlijk op [datum van inwerkingtreding + twee jaar] stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast met de nodige regelingen voor de implementatie van de functionaliteiten van het in lid 2 bedoelde elektronische systeem en tot nadere bepaling van de minimumeisen voor het formaat en de inhoud van het door de lidstaten te gebruiken bericht. Zij specificeert welke instantie verantwoordelijk is voor de toegang tot en het verdere gebruik van gegevens. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 16
Mededeling van informatie aan de Commissie
1. Uiterlijk op 31 maart 2030, en vervolgens uiterlijk op 31 maart van elk derde jaar, delen de lidstaten de Commissie via het in artikel 28 van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad 38 (13) bedoelde online rapporteringsplatform (“e-platform”) de gegevens mee met betrekking tot de voertuigen die in elk van de voorgaande drie kalenderjaren op hun grondgebied zijn ingeschreven. De gegevens omvatten (per kalenderjaar):
a) het aantal afgegeven fysieke kentekenbewijzen, per voertuigcategorie;
b) het aantal afgegeven mobiele kentekenbewijzen, per voertuigcategorie;
c) het aantal herinschrijvingen van eerder in een andere lidstaat ingeschreven voertuigen, per voertuigcategorie;
d) het aantal opgeschorte voertuiginschrijvingen, per voertuigcategorie.
Het eerste verslag heeft afzonderlijk betrekking op de jaren 2027, 2028 en 2029.
De Commissie stuurt de verzamelde gegevens door aan het Europees Parlement en de Raad.
2. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot nadere bepaling van het formaat waarin de in lid 1 bedoelde gegevens via het e-platform moeten worden meegedeeld. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 17
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [datum van inwerkingtreding + twee jaar] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 18
Intrekking
1. Richtlijn 1999/37/EG wordt met ingang van [datum van inwerkingtreding + twee jaar] ingetrokken.
2. Verwijzingen naar Richtlijn 1999/37/EG gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en moeten worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.
Artikel 19
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 20
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.