Artikelen bij COM(2025)236 - Wijziging van Verordening (EU) 2021/2115 wat betreft het conditionaliteitssysteem, interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen, interventietypes in bepaalde sectoren en plattelandsontwikkeling, en jaarlijkse prestatieverslagen, en van Verordening (EU) 2021/2116 wat betreft de governance van gegevens en interoperabiliteit, opschorting van betalingen in verband met de jaarlijkse prestatiegoedkeuring en controles en sancties - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)236 - Wijziging van Verordening (EU) 2021/2115 wat betreft het conditionaliteitssysteem, interventietypes in de vorm van ... |
---|---|
document | COM(2025)236 ![]() ![]() |
datum | 14 mei 2025 |
Artikel 1
Wijziging van Verordening (EU) 2021/2115
Verordening (EU) 2021/2115 wordt als volgt gewijzigd:
1) in artikel 4, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door:
“blijvend grasland en blijvend weiland” (samen “blijvend grasland”) is land dat wordt gebruikt voor een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen, dat minimaal vijf jaar of, wanneer de lidstaten daartoe besluiten, minimaal zeven jaar niet in de vruchtwisseling van het bedrijf is opgenomen en, indien lidstaten daartoe besluiten, dat minimaal vijf jaar of minimaal zeven jaar niet is omgeploegd, bewerkt of opnieuw met andere grassoorten of met andere kruidachtige voedergewassen ingezaaid. Dit begrip kan ook andere soorten omvatten zoals struiken of bomen die kunnen worden begraasd en, indien de lidstaten daartoe besluiten, struiken of bomen die diervoeder produceren, mits de grassen en andere kruidachtige voedergewassen blijven overheersen.”;
2) in artikel 10 wordt de tweede alinea vervangen door:
“Met name de basisinkomenssteun voor duurzaamheid, de aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid, de aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers en de regelingen voor het klimaat, het milieu en dierenwelzijn, evenals de crisisbetalingen aan landbouwers naar aanleiding van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen in het kader van de rechtstreekse betalingen en in het kader van plattelandsontwikkeling beantwoorden aan de criteria van de punten van bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst van de WTO die in bijlage II bij deze verordening zijn opgenomen voor die interventies. Voor andere interventies zijn de punten van bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst van de WTO die in bijlage II bij de onderhavige verordening zijn opgenomen indicatief, en die interventies mogen in plaats daarvan aan een niet in bijlage II bij deze verordening opgenomen punt van bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst van de WTO voldoen wanneer dat in het strategisch GLB-plan nader wordt gespecificeerd en uitgelegd.”;
3) artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 4 wordt vervangen door:
“4. Wanneer een lidstaat voornemens is zijn in lid 1 van dit artikel bedoelde geplande outputs, die zijn opgenomen in zijn strategisch GLB-plan dat door de Commissie is goedgekeurd, te verhogen, stelt hij de Commissie overeenkomstig artikel 119, lid 9, vóór 1 januari van het jaar dat aan het betrokken claimjaar voorafgaat, van zijn herziene geplande outputs in kennis.”;
b) in lid 5 wordt de derde alinea vervangen door:
“Elke betrokken lidstaat dient uiterlijk op 31 maart van het jaar dat aan het betrokken claimjaar voorafgaat, een kennisgeving als bedoeld in artikel 119, lid 9, in met de in de tweede alinea van dit lid bedoelde verlagingscoëfficiënt.”;
4) artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt vervangen door:
“1. De lidstaten nemen in hun strategische GLB-plannen een conditionaliteitssysteem op, op grond waarvan aan landbouwers en andere begunstigden die rechtstreekse betalingen krachtens hoofdstuk II, behalve de betalingen als bedoeld in artikel 41 bis, of jaarlijkse betalingen krachtens de artikelen 70, 71 en 72 ontvangen, een administratieve sanctie wordt opgelegd als zij niet voldoen aan de uit het Unierecht voortvloeiende beheerseisen en de in het strategisch GLB-plan vastgestelde en in bijlage III vermelde GLMC-normen, met betrekking tot de volgende specifieke gebieden:
a) klimaat en milieu, met inbegrip van water, lucht, grond en biodiversiteit van ecosystemen;
b) volksgezondheid en gezondheid van planten;
c) dierenwelzijn.”;
b) het volgende lid wordt ingevoegd:
“1 bis. In afwijking van lid 1 is het conditionaliteitssysteem niet van toepassing op begunstigden van in artikel 28 bedoelde betalingen.”;
5) in artikel 13, lid 1, worden de volgende alinea’s toegevoegd:
“Landbouwers waarvan het gehele bedrijf overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad* is gecertificeerd, worden verondersteld aan de in bijlage III bij deze verordening vermelde GLMC-normen 1, 3, 4, 5, 6 en 7 te voldoen.
Bij de vaststelling van hun normen kunnen de lidstaten, waar van toepassing, de in artikel 109, lid 2, punt a), i), bedoelde elementen zodanig vastleggen dat zij stroken met en niet verder gaan dan door de nationale wetgeving vastgelegde verplichte vereisten, op voorwaarde dat deze bestaande nationale verplichte vereisten voldoen aan de in bijlage III vermelde GLMC-normen.
* Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/848/oj).”;
6) in artikel 14 wordt lid 1 vervangen door:
“1. De lidstaten geven in hun strategische GLB-plannen aan dat aan landbouwers en andere begunstigden die rechtstreekse betalingen krachtens hoofdstuk II, behalve de betalingen als bedoeld in artikel 41 bis, of jaarlijkse betalingen krachtens de artikelen 70, 71 en 72 ontvangen, uiterlijk met ingang van 1 januari 2025 een administratieve sanctie zal worden opgelegd als zij niet voldoen aan de vereisten in verband met de toepasselijke arbeidsvoorwaarden of werkgeversverplichtingen die voortvloeien uit de in bijlage IV genoemde rechtshandelingen.”;
7) artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt vervangen door:
“1. De interventietypes uit hoofde van dit hoofdstuk kunnen de vorm aannemen van ontkoppelde en gekoppelde rechtstreekse betalingen en van aanvullende crisisbetalingen.”;
b) het volgende lid wordt toegevoegd:
“4. Aanvullende crisisbetalingen zijn rechtstreekse betalingen aan landbouwers naar aanleiding van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen.”;
8) in artikel 19 wordt de tweede alinea vervangen door:
“De lidstaten die besluiten gebruik te maken van deze bepaling, passen deze toe op alle landbouwers voor wie in een bepaald jaar een risicobeheersinstrument bestaat.”;
9) artikel 28 wordt vervangen door:
“Artikel 28
Betalingen voor kleine landbouwers
De lidstaten kunnen aan kleine landbouwers zoals bepaald door de lidstaten, een betaling in de vorm van een vast bedrag of van bedragen per hectare toekennen ter vervanging van de rechtstreekse betalingen in het kader van deze afdeling en afdeling 3 van dit hoofdstuk. De lidstaten ontwerpen de overeenkomstige interventie in het strategisch GLB-plan op zodanige wijze dat deze facultatief is voor landbouwers.
In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten in het strategisch GLB-plan besluiten dat de in de eerste alinea bedoelde betaling aan kleine landbouwers niet in de plaats komt van rechtstreekse betalingen die worden verricht ter ondersteuning van overeenkomstig artikel 31 tot stand gebrachte ecoregelingen.
De jaarlijkse betaling voor elke landbouwer als bedoeld in de eerste alinea bedraagt maximaal 2 500 EUR.
De lidstaten kunnen besluiten om voor verschillende areaaldrempels verschillende vaste bedragen of verschillende bedragen per hectare vast te stellen.”;
10) artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 5 wordt als volgt gewijzigd:
1) i) de tweede alinea wordt vervangen door:
“Voor verbintenissen bedoeld in de eerste alinea, punt b), kan, wanneer het nationale recht voorschriften oplegt die verder gaan dan de overeenkomstige verplichte minimumvoorschriften uit het Unierecht, steun worden verleend, mits die verbintenissen bijdragen tot de naleving van die voorschriften.”;
b) ii) de volgende alinea wordt toegevoegd:
“In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten besluiten om de krachtens hoofdstuk I, afdeling 2, van deze titel vastgestelde GLMC-norm 2 uit te sluiten van de in de eerste alinea, punt a), vastgestelde vereiste.”;
c) lid 7 wordt als volgt gewijzigd:
i) de tweede alinea wordt vervangen door:
“In afwijking van de eerste alinea kunnen betalingen die overeenkomstig punt b) van die alinea worden toegekend voor dierenwelzijnsverbintenissen, verbintenissen ter bestrijding van antimicrobiële resistentie, verbintenissen voor klimaatvriendelijke landbouwpraktijken en verbintenissen tot omschakeling naar of voortzetting van biologische landbouwpraktijken en -methoden zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2018/848, tevens de vorm aannemen van een jaarlijkse betaling voor de grootvee-eenheden.”;
ii) de volgende alinea wordt toegevoegd:
“In afwijking van de eerste alinea kunnen betalingen die overeenkomstig punt b) van die alinea worden toegekend, waar van toepassing, de vorm aannemen van een jaarlijkse betaling voor bijenkasten. Voor de toepassing van deze afwijking is de definitie van “bijenkast” van toepassing die wordt vermeld in de gedelegeerde handeling als bedoeld in artikel 56, punt b).”;
11) in titel III, hoofdstuk II, wordt de volgende afdeling toegevoegd:
“Afdeling 4
Aanvullende crisisbetalingen
Artikel 41 bis
Aanvullende crisisbetalingen aan landbouwers naar aanleiding van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen in het kader van de rechtstreekse betalingen
1. De lidstaten kunnen aanvullende crisisbetalingen verrichten om begunstigden van rechtstreekse betalingen krachtens de afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk die worden getroffen door natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen, te compenseren. Die betalingen hebben tot doel de continuïteit van de landbouwactiviteit van deze begunstigden te waarborgen en zijn onderworpen aan de in dit artikel uiteengezette voorwaarden als nader gespecificeerd door de lidstaten in hun strategische GLB-plannen.
2. Steun in het kader van dit artikel mag slechts worden verleend als de bevoegde autoriteit van de lidstaat formeel erkent dat zich een natuurramp, ongunstige weersomstandigheden of een rampzalige gebeurtenis, zoals door de lidstaat gedefinieerd, heeft voorgedaan en dat deze gebeurtenissen, of maatregelen die overeenkomstig Verordening (EU) 2016/2031 zijn vastgesteld om een plantenziekte of plaagorganisme bij planten uit te roeien of in te dammen, of maatregelen die zijn vastgesteld om in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie* vermelde dierziekten te bestrijden, te voorkomen of uit te roeien, of maatregelen die overeenkomstig artikel 6, lid 3, en artikel 259 van Verordening (EU) 2016/429 zijn vastgesteld voor een nieuwe ziekte, rechtstreeks schade hebben veroorzaakt waardoor minimaal 30 % van de gemiddelde jaarproductie van de landbouwer in de laatste drie jaar of de gemiddelde jaarproductie van drie van de laatste vijf jaar, de hoogste en het laagste productie niet meegerekend, verloren is gegaan. De verliezen worden berekend op het niveau van het bedrijf, op het niveau van de activiteit van het bedrijf in de betrokken sector of voor het specifieke betrokken areaal.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de steun op grond van dit artikel gericht is op landbouwers die het zwaarst zijn getroffen door natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen, door de subsidiabiliteitsvoorwaarden vast te stellen op basis van het beschikbare bewijs.
4. De lidstaten stellen de toepasselijke steunpercentages voor het compenseren van het productieverlies vast. Deze percentages zijn hoger voor landbouwers die onder een verzekeringsregeling of ander risicobeheersinstrument vallen. Indexen kunnen worden gebruikt om het productieverlies te berekenen.
5. De lidstaten kunnen besluiten om de betalingen overeenkomstig artikel 115, lid 5, en artikel 146 met aanvullende nationale financiering tot 200 % te medefinancieren.
6. Bij het verlenen van steun uit hoofde van dit artikel zorgen de lidstaten ervoor dat interventies uit hoofde van dit artikel stroken met interventies op basis van artikel 78 bis en dat overcompensatie als gevolg van het combineren van interventies uit hoofde van dit artikel met andere nationale of Uniesteuninstrumenten of particuliere verzekeringsregelingen wordt vermeden.
7. In afwijking van artikel 111, eerste alinea, zijn de punten h) en i) van die alinea niet van toepassing op steun in het kader van dit interventietype.
* Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten (PB L 308 van 4.12.2018, blz. 21, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2018/1882/oj ).”;
12) artikel 48 wordt vervangen door:
“Artikel 48
Planning en verslaglegging op het niveau van de operationele programma’s
Artikel 7, lid 1, punt a), artikel 102, artikel 111, punten g) en h), artikel 112, lid 3, punt b), en artikel 134 zijn van toepassing op de interventietypes in de in artikel 42, punten a), d), e) en f), bedoelde sectoren op het niveau van de operationele programma’s, en niet op het niveau van de interventie. De planning en verslaglegging voor deze interventietypes worden ook uitgevoerd op het niveau van de operationele programma’s.”;
13) in artikel 52, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door:
“Deze beperkingen kunnen met 0,5 procentpunt worden verhoogd wanneer het operationele programma een of meer interventies omvat die verband houden met een in artikel 46, punten d), e), f), h), i) of j), bedoelde doelstelling, mits het bedrag waarmee het betrokken in de eerste alinea genoemde percentage wordt overschreden, uitsluitend wordt gebruikt om uitgaven te financieren die voortvloeien uit de uitvoering van deze interventies. In het geval van unies van producentenorganisaties, met inbegrip van transnationale unies van producentenorganisaties, kunnen die organisaties deze interventies uitvoeren namens hun leden.”;
14) artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:
a) punt e) wordt vervangen door:
“e) vestiging van jonge landbouwers en nieuwe landbouwers, opstart van plattelandsbedrijven en ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven;”;
b) het volgende punt wordt toegevoegd:
“i) crisisbetalingen aan landbouwers naar aanleiding van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen in het kader van plattelandsontwikkeling.”;
15) artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 3 wordt als volgt gewijzigd:
b) i) de tweede alinea wordt vervangen door:
“Voor verbintenissen bedoeld in de eerste alinea, punt b), kan, wanneer het nationale recht voorschriften oplegt die verder gaan dan de overeenkomstige verplichte minimumvoorschriften uit het Unierecht, steun worden verleend voor verbintenissen die bijdragen tot de naleving van die voorschriften.”
ii) de volgende alinea wordt ingevoegd:
“In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten besluiten om de krachtens hoofdstuk I, afdeling 2, van deze titel vastgestelde GLMC-norm 2 uit te sluiten van de in de eerste alinea, punt a), vastgestelde vereiste.”;
c) lid 8 wordt vervangen door:
“8. Indien in het kader van dit artikel steun wordt verleend voor agromilieuklimaatverbintenissen, verbintenissen tot omschakeling naar of voortzetting van biologische landbouwpraktijken en -methoden als opgenomen in Verordening (EU) 2018/848, stellen de lidstaten een betaling per hectare vast of, in voorkomend geval, per bijenkast, zoals gedefinieerd in de in artikel 56, punt b), van deze verordening bedoelde gedelegeerde handeling. Voor andere verbintenissen kunnen de lidstaten andere eenheden dan hectaren toepassen. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten steun uit hoofde van dit artikel verstrekken in de vorm van een vast bedrag.
In afwijking van de eerste alinea kan de steun voor klimaatvriendelijke agromilieuklimaatverbintenissen en verbintenissen tot omschakeling naar of voortzetting van biologische landbouwpraktijken en -methoden als opgenomen in Verordening (EU) 2018/848, de vorm aannemen van een betaling voor de grootvee-eenheden.”;
16) aan artikel 72, lid 5, wordt de volgende alinea toegevoegd:
“In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten besluiten om in de berekening extra kosten en gederfde inkomsten op te nemen in verband met nadelen die voortvloeien uit de naleving van de krachtens hoofdstuk I, afdeling 2, van deze titel vastgestelde GLMC-norm 2.”;
17) in artikel 73 wordt lid 5 vervangen door:
“5. Indien het Unierecht leidt tot nieuwe vereisten voor landbouwers, kan tot uiterlijk 36 maanden na de datum waarop de nieuwe eisen voor het betrokken bedrijf van kracht zijn geworden, steun worden verstrekt voor investeringen om te voldoen aan deze eisen.
Voor jonge landbouwers die voor het eerst een landbouwbedrijf opstarten als hoofd van het bedrijf, kan tot uiterlijk 36 maanden na de opstartdatum, of totdat de acties als omschreven in het in artikel 75, lid 3, bedoelde bedrijfsplan zijn voltooid, steun worden verstrekt voor investeringen om te voldoen aan de vereisten van Unierecht.”;
18) artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:
a) de titel wordt vervangen door:
“Vestiging van jonge landbouwers en nieuwe landbouwers en opstart van plattelandsbedrijven of ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven”;
b) lid 1 wordt vervangen door:
“1. De lidstaten kunnen steun toekennen voor de vestiging van jonge landbouwers en de opstart van plattelandsbedrijven, waaronder de vestiging van nieuwe landbouwers, en voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven onder de voorwaarden die in dit artikel zijn vastgesteld en die door hen nader zijn gespecificeerd in hun strategische GLB-plannen, met als doel bij te dragen tot het bereiken van een of meer van de specifieke doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 6, leden 1 en 2.”;
c) aan lid 2 wordt het volgende punt toegevoegd:
“d) de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven, zoals bepaald door de lidstaten uit hoofde van artikel 73, lid 4, tweede alinea, punt b).”;
d) lid 4 wordt vervangen door:
“4. De lidstaten verstrekken de steun in de vorm van vaste bedragen, van financieringsinstrumenten of van een combinatie van beide. De steun bedraagt:
a) maximaal 100 000 EUR voor de in lid 2, punten a), b) en c), bedoelde activiteiten;
b) maximaal 50 000 EUR voor de in lid 2, punt d), bedoelde activiteiten.
De steun kan op basis van objectieve criteria worden gedifferentieerd.”;
19) in artikel 76, lid 5, wordt de eerste alinea vervangen door:
“De lidstaten zorgen ervoor dat enkel steun wordt verstrekt voor verliezen boven een drempel van minimaal 20 % van de gemiddelde jaarproductie of het gemiddelde jaarinkomen van de landbouwer in de laatste drie jaar, of de gemiddelde jaarproductie of het gemiddelde inkomen van drie van de laatste vijf jaar, het hoogste en het laagste inkomen niet meegerekend. Met sectorale productierisicobeheersinstrumenten worden de verliezen berekend op het niveau van het bedrijf, op het niveau van de activiteit van het bedrijf in de betrokken sector of voor het specifieke verzekerde areaal.
Voor vaste gewassen en in andere gemotiveerde gevallen waarvoor de in de eerste alinea bedoelde berekeningsmethoden niet passend zijn, kunnen de lidstaten de verliezen beoordelen op basis van de gemiddelde jaarproductie of het gemiddelde jaarinkomen van de landbouwer over een periode van maximaal acht jaar , het hoogste en laagste inkomen niet meegerekend.
De lidstaten kunnen een passende alternatieve beoordeling toepassen voor de berekening van de verliezen voor jonge landbouwers en nieuwe landbouwers.”;
20) in titel III, hoofdstuk IV, afdeling 1, wordt het volgende artikel toegevoegd:
“Artikel 78 bis
Crisisbetalingen aan landbouwers naar aanleiding van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen in het kader van plattelandsontwikkeling
1. De lidstaten kunnen crisisbetalingen verrichten aan actieve landbouwers die worden getroffen door natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen. Die betalingen hebben tot doel de continuïteit van de landbouwactiviteit van deze landbouwers te waarborgen en zijn onderworpen aan de in dit artikel uiteengezette voorwaarden die door de lidstaten nader zijn gespecificeerd in hun strategische GLB-plannen.
2. Steun in het kader van dit artikel mag slechts worden verleend als de bevoegde autoriteit van de lidstaat formeel erkent dat zich een natuurramp, ongunstige weersomstandigheden of een rampzalige gebeurtenis, zoals door de lidstaat gedefinieerd, heeft voorgedaan en dat deze gebeurtenissen, of maatregelen die overeenkomstig Verordening (EU) 2016/2031 zijn vastgesteld om een plantenziekte of plaagorganisme bij planten uit te roeien of in te dammen, of maatregelen die zijn vastgesteld om in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie vermelde dierziekten te voorkomen of uit te roeien, of maatregelen die overeenkomstig artikel 6, lid 3, en artikel 259 van Verordening (EU) 2016/429 zijn vastgesteld voor een nieuwe ziekte, rechtstreeks schade hebben veroorzaakt waardoor minimaal 30 % van de gemiddelde jaarproductie van de landbouwer in de laatste drie jaar of de gemiddelde jaarproductie van drie van de laatste vijf jaar, de hoogste en het laagste productie niet meegerekend, verloren is gegaan. De verliezen worden berekend op het niveau van het bedrijf, op het niveau van de activiteit van het bedrijf in de betrokken sector of voor het specifieke betrokken areaal.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat de steun op grond van dit artikel gericht is op landbouwers die het zwaarst zijn getroffen door natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen, door de subsidiabiliteitsvoorwaarden vast te stellen op basis van het beschikbare bewijs.
4. De lidstaten stellen de toepasselijke steunpercentages voor het compenseren van het productieverlies vast. Deze percentages zijn hoger voor landbouwers die onder een verzekeringsregeling of ander risicobeheersinstrument vallen. Indexen kunnen worden gebruikt om het productieverlies te berekenen.
5. Bij het verlenen van steun uit hoofde van dit artikel zorgen de lidstaten ervoor dat interventies uit hoofde van dit artikel stroken met interventies op basis van artikel 41 bis en dat overcompensatie als gevolg van het combineren van interventies uit hoofde van dit artikel met andere nationale of Uniesteuninstrumenten of particuliere verzekeringsregelingen wordt vermeden.
6. In afwijking van artikel 111, eerste alinea, zijn de punten h) en i) van die alinea niet van toepassing op steun in het kader van dit interventietype.”;
21) in artikel 79, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:
“Na raadpleging van het in artikel 124 bedoelde monitoringcomité (het “monitoringcomité”) stellen de nationale beheersautoriteit, regionale beheersautoriteiten indien relevant, of aangewezen intermediaire instanties selectiecriteria op voor interventies die betrekking hebben op een of meer van de volgende interventietypes: investeringen, vestiging van jonge landbouwers en nieuwe landbouwers, opstart van plattelandsbedrijven en ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven, samenwerking, kennisuitwisseling en verspreiding van informatie. Deze selectiecriteria staan borg voor de gelijke behandeling van de aanvragers, voor een beter gebruik van de financiële middelen en voor het afstemmen van de steun overeenkomstig het doel van de interventies.”;
22) artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:
“Indien steun wordt verstrekt in de vorm van financieringsinstrumenten, zijn de definities van “financieringsinstrument”, “financieel product”, “eindontvanger”, “holdingfonds”, “specifiek fonds”, “hefboomeffect”, “multiplicatorratio”, “beheerskosten” en “beheersvergoedingen” vastgelegd in artikel 2 van Verordening (EU) 2021/1060 en de bepalingen van titel V, hoofdstuk II, afdeling II, en punt II van bijlage XIII bij die verordening van toepassing.”;
b) in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:
“Voor activiteiten die binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen, mag het totale bedrag van de aan een eindontvanger verstrekte steun voor werkkapitaal niet meer bedragen dan een brutosubsidie-equivalent van 300 000 EUR over een periode van drie jaar.”;
c) aan lid 5 wordt de volgende alinea toegevoegd:
“Belasting over de toegevoegde waarde (“btw”) is subsidiabel wat betreft door eindontvangers gedane investeringen in het kader van financieringsinstrumenten. Wanneer deze investeringen worden ondersteund door financieringsinstrumenten in combinatie met programmasteun in de vorm van een subsidie als bedoeld in artikel 58, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1060, is de btw niet subsidiabel voor het deel van de investeringskosten dat overeenkomt met de programmasteun in de vorm van een subsidie, tenzij de btw voor de investeringskosten krachtens de nationale btw-wetgeving niet terugvorderbaar is.”;
23) artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:
“De lidstaten kunnen in het voorstel voor een strategisch GLB-plan bedoeld in artikel 118 of in het verzoek tot wijziging van een strategisch GLB-plan bedoeld in artikel 119, een bedrag van maximaal 3 % van de initiële Elfpo-toewijzing aan het strategisch GLB-plan toewijzen dat aan InvestEU moet worden bijgedragen en uit hoofde van de EU-garantie of het in artikel 10 bis van Verordening (EU) 2021/523 bedoelde financieringsinstrument InvestEU en de InvestEU-advieshub moet worden verstrekt. Het strategisch GLB-plan vermeldt een motivering voor het gebruik van InvestEU en de bijdrage ervan aan het bereiken van een of meer van de in artikel 6, leden 1 en 2, van deze verordening vermelde en in het kader van het strategisch GLB-plan gekozen specifieke doelstellingen.”;
b) lid 3 wordt vervangen door:
“3. Het in lid 1 bedoelde bedrag wordt, bij sluiting van de bijdrageovereenkomst bedoeld in artikel 10, lid 3, of artikel 10 bis, lid 3, van Verordening (EU) 2021/523, gebruikt als voorziening voor het gedeelte van de EU-garantie of als financiering in het kader van het financieringsinstrument InvestEU in het lidstaatcompartiment en voor de InvestEU-advieshub. De vastleggingen in de begroting van de Unie voor elke bijdrageovereenkomst kunnen in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027 in jaarlijkse tranches worden verricht door de Commissie.”;
c) in lid 4 wordt de eerste alinea vervangen door:
“Indien na de vaststelling van het uitvoeringsbesluit van de Commissie tot goedkeuring van het strategisch GLB-plan overeenkomstig artikel 118 van deze verordening geen bijdrageovereenkomst als bedoeld in artikel 10, lid 2, of artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EU) 2021/523 is gesloten voor het in lid 1 van dit artikel bedoelde bedrag dat aan dat strategisch GLB-plan is toegewezen, wordt het overeenkomstige bedrag opnieuw toegewezen in het strategisch GLB-plan na de goedkeuring van een verzoek tot wijziging door de lidstaat dat overeenkomstig artikel 119 van deze verordening is ingediend.”;
d) de leden 5, 6 en 7 worden vervangen door:
“5. Indien binnen twaalf maanden na de goedkeuring van de bijdrageovereenkomst geen garantieovereenkomst als bedoeld in artikel 10, lid 4, tweede alinea, of in artikel 10 bis, lid 4, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/523 is gesloten, wordt de bijdrageovereenkomst beëindigd of in onderlinge overeenstemming verlengd.
Indien de deelname van een lidstaat aan InvestEU wordt stopgezet, worden de betrokken betaalde bedragen die als voorziening naar het gemeenschappelijk voorzieningsfonds zijn overgemaakt of in het kader van het financieringsinstrument InvestEU zijn toegewezen, teruggevorderd als interne bestemmingsontvangsten op grond van artikel 21, lid 5, van het financieel reglement en dient de lidstaat een verzoek tot wijziging van zijn strategisch GLB-plan in om de teruggevorderde bedragen en de overeenkomstig lid 2 aan toekomstige kalenderjaren toegewezen bedragen te gebruiken.
De beëindiging of wijziging van de bijdrageovereenkomst geschiedt gelijktijdig met de vaststelling van het uitvoeringsbesluit van de Commissie tot goedkeuring van de desbetreffende wijziging van het strategisch GLB-plan en uiterlijk op 31 december 2026.
6. Indien een garantieovereenkomst als bedoeld in artikel 10, lid 4, derde alinea, of in artikel 10 bis, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) 2021/523 binnen de in de bijdrageovereenkomst vastgelegde termijn na ondertekening van de garantieovereenkomst, doch uiterlijk na vier jaar, niet naar behoren is uitgevoerd, wordt de bijdrageovereenkomst gewijzigd. De lidstaat kan erom verzoeken dat bedragen die op grond van lid 1 van dit artikel aan de EU-garantie of aan het financieringsinstrument InvestEU zijn bijgedragen en die zijn vastgelegd in de garantieovereenkomst maar geen onderliggende leningen, investeringen in eigen vermogen of andere risicodragende instrumenten dekken, worden behandeld overeenkomstig lid 5 van dit artikel.
7. Middelen die worden gegenereerd door of toe te schrijven zijn aan de bedragen die overeenkomstig dit artikel worden bijgedragen aan de EU-garantie, worden ter beschikking gesteld aan de lidstaat overeenkomstig artikel 10, lid 5, punt a), van Verordening (EU) 2021/523 en gebruikt voor steun in het kader van dezelfde doelstelling of doelstellingen bedoeld in lid 1 van dit artikel in de vorm van financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties. Middelen die worden gegenereerd door of toe te schrijven zijn aan de bedragen die overeenkomstig dit artikel aan het financieringsinstrument InvestEU worden bijgedragen, worden overeenkomstig de bijdrageovereenkomst ter beschikking van de lidstaat gesteld en worden gebruikt voor steun in het kader van dezelfde doelstelling of doelstellingen in de vorm van financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties.”;
24) in artikel 83, lid 2, wordt na punt b) het volgende punt ingevoegd:
“b bis) in overeenstemming met de op grond van artikel 54, artikel 55 en artikel 56, leden 1 en 3, van Verordening (EU) 2021/1060 vastgestelde berekeningsmethoden;”;
25) in artikel 86 worden de leden 2 en 3 vervangen door:
“2. Als uitgaven subsidiabel worden doordat een strategisch GLB-plan wordt gewijzigd, komen zij pas in aanmerking voor een bijdrage uit het ELGF vanaf de datum waarop de door de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 119, lid 8, vastgestelde wijziging van kracht wordt, maar op zijn vroegst vanaf de datum waarop het verzoek tot wijziging bij de Commissie is ingediend, of vanaf de datum waarop de in artikel 119, lid 9, bedoelde kennisgeving bij de Commissie is ingediend.
In afwijking van de eerste alinea van dit lid kan in het strategisch GLB-plan worden bepaald dat uit het ELGF gefinancierde uitgaven in verband met wijzigingen van het plan naar aanleiding van interventies als bedoeld in artikel 41 bis, subsidiabel kunnen zijn vanaf de datum waarop de gebeurtenis zich heeft voorgedaan, in het geval van noodmaatregelen wegens natuurrampen, rampzalige gebeurtenissen of ongunstige weersomstandigheden.
3. Als uitgaven subsidiabel worden doordat een strategisch GLB-plan wordt gewijzigd, komen zij pas in aanmerking voor een bijdrage uit het Elfpo vanaf de datum waarop het verzoek tot wijziging bij de Commissie is ingediend, of vanaf de datum van de in artikel 119, lid 9, bedoelde kennisgeving.
In afwijking van de eerste alinea van dit lid en van lid 4, tweede alinea, kan in het strategisch GLB-plan worden bepaald dat uit het Elfpo gefinancierde uitgaven in verband met wijzigingen van het plan subsidiabel kunnen zijn vanaf de datum waarop de gebeurtenis zich heeft voorgedaan, in het geval van noodmaatregelen wegens natuurrampen, rampzalige gebeurtenissen, ongunstige weersomstandigheden of een plotse, ingrijpende wijziging van de sociaal-economische omstandigheden in de lidstaat of regio.”;
26) in titel IV wordt het volgende artikel ingevoegd:
“Artikel 96 bis
Maximale financiële toewijzingen voor crisisbetalingen aan landbouwers naar aanleiding van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen
1. Voor elke lidstaat is het maximumbedrag dat kan worden gereserveerd voor de crisisbetalingen aan landbouwers naar aanleiding van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen als bedoeld in de artikelen 41 bis en 78 bis, beperkt tot de in bijlage XV, tabel 1, vermelde jaarlijkse bedragen.
Voor de kalenderjaren 2025 en 2026 mogen de totale jaarlijkse uitgaven voor de in artikel 41 bis bedoelde aanvullende crisisbetalingen niet meer bedragen dan de indicatieve financiële toewijzing voor dit interventietype voor het desbetreffende kalenderjaar, als vastgesteld door de lidstaten in hun financiële plannen overeenkomstig artikel 112, lid 2, punt a), en goedgekeurd door de Commissie overeenkomstig artikel 119. Dat financiële maximum vormt een bij Unierecht vastgelegd financieel maximum.
De in artikel 78 bis bedoelde totale Elfpo-uitgaven voor de crisisbetalingen mogen voor de begrotingsjaren 2026 en 2027 niet meer bedragen dan de som van de indicatieve financiële toewijzingen voor dit interventietype, zoals vastgesteld door de lidstaten in hun financiële plannen overeenkomstig artikel 112, lid 2, punt a), en goedgekeurd door de Commissie overeenkomstig artikel 119. Dat financiële maximum vormt een bij Unierecht vastgelegd financieel maximum.
2. In afwijking van lid 1, wanneer een lidstaat besluit geen steun te verlenen voor crisisbetalingen overeenkomstig artikel 78 bis, is het jaarlijkse maximumbedrag dat door deze lidstaat kan worden gereserveerd voor de in artikel 41 bis bedoelde aanvullende crisisbetalingen, beperkt tot de in bijlage XV, tabel 2, vermelde jaarlijkse bedragen.
Voor de kalenderjaren 2025 en 2026 mogen de totale jaarlijkse uitgaven voor de in artikel 41 bis bedoelde aanvullende crisisbetalingen niet meer bedragen dan de indicatieve financiële toewijzing voor dit interventietype voor het desbetreffende kalenderjaar, als vastgesteld door de lidstaten in hun financiële plannen overeenkomstig artikel 112, lid 2, punt a), en goedgekeurd door de Commissie overeenkomstig artikel 119. Dat financiële maximum vormt een bij Unierecht vastgelegd financieel maximum.”;
27) in artikel 111 wordt de tweede alinea vervangen door:
“Punt e) van de eerste alinea is niet van toepassing op interventies in het kader van het in artikel 41 bis bedoelde interventietype voor aanvullende crisisbetalingen aan landbouwers in het kader van de rechtstreekse betalingen, op het in artikel 55, lid 1, punten a) en c) tot en met g), bedoelde interventietype in de bijenteeltsector, op interventies in het kader van het in artikel 58, lid 1, punten h) tot en met k), bedoelde interventietype in de wijnsector, op voorlichtings- en promotieactiviteiten voor kwaliteitsregelingen in het kader van het in artikel 77 bedoelde interventietype voor samenwerking, en op interventies in het kader van het in artikel 78 bis bedoelde interventietype voor crisisbetalingen aan landbouwers in het kader van plattelandsontwikkeling.”;
28) in artikel 115, lid 5, wordt punt a) vervangen door:
“a) een korte beschrijving van de aanvullende nationale financiering voor interventies in plattelandsontwikkeling vastgelegd in titel III, hoofdstuk IV, en voor interventies voor aanvullende crisisbetalingen aan landbouwers vastgelegd in artikel 41 bis, die wordt verstrekt in het kader van het strategisch GLB-plan, met inbegrip van de bedragen per interventie en vermelding van de naleving van de in deze verordening vastgestelde vereisten;”;
29) artikel 119 wordt vervangen door:
“Artikel 119
Wijzigingen van de strategische GLB-plannen
1. De lidstaten kunnen hun strategische GLB-plannen wijzigen door verzoeken tot strategische wijziging krachtens lid 2 bij de Commissie in te dienen of door de Commissie krachtens lid 9 in kennis te stellen van de wijziging.
2. De lidstaten dienen bij de Commissie verzoeken tot strategische wijzigingen van hun strategische GLB-plannen in. Strategische wijzigingen zijn de volgende wijzigingen van de strategische GLB-plannen:
a) wijzigingen waarbij nieuwe interventies worden geïntroduceerd of interventies uit de strategische GLB-plannen worden geschrapt;
b) wijzigingen die leiden tot veranderingen van mijlpalen of streefcijfers in het kader van de resultaatindicatoren die in bijlage I zijn aangegeven met “PR”;
c) wijzigingen die betrekking hebben op artikel 17, lid 5, artikel 88, lid 7, de artikelen 92 tot en met 98 of artikel 103, leden 1 en 5;
d) wijzigingen van de streefcijfers en financiële plannen in het strategisch GLB-plan als bedoeld in artikel 112, waaronder wijzigingen van de bijdrage uit het Elfpo aan InvestEU als bedoeld in artikel 81, wijzigingen van de totale Elfpo-bijdrage aan elk interventietype voor de gehele looptijd van het strategisch GLB-plan of wijzigingen met betrekking tot de in artikel 91 bedoelde Elfpo-bijdragepercentages.
Verzoeken tot strategische wijzigingen van strategische GLB-plannen worden naar behoren gemotiveerd en vermelden met name het verwachte effect van de wijzigingen aan het plan op het bereiken van de specifieke doelstellingen beschreven in artikel 6, leden 1 en 2. De verzoeken gaan vergezeld van het gewijzigde plan, inclusief de geactualiseerde bijlagen, naargelang het geval.
3. De Commissie beoordeelt de samenhang van de in lid 2 bedoelde strategische wijzigingen met deze verordening en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die op grond ervan zijn vastgesteld, alsmede met Verordening (EU) 2021/2116 en de daadwerkelijke bijdrage van de wijziging tot het bereiken van de specifieke doelstellingen.
4. De Commissie keurt de gevraagde strategische wijziging van een strategisch GLB-plan goed mits de vereiste informatie is ingediend en de strategische wijziging verenigbaar is met deze verordening en Verordening (EU) 2021/2116, evenals met de op grond van die verordeningen vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.
5. De Commissie kan binnen dertig werkdagen na de datum waarop het in lid 2 bedoelde verzoek tot wijziging is ingediend, opmerkingen formuleren. De lidstaten verstrekken de Commissie alle noodzakelijke aanvullende informatie.
6. Het verzoek tot strategische wijziging van een strategisch GLB-plan wordt uiterlijk drie maanden na de indiening van het verzoek door de lidstaat goedgekeurd.
7. Per kalenderjaar kan twee keer een verzoek tot strategische wijziging van een strategisch GLB-plan worden ingediend, onder voorbehoud van eventuele in deze verordening voorziene of door de Commissie overeenkomstig artikel 122 bepaalde uitzonderingen. Daarnaast kunnen tijdens de door het strategisch GLB-plan bestreken periode drie extra verzoeken tot strategische wijziging van het strategisch GLB-plan worden ingediend. Dit lid is niet van toepassing op verzoeken tot wijziging met het oog op het indienen van ontbrekende elementen van het strategisch GLB-plan overeenkomstig artikel 118, lid 5.
Een verzoek tot strategische wijziging van het strategisch GLB-plan in verband met artikel 17, lid 5, artikel 88, lid 7, of artikel 103, lid 5, telt niet mee voor de in de eerste alinea van dit lid vastgestelde beperking.
8. Een wijziging van het strategisch GLB-plan met betrekking tot artikel 17, lid 5, artikel 88, lid 7, of artikel 103, lid 1, met betrekking tot het ELGF, wordt van kracht vanaf 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar van goedkeuring van het verzoek tot strategische wijziging door de Commissie en na de overeenkomstige wijziging van de toewijzingen overeenkomstig artikel 87, lid 2.
Een wijziging van het strategisch GLB-plan met betrekking tot artikel 103, lid 1, met betrekking tot het ELGF, wordt van kracht na goedkeuring van het verzoek tot strategische wijziging door de Commissie en na de overeenkomstige wijziging van de toewijzingen overeenkomstig artikel 89, lid 4.
Een strategische wijziging van het strategisch GLB-plan met betrekking tot het ELGF, anders dan de in de eerste alinea van dit lid bedoelde wijzigingen, wordt van kracht vanaf een door de lidstaat te bepalen datum maar op zijn vroegst vanaf de datum van indiening van het verzoek tot wijziging bij de Commissie. De lidstaten kunnen voor verschillende elementen van de strategische wijziging verschillende data voor het van kracht worden ervan vaststellen. Wanneer de strategische wijziging de betrokken landbouwers in een minder voordelige positie plaatst dan de positie waarin zij voorafgaand aan die wijziging verkeerden, houden de lidstaten bij het bepalen van de datum waarop de wijziging van kracht wordt, rekening met de behoefte van landbouwers en andere begunstigden aan voldoende tijd om de wijziging te kunnen verwerken. De geplande datum waarop de strategische wijziging met betrekking tot het ELGF van kracht wordt, wordt door de lidstaat in het verzoek tot wijziging van het strategisch GLB-plan als bedoeld in lid 2 van dit artikel gemeld, en moet overeenkomstig lid 10 van dit artikel worden goedgekeurd door de Commissie.
9. De lidstaten kunnen te allen tijde andere wijzigingen van hun strategische GLB-plannen dan de in lid 2 bedoelde strategische wijzigingen doorvoeren en toepassen. Zij stellen de Commissie in kennis van die andere wijzigingen voordat zij met de toepassing ervan beginnen en voegen deze toe aan het gewijzigde strategische GLB-plan dat samen met het volgende verzoek tot wijziging wordt ingediend overeenkomstig lid 2.
Indien wijzigingen worden geïntroduceerd met betrekking tot GLMC-normen 1 en 4, zorgen de lidstaten ervoor en tonen zijn aan dat dergelijke wijzigingen milieu- en klimaatdoelstellingen in verband met, naargelang het geval, het behoud van blijvend grasland of de bescherming van waterlopen tegen verontreiniging niet in gevaar brengen.
Wanneer de Commissie niet binnen dertig werkdagen na de indiening van de kennisgeving bezwaar maakt tegen gemelde wijzigingen, worden de wijzigingen wettelijk van kracht vanaf de datum van de kennisgeving. De Commissie maakt bezwaar tegen een gemelde wijziging als zij van oordeel is dat de wijziging niet verenigbaar is met deze verordening en Verordening (EU) 2021/2116, of met de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.
De gemelde wijzigingen waartegen de Commissie bezwaar heeft gemaakt, worden niet wettelijk van kracht en moeten door de lidstaten worden geschrapt uit het strategische GLB-plan dat zij krachtens de eerste alinea van dit lid hebben ingediend. De uitgaven die voortvloeien uit deze wijzigingen, komen niet in aanmerking voor een bijdrage uit het Elfpo of het ELGF. De lidstaat kan deze wijzigingen ter goedkeuring voorleggen aan de Commissie in de vorm van een in lid 2 bedoeld verzoek tot strategische wijziging. De in de leden 2 tot en met 8 en 10 en 11 bedoelde regels voor goedkeuringen van strategische wijzigingen zijn van overeenkomstige toepassing op de goedkeuring van wijzigingen waartegen de Commissie overeenkomstig de tweede alinea van dit lid bezwaar heeft gemaakt. Artikel 121 van deze verordening over de berekening van termijnen voor acties van de Commissie is van overeenkomstige toepassing op acties krachtens dit lid.
10. Elke strategische wijziging van een strategisch GLB-plan als bedoeld in lid 2 wordt door de Commissie goedgekeurd door middel van een uitvoeringsbesluit, zonder toepassing van de in artikel 153 bedoelde comitéprocedure.
11. Onverminderd artikel 86 krijgen strategische wijzigingen van strategische GLB-plannen als bedoeld in lid 2 pas rechtsgevolgen na te zijn goedgekeurd door de Commissie.
12. Correcties van tikfouten of kennelijke fouten of fouten van louter redactionele aard die de uitvoering van het beleid en de interventie niet beïnvloeden, worden niet beschouwd als een verzoek tot wijziging of kennisgeving uit hoofde van dit artikel. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van dergelijke correcties.”;
30) artikel 120 wordt geschrapt;
31) in artikel 122 wordt punt a) vervangen door:
“a) procedures en termijnen voor de indiening van verzoeken tot wijziging en kennisgevingen van wijzigingen;”;
32) in artikel 124, lid 4, wordt punt d) vervangen door:
“d) elk voorstel van de beheersautoriteit tot wijziging van een strategisch GLB-plan en, wat betreft een voorstel tot wijziging van een strategisch GLB-plan dat betrekking heeft op het ELGF, de datum waarop de door de beheersautoriteit overeenkomstig artikel 119, lid 8, voorgestelde wijziging van kracht wordt.”;
33) artikel 134 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 3 wordt vervangen door:
“3. Om ontvankelijk te worden geacht, moet het jaarlijks prestatieverslag alle in de leden 4, 5, 7 en 10 vereiste informatie bevatten. Wanneer de Commissie een jaarverslag over de uitvoering ontvangt dat niet ontvankelijk is, deelt zij dit binnen 15 werkdagen na de datum van ontvangst aan de betrokken lidstaten mee, anders wordt het verslag ontvankelijk geacht.”;
b) lid 5 wordt vervangen door:
“5. De in lid 4 bedoelde kwantitatieve informatie omvat:
a) de aan het einde van het voorgaande begrotingsjaar bereikte gerealiseerde outputs;
b) de bruto-uitgaven aan het einde van het begrotingsjaar die relevant zijn voor de in punt a) bedoelde outputs, vóór toepassing van eventuele sancties of andere verlagingen, en voor het Elfpo, rekening houdend met herverdeling van ingetrokken of teruggevorderde middelen op grond van artikel 57 van Verordening (EU) 2021/2116;
c) de ratio tussen de in punt b) bedoelde bruto-uitgaven en de in punt a) bedoelde desbetreffende gerealiseerde outputs (“gerealiseerd eenheidsbedrag”);
d) de resultaten en de afstand tot bijbehorende mijlpalen zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 109, lid 1, punt a).
De in de eerste alinea, punten a), b) en c), bedoelde informatie wordt uitgesplitst naar eenheidsbedrag, als vermeld in het strategisch GLB-plan overeenkomstig artikel 111, punt h). Voor outputindicatoren die volgens bijlage I alleen voor monitoring worden gebruikt, wordt alleen de in de eerste alinea, punt a), van dit lid bedoelde informatie opgenomen.”;
c) lid 6 wordt geschrapt;
d) in lid 7 wordt punt b) vervangen door:
“b) eventuele kwesties die van invloed zijn op de prestaties van het strategisch GLB-plan, met name wat betreft afwijkingen van de mijlpalen, met overlegging van de in artikel 135 bedoelde motiveringen, of in voorkomend geval met vermelding van achterliggende redenen en een beschrijving van de genomen maatregelen.”;
e) de leden 8 en 9 worden geschrapt;
f) in lid 10 wordt de tweede alinea geschrapt;
g) lid 13 wordt vervangen door:
“13. De Commissie kan opmerkingen maken over de ontvankelijke jaarlijkse prestatieverslagen binnen een maand na de datum waarop de Commissie de lidstaten over de ontvankelijkheid ervan informeert. Indien de Commissie binnen deze termijn geen opmerkingen maakt, worden de verslagen geacht te zijn aanvaard. Artikel 121 over de berekening van termijnen voor acties van de Commissie is van overeenkomstige toepassing.”;
34) in artikel 146 wordt de eerste alinea vervangen door:
“Steun van de lidstaten voor binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallende verrichtingen, die tot doel heeft aanvullende financiering te verstrekken voor interventies in plattelandsontwikkeling vastgelegd in titel III, hoofdstuk IV, van deze verordening, en voor interventies in de vorm van aanvullende crisisbetalingen aan landbouwers als bedoeld in artikel 41 bis van deze verordening waarvoor op enig moment tijdens de door het strategisch GLB-plan bestreken periode Uniesteun wordt verleend, wordt alleen verleend als deze steun aan de criteria van deze verordening voldoet en is opgenomen in bijlage V bij de door de Commissie goedgekeurde strategische GLB-plannen.”;
35) artikel 159 wordt geschrapt;
36) de bijlagen I, II en III worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.
37) de in bijlage II bij deze verordening uiteengezette tekst wordt toegevoegd als bijlage XV.
Artikel 2
Wijzigingen van Verordening (EU) 2021/2116
Verordening (EU) 2021/2116 wordt als volgt gewijzigd:
1) in artikel 9, lid 3, eerste alinea, wordt punt b) vervangen door:
“b) het in artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde jaarlijkse prestatieverslag waaruit blijkt dat de uitgaven overeenkomstig artikel 37 van deze verordening zijn gedaan;”;
2) in artikel 10, lid 1, wordt punt b) vervangen door:
“b) verstrekking aan de Commissie van het in artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde jaarlijkse prestatieverslag;”;
3) in artikel 12, lid 2, eerste alinea, wordt punt c) vervangen door:
“c) de prestatieverslaglegging over outputindicatoren en de prestatieverslaglegging over resultaatindicatoren voor de meerjarige prestatiemonitoring als bedoeld in artikel 128 van Verordening (EU) 2021/2115, waaruit blijkt dat aan artikel 37 van deze verordening is voldaan, correct zijn;”;
4) in titel II wordt het volgende hoofdstuk toegevoegd:
“HOOFDSTUK III
Governance van GLB-gegevens en interoperabiliteit
Artikel 13 bis
Autoriteit die belast is met het beheer van gegevens in het kader van het GLB
1. Elke lidstaat wijst één autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het treffen of coördineren van maatregelen om nationale en grensoverschrijdende interoperabiliteit tot stand te brengen en te handhaven tussen informatiesystemen die worden gebruikt voor de uitvoering, administratie, monitoring en evaluatie van het GLB ten voordele van landbouwers en andere GLB-begunstigden. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder interoperabiliteit verstaan het vermogen van informatiesystemen om interactie tot stand te brengen door de elektronische uitwisseling van gegevens.
2. De aangewezen autoriteit heeft in hoofdzaak de volgende taken:
a) opstellen en bij de Commissie indienen van een routekaart op het niveau van de lidstaat om interoperabiliteit tot stand te brengen en te handhaven (hierna de “routekaart”);
b) tijdige coördinatie van de uitvoering of, als de lidstaat daartoe besluit, uitvoering van de routekaart op een doelmatige, doeltreffende wijze.
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op […] in kennis van de aanwijzing van de autoriteit [OPOCE: binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening].
3. De routekaart bevat met name de volgende elementen:
a) een beoordeling van de huidige stand van uitvoering van interoperabiliteit als bedoeld in lid 1, alsmede een beoordeling van de digitale identificatiesystemen en gegevensuitwisselingsmechanismen die momenteel worden gebruikt;
b) een overzicht van behoeften in verband met de totstandbrenging en handhaving van interoperabiliteit als bedoeld in lid 1, en een ontwerp van maatregelen om op deze behoeften in te spelen, evenals een tijdschema met mijlpalen en streefcijfers voor de uitvoering ervan;
c) een overzicht van mogelijke synergieën met andere EU- en nationale initiatieven om tot interoperabiliteit te komen.
De lidstaten baseren hun beoordeling van behoeften en het ontwerp van maatregelen zoveel mogelijk op het beginsel dat gegevens slechts eenmalig worden verzameld en worden hergebruikt.
4. De lidstaten dienen de in lid 3 bedoelde routekaart uiterlijk op 16 september 2026 in bij de Commissie.
De Commissie beoordeelt de routekaarten van de lidstaten en deelt haar opmerkingen over de routekaarten uiterlijk op 16 november 2026 mee aan de lidstaten. De lidstaten houden ten zeerste rekening met de opmerkingen van de Commissie en dienen indien nodig uiterlijk op 16 december 2026 een herziene versie van de routekaart in bij de Commissie.
De lidstaten dienen eventuele wijzigingen van hun routekaarten in bij de Commissie. De Commissie beoordeelt de wijzigingen van de routekaart en deelt haar opmerkingen over de wijzigingen binnen twee maanden na de indiening ervan mee aan de lidstaten. De lidstaten houden ten zeerste rekening met de opmerkingen van de Commissie.
5. De in artikel 2, punt c), van deze verordening bedoelde definitie is niet van toepassing op dit artikel.”;
5) aan artikel 16, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:
“De reserve wordt niet gebruikt voor maatregelen die steun verlenen aan door natuurrampen, ongunstige klimaatgebeurtenissen of rampzalige gebeurtenissen getroffen landbouwers. De reserve kan echter wel worden gebruikt voor maatregelen die marktverstoringen als gevolg van natuurrampen, ongunstige klimaatgebeurtenissen of rampzalige gebeurtenissen aanpakken, waaronder op grond van de artikelen 219 en 220 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde maatregelen.”;
6) in artikel 21 wordt lid 1 vervangen door:
“1. Onverminderd de artikelen 53 en 55 doet de Commissie de maandelijkse betalingen voor de uitgaven die de geaccrediteerde betaalorganen van de lidstaten in de referentiemaand hebben verricht.”;
7) in artikel 21, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:
“Indien de in artikel 86, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde uitgaven echter niet in de betrokken maand bij de Commissie kunnen worden gedeclareerd vanwege een nog niet door de Commissie goedgekeurde wijziging van het strategisch GLB-plan overeenkomstig artikel 119, lid 10, van die verordening, kunnen die uitgaven in de daaropvolgende maanden van hetzelfde begrotingsjaar worden gedeclareerd of uiterlijk in de jaarrekeningen over dat begrotingsjaar die overeenkomstig artikel 90, lid 1, punt c), iii), van deze verordening aan de Commissie moeten worden toegezonden.”;
8) in artikel 32 wordt lid 8 vervangen door:
“8. Onverminderd de artikelen 53 en 55 verricht de Commissie tussentijdse betalingen binnen 45 dagen te rekenen vanaf de registratie van een uitgavendeclaratie die voldoet aan de in lid 6 vastgestelde eisen.”;
9) artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 2 wordt geschrapt;
b) lid 4 wordt vervangen door:
“4. De in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
Voordat de Commissie de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen vaststelt, brengt zij de betrokken lidstaat op de hoogte van haar voornemen en vraagt zij de lidstaat om binnen een termijn van ten minste 30 dagen te reageren.”;
10) in artikel 45, lid 1, wordt punt a) vervangen door:
“a) wat de uitgaven uit hoofde van zowel het ELGF als het Elfpo betreft, de sommen krachtens de artikelen 38 en 55 van deze verordening en artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zoals van toepassing overeenkomstig artikel 104 van deze verordening, en wat de ELGF-uitgaven betreft, de sommen krachtens de artikelen 53 en 56 van deze verordening die aan de Uniebegroting moeten worden afgedragen, met inbegrip van de rente daarop;”;
11) in artikel 53, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:
“Deze uitvoeringshandelingen hebben betrekking op de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen en laten de inhoud van de daarna krachtens artikel 55 vastgestelde uitvoeringshandelingen onverlet.”;
12) artikel 54 wordt geschrapt;
13) aan artikel 57 wordt de volgende alinea toegevoegd:
“3. De instanties die de financieringsinstrumenten uitvoeren, betalen de programmabijdragen waarbij zich onregelmatigheden hebben voorgedaan, terug aan de lidstaten, daaronder begrepen rente en andere voordelen die door deze bijdragen zijn verkregen.
In afwijking van lid 1 betalen de instanties die de financieringsinstrumenten uitvoeren, de in de eerste alinea van dit lid bedoelde bedragen niet terug aan de lidstaten, op voorwaarde dat deze instanties voor een bepaalde onregelmatigheid aantonen dat aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
a) de onregelmatigheid heeft zich voorgedaan op het niveau van de eindontvangers of, in het geval van een holdingfonds, op het niveau van de instanties die de specifieke fondsen uitvoeren of de eindontvangers;
b) de instanties die financieringsinstrumenten uitvoeren, zijn ten aanzien van de programmabijdragen in verband waarmee de onregelmatigheid zich heeft voorgedaan, hun verplichtingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving nagekomen en hebben gehandeld met de mate van professionalisme, transparantie en zorgvuldigheid die mag worden verwacht van een professionele instantie die ervaring heeft met de uitvoering van financieringsinstrumenten, en
c) de bedragen waarop de onregelmatigheid betrekking had, konden niet worden teruggevorderd, hoewel de instanties die de financieringsinstrumenten uitvoeren, alle toepasselijke contractuele en wettelijke maatregelen met gepaste inspanningen hebben nagestreefd.”;
14) aan artikel 60, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:
“Wanneer een begunstigde voor een controle ter plaatse in verband met een steun- of betalingsaanvraag of een conditionaliteitscontrole uit hoofde van artikel 83 is geselecteerd, selecteren de lidstaten, voor zover mogelijk en rekening houdend met de daarmee gepaard gaande risico’s, die begunstigde dat jaar niet nogmaals voor een vervolgcontrole en steekproef, tenzij de omstandigheden een tweede controle vereisen om de doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen. Deze bepaling mag het niveau van de controles niet nadelig beïnvloeden.”;
15) in artikel 67, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:
“De lidstaten leggen gegevens en documentatie vast over de jaarlijkse output die is gerapporteerd in het kader van de gerapporteerde vooruitgang richting de streefcijfers vermeld in het strategisch GLB-plan en gemonitord overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EU) 2021/2115, en houden deze gegevens en documentatie bij.”;
16) in artikel 68 wordt lid 3 geschrapt;
17) in artikel 69 wordt lid 6 geschrapt;
18) in artikel 70 wordt lid 2 geschrapt;
19) het volgende artikel wordt ingevoegd:
“Artikel 70 bis
Beoordeling van de kwaliteit van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, van het geospatiale aanvraagsysteem en van het areaalmonitoringsysteem
De lidstaten beoordelen jaarlijks de kwaliteit van de in de artikelen 68, 69 en 70 bedoelde elementen overeenkomstig de op Unieniveau opgezette methode. Indien er bij de beoordeling tekortkomingen in de systemen aan het licht komen, treffen de lidstaten passende corrigerende maatregelen of, bij gebreke daarvan, verzoekt de Commissie de lidstaten een actieplan overeenkomstig artikel 42 op te zetten.
Uiterlijk op 15 februari na het betrokken kalenderjaar dienen de lidstaten bij de Commissie een beoordelingsverslag in met, in voorkomend geval, vermelding van de corrigerende maatregelen en het tijdschema voor de uitvoering ervan.”;
20) artikel 72 wordt vervangen door:
“Artikel 72
Controle- en sanctiesysteem
De lidstaten zetten een controle- en sanctiesysteem op als bedoeld in artikel 66, lid 1, punt e). De lidstaten voeren via de betaalorganen of de door hen gemachtigde instanties jaarlijks administratieve controles van de steun- en betalingsaanvragen uit om de wettigheid en regelmatigheid ervan na te gaan overeenkomstig artikel 59, lid 1, punt a). Die controles worden aangevuld met controles ter plaatse, die met gebruikmaking van technologie op afstand kunnen worden uitgevoerd.
De lidstaten kunnen er echter voor kiezen de controles ter plaatse niet uit te voeren wanneer de subsidiabiliteitsvoorwaarden van interventies in het kader van het in artikel 70 bedoelde areaalmonitoringsysteem worden gemonitord.”;
21) in artikel 74 wordt punt a) vervangen door:
“a) regels voor de in artikel 70 bis bedoelde kwaliteitsbeoordeling;”;
22) artikel 75 wordt vervangen door:
“Artikel 75
Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de artikelen 68 tot en met 70 bis
De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:
a) de vorm en inhoud van, en de wijze van toezending of terbeschikkingstelling aan de Commissie van:
i) de beoordelingsverslagen over de kwaliteit van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, van het geospatiale aanvraagsysteem en van het areaalmonitoringsysteem;
ii) de corrigerende maatregelen bedoeld in artikel 70 bis;
b) basiskenmerken van en regels voor het steunaanvraagsysteem uit hoofde van artikel 69 en het areaalmonitoringsysteem bedoeld in artikel 70, met inbegrip van parameters voor de geleidelijke toename van het aantal interventies in het kader van het areaalmonitoringsysteem.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”;
23) artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1, wordt punt a) vervangen door:
“a) begunstigden die rechtstreekse betalingen ontvangen uit hoofde van titel III, hoofdstuk II, van Verordening (EU) 2021/2115, behalve de in artikel 41 bis van die verordening bedoelde betalingen;”;
b) het volgende lid wordt ingevoegd:
“1 bis. In afwijking van lid 1 is het controlesysteem voor de conditionaliteit niet van toepassing op begunstigden van in artikel 28 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde betalingen.”;
c) de leden 2 en 3 worden vervangen door:
“2. In lid 1 van dit artikel opgenomen begunstigden worden vrijgesteld van controles in het kader van het systeem dat overeenkomstig dat lid is opgezet wanneer het areaal dat voor de betalingen en de in dat lid bedoelde steun in aanmerking komt, zoals gedeclareerd in het geospatiale aanvraagsysteem als bedoeld in artikel 69, lid 1, een maximale omvang van tien hectare heeft.
3. De lidstaten kunnen voor het handhaven van de conditionaliteitsregels hun bestaande controlesystemen en administratie gebruiken.
Deze systemen zijn compatibel met de in lid 1 bedoelde controlesystemen.”;
d) lid 4 wordt geschrapt;
e) lid 6 wordt als volgt gewijzigd:
i) de inleidende zin wordt vervangen door:
“6. Teneinde te voldoen aan hun controleverplichtingen als vastgesteld in de leden 1 en 3:”;
ii) punt d) wordt vervangen door:
“d) stellen de lidstaten de te controleren groep voor de jaarlijkse in punt a) bedoelde controles ter plaatse vast op basis van een risicoanalyse die is voorzien van een aselecte component en ten minste 1 % van de in lid 1 van dit artikel vermelde begunstigden omvat. Wanneer een lidstaat, op grond van artikel 60, lid 1, derde alinea, geen begunstigde selecteert voor een controle of steekproef, zorgt hij ervoor dat het minimumcontrolepercentage in acht wordt genomen;”;
24) artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:
a) het volgende lid wordt ingevoegd:
“1 bis. In afwijking van lid 1 is het systeem van administratieve sancties in het kader van de conditionaliteit niet van toepassing op begunstigden van in artikel 28 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde betalingen.”;
b) lid 4 wordt vervangen door:
“4. In artikel 83, lid 1, opgenomen begunstigden worden vrijgesteld van in lid 1 van dit artikel bedoelde sancties wanneer het areaal dat voor de betalingen en de in artikel 83, lid 1, bedoelde steun in aanmerking komt, zoals gedeclareerd in het geospatiale aanvraagsysteem als bedoeld in artikel 69, lid 1, een maximale omvang van tien hectare heeft.”;
25) artikel 102 wordt als volgt gewijzigd:
a) de leden 2 en 3 worden vervangen door:
“2. De in artikel 11, lid 1, artikel 17, lid 5, artikel 23, lid 2, artikel 38, lid 2, artikel 40, lid 3, artikel 41, lid 3, artikel 44, leden 4 en 5, artikel 47, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 55, lid 6, artikel 60, lid 3, artikel 64, lid 3, artikel 74, artikel 76, lid 2, artikel 85, lid 7, artikel 89, lid 2, artikel 94, leden 5 en 6, artikel 95, lid 2, en artikel 105 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor een termijn van zeven jaar vanaf 7 december 2021. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van zeven jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3. De bevoegdheidsdelegatie als bedoeld in artikel 11, lid 1, artikel 17, lid 5, artikel 23, lid 2, artikel 38, lid 2, artikel 40, lid 3, artikel 41, lid 3, artikel 44, leden 4 en 5, artikel 47, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 55, lid 6, artikel 60, lid 3, artikel 64, lid 3, artikel 74, artikel 76, lid 2, artikel 85, lid 7, artikel 89, lid 2, artikel 94, leden 5 en 6, artikel 95, lid 2, en artikel 105 kan te allen tijde door het Europees Parlement of door de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.”;
b) lid 6 wordt vervangen door:
“6. Een krachtens artikel 11, lid 1, artikel 17, lid 5, artikel 23, lid 2, artikel 38, lid 2, artikel 40, lid 3, artikel 41, lid 3, artikel 44, leden 4 en 5, artikel 47, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 55, lid 6, artikel 60, lid 3, artikel 64, lid 3, artikel 74, artikel 76, lid 2, artikel 85, lid 7, artikel 89, lid 2, artikel 94, leden 5 en 6, artikel 95, lid 2, en artikel 105 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”;
26) in artikel 103, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:
“De Commissie wordt bij de toepassing van de artikelen 11, 12, 17, 18, 23, 26, 32, 39 tot en met 44, 47, 51, 52, 53, 55, 58, 59, 60, 64, 75, 82, 92, 95 en 100, wat betreft aangelegenheden betreffende interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen, interventies in bepaalde sectoren, plattelandsontwikkelingsinterventies en de gemeenschappelijke marktordeningen, bijgestaan door het Comité voor de landbouwfondsen, het bij Verordening (EU) 2021/2115 ingestelde Comité voor het gemeenschappelijke landbouwbeleid en het bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 ingestelde Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.”
Artikel 3
Overgangsbepalingen en -maatregelen
1. Op goedkeuringen van wijzigingen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie worden ingediend, is op het moment dat die verzoeken worden ingediend, artikel 119 van Verordening (EU) 2021/2115 van toepassing.
2. Wijzigingen van strategische GLB-plannen die krachtens artikel 119, lid 9, van Verordening (EU) 2021/2115 bij de Commissie worden gemeld maar niet vóór de inwerkingtreding van deze verordening door de Commissie zijn goedgekeurd, worden opgenomen in het volgende verzoek tot strategische wijziging van het strategische GLB-plan dat krachtens artikel 119, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115 wordt ingediend, zoals gewijzigd bij deze verordening.
Artikel 4
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 2, punt 5, is evenwel van toepassing met ingang van 16 oktober 2025.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.