Artikelen bij COM(2025)341 - Goedkeuring van het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Oostenrijk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 23.6.2025

COM(2025) 341 final


Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

tot goedkeuring van het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Oostenrijk


Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

tot goedkeuring van het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Oostenrijk

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, 

Gezien Verordening (EU) 2024/1263, en met name artikel 17, 

Gezien de aanbeveling van de Commissie, 

Overwegende hetgeen volgt: 

ALGEMENE OVERWEGINGEN

(1) Op 30 april 2024 is een hervormd EU-kader voor economische governance in werking getreden. Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht 1 , de gewijzigde Verordening (EG) nr. 1467/97 over de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten 2 , en de gewijzigde Richtlijn 2011/85/EU van de Raad betreffende de begrotingskaders van de lidstaten 3 vormen samen de kernelementen van het hervormde EU-kader voor economische governance. Het kader is gericht op het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsschuld en duurzame en inclusieve groei door middel van hervormingen en investeringen. Het bevordert de nationale verantwoordelijkheid en heeft een focus op de middellange termijn, in combinatie met een doeltreffende en coherente handhaving van de regels.  

(2) De nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn die de lidstaten bij de Raad en de Commissie indienen, staan centraal in het nieuwe kader voor economische governance. De plannen zijn gericht op twee doelstellingen: i) ervoor zorgen dat de overheidsschuld aan het einde van de aanpassingsperiode een plausibel neerwaarts pad volgt of op een prudent niveau blijft, en dat het overheidstekort op de middellange termijn onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp wordt gebracht en gehouden, en ii) zorgen voor hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld, en de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU aanpakken. Daartoe moet in elk plan een middellangetermijntoezegging voor een netto-uitgavenpad worden opgenomen 4 , waarbij voor de duur van het plan effectief een budgettaire beperking van vier of vijf jaar wordt opgelegd (afhankelijk van de normale parlementaire zittingsperiode in een lidstaat). Daarnaast moet in het plan worden toegelicht hoe de lidstaat hervormingen en investeringen zal inzetten als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld, met name in de landspecifieke aanbevelingen (inclusief de aanbevelingen die relevant zijn voor de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden (PMO), indien van toepassing), en hoe de lidstaat werk gaat maken van de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie. De periode voor begrotingsaanpassing bestrijkt vier jaar en kan met maximaal drie jaar worden verlengd indien de lidstaat zich verbindt tot een relevante reeks hervormingen en investeringen die aan de criteria van Verordening (EU) 2024/1263 voldoen.  

(3) Na de indiening van het plan moet de Commissie beoordelen of het aan de voorwaarden van Verordening (EU) 2024/1263 voldoet.  

(4) Op aanbeveling van de Commissie moet de Raad vervolgens een aanbeveling goedkeuren waarin het netto-uitgavenpad van de betrokken lidstaat wordt vastgesteld en, in voorkomend geval, de hervormings- en investeringstoezeggingen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode worden goedgekeurd. 

OVERWEGINGEN BETREFFENDE HET NATIONALE BUDGETTAIR-STRUCTURELE PLAN VOOR DE MIDDELLANGE TERMIJN VAN OOSTENRIJK

(5) Op 13 mei 2025 heeft Oostenrijk zijn nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn bij de Raad en de Commissie ingediend. De indiening vond plaats na een verlenging van de in artikel 36 van Verordening (EU) 2024/1263 vastgestelde termijn, zoals overeengekomen met de Commissie gezien de aangevoerde reden door Oostenrijk, namelijk dat na de algemene verkiezingen in Oostenrijk op 29 september 2024 de onderhandelingen over het vormen van een nieuwe regering langer duurden dan oorspronkelijk was aangenomen.

Proces voorafgaand aan de indiening van het plan

(6) Op 18 december 2024 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2024/1263 het referentiepad 5 aan Oostenrijk toegezonden. De Commissie heeft het referentiepad op 13 mei 2025 bekendgemaakt 6 . Het referentiepad is risicogebaseerd en zorgt ervoor dat de overheidsschuld tegen het einde van de begrotingsaanpassingsperiode en zonder verdere begrotingsmaatregelen na de aanpassingsperiode een plausibel neerwaarts pad volgt of op middellange termijn op een prudent niveau blijft, en dat het overheidstekort tijdens de aanpassingsperiode tot onder de 3 % van het bbp wordt teruggebracht en op middellange termijn onder die referentiewaarde blijft. De middellange termijn wordt gedefinieerd als de periode van tien jaar na het einde van de aanpassingsperiode. Overeenkomstig artikel 6, punt d), en de artikelen 7 en 8 van Verordening (EU) 2024/1263 is het referentiepad ook consistent met de tekortbenchmark, de schuldhoudbaarheidswaarborg en de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort.

Het referentiepad van Oostenrijk bepaalt dat op basis van de aannamen van de Commissie en uitgaande van een aanpassingsperiode van 7 jaar, de netto-uitgaven niet sneller mogen groeien dan de waarden in tabel 1. Dit kwam overeen met een gemiddelde groei van de netto-uitgaven van 2,3 % gedurende de aanpassingsperiode (2025-2031) en van 2,2 % gedurende de periode waarop het plan betrekking heeft (2025-2029).


Tabel 1: Referentiepad dat de Commissie op 18 december 2024 aan Oostenrijk heeft verstrekt

2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 Gemiddelde 2025-2029 Gemiddelde 2025-2031 
Maximale groei van de netto-uitgaven

(jaarlijks, %)
 2,0 1,7 2,4 2,4 2,5 2,6 2,7 2,2 2,3

Bron: Berekeningen van de Commissie.

(7) Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) 2024/1263 zijn Oostenrijk en de Commissie van maart tot en met mei 2025 een technische dialoog aangegaan. De dialoog was toegespitst op het door Oostenrijk beoogde netto-uitgavenpad en de onderliggende aannamen, de beoogde hervormings- en investeringstoezeggingen die aan een verlenging van de aanpassingsperiode ten grondslag liggen (zoals hervormingen die de effectieve pensioenleeftijd verhogen en arbeidsmarktparticipatie stimuleren) en de beoogde uitvoering van hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die zijn vastgesteld in het kader van het Europees Semester en de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie op het gebied van een rechtvaardige groene en digitale transitie, sociale en economische veerkracht, energiezekerheid en de opbouw van defensievermogens.

(8) In juni 2024 en maart 2025 heeft Oostenrijk overeenkomstig artikel 11, lid 3, en artikel 36, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2024/1263 overleg gepleegd met het maatschappelijk middenveld, de sociale partners, regionale autoriteiten en andere belanghebbenden.

(9) Het plan werd op 13 mei 2025 aan het nationale parlement overgelegd en vervolgens in parlementaire commissies besproken.

Andere gerelateerde processen

(10) Op [Datum] werd door de Raad, samen met deze aanbeveling tot goedkeuring van het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn, na een aanbeveling door de Commissie, het bestaan van een buitensporig tekort in Oostenrijk vastgesteld wegens niet-naleving van het tekortcriterium, en heeft het een aanbeveling vastgesteld krachtens artikel 126, lid 7, VWEU om een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie van de overheid van Oostenrijk 7 . De gelijktijdige vaststelling van deze aanbevelingen zorgt voor consistentie tussen de aanbevolen aanpassingstrajecten.

(11) Oostenrijk heeft op 13 mei 2025 zijn ontwerpbegrotingsplan voor de jaren 2025-2026 ingediend. De Commissie heeft op 23 juni 2025 een advies over dit ontwerpbegrotingsplan aangenomen 8 .

(12) De Raad heeft op [Datum] in het kader van het Europees Semester landspecifieke aanbevelingen tot Oostenrijk gericht 9 .

SAMENVATTING VAN HET PLAN EN BEOORDELING DOOR DE COMMISSIE

(13) Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2024/1263 heeft de Commissie het plan op onderstaande wijze beoordeeld.

Achtergrond: macro-economische en begrotingssituatie en vooruitzichten

(14) De economische activiteit in Oostenrijk daalde met 1,0 % in 2024 ten gevolge van dalende investeringen en een stagnerend verbruik. Volgens de voorjaarsprognose 2025 van de Commissie krimpt de economie in 2025 naar verwachting met 0,3 % tegen een achtergrond van dalende investeringen en negatieve netto-uitvoer. In 2026 zal het reële bbp met 1,0 % toenemen met een stimulering van particulier verbruik en een positieve investeringsgroei. Er wordt verwacht dat gedurende de prognoseperiode (2025-2026) de potentiële bbp-groei in Oostenrijk gemiddeld gematigd blijft op 0,3 %, als gevolg van zwakke investeringen, demografische veranderingen en een stagnerende totale factorproductiviteit. Het werkloosheidspercentage bedroeg 5,2 % in 2024 en ontwikkelt zich volgens de Commissie tot 5,3 % in 2025 en 5,2 % in 2026. De bbp-deflator zal naar verwachting dalen van 3,1 % in 2024 tot 3,5 % in 2025 en zal dalen tot 2,2 % in 2026.

(15) Wat de begrotingsontwikkelingen betreft, bedroeg het overheidstekort van Oostenrijk 4,7 % van het bbp in 2024. Volgens de voorjaarsprognose 2025 van de Commissie zal het begrotingstekort in 2025 teruglopen tot 4,4 % van het bbp en in 2026 verder dalen tot 4,2 % van het bbp. De voorjaarsprognose 2025 van de Commissie omvat de belangrijkste consolidatiemaatregelen in de ontwerpbegroting van Oostenrijk voor 2025 en 2026 die de overheid voorstelde aan het nationale parlement in mei 2025. Eind 2024 bedroeg de overheidsschuld 81,8 % van het bbp. Volgens de voorjaarsprognose 2025 van de Commissie zal de schuldquote eind 2025 stijgen tot 84,0 % van het bbp, en eind 2026 tot 85,8 % van het bbp. In de begrotingsprognoses van de Commissie worden de beleidstoezeggingen in het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn pas in aanmerking genomen als zij worden geschraagd door concrete beleidsmaatregelen die op geloofwaardige wijze zijn aangekondigd en voldoende zijn gespecificeerd.

Netto-uitgavenpad en belangrijkste macro-economische aannamen in het plan

(16) Het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Oostenrijk bestrijkt de periode 2025-2029 en omvat een begrotingsaanpassing over een periode van zeven jaar.

(17) Het plan bevat de overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) 2024/1263 vereiste informatie.

(18) Het plan bevat de toezegging dat het in tabel 2 aangegeven netto-uitgavenpad zal worden aangehouden, dat overeenkomt met een gemiddelde groei van de netto-uitgaven van 2,3 % in de jaren 2025-2029. Bovendien verbindt Oostenrijk zich tot hervormingen en investeringen om de aanpassingsperiode te verlengen tot zeven jaar (2025-2031), met een geplande gemiddelde groei van de netto-uitgaven gedurende die termijn van 2,3 %. De in het plan opgenomen gemiddelde groei van de netto-uitgaven tijdens de aanpassingsperiode (2025-2031) is grotendeels in overeenstemming met het referentiepad dat de Commissie op 18 december 2024 heeft toegezonden. Het plan berust op de aanname dat de groei van het potentiële bbp geleidelijk zal toenemen van 0,4 % in 2024 tot 1,1 % in 2025 en daarna stabiel zal blijven op 1,1 %. Daarnaast zal het groeipercentage van de bbp-deflator volgens het plan naar verwachting dalen van 3,1 % in 2024 tot 2,4 % in 2025 en tot 2 % in 2026 voordat het licht zal stijgen tot 2,1 % in 2027 tot 2029.

Tabel 2: Netto-uitgavenpad en belangrijkste aannamen in het plan van Oostenrijk

Verlenging van de aanpassingsperiode
2025202620272028202920302031Gemiddelde over de looptijd van het plan

2025-2029
Gemiddelde over de aanpassingsperiode

2025-2031
Groei van de netto-uitgaven 
(jaarlijks, %) 
 2,6 2,22,2 2,0 2,3 2,4 2,4  2,32,3 
Groei van de netto-uitgaven 
(cumulatief, vanaf referentiejaar 2024, %) 
2,64,87,29,411,914,517,3n.v.t. n.v.t. 
Potentiële bbp-groei (%) 1,11,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 
Inflatie (groei bbp-deflator) (%)  2,42,0 2,1 2,1 2,1 2,2 2,2 2,1 2,2 

Bron: Budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Oostenrijk en berekeningen van de Commissie. 

Gevolgen van de netto-uitgavenverplichtingen van het plan voor de overheidsschuld

(19) Indien het in het plan vastgelegde netto-uitgavenpad en de onderliggende aannamen werkelijkheid worden, zou de overheidsschuld volgens het plan eerst toenemen tot 2028 en op dat moment pieken op 86,8 % van het bbp. Vanaf 2029 wordt gerekend op een geleidelijke daling met gemiddeld 0,8 procentpunt van het bbp tot het einde van de aanpassingsperiode in 2031, zoals aangegeven in de onderstaande tabel. De schuld zal op middellange termijn jaarlijks blijven dalen met een verwacht 1,3 procentpunt van het bbp tot 71,2 % van het bbp tegen 2041.

Tabel 3: Ontwikkeling van de overheidsschuld en het saldo in het plan van Oostenrijk

202420252026202720282029203020312041
Overheidsschuld

(% van het bbp)
81,884,385,986,686,886,585,784,471,2
Overheidssaldo

(% van het bbp)
-4,7-4,7-4,2-3,6-3,0-2,5-2,1-1,6-1,4

Bron: Budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Oostenrijk.

De overheidsschuldquote zou volgens het plan aan het einde van de aanpassingsperiode (2031) dus een neerwaartse trend gaan vertonen. Dit is plausibel, aangezien op basis van de aannamen van het plan wordt verwacht dat de schuld in de tien jaar na de aanpassingsperiode zal dalen op basis van alle deterministische stresstests van de schuldhoudbaarheidsanalyse van de Commissie, en op basis van de stochastische prognoses zou de schuld met een voldoende hoge waarschijnlijkheid afnemen. Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan is het in het plan voorgestelde netto-uitgavenpad derhalve in overeenstemming met de schuldvereisten van artikel 6, punt a), en artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1263.  

Gevolgen van de netto-uitgavenverplichtingen van het plan voor het overheidssaldo 

(20) Op basis van het netto-uitgavenpad en de aannamen van het plan zou het overheidstekort in 2025 op een hoog niveau van 4,7 % van het bbp blijven en vanaf 2026 geleidelijk beginnen te dalen. Het tekort zal naar verwachting in 2028 niet langer de referentiewaarde van 3 % van het bbp overschrijden en blijven dalen tijdens de aanpassingsperiode.

Volgens het plan zou het overheidssaldo dus aan het einde van de aanpassingsperiode (2031) de referentiewaarde van 3 % van het bbp niet overschrijden.

Het overheidstekort zou verder in de tien jaar na de aanpassingsperiode (d.w.z. tot en met 2041) de 3 % van het bbp niet overschrijden.

Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan is het in het plan voorgestelde netto-uitgavenpad in overeenstemming met de tekortvereisten van artikel 6, punt b), en artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1263.  

Tijdsprofiel van de begrotingsaanpassing 

(21) Het tijdsprofiel van de begrotingsaanpassing, gemeten als de jaarlijkse verandering in het structurele primaire saldo, zoals beschreven in het plan, is in grote lijnen lineair, zoals vereist volgens artikel 6, punt c), van Verordening (EU) 2024/1263. Daarnaast is de begrotingsaanpassing gedurende de eerste vijf jaar van het plan iets meer dan evenredig aan de totale aanpassingsinspanning.
Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan is het in het plan voorgestelde netto-uitgavenpad dan ook in overeenstemming met de in artikel 6, punt c), van Verordening (EU) 2024/1263 bedoelde waarborg om geen uitstel toe te staan.

Tabel 4: Ontwikkeling van het structurele primaire saldo in het plan van Oostenrijk

20242025202620272028202920302031
Structureel primair saldo

(% van het bbp)
-2,4-1,9-1,4-0,9-0,30,20,71,2
Verandering in het structurele primaire saldo

(procentpunt)
n.v.t.0,50,50,50,60,50,50,5

Bron: Budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Oostenrijk.

Consistentie tussen het plan en de buitensporigtekortprocedure

(22) Het in het plan uitgestippelde netto-uitgavenpad is in overeenstemming met de vereisten in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten (en met name met de minimale jaarlijkse structurele aanpassing die als benchmark is bedoeld in artikel 3, lid 4, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad).

Consistentie tussen het plan en de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort 

(23) De in artikel 8 van Verordening (EU) 2024/1263 neergelegde vereiste van het preventieve deel met betrekking tot de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort, die is bedoeld om te voorzien in een gemeenschappelijke marge ten opzichte van de tekortreferentiewaarde van 3 % van het bbp, is vanaf 2029 van toepassing op Oostenrijk, aangezien het tekort volgens de plannen vanaf 2028 niet langer de 3 % van het bbp zal overschrijden. In 2029, 2030 en 2031 mag overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2024/1263 de jaarlijkse aanpassing van het structurele primaire saldo niet lager zijn dan 0,25 procentpunt van het bbp als het structurele tekort in het voorgaande jaar boven 1,5 % van het bbp is gebleven, om een structurele gemeenschappelijke weerbaarheidsmarge van 1,5 % van het bbp te bereiken. De uit de beleidstoezeggingen en macro-economische aannamen van het plan voortvloeiende budgettaire aanpassing bedraagt van 2029 tot 2031 0,5 % van het bbp. Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan is het in het plan voorgestelde netto-uitgavenpad in overeenstemming met de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort.

Consistentie tussen het plan en de schuldhoudbaarheidswaarborg

(24) Aangezien de overheidsschuld volgens het plan gedurende de aanpassingsperiode tussen 60 % en 90 % van het bbp zal bedragen, moet de schuldquote, overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) 2024/1263, met gemiddeld ten minste 0,5 procentpunt per jaar afnemen totdat die onder 60 % daalt. Deze gemiddelde daling wordt berekend over de periode 2029-2031, d.w.z. vanaf het jaar waarin de procedure bij buitensporige tekorten volgens het plan zou worden stopgezet, en bedraagt 0,8 procentpunt. Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan is het in het plan voorgestelde netto-uitgavenpad in overeenstemming met de schuldhoudbaarheidswaarborg.

Macro-economische aannamen van het plan

(25) Het plan is gebaseerd op aannamen die afwijken van de aannamen van de Commissie die op 18 december 2024 aan Oostenrijk zijn toegezonden. In het plan worden onder meer verschillende aannamen gebruikt voor vier variabelen, namelijk de uitgangspositie (wat betreft het structureel primair saldo, het overheidssaldo, het aandeel van de primaire uitgaven in bbp en de overheidsschuld), de potentiële groei van het bbp, de reële groei van het bbp en de bbp-deflator. Hieronder volgt een beoordeling van deze verschillen in aannamen.

De verschillen in aannamen met het grootste effect op de gemiddelde groei van de netto-uitgaven worden hieronder opgesomd, samen met een beoordeling van elk verschil afzonderlijk.

-In het plan wordt als uitgangspositie gebruikgemaakt van de feitelijke gegevens voor 2024. In 2024 was het structureel primair saldo -2,4 % van het bbp, het overheidssaldo was -4,7 % van het bbp, de overheidsschuld was 81,8 % van het bbp en het aandeel van de primaire uitgaven in bbp was 54,8 %. Dit draagt bij tot een lagere gemiddelde groei van de netto-uitgaven gedurende de aanpassingsperiode van het plan dan op basis van de aannamen van de Commissie. Het referentiepad was gebaseerd op de najaarsprognose 2024 van de Commissie waarin het structureel primair saldo werd geschat op -1,3 % van het bbp, het overheidssaldo op -3,6 % van het bbp, het schuldniveau op 79,5 % van het bbp en het aandeel van de primaire uitgaven in bbp op 52,9 %. Oostenrijk maakt gebruik van de meest recente beschikbare gegevens en dit verschil is naar behoren onderbouwd.

-In het plan wordt uitgegaan van een afgevlakte potentiële outputgroei over de periode 2025-2041. In vergelijking met de aannamen van de Commissie verhoogt dit de potentiële groei in de aanpassingsperiode en draagt het derhalve bij tot een hogere gemiddelde groei van de netto-uitgaven. De schattingen van niet-waargenomen potentiële groei zijn gevoelig voor de conjunctuurcyclus en het is aannemelijk dat de recessie in Oostenrijk sinds 2023 een neerwaartse vertekening vertoont wat betreft de geschatte potentiële groei. De mogelijkheid om alternatieve aannamen voor de potentiële groei te gebruiken, is in overeenstemming met artikel 36, lid 1, punt f), van Verordening (EU) 2024/1263, mits de cumulatieve groei gedurende de prognoseperiode (d.w.z. tot 2041) in grote lijnen overeenkomt met de aannamen van de Commissie, wat het geval is in het plan. Bijgevolg wordt deze veronderstelling naar behoren gemotiveerd geacht.

-In het plan wordt aangenomen dat de reële bbp-groei lager zal zijn dan in het referentiepad wordt aangenomen. Dit komt door de verslechterde macro-economische vooruitzichten. De meest recente prognose van de onafhankelijke begrotingsinstelling WIFO, waar het ministerie van Financiën zich voor de begrotingsplanning op baseert, omvat in 2025 evenwel een budgettaire consolidatie-inspanning van 1,2 % van het bbp. Voor het doel van het plan is het noodzakelijk om het groeipercentage in het basisscenario af te leiden dat zonder deze consolidatie-inspanning zou hebben plaatsgevonden. Hiervoor paste Oostenrijk de standaard begrotingsmultiplicator van 0,75 van de Commissie toe op de consolidatie-inspanning in procent van het bbp en voegde dit aan het groeipercentage toe. Dit leidt tot een groeipercentage in het basisscenario van 0,6 % in 2025 zonder begrotingsconsolidatie. Dit is nog steeds onder het veronderstelde groeipercentage voor het referentiepad. In het plan doet Oostenrijk een toezegging voor een begrotingsaanpassing van 0,5 % in 2025. Dit zal naar verwachting de reële groei van het bbp verlagen (op basis van de standaard begrotingsmultiplicator van 0,75) tot 0,2 %. Het reële groeipercentage van het bbp veranderen heeft geen rechtstreekse werking op de groei van de netto-uitgaven. Al met al wordt deze veronderstelling naar behoren gemotiveerd geacht.

-In het plan wordt ervan uitgegaan dat de bbp-deflator 0,1 procentpunt hoger is in 2025 en 2026 dan in het referentiepad werd aangenomen. Dit draagt bij tot een hogere gemiddelde groei van de netto-uitgaven gedurende de aanpassingsperiode in het plan dan op basis van de aannamen van de Commissie. Dit verschil is het gevolg van hogere inflatieverwachtingen in de recente prognoses. In de voorjaarsprognose 2025 van de Commissie wordt uitgegaan van een aanzienlijk hogere groei van de bbp-deflator in 2025 en 2026 dan in het plan wordt aangenomen. Bijgevolg wordt deze veronderstelling naar behoren gemotiveerd geacht.

Over het algemeen leiden alle verschillen in aannamen samen tot een gemiddelde groei van de netto-uitgaven in het plan die in grote lijnen overeenkomt met het referentiepad. De Commissie zal bij toekomstige beoordelingen van de naleving van het netto-uitgavenpad rekening houden met de bovenstaande beoordeling van de aannamen van het plan.

Begrotingsstrategie van het plan

(26) Volgens de indicatieve begrotingsstrategie in het plan zullen de toezeggingen voor de netto-uitgaven door zowel uitgavenbeheersing als verhogingen van de ontvangsten worden nagekomen. In het plan wordt een consolidatie van 6,4 miljard EUR beschreven (1,3 % van het bbp) in 2025 en een extra 2,3 miljard EUR (0,4 % van het bbp) in 2026 in lijn met de ontwerpbegroting voor 2025 en 2026. Overwegende dat het netto-uitgavenpad in het plan een bijna lineaire aanpassing voorziet, beschrijft de begrotingsstrategie een vervroegde begrotingsaanpassing. Aan de ontvangstenzijde omvat dit belastingmaatregelen, bijdragen van met de staat verbonden ondernemingen die deel uitmaken van de overheidssector, verhoogde dividenduitkeringen van met de staat verbonden ondernemingen die geen deel uitmaken van de overheidssector, en aanvullende sociale premies die in totaal 2,0 miljard EUR in 2025 zouden bedragen en een extra 1,6 miljard EUR in 2026. Aan de uitgavenzijde omvatten maatregelen administratieve besparingen, minder subsidies en structurele hervormingen die in totaal 5,0 miljard EUR in 2025 zouden bedragen en een extra 1,7 miljard EUR in 2026. De federale regering is ook van plan 0,6 miljard EUR in 2025 te investeren en een extra 1,0 miljard EUR in 2026 om de economie te stimuleren en uitdagingen aan te gaan op gebieden zoals werkgelegenheid, gezondheidszorg, duurzaamheid, onderwijs en integratie. Bovendien specificeert de begroting die het nationale parlement op 18 juni 2025 heeft aangenomen de beleidsmaatregelen waarmee de toezegging van netto-uitgaven voor 2025 en 2026 zal worden gehaald 10 . De specificatie van de daarna vast te stellen beleidsmaatregelen moet in de jaarlijkse begrotingen worden bevestigd of aangepast, en gekwantificeerd.

Reeks hervormings- en investeringstoezeggingen in het plan die ten grondslag liggen aan een verlenging van de begrotingsaanpassingsperiode

(27) In het plan verbindt Oostenrijk zich tot 14 hervormingen en investeringen, gericht op het verbeteren van de potentiële groei en de houdbaarheid van de begroting, als grondslag voor een verlenging van de aanpassingsperiode van 4 tot 7 jaar.

Deze reeks hervormingen en investeringen bestaat uit één toezegging van het herstel- en veerkrachtplan met verdere specificaties; en verschillende nieuwe hervormingen en investeringen. Deze omvatten de volgende maatregelen (zie ook bijlage II):

-Hervormingen en investeringen in het onderwijs: De eerste stap van de maatregel is een toezegging in het kader van het herstel- en veerkrachtplan gekoppeld aan component 3 (kennisgebaseerd herstel) met inwerkingtreding van de wetgeving inzake de vaststelling van criteria voor de specificatie van het sociaal-economische basisscenario van scholen. In een tweede stap zal een sociaal geïndexeerde “opportuniteitsbonus” gerichte steun verlenen aan individuele scholen. Op basis van de onder de eerste stap vastgestelde criteria zullen er extra middelen beschikbaar worden gesteld voor scholen en zal hier voortdurend toezicht op worden gehouden. De belangrijkste stappen zullen naar verwachting in het vierde kwartaal van 2028 worden uitgevoerd na de uitvoering van de maatregel in het kader van het herstel- en veerkrachtplan in het vierde kwartaal van 2025 en de toewijzing van middelen in het vierde kwartaal van 2026.

-Hervormingen in het gezondheidszorgstelsel: De hervorming beoogt bij te dragen tot een duurzaam gezondheidszorgstelsel door het percentage van de ziekteverzekeringspremies voor gepensioneerden te verhogen van 5,1 % naar 6 %. De wet zal naar verwachting tegen het derde kwartaal van 2025 worden uitgevoerd.

-Hervormingen in het pensioenstelsel: De hervormingen beogen de effectieve pensioenleeftijd te verhogen en bij te dragen aan de houdbaarheid van het pensioenstelsel: i) de hervorming van de eerste pensioenverhoging (“Aliquotierung”) vereenvoudigt de berekening van de eerste pensioenverhoging tot 50 % van de aanpassing ongeacht of de maand van pensionering in het voorgaande jaar was en deze hervorming zal naar verwachting worden uitgevoerd tegen het eerste kwartaal van 2026, en ii) de hervorming van vervroegde uittreding (“corridor pension”) scherpt de voorwaarden om in aanmerking te komen aan door de minimale pensioenleeftijd en de vereiste bijdragejaren te verhogen en naar verwachting zal deze hervorming tegen het eerste kwartaal van 2029 volledig worden uitgevoerd.

-Hervormingen en investeringen in hoogwaardige kinderopvang: De maatregel introduceert een verplicht tweede jaar van kinderopvang op kleuterscholen en breidt het bestaande systeem voor investeringssteun uit voor gemeenschappen met kinderopvangfaciliteiten. De maatregel zal naar verwachting tegen het derde kwartaal van 2027 worden uitgevoerd.

-Hervormingen en investeringen op het gebied van de arbeidsmarkt: De maatregelen beogen de arbeidsmarkt te versterken via i) het opzetten van een vervolgregeling voor educatief verlof die beoogt mogelijkheden voor een leven lang leren te bieden, vooral voor laaggeschoolden; deze voorgestelde hervorming vervangt een eerdere versie van educatief verlof die in maart 2025 werd afgeschaft en zal naar verwachting tegen het tweede kwartaal van 2026 worden uitgevoerd, ii) de hervorming en digitalisering van de rood-wit-roodkaart die de toegang tot de arbeidsmarkt voor onderdanen van derde landen reglementeert, welke naar verwachting tegen het eerste kwartaal van 2028 zal worden uitgevoerd, en iii) een hervorming van aanvullende inkomensregels in het stelsel van werkloosheidsuitkeringen die beoogt een stimulans te bieden om sneller over te schakelen van werkloosheid naar voltijds werk, welke naar verwachting tegen het eerste kwartaal van 2026 zal worden uitgevoerd.

-Hervormingen in het belastingstelsel: Deze maatregelen beogen de verdeling van de belastingdruk te verbeteren door i) een verhoogde kansspelbelasting op loterijen, ii) een verhoogde vergunningsheffing en kansspelbelasting op elektronische loterijen, iii) de harmonisatie van belasting op aandelentransacties onder overdrachtsbelasting, iv) de invoering van een renteopslag voor herbestemming op de handel in bouwgrond, en v) een verhoogde vennootschapsbelasting. De maatregelen zullen naar verwachting tegen het eerste kwartaal van 2026 worden uitgevoerd.

-Hervormingen in onderzoek en ontwikkeling: Door deze hervorming kunnen intern gegenereerde immateriële activa in de balans van een bedrijf onder specifieke omstandigheden worden opgenomen waardoor de toegang tot financiering voor innovatieve bedrijven wordt verbeterd, vooral start-ups. De maatregel zal naar verwachting tegen het eerste kwartaal van 2029 worden uitgevoerd.


(28) Overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EU) 2024/1263 is elke hervormings- en investeringstoezegging die ten grondslag ligt aan een verlenging van de aanpassingsperiode voldoende gedetailleerd, versneld uitvoerbaar, tijdgebonden en verifieerbaar.

(29) De toezeggingen op grond van het herstel- en veerkrachtplan die aan de verlenging ten grondslag liggen, bevatten aanzienlijke hervormingen en investeringen die gericht zijn op het verbeteren van de budgettaire houdbaarheid en het vergroten van het groeipotentieel van de economie. Daarnaast verbindt Oostenrijk zich ertoe de hervormingen voor de middellange termijn van het budgettair-structurele plan voort te zetten en de tijdens het herstel- en veerkrachtplan gerealiseerde nationaal gefinancierde investeringsniveaus te handhaven (zie tabel 5 hieronder). De toezeggingen worden gedurende de gehele uitvoering van het plan gemonitord. Bijgevolg kunnen toezeggingen op grond van het herstel- en veerkrachtplan in aanmerking worden genomen voor de verlenging van de aanpassingsperiode krachtens artikel 36, lid 1, punt d), van Verordening (EU) 2024/1263.

(30) De hervormingen en investeringen die aan de verlenging ten grondslag liggen, zullen naar verwachting het groei- en weerbaarheidspotentieel van de economie van Oostenrijk op duurzame wijze verbeteren, overeenkomstig artikel 14, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2024/1263. In het plan worden kwantitatieve ramingen verstrekt waarin wordt verklaard dat de hervormingen het potentiële bbp over de middellange termijn met 0,8 % zullen verhogen. De pensioenhervormingen zullen de effectieve pensioenleeftijd verhogen en in het plan wordt geschat dat hierdoor 11 000 mensen langer op de arbeidsmarkt zullen blijven. De hervormingen en investeringen in de arbeidsmarkt zullen naar verwachting de arbeidsparticipatie verhogen en de beroepsbevolking versterken. De hervorming van de rood-wit-roodkaart zal naar verwachting leiden tot een toename van de beroepsbevolking met nog eens 10 000 mensen. De hervorming van aanvullende inkomensregels in het stelsel van werkloosheidsuitkeringen beoogt betere stimulansen te creëren om aan het werk te gaan. Dit zal naar verwachting een rechtstreekse werking hebben op het potentiële bbp gedurende de looptijd van het plan. Maatregelen die zijn gericht op beroepsopleiding zullen bovendien naar verwachting gunstig zijn voor arbeidsproductiviteit. De maatregel die de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling ondersteunt, zal naar verwachting de totale factorproductiviteit over de middellange termijn ondersteunen. Hervormingen en investeringen in onderwijs en kinderopvang zullen naar verwachting een positief kortetermijneffect hebben op de arbeidsmarktparticipatie van ouders, en in het bijzonder moeders. Beter onderwijs voor kinderen zal bovendien op de lange termijn gunstig zijn voor de maatschappij en de economie. Hervormingen op het gebied van belasting en gezondheid beogen de budgettaire houdbaarheid te verbeteren. De aannamen betreffende de impact op de verwachte groei van de hervormingen en investeringen die ten grondslag liggen aan een verlenging lijken prudent en geloofwaardig.

(31) De hervormingen en investeringen die aan de verlenging ten grondslag liggen, zullen naar verwachting de houdbaarheid van de begroting ondersteunen, overeenkomstig artikel 14, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2024/1263. De overheid verwacht een algemeen direct begrotingseffect van de hervormingen en investeringen van 0,4 % van het bbp in 2029. Het belangrijkste directe begrotingseffect wordt verwacht door uitvoeringsbepalingen met betrekking tot sociale zekerheid. Dit draagt ook bij aan het aanpakken van risico’s voor de houdbaarheid van de begroting die door de Europese Commissie zijn vastgesteld in haar landverslag 2025 over Oostenrijk. De overheid verwacht een direct begrotingseffect van 0,1 % van het bbp te bereiken door de socialezekerheidsbijdragen voor gepensioneerden te verhogen, 0,2 % van het bbp door de effectieve pensioenleeftijd te verhogen en minder dan 0,1 % van het bbp door de indexering van pensioenen tot 50 % te beperken in het eerste jaar na de pensionering. Daarnaast zal de invoering van een nieuwe vorm van educatief verlof en een hervorming van aanvullende inkomensregels in het stelsel van werkloosheidsuitkeringen naar verwachting een direct begrotingseffect hebben van minder dan 0,1 % van het bbp tegen 2029 door middel van besparingen op sociale overdrachten en hogere belastingopbrengsten vanwege een betere werkgelegenheid. Belastingmaatregelen zullen naar verwachting mazen in de wetgeving helpen dichten en een direct begrotingseffect van 0,1 % van het bbp genereren tegen 2029. Andere maatregelen op het gebied van kinderopvang en onderwijs zijn bedoeld om het arbeidsaanbod te ondersteunen en de onderwijsresultaten te verbeteren. Deze maatregelen maken ook deel uit van het huidige pakket voor begrotingsconsolidatie van Oostenrijk, zoals hierboven wordt vermeld bij het voorstellen van de begrotingsstrategie.

(32) Met de hervormingen en investeringen die aan de verlenging ten grondslag liggen, worden de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU aangepakt, overeenkomstig artikel 14, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2024/1263. Diverse maatregelen zullen naar verwachting bijdragen aan de sociale en economische veerkracht, in lijn met de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten. De hervorming van de zorgverzekeringspremies zal naar verwachting de veerkracht en houdbaarheid van het gezondheidszorgstelsel verbeteren en de pensioenhervorming zal naar verwachting de effectieve pensioenleeftijd verhogen, wat gunstig is voor het arbeidsaanbod en de houdbaarheid op lange termijn van het pensioenstelsel. Hervormingen in hoogwaardige kinderopvang en de arbeidsmarkt zullen naar verwachting bijdragen aan werkgelegenheid. Belastinghervormingen zullen naar verwachting de verdeling van de belastingdruk verbeteren. De hervorming in onderzoek en ontwikkeling zal bovendien naar verwachting bijdragen aan alle gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie, waaronder een rechtvaardige groene en digitale transitie, energiezekerheid en defensievermogens, door ervoor te zorgen dat bedrijven geld kunnen inzamelen voor onderzoek en ontwikkeling en activiteiten kunnen opschalen.

(33) De hervormingen en investeringen die aan de verlenging ten grondslag liggen, geven gevolg aan de relevante 11 landspecifieke aanbevelingen (LSA’s) die in het kader van het Europees Semester zijn gedaan, overeenkomstig artikel 14, lid 2, punt d), van Verordening (EU) 2024/1263. De reeks hervormingen en investeringen die aan een verlenging ten grondslag liggen, zijn met name gericht op LSA’s met betrekking tot:

-Actief arbeidsmarktbeleid, stimulansen om te werken en arbeidsmarktparticipatie en vaardigheden (LSA’s uitgegeven in 2019, 2020, 2022, 2023, 2024 en zoals herhaald in 2025) via de verlenging van verplichte voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang, de hervorming van educatief verlof en de rood-wit-roodkaart om onderdanen van derde landen toegang te verlenen tot de arbeidsmarkt.

-Verbetering van de belastingmix (LSA uitgegeven in 2025) door onder meer de kansspelbelasting te verhogen.

-Onderwijs (LSA uitgegeven in 2019, 2020 en 2025) via de verlenging van de maatregel in het kader van het herstel- en veerkrachtplan door de capaciteit van scholen te versterken om uitdagingen aan te gaan op basis van sociale indicatoren en zo voor meer gelijke kansen te zorgen.

-Maatregelen op het gebied van kinderopvang zijn bedoeld om de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te ondersteunen en helpen negatieve demografische trends aan te pakken, in overeenstemming met de LSA’s uit 2025 inzake werkgelegenheid en sociaal beleid.

(34) Het plan zorgt ervoor dat het geplande algemene niveau van de nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen dat gemiddeld wordt gerealiseerd in de periode waarop het herstel- en veerkrachtplan betrekking heeft, in stand blijft, overeenkomstig artikel 14, lid 4, van Verordening (EU) 2024/1263.

Tabel 5: Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen volgens het plan (% van het bbp)

Gemiddeld niveau over de periode waarop het herstel- en veerkrachtplan betrekking heeft (2021 tot en met 2026) ( 12 )20252026202720282029Gemiddelde over de looptijd van het plan
3,83,94,14,14,03,94,0

Bron: Budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Oostenrijk.

(35) Tot slot kunnen de hervormings- en investeringstoezeggingen die aan een verlenging ten grondslag liggen in overeenstemming worden geacht met de toezeggingen in het herstel- en veerkrachtplan en de in het kader van het meerjarig financieel kader gesloten partnerschapsovereenkomst, overeenkomstig artikel 14, lid 4, van Verordening (EU) 2024/1263. Er wordt voorgesteld de pensioenhervormingen aan het Oostenrijkse herstel- en veerkrachtplan toe te voegen in het kader van een herziening na de indiening van het plan.

(36) Concluderend kan worden gesteld dat de hervormingen en investeringen die aan de verlenging van de aanpassingsperiode ten grondslag liggen, aan de voorwaarden van artikel 14 van Verordening (EU) 2024/1263 voldoen. Bijgevolg kan de aanpassingsperiode worden verlengd van vier tot zeven jaar, zoals in het plan is voorgesteld.

Andere hervormings- en investeringsvoornemens in het plan die aansluiten bij de belangrijkste uitdagingen in het kader van het Europees Semester en bij de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie

(37) Naast de hervormingen en investeringen die aan een verlenging van de aanpassingsperiode ten grondslag liggen, worden in het plan beleidsvoornemens met betrekking tot andere hervormingen en investeringen beschreven om een antwoord te bieden op de belangrijkste uitdagingen die in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld, met name de LSA’s, en om de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU aan te pakken. Het plan bevat 53 hervormingen en investeringen, waarvan er acht financieel worden ondersteund door de herstel- en veerkrachtfaciliteit en zes door fondsen van het cohesiebeleid. De hervormingen en investeringen van het plan zijn gebaseerd op een bestaand strategiedocument van de overheid 13 .

(38) Ten aanzien van de gemeenschappelijke prioriteit van een rechtvaardige groene en digitale transitie, met inbegrip van de klimaatdoelstellingen van Verordening (EU) 2021/1119, bevat het plan investeringen in duurzaam vervoer en groene mobiliteitsinfrastructuur (deels opgenomen in het herstel- en veerkrachtplan) die beogen de emissies te verminderen, met name in de vervoersector. Deze maatregelen zullen naar verwachting de LSA’s van 2019, 2020 en 2025 inzake vervoer aanpakken. Het plan bevat bovendien maatregelen die beogen digitale vaardigheden te verbeteren, de uitrol van digitale oplossingen in de gezondheidssector te verhogen en breedband verder in te voeren (opgenomen in het herstel- en veerkrachtplan). Deze maatregelen zullen naar verwachting de LSA’s van 2019, 2020 en 2025 inzake investeringsbeleid voor de digitale transitie aanpakken.

(39) Ten aanzien van de gemeenschappelijke prioriteit van sociale en economische veerkracht, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten, bevat het plan een aantal maatregelen om tekorten aan vaardigheden te verhelpen die zich richten op uiteenlopende personen zoals werkzoekenden, werknemers die baat hebben bij verdere bijscholing, migratie voor geschoold personeel en oudere werknemers. Het plan bevat bovendien hervormings- en investeringsmaatregelen ter versterking van de gezondheidssector (waaronder het versterken van ambulante zorg) en maatregelen die zijn gericht op de uitbreiding van voor- en vroegschoolse educatie en opvang en de versterking van het onderwijsstelsel met aanvullende middelen, een grotere autonomie van de scholen en psychologische ondersteuning (sommige van deze maatregelen zijn ook in het herstel- en veerkrachtplan opgenomen). Om het concurrentievermogen en de productiviteit van de Oostenrijkse economie te versterken, bevat het plan ook de vaststelling van een industriële strategie, evenals toezeggingen om administratieve rompslomp te verminderen, in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen. De maatregelen zullen naar verwachting de LSA’s van 2019, 2020 en 2025 aanpakken die betrekking hebben op actief arbeidsmarktbeleid, stimulansen om te werken en arbeidsmarktparticipatie, gezondheidszorg, onderwijs en ondernemingsklimaat.

(40) Ten aanzien van de gemeenschappelijke prioriteit van energiezekerheid, bevat het plan investeringsmaatregelen om de gasleveringszekerheid te waarborgen (West-Oostenrijkse gasleiding).

(41) Ten aanzien van de gemeenschappelijke prioriteit van defensievermogens bevat het plan geen andere hervormingen of investeringen, maar verwijst het naar investeringsbehoeften voor de opbouw van defensievermogens.

(42) Het plan bevat informatie over de samenhang en, in voorkomend geval, de complementariteit met de fondsen van het cohesiebeleid en het herstel- en veerkrachtplan van Oostenrijk. In het plan wordt aangestipt dat de in het plan opgenomen hervormingen en investeringen inspelen op de belangrijkste uitdagingen die in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld en gericht zijn op de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie, en in het verlengde liggen van de in het herstel- en veerkrachtplan vastgestelde acties.

(43) Het plan biedt een overzicht van de behoeften aan overheidsinvesteringen van Oostenrijk in verband met de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU. Wat betreft de rechtvaardige groene en digitale transitie wordt in het plan de investeringsbehoefte voor hernieuwbare energie, klimaattechnologieën, digitale infrastructuur, en duurzame mobiliteit benadrukt en ondersteunt het ook biodiversiteit, circulaire economie en AI-innovatie. Het plan bevat bovendien de toezegging voor een transformatiefonds om de transformatie van de economie, industrie en landbouw te ondersteunen teneinde een “één loket”-oplossing te bieden voor alle steun voor transformaties. Wat betreft de sociale en economische veerkracht benadrukt het plan ook de investeringsbehoefte in de arbeidsmarkt, onderwijs, gezondheid en langdurige zorg en betaalbare huisvesting en ook ondersteuning voor kleine en middelgrote ondernemingen, onderzoek en ontwikkeling om de productiviteit en economische stabiliteit te verbeteren. Er zal bovendien een paraplufonds worden opgericht om nationaal en internationaal durfkapitaal vrij te maken om te zorgen dat Oostenrijkse bedrijven een betere toegang hebben tot groeikapitaal. Wat betreft de energiezekerheid benadrukt het plan de nood om de energie-infrastructuur uit te breiden en de afhankelijkheid van Russisch gas te verminderen, voornamelijk via projecten voor gaspijpleidingen en elektrificatie-inspanningen om langetermijn-, concurrentiegerichte en zekere energievoorziening te waarborgen. Wat betreft de opbouw van defensievermogens benadrukt het plan de nood om het ontwikkelingsplan voor de lange termijn van de Oostenrijkse strijdkrachten te blijven uitvoeren, wat zorgt voor modernisatie en militaire opbouw zonder budgettaire beperkingen.

Conclusie van de beoordeling door de Commissie

(44) Concluderend is de Commissie van oordeel dat het plan van Oostenrijk aan de vereisten van Verordening (EU) 2024/1263 voldoet.

ALGEMENE CONCLUSIE

(45) Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2024/1263 moet het in het plan vastgelegde netto-uitgavenpad door de Raad bij Oostenrijk worden aanbevolen en moeten de hervormingen en investeringen die aan de verlenging van de aanpassingsperiode tot zeven jaar ten grondslag liggen, worden goedgekeurd.

BEVEELT AAN dat OOSTENRIJK:

(1) Waarborgt dat de groei van de netto-uitgaven de in bijlage I bij deze aanbeveling vastgestelde maxima niet overschrijdt.

(2) Binnen de aangegeven termijnen uitvoering geeft aan de hervormingen en investeringen die aan de verlenging van de budgettaire aanpassingsperiode tot 7 jaar ten grondslag liggen, zoals vastgesteld in bijlage II bij deze aanbeveling.

Voorts verzoekt de Raad Oostenrijk te zorgen voor andere hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld, met name in de landspecifieke aanbevelingen, en voor de aanpak van de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie.


BIJLAGE I

Maximale groeipercentages van de netto-uitgaven
(jaarlijkse en cumulatieve groeipercentages, nominaal)

OOSTENRIJK

Jaar20252026202720282029
Groeipercentages (%)Jaarlijks2,62,22,22,02,3
Cumulatief (*)2,64,87,29,411,9
*) De cumulatieve groeipercentages worden berekend op basis van het referentiejaar 2024. De cumulatieve groeipercentages worden gebruikt bij de jaarlijkse controle van naleving achteraf in de controlerekening.


BIJLAGE II

Hervormingen en investeringen die aan een verlenging van de aanpassingsperiode tot zeven jaar ten grondslag liggen

Hervormingen/investeringenBelangrijkste doelstellingBeschrijving en timing van de belangrijkste stappenMonitoringindicator(en)
Onderwijs
(“Opportuniteitsbonus”)

(Maatregel 91a in het kader van het herstel- en veerkrachtplan en toevoegen aan maatregel in het kader van het herstel- en veerkrachtplan)
Verbeterde toegang tot onderwijs via uitgebreide ondersteuning voor scholen gedifferentieerd volgens sociale indicatorenStap 1: Uitvoering van mijlpaal 91a in het kader van het herstel- en veerkrachtplan tegen het vierde kwartaal van 2025

Stap 2: Toewijzing van middelen tegen het
eerste kwartaal van 2026

Stap 3: Eerste monitoringverslag van het Ministerie van Onderwijs over de uitrol van de opportuniteitsbonus (schooljaar 2026/27) tegen het vierde kwartaal van 2028

Stap 1: Bevredigende

uitvoering van mijlpaal 91a in het kader van het herstel- en veerkrachtplan

Stap 2: Federale financiering voor opportuniteitsbonus inbegrepen in de begroting voor 2026

Stap 3: Monitoringverslag over de uitvoering van de opportuniteitsbonus

.
Ziektekostenverzekering 

(nieuwe maatregel)
Verhoogde zorgverzekeringspremies voor gepensioneerden van 5,1 % naar 6 %Uitvoering van de wet tegen het
derde kwartaal van 2025
Inwerkingtreding van de wet inzake de verhoging van zorgverzekeringspremies voor gepensioneerden
Eerste pensioenverhoging (“Aliquotierung”)

(nieuwe maatregel)
Beperking van de eerste pensioenverhoging tot 50 % van de algemene pensioenaanpassing in het eerste jaar na de pensionering.Uitvoering van de wet tegen het
eerste kwartaal van 2026

Eerste pensioenverhoging op 50 % van de algemene aanpassing die in januari 2026 wordt toegepast voor personen die in 2025 met pensioen gingen
Verhoging van de effectieve pensioenleeftijd 
(“Corridor pension”)

(nieuwe maatregel)
Verhoogde leeftijd voor vervroegde uittreding van 62 naar 63 jaar; verhoogde vereiste bijdragemaanden van 480 naar 504Stap 1: Uitvoering van de wet tegen het
derde kwartaal van 2025

Stap 2: Uitvoering van de wet. De wettelijke leeftijd voor vervroegde uittreding (“Corridor pension”) is 63 jaar tegen het tweede kwartaal van 2027

Stap 3: Uitvoering van de wet. De vereiste tijdvakken van verzekering voor vervroegde uittreding zijn 504 maanden tegen het eerste kwartaal van 2029

Stap 1: Wet aangenomen door het parlement

Stap 2: De wettelijke leeftijd voor vervroegde uittreding “Corridor pension” is 63 jaar

Stap 3: De vereiste tijdvakken van verzekering voor “Corridor pension” zijn 504 maanden
Voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang

(nieuwe maatregel)
Invoering van een tweede verplicht jaar op de kleuterschoolStap 1: Toewijzing van extra middelen voor deelstaten (federale staten) uit federale begroting tegen het eerste kwartaal van 2026

Stap 2: Invoering van een tweede jaar op de kleuterschool voor alle deelstaten tegen het
derde kwartaal van 2027
Stap 1: Begrotingsmiddelen voor ter beschikking gestelde federale financiering

Stap 2: Tweede jaar in de kleuterschool in alle deelstaten ingevoerd via 15a-akkoord tussen federaal en deelstaatniveau
Arbeidsmarkt – educatief verlof

(nieuwe maatregel)
Nieuw reglement voor educatief verlof om specifieke training gericht op laaggeschoolden die relevant is voor ondernemingen te ondersteunen met publieke financieringStap 1: Uitvoering van de wet tegen het
eerste kwartaal van 2026

Stap 2: Uitvoering van de wet tegen het tweede kwartaal van 2026
Stap 1: Wet aangenomen door het parlement

Stap 2: Inwerkingtreding van educatief verlof
Arbeidsmarkt – toegang voor onderdanen van derde landen 
(rood-wit-roodkaart)

(nieuwe maatregel)
Hervorming en digitalisering van de rood-wit-roodkaart die toegang geeft tot de arbeidsmarkt voor onderdanen van derde landen (bv. sneltraject voor postdoctorale onderzoekers en zorgpersoneel)Uitvoering van de wet die de criteria hervormt die ten grondslag liggen aan de rood-wit-roodkaart en de digitalisering van de rood-wit-roodkaart tegen het
eerste kwartaal van 2028

Inwerkingtreding van hervormde criteria en digitalisering van de rood-wit-roodkaart
Hervorming van werkloosheidsuitkeringen

(nieuwe maatregel)
Afschaffing van de mogelijkheid om aanvullend inkomen te verdienen en tegelijkertijd werkloosheidsuitkeringen te ontvangen (met uitzonderingen); beoogt een stimulans te bieden om sneller over te schakelen van werkloosheid naar voltijds werkenUitvoering van de wet tegen het
eerste kwartaal van 2026
Inwerkingtreding van de afschaffing van de mogelijkheid om aanvullend inkomen te verdienen en tegelijkertijd werkloosheidsuitkeringen te ontvangen (met uitzonderingen)
Kansspelbelasting

(nieuwe maatregel)
Verhoogde kansspelbelasting op loterijen van 16 % naar 17,5 %Uitvoering van de wet (begroting bij de wet) tegen het eerste kwartaal van 2026Inwerkingtreding van wet die de kansspelbelasting op loterijen verhoogt
Vergunningsheffing en kansspelbelasting voor elektronische loterijen 

(nieuwe maatregel)
Verhoogde vergunningsheffing en kansspelbelasting op elektronische loterijen van 40 % naar 45 %Uitvoering van de wet (begroting bij de wet) tegen het eerste kwartaal van 2026Inwerkingtreding van wet die de vergunningsheffingen en kansspelbelasting op elektronische loterijen verhoogt
Onroerendezaakbelasting op aandelentransacties

(nieuwe maatregel)
De mogelijkheid op het omzeilen van onroerendezaakbelasting via aandelentransacties uitsluiten; indien 75 % van de aandelen in een vastgoedholding wordt overgedragen, moet er onroerendezaakbelasting worden betaaldUitvoering van de wet (begroting bij de wet) tegen het eerste kwartaal van 2026Inwerkingtreding van de wet voor het belastbaar feit van wijzigingen in aandeelhouders en aandelenfusies voor vastgoeddoeleinden
Onroerendezaakbelasting op winsten uit upzoning

(nieuwe maatregel)
Invoering van een renteopslag van 30 % op winsten uit herbestemming van land via dividendbelastingUitvoering van de wet (begroting bij de wet) tegen het eerste kwartaal van 2026Inwerkingtreding van wet die een renteopslag op de overdracht van vastgoed invoert
Belasting op schenkingen aan stichtingen

(nieuwe maatregel)
Verhoogd belastingtarief voor schenkingen aan stichtingen van 2,5 % naar 3,5 %Uitvoering van de wet (begroting bij de wet) tegen het eerste kwartaal van 2026Inwerkingtreding van wet die het belastingtarief op schenkingen aan stichtingen verhoogt
Onderzoek en ontwikkeling – intern ontwikkelde kosten voor onderzoek en ontwikkeling kapitaliseren

(nieuwe maatregel)
Toestaan dat intern gegenereerde immateriële activa onder specifieke omstandigheden in de balans worden opgenomenStap 1: Uitvoering van de wet tegen het
vierde kwartaal van 2027

Stap 2: Uitvoering van de wet tegen het eerste kwartaal van 2029
Stap 1: Wet aangenomen door het parlement

Stap 2: De wet is van toepassing op de boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2028. De bijbehorende jaarverslagen zullen het jaar daarna worden bekendgemaakt.