Artikelen bij COM(2025)353 - Uniemodellen (codificatie)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2025)353 - Uniemodellen (codificatie).
document COM(2025)353 NLEN
datum 3 juli 2025


TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 -

 2024/2822 Art. 1, punt 3

Uniemodellen


 2024/2822 Art. 1, punt 2

1. Een model dat aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoet, wordt hierna „Uniemodel” genoemd.


 6/2002

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

2 2024/2822 Art. 1, punt 5

2. Een Gemeenschapsmodel wordt beschermd als een:

a) „niet-ingeschreven 1 Uniemodel  ”, indien het op de bij deze verordening bepaalde wijze voor het publiek beschikbaar is gesteld;

b) „ingeschreven 1 Uniemodel  ”, indien het op de bij deze verordening bepaalde wijze is ingeschreven.

3. Het 1 Uniemodel  vormt een eenheid. Het heeft dezelfde rechtsgevolgen in de hele 2 Unie  . Inschrijving, overdracht, afstand, vervallen- of nietigverklaring en verbod op het gebruik ervan zijn slechts voor de hele 2 Unie  mogelijk. Dat beginsel en de implicaties ervan zijn van toepassing tenzij deze verordening anders bepaalt.


 2024/2822 Art. 1, punt 7 (adapted)

Artikel 2

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

Het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie („het Bureau”), dat is opgericht bij Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad, voert de taken uit die bij deze verordening eraan worden opgelegd.


 2024/2822 Art. 1, punt 8 (aangepast)

Artikel   3   

Handelingsbevoegdheid

Voor de toepassing van deze verordening worden met rechtspersonen gelijkgesteld, vennootschappen en andere juridische eenheden die overeenkomstig het op hen toepasselijke recht bevoegd zijn om in eigen naam drager te zijn van ongeacht welke rechten en verplichtingen, overeenkomsten aan te gaan of andere rechtshandelingen te verrichten en in rechte op te treden.


 6/2002

TITEL II

HET RECHT INZAKE MODELLEN

Afdeling 1

Voorwaarden voor bescherming


 2024/2822 Art. 1, punt 9 (aangepast)

Artikel   4   

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) „model”: de verschijningsvorm van een voortbrengsel of een deel ervan, die wordt afgeleid uit de kenmerken, met name de lijnen, de omtrek, de kleuren, de vorm, de textuur en/of de materialen, van het voortbrengsel zelf en/of van de versiering ervan, met inbegrip van de beweging, de transitie of elk ander type animatie van die kenmerken;

2) „voortbrengsel”: elk op industriële of ambachtelijke wijze vervaardigd voorwerp dat geen computerprogramma is, ongeacht of het is belichaamd in een fysiek object of in niet-fysieke vorm wordt verwezenlijkt, met inbegrip van:

a) verpakkingen, sets van artikelen, ruimtelijke ordeningen van voorwerpen die bedoeld zijn om een binnen- of buitenomgeving te vormen, en onderdelen die zijn bestemd om tot een samengesteld voortbrengsel te worden samengevoegd;

b) grafische werken of symbolen, logo’s, oppervlaktepatronen, typografische lettertypen en grafische gebruikersinterfaces;

3) „samengesteld voortbrengsel”: een voortbrengsel dat bestaat uit meerdere onderdelen die vervangen kunnen worden, zodat het voortbrengsel uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet kan worden.


 6/2002 (aangepast)

Artikel  5   

Beschermingsvoorwaarden


 2024/2822 Art. 1, punt 10

1. Een model wordt als Uniemodel beschermd indien het nieuw is en een eigen karakter heeft.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

2 2024/2822 Art. 1, punt 5

2. Een model dat is toegepast op of verwerkt in een voortbrengsel dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt, wordt slechts geacht nieuw te zijn en een eigen karakter te hebben:

a) voorzover het onderdeel, wanneer het in het samengestelde voortbrengsel is verwerkt, bij normaal gebruik van dit laatste zichtbaar blijft; en

b) voorzover die zichtbare kenmerken van het onderdeel als zodanig aan de voorwaarden inzake nieuwheid en eigen karakter voldoen.

3. „Normaal gebruik” in de zin van lid 2, punt a), houdt het gebruik door de eindgebruiker in, met uitzondering van handelingen in verband met onderhoud, service of reparatie.

Artikel  6   

Nieuwheid

1. Een model wordt als nieuw beschouwd indien geen identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld:

a) bij een niet-ingeschreven 1 Uniemodel  , vóór de datum waarop het model waarvoor bescherming wordt gevraagd voor het eerst voor het publiek beschikbaar is gesteld;

b) bij een ingeschreven 1 Uniemodel  , vóór de datum van indiening van de aanvrage om inschrijving van het model waarvoor bescherming wordt gevraagd of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang.

2. Modellen worden geacht identiek te zijn indien de kenmerken ervan slechts in onbelangrijke details verschillen.

Artikel  7   

Eigen karakter

1. Een model wordt geacht een eigen karakter te hebben indien de algemene indruk die het bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt door modellen die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld:

a) bij een niet-ingeschreven 1 Uniemodel  , vóór de datum waarop het model waarvoor bescherming wordt aangevraagd voor het eerst voor het publiek beschikbaar is gesteld;

b) bij een ingeschreven 1 Uniemodel  , vóór de datum van indiening van de aanvrage om inschrijving of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang.

2. Bij de beoordeling van het eigen karakter wordt rekening gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model.

Artikel  8   

Openbaarmaking

1. Voor de toepassing van de artikelen 5 en 6 wordt een model geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld indien dit gepubliceerd is na inschrijving of op andere wijze, of tentoongesteld, in de handel gebracht of anderszins openbaar gemaakt is vóór de in artikel 5, punt a) en artikel 6, lid 1, punt a), genoemde datum of de in artikel 5, punt b), en artikel 6, lid 1, punt b), genoemde datum, tenzij die feiten bij een normale gang van zaken redelijkerwijs niet ter kennis konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de 2 Unie  werkzaam zijn. Het model wordt echter niet geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld, louter omdat het onder uitdrukkelijke of stilzwijgende voorwaarde van geheimhouding aan een derde bekendgemaakt is.


 2024/2822 Art. 1, punt 11

2. Openbaarmaking wordt voor de toepassing van de artikelen 5 en 6 niet in aanmerking genomen wanneer het openbaar gemaakte model, dat identiek is aan of in de algemene indruk ervan niet verschilt van het model waarvoor aanspraak op bescherming als ingeschreven Uniemodel wordt gemaakt, voor het publiek beschikbaar is gesteld:


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

2 2024/2822 Art. 1, punt 5

a) door de ontwerper,  de  rechtverkrijgende  daarvan,  of een derde op basis van door de ontwerper of  de  rechtverkrijgende  daarvan  verstrekte informatie of genomen maatregelen; en

b) gedurende het tijdvak van twaalf maanden voorafgaande aan de datum van indiening van de aanvrage of, indien aanspraak wordt gemaakt op voorrang, aan de datum van voorrang.

3. Lid 2 is eveneens van toepassing wanneer het model ten gevolge van misbruik jegens de ontwerper of  de  rechtverkrijgende  daarvan  voor het publiek beschikbaar is gesteld.

Artikel  9   

Modellen die bepaald zijn door hun technische functie en modellen van verbindingen

1. Een recht op een 1 Uniemodel  geldt niet voor de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie worden bepaald.

2. Een 1 Uniemodel  geldt niet voor de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die noodzakelijkerwijs in precies dezelfde vorm en afmetingen gereproduceerd moeten worden om het voortbrengsel waarin het model verwerkt is of waarop het toegepast is, mechanisch met een ander voortbrengsel te kunnen verbinden of om het in, rond of tegen een ander voortbrengsel te kunnen plaatsen, zodat elk van beide voortbrengselen zijn functie kan vervullen.

3. In afwijking van lid 2 kan een model dat tot doel heeft binnen een modulair systeem de meervoudige samenvoeging of verbinding van onderling verwisselbare voortbrengselen mogelijk te maken, onder de in de artikelen 5 en 6 gestelde voorwaarden als 1 Uniemodel  worden beschermd.

Artikel  10   

Met de openbare orde of de goede zeden strijdige modellen

Een model dat met de openbare orde of goede zeden strijdig is, is niet vatbaar voor bescherming als 1 Uniemodel  .

Afdeling 2

Draagwijdte en duur van de bescherming

Artikel  11   

Draagwijdte van de bescherming

1. De door een 1 Uniemodel  verleende bescherming omvat elk model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt.

2. Bij het beoordelen van de draagwijdte van de bescherming wordt rekening gehouden met de mate van vrijheid van de  ontwerpers  bij de ontwikkeling van het model.

Artikel  12   

Aanvang en duur van de bescherming van het niet-ingeschreven 1 Uniemodel 

1. Een model dat aan de in afdeling 1 vastgestelde voorwaarden voldoet, wordt gedurende drie jaar met ingang van de datum waarop het model voor het eerst binnen de 2 Unie  voor het publiek beschikbaar is gesteld, als niet-ingeschreven 1 Uniemodel  beschermd.

2. Voor de toepassing van lid 1 wordt een model geacht binnen de  Unie  voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld indien het gepubliceerd is, tentoongesteld, in de handel gebracht of anderszins openbaar gemaakt is, en wel op zodanige wijze dat die feiten bij een normale gang van zaken redelijkerwijs ter kennis konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de  Unie  werkzaam zijn. Het model wordt echter niet geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld louter omdat het onder uitdrukkelijke of stilzwijgende voorwaarde van geheimhouding aan een derde is bekendgemaakt .


 2024/2822 Art. 1, punt 12 (aangepast)

Artikel   13   

Aanvang en duur van de bescherming van het ingeschreven Uniemodel

1.  De bescherming van een ingeschreven Uniemodel start bij de  inschrijving  ervan bij het Bureau.

2. De inschrijving van een ingeschreven Uniemodel is geldig gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving. De houder van het recht kan de inschrijving, overeenkomstig artikel   66  , telkens met een of meer perioden van vijf jaar verlengen, tot een totale beschermingsduur van 25 jaar vanaf de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

Afdeling 3

Recht op het 1 Uniemodel 

Artikel 14 - Recht op het 1 Uniemodel 

1    Het recht op het 1 Uniemodel  komt toe aan de ontwerper of  de  rechtverkrijgende  daarvan  .

2. Wanneer twee of meer personen gezamenlijk een model hebben ontwikkeld, komt hun het recht op het 1 Uniemodel  gezamenlijk toe.

3. Wanneer evenwel een model door een werknemer in de uitoefening van zijn  of haar  functie of volgens de instructies van zijn  of haar  werkgever wordt ontwikkeld, komt het recht op het 1 Uniemodel  aan de werkgever toe, tenzij bij overeenkomst anders is bepaald of tenzij de toepasselijke nationale wetgeving een andersluidende bepaling bevat.


 2024/2822 Art. 1, punt 14 (aangepast)

Artikel 15

Vorderingen met betrekking tot de aanspraak op een Uniemodel

1. Indien een niet-ingeschreven Uniemodel openbaar wordt gemaakt door of indien daarop aanspraak wordt gemaakt door een persoon die uit hoofde van artikel 14 daarop geen recht heeft, of indien een ingeschreven Uniemodel is aangevraagd of ingeschreven op naam van een dergelijke persoon, kan de rechthebbende uit hoofde van dat artikel, onverminderd andere rechten of maatregelen die die persoon ter beschikking staan, voor de bevoegde rechter of autoriteit van de betrokken lidstaat erkenning als rechtmatig houder van het Uniemodel vorderen.

2. Een persoon die samen met anderen recht heeft op een Uniemodel, kan overeenkomstig lid 1 erkenning als medehouder daarvan vorderen.

3. Procedures uit hoofde van lid 1 of 2 kunnen worden ingesteld binnen drie jaar na de datum waarop een ingeschreven Uniemodel werd gepubliceerd of een niet-ingeschreven Uniemodel openbaar werd gemaakt. Deze bepaling is niet van toepassing indien de persoon die geen recht heeft op het Uniemodel te kwader trouw was op het ogenblik waarop een dergelijk model werd aangevraagd, openbaar gemaakt of verkregen.

4. De persoon die uit hoofde van artikel 14 recht heeft op een Uniemodel kan op grond van lid 1 van dit artikel een verzoek tot verandering in het houderschap indienen bij het Bureau, samen met een in kracht van gewijsde gegane beslissing van de bevoegde rechter of autoriteit van de betrokken lidstaat over de aanspraak op het Uniemodel.

5. In het geval van een ingeschreven Uniemodel worden de volgende  elementen  in het in artikel 72 bedoelde Uniemodellenregister („het register”) opgenomen:

a) een vermelding dat uit hoofde van lid 1 een procedure is ingesteld bij de bevoegde rechter of autoriteit van de betrokken lidstaat;

b) de datum en gegevens van de in kracht van gewijsde gegane beslissing van de bevoegde rechter of autoriteit van de betrokken lidstaat inzake de aanspraak op het Uniemodel of een andere beëindiging van de procedure;

c) een verandering in de eigendom van het ingeschreven Uniemodel ten gevolge van de in kracht van gewijsde gegane beslissing van de bevoegde rechter of autoriteit van de betrokken lidstaat inzake de aanspraak op het Uniemodel.

Artikel 16

Gevolgen van de in kracht van gewijsde gegane beslissing inzake de aanspraak op een ingeschreven Uniemodel

1. Wanneer er zich ingevolge een procedure uit hoofde van artikel 15, lid 1, een volledige verandering in het houderschap van een ingeschreven Uniemodel voltrekt, vervallen licenties en andere rechten bij de inschrijving van de nieuwe houder van het ingeschreven Uniemodel .

2. Indien de houder of een licentiehouder van het ingeschreven Uniemodel vóór de instelling van een procedure uit hoofde van artikel 15, lid 1, in het register is ingeschreven, het model in de Unie heeft geëxploiteerd of daartoe serieuze en daadwerkelijke voorbereidingen heeft getroffen, mag die houder of licentiehouder met die exploitatie voortgaan, mits hij of zij binnen een periode van drie maanden na de datum van inschrijving van de nieuwe houder in het register aan de nieuwe houder, wiens of wier naam in het register is ingeschreven, om verlening van een niet-exclusieve licentie verzoekt. De licentie wordt voor een redelijke periode en tegen redelijke voorwaarden verleend.

3. Lid 2 is niet van toepassing indien de houder van het ingeschreven Uniemodel of de licentiehouder te kwader trouw handelde op het tijdstip waarop die houder of licentiehouder met het exploiteren van het model of het treffen van de voorbereidingen daartoe begon.


 6/2002

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

Artikel 17 - Vermoeden ten gunste van de ingeschreven houder van het model

De persoon op wiens naam het ingeschreven 1 Uniemodel  is ingeschreven of, voorafgaande aan de inschrijving, op wiens naam de aanvraag is ingediend, wordt geacht in alle procedures bij het Bureau en in alle andere procedures rechthebbende te zijn.


 2024/2822 Art. 1, punt 15 (aangepast)

Artikel 18

Recht van de ontwerper om te worden vermeld

De ontwerper heeft  op dezelfde wijze als  de aanvrager of de houder van een ingeschreven Uniemodel het recht bij het Bureau en in het register als zodanig te worden vermeld. Indien het model in teamverband is ontwikkeld, mag in plaats van de afzonderlijke ontwerpers het team worden vermeld. Dat recht omvat het recht een wijziging van de naam van de ontwerper of van het team in het register op te nemen.


 6/2002

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

Afdeling 4

Rechtsgevolgen van het 1 Uniemodel 


 2024/2822 Art. 1, punt 16 (aangepast)

Artikel   19   

Voorwerp van de bescherming

Bescherming wordt verleend aan die uiterlijke kenmerken van een ingeschreven Uniemodel die zichtbaar in de aanvraag om inschrijving zijn weergegeven.


 2024/2822 Art. 1, punt 17 (aangepast)

Artikel   20   

Aan het Uniemodel verbonden rechten

1. Een ingeschreven Uniemodel verleent aan de houder ervan het exclusieve recht om het te gebruiken en om derden aan wie de houder daartoe geen toestemming heeft gegeven, te beletten het te gebruiken.

2. Uit hoofde van lid 1 kan met name het volgende worden verboden:

a) het vervaardigen, aanbieden, in de handel brengen of gebruiken van een voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het model wordt toegepast;

b) het invoeren of uitvoeren van een in punt a) bedoeld voortbrengsel;

c) het voor de in de punten a) en b) genoemde doeleinden in voorraad hebben van een in punt a) bedoeld voortbrengsel;

d) het creëren, downloaden, kopiëren en delen of verspreiden onder anderen van een drager waarop of software waarin het model is vastgelegd, teneinde een in punt a) bedoeld voortbrengsel te kunnen maken.

3. De houder van een ingeschreven Uniemodel heeft het recht derden te beletten  voortbrengselen die niet in de Unie in het vrije verkeer zijn gebracht via handel  vanuit derde landen  in de Unie binnen te brengen  , indien het model op identieke wijze is verwerkt in of is toegepast op die voortbrengselen, of indien het model in zijn belangrijkste kenmerken niet van dergelijke voortbrengselen kan worden onderscheiden, en de toestemming van de houder van het recht niet is verleend.

Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde recht vervalt indien tijdens de procedure om te bepalen of inbreuk is gemaakt op het Uniemodel, die is ingeleid overeenkomstig Verordening (EU) nr. 608/2013 ,  de aangever of houder van de voortbrengselen bewijst  dat de houder van het ingeschreven Uniemodel niet gerechtigd is om het op de markt brengen van de voortbrengselen in het land van de eindbestemming te verbieden.

4.  De houder van een  niet-ingeschreven Uniemodel  kan  alleen de in de leden 1 en 2 genoemde handelingen beletten als het aangevochten gebruik voortvloeit uit het namaken van het beschermde model.

Het in de eerste alinea bedoelde aangevochten gebruik wordt niet beschouwd als voortvloeiende uit het namaken van het niet-ingeschreven Uniemodel indien dit gebruik voortvloeit uit onafhankelijk scheppend werk door een ontwerper van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij of zij het door de rechthebbende openbaar gemaakte model niet kende.

5. Lid 4 van dit artikel is ook van toepassing op een ingeschreven Uniemodel waarvan de publicatie is opgeschort, zolang de relevante inschrijvingen in het register en het dossier niet overeenkomstig artikel   62  , lid 4, voor het publiek beschikbaar zijn gesteld.

Artikel   21   

Beperking van de aan het Uniemodel verbonden rechten

1. De rechten op een Uniemodel mogen niet worden uitgeoefend voor:

a) handelingen die in de particuliere sfeer en voor niet-commerciële doeleinden worden verricht;

b) handelingen die voor experimentele doeleinden worden verricht;

c) handelingen bestaande in reproductie ter illustratie of voor onderricht;

d) handelingen die ter identificatie van of verwijzing naar een voortbrengsel als dat van de houder van het modelrecht worden verricht;

e) handelingen die met het oog op commentaar, kritiek of parodie worden verricht;

f) de uitrusting van in een derde land geregistreerde vaartuigen en luchtvaartuigen die zich tijdelijk op het grondgebied van de Unie bevinden;

g) de invoer in de Unie van vervangingsonderdelen en toebehoren voor de reparatie van de in punt f) bedoelde vaartuigen en luchtvaartuigen;

h) de uitvoering van reparaties aan de in punt f) bedoelde vaartuigen en luchtvaartuigen.

2. De punten c), d) en e) van lid 1 zijn alleen van toepassing indien de handelingen met eerlijke handelspraktijken verenigbaar zijn en niet onnodig afbreuk doen aan de normale exploitatie van het model en, in het in punt c), bedoelde geval, indien de bron van het voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het model wordt toegepast, wordt vermeld.


 2024/2822 Art. 1, punt 18 (aangepast)

Artikel   22   

Reparatieclausule

1. Er wordt geen bescherming verleend aan een Uniemodel dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt waarvan de uiterlijke kenmerken bepalend zijn voor het model van het onderdeel, en dat in de zin van artikel   20  , lid 1, uitsluitend wordt gebruikt voor de reparatie van dat samengestelde voortbrengsel om het zijn oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven.

2. Lid 1  kan  niet  worden  ingeroepen door een fabrikant of verkoper van een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel die de consumenten niet naar behoren heeft geïnformeerd, door middel van een duidelijke en zichtbare opgave op het voortbrengsel of in een andere passende vorm, over de commerciële oorsprong, en de identiteit van de fabrikant, van het voortbrengsel dat voor de reparatie van het samengestelde voortbrengsel wordt gebruikt, zodat zij met kennis van zaken een keuze kunnen maken tussen concurrerende voortbrengselen die voor de reparatie kunnen worden gebruikt.

3. De fabrikant of verkoper van een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel wordt niet verplicht te garanderen dat de onderdelen die zij vervaardigen of verkopen, uiteindelijk door eindgebruikers uitsluitend voor reparatie worden gebruikt om dat samengestelde voortbrengsel zijn oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven.


 2024/2822 Art. 1, punt 19 (aangepast)

Artikel   23   

Uitputting van rechten

De aan een Uniemodel verbonden rechten gelden niet voor handelingen die betrekking hebben op een voortbrengsel waarin een als Uniemodel beschermd model is verwerkt of waarop het is toegepast, indien het voortbrengsel door de houder van het Uniemodel, of met de toestemming van de houder, in de Europese Economische ruimte (EER) in de handel is gebracht.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

2 2024/2822 Art. 1, punt 5

3 2024/2822 Art. 1, punt 4

Artikel  24   

Recht van voorgebruik met betrekking tot een ingeschreven 1 Uniemodel 

1. Iedere derde die kan aantonen dat hij  of zij  vóór de datum van de indiening van de aanvraag, of indien aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang, te goeder trouw een aanvang heeft gemaakt met, of serieuze en daadwerkelijke voorbereidingen heeft getroffen tot het gebruik, in de 2 Unie  , van een model dat onder de aan het ingeschreven 1 Uniemodel  verleende bescherming valt en geen namaak is van dat 1 Uniemodel  , kan zich beroepen op een recht van voorgebruik.

2. Op grond van het recht van voorgebruik kan de derde het model exploiteren voor de doeleinden waarvoor hij  of zij  , vóór de datum van indiening of de datum van voorrang van een ingeschreven 1 Uniemodel  , een aanvang had gemaakt met of serieuze en daadwerkelijke voorbereidingen had getroffen tot het gebruik van dat model.

3. Op grond van het recht van voorgebruik kan niet aan iemand anders een licentie voor de exploitatie van het model worden verleend.

4. Indien de betrokken derde een onderneming is, kan het recht van voorgebruik slechts overgaan samen met de activiteiten van die onderneming in het kader waarvan het gebruik plaatsvond of de voorbereidingen werden getroffen.

Artikel  25   

Gebruik door de overheid

De bepalingen in de wetgeving van een lidstaat die het gebruik van nationale modellen door of voor de overheid toestaan kunnen op 1 Uniemodellen  worden toegepast, doch uitsluitend voor zover het gebruik noodzakelijk is voor wezenlijke defensie- of veiligheidsbehoeften.

Afdeling 5

Nietigheid

Artikel  26   

Nietigverklaring

1. Een ingeschreven 1 Uniemodel  wordt nietig verklaard op vordering bij het Bureau overeenkomstig de procedure in de titels VI en VII of door een 3 rechtbank voor het Uniemodel  op reconventionele vordering in een inbreukprocedure.


 2024/2822 Art. 1, punt 20

2. Een Uniemodel kan zelfs na verval of afstand nietig worden verklaard, indien de aanvrager bewijst een gerechtvaardigd belang te hebben bij het verkrijgen van een materiële beslissing.


 6/2002

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

2 2024/2822 Art. 1, punt 4

3. Een niet-ingeschreven 1 Uniemodel  wordt door een 2 rechtbank voor het Uniemodel  nietig verklaard op vordering bij die rechtbank of op reconventionele vordering in een inbreukprocedure.


 2024/2822 Art. 1, punt 21 (aangepast)

Artikel   27   

Nietigheidsgronden

1    Een Uniemodel kan slechts in de volgende situaties nietig worden verklaard:

a) het Uniemodel stemt niet overeen met de definitie in artikel   4  , punt 1);

b) het Uniemodel voldoet niet aan de voorwaarden van de artikelen   5  tot en met  10  ;

c) de houder van het recht kan krachtens een beslissing van de bevoegde rechter of autoriteit geen aanspraak op het Uniemodel maken uit hoofde van artikel 14;

d) het Uniemodel is strijdig met een ouder model dat voor het publiek beschikbaar is gesteld vóór of na de datum van indiening van de aanvraag of, indien er aanspraak op voorrang wordt gemaakt, de datum van voorrang van het Uniemodel, en dat wordt beschermd vanaf een datum vóór de datum van indiening van de aanvraag of, indien aanspraak op voorrang wordt gemaakt, de datum van voorrang van het Uniemodel:

i) door een ingeschreven Uniemodel, dan wel door een aanvraag om inschrijving als Uniemodel, onder voorbehoud van inschrijving,

ii) door een ingeschreven modelrecht van een lidstaat, dan wel door een aanvraag om een zodanig recht, onder voorbehoud van inschrijving, of

iii) door een modelrecht dat is ingeschreven overeenkomstig de Akte van Genève bij de Overeenkomst van ’s-Gravenhage betreffende de internationale inschrijving van tekeningen of modellen van nijverheid van 1999 („de Akte van Genève”), met werking in de Unie, of door een aanvraag om een zodanig recht, onder voorbehoud van inschrijving;

e) in een later model wordt van een onderscheidend teken gebruikgemaakt en het Unierecht of het recht van de lidstaat dat op dat teken van toepassing is, staat de houder van het recht op het teken toe dat gebruik te verbieden;

f) in het model wordt zonder toestemming gebruikgemaakt van een werk dat in een lidstaat auteursrechtelijk is beschermd;

g) het model vormt een oneigenlijk gebruik van een van de in artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs ter bescherming van de industriële eigendom („het Verdrag van Parijs”) genoemde zaken, of van kentekenen, emblemen en wapens die niet onder dat artikel vallen en die in een lidstaat van bijzonder algemeen belang zijn, en de bevoegde autoriteiten geen toestemming voor de inschrijving hebben gegeven.

2. De in lid 1, punten a) en b), bedoelde nietigheidsgronden kunnen worden ingeroepen door:

a) iedere natuurlijke of rechtspersoon, of

b) iedere groepering of entiteit die is opgericht om de belangen van fabrikanten, producenten, dienstverrichters, handelaren of consumenten te behartigen, indien die groepering of entiteit uit hoofde van het ter zake geldende recht bevoegd is in eigen naam in rechte op te treden.

3    De in lid 1, punt c), van dit artikel vermelde nietigheidsgrond kan alleen worden ingeroepen door degene die  overeenkomstig  artikel 14 aanspraak kan maken op het Uniemodel.

4. De in lid 1, punten d), e) en f), vermelde nietigheidsgronden kunnen alleen worden ingeroepen door:

a) de aanvrager of de houder van het oudere recht;

b) de personen die krachtens het Unierecht of het recht van de betrokken lidstaat de rechten kunnen uitoefenen, of

c) een licentiehouder die is gemachtigd door een houder van het oudere recht.

5. De in lid 1, punt g), vermelde nietigheidsgrond kan alleen worden ingeroepen door de persoon of entiteit die is benadeeld door het oneigenlijke gebruik.

6. In afwijking van de leden 4 en 5 kunnen de lidstaten bepalen dat de in lid 1, punten d) en g), vermelde gronden ook ambtshalve door de bevoegde instantie van die lidstaat kunnen worden ingeroepen.

7. Een ingeschreven Uniemodel mag niet nietig worden verklaard indien de aanvrager of de houder van een van de in lid 1, punten d)  , e), en  f), bedoelde rechten uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven tot de inschrijving van het Uniemodel alvorens de vordering tot nietigverklaring of de reconventionele vordering in te stellen.

8. De aanvrager of een houder van een van de in lid 1, punten d), e) en f), bedoelde rechten die de nietigverklaring van het Uniemodel heeft gevorderd of een reconventionele vordering in een inbreukprocedure heeft ingesteld, mag geen nieuwe vordering tot nietigverklaring of nieuwe reconventionele vordering instellen op grond van een van de andere in die punten vermelde rechten die reeds tot staving van de eerste vordering tot nietigverklaring of reconventionele vordering hadden kunnen worden inroepen.


 6/2002 (aangepast)

Artikel  28   

Rechtsgevolgen van nietigheid


 2024/2822 Art. 1, punt 22

1. Een nietig verklaard Uniemodel wordt geacht van bij de aanvang de in deze verordening vastgestelde rechtsgevolgen niet te hebben gehad.


 6/2002

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

2. Onverminderd de nationale bepalingen betreffende vorderingen tot vergoeding van schade, veroorzaakt door nalatigheid of kwade trouw van de houder van het 1 Uniemodel  , of betreffende ongerechtvaardigde verrijking, heeft de terugwerkende kracht van de nietigheid van het 1 Uniemodel  geen invloed op:

a) een beslissing over inbreuk die vóór de nietigverklaring in kracht van gewijsde gegaan en ten uitvoer gelegd is;

b) een vóór de nietigverklaring gesloten overeenkomst, voor zover die vóór die verklaring is uitgevoerd; uit billijkheidsoverwegingen kan echter terugbetaling worden geëist van de op grond van die overeenkomst betaalde bedragen en wel in de mate die door de omstandigheden gerechtvaardigd is.


 2024/2822 Art. 1, punt 23 (aangepast)

Afdeling 6

Kennisgeving van inschrijving

Artikel   29   

Registratiesymbool

De houder van een ingeschreven Uniemodel kan het publiek ervan in kennis stellen dat het model in het register is ingeschreven door op het voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het wordt toegepast een in een cirkel geplaatste letter 

(design (model)) weer te geven. Een dergelijke opgave kan vergezeld gaan van het inschrijvingsnummer van het model of van een link naar de inschrijving van het model in het register.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

2 2024/2822 Art. 1, punt 5

TITEL III

1 UNIEMODELLEN  ALS VERMOGENSBESTANDDELEN

Artikel  30   

Behandeling van 1 Uniemodellen  als nationale modelrechten

1. Tenzij in de artikelen  31, 33, 34, 35 en 36  anders wordt bepaald, wordt het 1 Uniemodel  als deel van het vermogen in zijn geheel en voor het gehele grondgebied van de 2 Unie  beschouwd als een nationaal modelrecht van de lidstaat waar:

a) de houder op de betrokken dag zijn  of haar  woonplaats of zetel had, of

b) indien het bepaalde in punt a) niet van toepassing is, de houder op de betrokken dag een vestiging had.

2. In het geval van een ingeschreven 1 Uniemodel  is lid 1 van toepassing volgens de aantekeningen in het register.

3. In het geval van gezamenlijk houderschap wordt, wanneer twee of meer medehouders aan het bepaalde in lid 1 voldoen, voor het aanwijzen van de in lid 1 bedoelde lidstaat in aanmerking genomen:

a) in het geval van een niet-ingeschreven 1 Uniemodel  , diegene van de medehouders die door hen in onderlinge overeenstemming wordt aangewezen;

b) in het geval van een ingeschreven 1 Uniemodel  , de eerste van de medehouders in de volgorde waarin zij in het register worden vermeld.

4. Indien de leden 1, 2 en 3 niet van toepassing zijn, is de in lid 1 bedoelde lidstaat de lidstaat waar het Bureau zijn zetel heeft.


 2024/2822 Art. 1, punt 24 (aangepast)

Artikel   31   

Overgang van het ingeschreven Uniemodel

1. De overgang van een ingeschreven Uniemodel geschiedt schriftelijk en wordt ondertekend door de partijen bij de overeenkomst, tenzij zij het gevolg is van een rechterlijke uitspraak.

Een overgang van een ingeschreven Uniemodel die niet voldoet aan de in de eerste alinea vermelde eisen is nietig.

2. Op verzoek van een van de partijen wordt de overgang van een ingeschreven Uniemodel ingeschreven in het register en gepubliceerd.

3. Een aanvraag om inschrijving van een overgang in het register bevat gegevens aan de hand waarvan het ingeschreven Uniemodel, de nieuwe houder en, in voorkomend geval, de vertegenwoordiger van de nieuwe houder kunnen worden geïdentificeerd. Het bevat tevens bescheiden die naar behoren bewijs leveren van de overgang overeenkomstig lid 1.

4. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor de inschrijving van een overgang, zoals neergelegd in lid 1 van dit artikel of in de in artikel   32  bedoelde uitvoeringshandelingen, stelt het Bureau de aanvrager in kennis van de gebreken. Indien de gebreken niet binnen een door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, wijst het Bureau de aanvraag om inschrijving van de overgang af.

5. Voor twee of meer ingeschreven Uniemodellen hoeft maar één enkele aanvraag om inschrijving van een overgang te worden ingediend, mits voor al die ingeschreven Uniemodellen de ingeschreven houder en de rechtsopvolger dezelfde zijn.

6. Zolang de overgang niet in het register is ingeschreven mag de rechtverkrijgende zich niet op de uit de inschrijving van het ingeschreven Uniemodel voortvloeiende rechten beroepen.

7. Indien in betrekkingen met het Bureau bepaalde termijnen in acht moeten worden genomen, mag de rechtverkrijgende de betrokken verklaringen tegenover het Bureau afleggen wanneer het verzoek om inschrijving van de overgang door het Bureau is ontvangen.

8. Alle documenten waarvan overeenkomstig artikel   85  aan de houder van het ingeschreven Uniemodel kennis moet worden gegeven, worden toegezonden aan degene die als houder in het register ingeschreven staat.


 2024/2822 Art. 1, punt 25 (aangepast)

Artikel   32   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot overgang

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a) de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in het verzoek om inschrijving van een overgang, bedoeld in artikel   31  , lid 3;

b) het voor een overgang zoals bedoeld in artikel   31  , lid 3, vereiste soort documentatie, met inachtneming van de toestemming van de ingeschreven houder en de rechtsopvolger.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

Artikel  33   

Zakelijke rechten op het ingeschreven 1 Uniemodel 

1. Het ingeschreven 1 Uniemodel  kan in pand worden gegeven of het voorwerp vormen van een ander zakelijk recht.

2. Op verzoek van een der partijen worden de in lid 1 bedoelde rechten ingeschreven in het register en gepubliceerd.

Artikel  34   

Gedwongen tenuitvoerlegging

1. Een ingeschreven 1 Uniemodel  kan het voorwerp vormen van gedwongen tenuitvoerlegging.

2. Inzake gedwongen tenuitvoerlegging betreffende een ingeschreven 1 Uniemodel  zijn uitsluitend bevoegd de rechterlijke instanties en de andere autoriteiten van de overeenkomstig artikel  30  aangewezen lidstaat.

3. Op verzoek van een der partijen wordt de tenuitvoerlegging ingeschreven in het register en gepubliceerd.


 2024/2822 Art. 1, punt 26 (aangepast)

Artikel   35   

Insolventieprocedure

1. De enige insolventieprocedure waarin een Uniemodel betrokken kan zijn, is een insolventieprocedure die is ingeleid in de lidstaat op het grondgebied waarvan het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is.

2. Voor verzekeringsondernemingen zoals gedefinieerd in artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad 15 en kredietinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad 16 is het in lid 1 bedoelde centrum van de voornaamste belangen de lidstaat waar de onderneming of instelling is toegelaten.

3. Indien twee of meer personen houder van een Uniemodel zijn, is lid 1 van toepassing op het aandeel dat de medehouder in het Uniemodel heeft.

4. Indien een Uniemodel betrokken is in een insolventieprocedure, wordt op verzoek van de bevoegde nationale autoriteit de desbetreffende vermelding in het register ingeschreven en gepubliceerd.

Artikel   36   

Licentieverlening

1. Een Uniemodel kan het voorwerp zijn van een licentie voor de gehele Unie of voor een deel daarvan. Een licentie kan al dan niet exclusief zijn.

2. De aan het Uniemodel verbonden rechten kunnen door de houder worden ingeroepen tegen een licentiehouder die handelt in strijd met een van de bepalingen van de licentieovereenkomst inzake:

a) de duur van de licentie;

b) de vorm waarin het model mag worden gebruikt;

c) de reeks voortbrengselen waarvoor de licentie is verleend;

d) de kwaliteit van de onder de licentie door de licentiehouder vervaardigde voortbrengselen.

3. Tenzij in de licentieovereenkomst anders is vermeld, kan de licentiehouder een vordering wegens inbreuk op een Uniemodel alleen instellen met toestemming van de houder van dat model. De houder van een exclusieve licentie kan die vordering echter wel instellen indien de houder van het Uniemodel, na daartoe te zijn aangemaand, niet zelf binnen een redelijke termijn een vordering wegens inbreuk instelt.

4. Een licentiehouder is gerechtigd in de vordering wegens inbreuk die de houder van het Uniemodel aanhangig heeft gemaakt, op te treden om de geleden schade vergoed te krijgen.


 2024/2822 Art. 1, punt 27 (aangepast)

Artikel   37   

Procedure voor de inschrijving van licenties en andere rechten in het register

1. Artikel   31  , lid 3, en de op grond van artikel   32  en artikel   31  , lid 5, vastgestelde voorschriften zijn van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van een zakelijk recht of de overgang van een zakelijk recht zoals bedoeld in artikel   33  , de gedwongen tenuitvoerlegging zoals bedoeld in artikel   34  , de betrokkenheid bij insolventieprocedures zoals bedoeld in artikel   35  , en de inschrijving of overgang van een licentie zoals bedoeld in artikel   36  . Het vereiste inzake bescheiden die naar behoren bewijs leveren van de in artikel   31  , lid 3, bedoelde overgang geldt niet indien het verzoek wordt ingediend door de houder van het Uniemodel.

2. De aanvraag om inschrijving van de rechten, bedoeld in lid 1 wordt geacht niet te zijn ingediend zolang de vereiste taks niet is betaald.

3. De aanvraag om inschrijving van een licentie kan een verzoek om inschrijving in het register bevatten als één of meer van de volgende licenties:

a) een exclusieve licentie;

b) een onderlicentie indien een dergelijke onderlicentie wordt verleend door een licentiehouder wiens of wier licentie in het register is ingeschreven;

c) een licentie die beperkt is tot een specifieke reeks voortbrengselen;

d) een licentie die beperkt is tot een deel van de Unie;

e) een tijdelijke licentie.

Indien een verzoek om inschrijving van de licentie als een licentie zoals bedoeld in de eerste alinea, punt c), d) of e), wordt ingediend, moeten in de aanvraag om inschrijving de specifieke reeks voortbrengselen, het deel van de Unie of de periode waarvoor de licentie wordt verleend, worden aangegeven.

4. Indien niet aan de voorwaarden voor de inschrijving van licenties en andere rechten van deze verordening wordt voldaan, stelt het Bureau de aanvrager van het gebrek in kennis. Indien het gebrek niet binnen de door het Bureau gestelde termijn wordt verholpen, wijst het Bureau de aanvraag om inschrijving af.


 2024/2822 Art. 1, punt 28 (aangepast)

Artikel   38   

Werking jegens derden

1. De in de artikelen   31, 33 en 36  bedoelde rechtshandelingen betreffende het Uniemodel kunnen in alle lidstaten slechts aan derden worden tegengeworpen nadat zij in het register ingeschreven zijn. Wel kan een dergelijke handeling vóór die inschrijving worden tegengeworpen aan derden die rechten op het ingeschreven Uniemodel verworven hebben na de datum van die handeling, maar die op de datum waarop zij de betrokken rechten verwierven, van die handeling op de hoogte waren.

2. Lid 1 is niet van toepassing op een persoon die het ingeschreven Uniemodel of een recht op het ingeschreven Uniemodel verworven heeft door overdracht van de onderneming in haar geheel of krachtens andere rechtsopvolging onder algemene titel.

3. De werking jegens derden van de in artikel   34  bedoelde rechtshandelingen wordt beheerst door het recht van het overeenkomstig artikel   30  aangewezen lidstaat.

4. De werking van een faillissements- of soortgelijke procedure jegens derden wordt beheerst door het recht van de lidstaat waar de procedure het eerst is ingeleid overeenkomstig het nationale recht of verdragen ter zake.


 2024/2822 Art. 1, punt 29 (aangepast)

Artikel   39   

Procedure voor de doorhaling of wijziging van inschrijvingen van licenties en overige rechten

1. De op grond van artikel   37  , lid 1, verrichte inschrijving wordt op verzoek van een van de betrokkenen doorgehaald of gewijzigd.

2. De aanvraag om doorhaling of wijziging van de inschrijving bevat het inschrijvingsnummer van het ingeschreven Uniemodel of, in geval van een meervoudige inschrijving, het nummer van elk model, en de bijzonderheden omtrent het recht waarvan de inschrijving moet worden doorgehaald of gewijzigd.

3. De aanvraag om doorhaling of wijziging van de inschrijving gaat vergezeld van documenten waaruit blijkt dat het ingeschreven recht niet langer bestaat of dat de licentiehouder of de houder van een ander recht instemt met de doorhaling of wijziging van de inschrijving.

4. Indien niet wordt voldaan aan de vereisten voor doorhaling of wijziging van de inschrijving, stelt het Bureau de aanvrager in kennis van de gebreken. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, wijst het Bureau de aanvraag om doorhaling of wijziging van de inschrijving af.


 2024/2822 Art. 1, punt 30 (aangepast)

Artikel   40   

De aanvraag om een ingeschreven Uniemodel als deel van het vermogen

De artikelen   30  tot en met  39  zijn van toepassing op aanvragen voor ingeschreven Uniemodellen. Indien het intreden van het rechtsgevolg van een van die bepalingen een inschrijving in het register vergt, wordt aan die formaliteit voldaan bij de inschrijving van het ingeschreven Uniemodel in het register.


 6/2002

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

TITEL IV

DE AANVRAAG OM EEN INGESCHREVEN 1 UNIEMODEL 

Afdeling 1

Indiening van de aanvraag en de voorwaarden waaraan die moet voldoen


 2024/2822 Art. 1, punt 31 (aangepast)

Artikel   41   

Indiening van aanvragen

1. De aanvraag om een ingeschreven Uniemodel wordt ingediend bij het Bureau.

2. Het Bureau verstrekt de aanvrager onverwijld een ontvangstbewijs, waarop ten minste het dossiernummer, een afbeelding, een beschrijving of een andere aanduiding van het model, de aard en het aantal van de stukken alsmede de datum waarop zij zijn ontvangen, worden vermeld. In het geval van een meervoudige aanvraag worden op het door het Bureau verstrekte ontvangstbewijs de identificatiegegevens van het eerste model en het aantal ingediende modellen vermeld.


 6/2002 (aangepast)

Artikel  42   

Voorschriften waaraan aanvragen moeten voldoen


 2024/2822 Art. 1, punt 32, onder a) (aangepast)

1. De aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel bevat:

a) een verzoek om inschrijving;

b) gegevens op grond waarvan de aanvrager kan worden geïdentificeerd;

c) een voldoende duidelijke afbeelding van het model, op basis waarvan het voorwerp waarvoor bescherming wordt aangevraagd kan worden vastgesteld.

2. De aanvraag moet verder een opgave bevatten van de voortbrengselen waarin het model zal worden verwerkt of waarop het zal worden toegepast.

3. Daarnaast kan de aanvraag het volgende bevatten:

a) een beschrijving ter verduidelijking van de afbeelding;

b) een verzoek tot opschorting van de publicatie van de inschrijving overeenkomstig artikel   62  ;

c) indien de aanvrager een vertegenwoordiger heeft aangewezen, gegevens op grond waarvan die kan worden geïdentificeerd;

d) de classificatie van de voortbrengselen waarin het model zal worden verwerkt of waarop het zal worden toegepast volgens de klasse en de onderklasse van de  internationale classificatie voor tekeningen en modellen van nijverheid (‘classificatie van Locarno’), vastgesteld bij de Overeenkomst van Locarno (1968)  , zoals gewijzigd en van kracht zijnde op de datum van indiening van de aanvraag;

e) vermelding van de ontwerper of het team van ontwerpers of een verklaring onder de verantwoordelijkheid van de aanvrager dat de ontwerper of het team van ontwerpers afstand heeft gedaan van het recht op vermelding.

4. Bij de aanvraag wordt de indieningstaks betaald. Indien overeenkomstig lid 3, punt b), een verzoek tot opschorting wordt ingediend, moet daarvoor een bijkomende taks voor opschorting van de publicatie worden betaald.


 2024/2822 Art. 1, punt 32, onder b)

5. Naast de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde voorschriften voldoet een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel aan de vormvereisten die in deze verordening en in de op grond van deze verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen zijn bepaald. Voor zover die vereisten betrekking hebben op de afbeelding van het model en de middelen daartoe, zoals bedoeld in lid 1, punt c), en de wijze van afbeelding, bepaalt de uitvoerend directeur de wijze waarop de verschillende beelden worden genummerd in geval van afbeelding door statische beelden, de formaten en omvang van een elektronisch bestand alsook andere toepasselijke technische specificaties. Indien die vereisten voorzien in de identificatie van een voorwerp waarvoor geen bescherming is aangevraagd door middel van bepaalde soorten visuele disclaimers of voor het indienen van bepaalde specifieke soorten beelden, kan de uitvoerend directeur bepalen dat aanvullende soorten visuele disclaimers en specifieke soorten beelden zijn toegestaan.


 6/2002

6. De informatie die krachtens lid 2 en lid 3, punten a) en d), wordt verstrekt, is niet van invloed op de draagwijdte van de bescherming van het model als zodanig.


 2024/2822 Art. 1, punt 33 (aangepast)

Artikel   43   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de aanvraag

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in de aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.


 6/2002 (aangepast)

Artikel  44   

Meervoudige aanvragen


 2024/2822 Art. 1, punt 34, onder a) (aangepast)

1. Voor maximaal vijftig modellen kan één meervoudige aanvraag voor ingeschreven Uniemodellen worden ingediend. Elk model van een meervoudige aanvraag wordt door het Bureau genummerd volgens een systeem dat door de uitvoerend directeur wordt vastgesteld.

2. Bij de indiening van de meervoudige aanvraag wordt behalve de in artikel   42  , lid 4, bedoelde taksen een indieningstaks betaald voor elk bijkomend model in de meervoudige aanvraag en, indien de aanvraag een verzoek tot opschorting van de publicatie behelst, een taks voor opschorting van de publicatie voor elk model in de meervoudige aanvraag waarvoor om opschorting wordt verzocht.


 2024/2822 Art. 1, punt 34, onder b) (aangepast)

3. De meervoudige aanvraag voldoet aan de vormvereisten die zijn neergelegd in de op grond van artikel   45  vastgestelde uitvoeringshandelingen.


 2024/2822 Art. 1, punt 34, onder c)

4. Elk van de modellen in een meervoudige aanvraag of een op die aanvraag gebaseerde inschrijving kan onafhankelijk van de andere modellen worden behandeld. Een dergelijk model kan onafhankelijk van de andere modellen ten uitvoer worden gelegd of voorwerp van licentie, van een zakelijk recht, van gedwongen tenuitvoerlegging, van een insolventieprocedure, van afstand, van vernieuwing, van overdracht, van opschorting van de publicatie of van nietigverklaring zijn.


 2024/2822 Art. 1, punt 35 (aangepast)

Artikel   45   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot meervoudige aanvragen

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die de meervoudige aanvraag moet bevatten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.


 2024/2822 Art. 1, punt 36 (aangepast)

Artikel   46   

Datum van indiening

De datum van indiening van een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel is de datum waarop de aanvrager de documenten met de in artikel   42  , lid 1, bedoelde gegevens bij het Bureau indient, op voorwaarde dat de in artikel   42  , lid 4, en artikel   44  , lid 2, bedoelde indieningstaksen worden betaald binnen een maand nadat die documenten zijn ingediend.

Artikel   47   

Gelijkwaardigheid van een aanvraag bij de Unie met een nationale aanvraag

Een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel waaraan een datum van indiening is toegekend, is in de lidstaten gelijkwaardig aan een op regelmatige wijze ingediende nationale aanvraag, waarbij zo nodig rekening wordt gehouden met het recht van voorrang dat voor de aanvraag voor een Uniemodel wordt ingeroepen.


 2024/2822 Art. 1, punt 37 (aangepast)

Artikel   48   

Classificatie en opgaven van voortbrengselen

1. Voortbrengselen waarin een Uniemodel zal worden verwerkt of waarop het zal worden toegepast, worden ingedeeld volgens de classificatie van Locarno, zoals gewijzigd en van kracht op de datum van indiening van de aanvraag.

2. De opgave van het voortbrengsel, zoals bedoeld in artikel   42  , lid 2, geeft duidelijk en nauwkeurig de aard van de voortbrengselen aan en maakt het mogelijk elk voortbrengsel in slechts één klasse en onderklasse van de classificatie van Locarno in te delen, indien mogelijk met behulp van de door het Bureau beschikbaar gestelde geharmoniseerde databank van opgaven van voortbrengselen. De opgave van het voortbrengsel is in overeenstemming met de afbeelding van het model.

3. De voortbrengselen worden gegroepeerd volgens de classificatie van Locarno, waarbij elke groep van voortbrengselen wordt voorafgegaan door het nummer van de klasse waartoe die groep behoort, en wordt gerangschikt volgens de volgorde van de klassen en onderklassen van die classificatie.

4. Indien de aanvrager opgaven van voortbrengselen gebruikt die niet in de in lid 2 bedoelde databank staan of die niet in overeenstemming zijn met de afbeelding van het model, kan het Bureau opgaven van voortbrengselen uit die databank voorstellen. Indien de aanvrager niet binnen de door het Bureau gestelde termijn antwoordt, kan het het onderzoek op basis van de voorgestelde opgaven van voortbrengselen voortzetten.


 6/2002

Afdeling 2

Voorrang


 2024/2822 Art. 1, punt 37 (aangepast)

Artikel   49   

Recht van voorrang

1. Wie op regelmatige wijze een aanvraag voor een modelrecht of om een gebruiksmodel heeft ingediend in of voor een staat die partij is bij het Verdrag van Parijs of bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, of zijn of haar rechtverkrijgende, geniet voor de indiening van een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel voor hetzelfde model of gebruiksmodel, voorrang voor een periode van zes maanden na de indiening van de eerste aanvraag.

2. Elke aanvraag die, overeenkomstig het recht van de staat waar de aanvraag is ingediend dan wel overeenkomstig bilaterale of multilaterale overeenkomsten, volstaat om de datum vast te stellen waarop de aanvraag is ingediend, ongeacht de uitkomst van de aanvraag, wordt geacht een recht van voorrang te doen ontstaan.

3. Met een eerste aanvraag waarvan de datum van indiening het begintijdstip van de termijn van voorrang is, wordt een latere aanvraag die is ingediend voor hetzelfde model en in of voor dezelfde staat als de eerdere aanvraag, gelijkgesteld, mits de eerdere aanvraag op de datum van indiening van de latere aanvraag is ingetrokken, prijsgegeven of afgewezen, zonder voor het publiek ter inzage te hebben gelegen en zonder rechten te hebben laten bestaan, en mits zij nog niet als grondslag heeft gediend voor het beroep op het recht van voorrang. De eerdere aanvraag kan dan niet meer als grondslag dienen voor het beroep op het recht van voorrang.

4. Indien de eerste aanvraag is ingediend in een staat die geen partij is bij het Verdrag van Parijs of bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, zijn de leden 1 tot en met 3 slechts van toepassing voor zover die staat, blijkens gepubliceerde gegevens, aan een bij het Bureau ingediende eerste aanvraag een recht van voorrang verbindt onder vergelijkbare voorwaarden en met vergelijkbare rechtsgevolgen als die van deze verordening. Indien nodig vraagt de uitvoerend directeur de Commissie of zij kan onderzoeken of die staat een dergelijke wederkerige behandeling verleent. Indien de Commissie vaststelt dat er wederkerige behandeling wordt verleend, maakt zij een mededeling in die zin in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.

5. Het in lid 4 bedoelde recht van voorrang is van toepassing met ingang van de datum van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de mededeling dat er wederkerige behandeling wordt verleend, tenzij de mededeling voorziet in een eerdere toepassingsdatum. Het is niet langer van toepassing vanaf de datum waarop de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaakt dat de wederkerige behandeling niet langer wordt verleend, tenzij in de mededeling een vroegere toepassingsdatum wordt genoemd.

6. De in de leden 4 en 5 bedoelde mededelingen worden tevens bekendgemaakt in het Publicatieblad van het Bureau.

Artikel   50   

Beroep op voorrang

1. De aanvrager van een ingeschreven Uniemodel die zich wil beroepen op de voorrang van een eerdere aanvraag dient ofwel samen met de aanvraag, ofwel binnen twee maanden na de datum van indiening een verklaring van voorrang in. Die verklaring van voorrang bevat de datum en het land van de eerdere aanvraag. Het dossiernummer van de eerste aanvraag en de documentatie ter staving van het beroep op voorrang worden binnen drie maanden na de datum van indiening van de verklaring van voorrang ingediend.

2. De uitvoerend directeur kan bepalen dat de documentatie die de aanvrager tot staving van het beroep op voorrang moet verstrekken minder moet omvatten dan de documentatie die vereist is op grond van de op grond van artikel   51  vastgestelde uitvoeringshandelingen, mits het beginsel van gelijke behandeling van aanvragers in acht wordt genomen en de vereiste informatie voor het Bureau beschikbaar is uit andere bronnen.


 2024/2822 Art. 1, punt 38 (aangepast)

Artikel   51   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot het beroep op voorrang

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot wat voor documentatie er moet worden ingediend voor het inroepen van voorrang van een eerdere aanvraag overeenkomstig artikel   50  , lid 1. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.


 2024/2822 Art. 1, punt 39 (aangepast)

Artikel   52   

Rechtsgevolgen van het recht van voorrang

Het recht van voorrang heeft ten gevolge dat voor de toepassing van de artikelen   6, 7, 8 en 24  , en artikel   27  , lid 1, punten d), e) en f), en artikel   62  , lid 1, de datum van voorrang als de datum van indiening van de aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel wordt beschouwd.


 2024/2822 Art. 1, punt 40 (aangepast)

Artikel   53   

Voorrang in geval van tentoonstelling

1. Indien de aanvrager van een ingeschreven Uniemodel voortbrengselen waarin het model is verwerkt of waarop het wordt toegepast, exposeert op een officiële of officieel erkende internationale tentoonstelling  die onder het toepassingsgebied valt  van het Verdrag betreffende internationale tentoonstellingen  , ondertekend te Parijs op 22 november 1928  , zoals laatstelijk gewijzigd op 30 november 1972, kan de aanvrager zich, wanneer de aanvraag wordt ingediend binnen zes maanden na de datum van de eerste expositie van die voortbrengselen, vanaf die datum beroepen op het recht van voorrang.

2. De aanvrager die zich wil beroepen op voorrang op grond van lid 1 dient ofwel samen met de aanvraag, ofwel binnen twee maanden na de datum van indiening een verklaring van voorrang in. De aanvrager dient binnen drie maanden na de verklaring van voorrang bewijs in dat de voortbrengselen waarin het model is verwerkt of waarop het is toegepast, geëxposeerd zijn in de zin van lid 1.

3. Voorrang voor een tentoonstelling, toegekend in een lidstaat of een derde land, verlengt de voorrangstermijn van artikel   49  niet.


 2024/2822 Art. 1, punt 41 (aangepast)

Artikel   54   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de aard en de details van het in te dienen bewijs voor een beroep op voorrang in geval van tentoonstelling overeenkomstig artikel   53  , lid 2. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.


 2024/2822 Art. 1, punt 42

TITEL V

INSCHRIJVINGSPROCEDURE, VERNIEUWING EN WIJZIGING


 2024/2822 Art. 1, punt 43 (aangepast)

Artikel   55   

Onderzoek of de aanvraag voldoet aan de vormvereisten

1. Het Bureau onderzoekt of de aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel voldoet aan de vereisten van artikel   46  voor de toekenning van een datum van indiening.

2. Het Bureau onderzoekt of:

a) de aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel voldoet aan de voorwaarden en vereisten van artikel   42  , leden 2, 3 en 5, en, in het geval van een meervoudige aanvraag, aan die van artikel   44  , leden 1 en 3;

b) voor zover van toepassing, de bijkomende taks voor opschorting van de publicatie op grond van artikel   42  , lid 4, is betaald binnen de voorgeschreven termijn;

c) voor zover van toepassing, de bijkomende taks voor opschorting van de publicatie voor elk model in een meervoudige aanvraag op grond van artikel   44  , lid 2, is betaald binnen de voorgeschreven termijn.

3. Indien de aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel niet voldoet aan de in lid 1 of 2 gestelde vereisten, verzoekt het Bureau de aanvrager binnen twee maanden na de kennisgeving van dat verzoek de vastgestelde gebreken op te heffen of de achterstallige betalingen alsnog te verrichten.

4. Indien de aanvrager geen gevolg geeft aan het in lid 3 bedoelde verzoek van het Bureau om aan de in lid 1 gestelde vereisten te voldoen, wordt de aanvraag niet behandeld als een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel. Indien de aanvrager gevolg geeft aan dat verzoek met betrekking tot die vereisten, kent het Bureau als datum van indiening van de aanvraag de datum toe waarop de gebreken zijn opgeheven of de achterstallige betalingen alsnog zijn verricht.

5. Indien de aanvrager niet voldoet aan het in lid 3 bedoelde verzoek van het Bureau om te voldoen aan de in lid 2, punten a) en b), gestelde vereisten, wordt de aanvraag door het Bureau afgewezen.

6. Indien de aanvrager geen gevolg geeft aan het in lid 3 bedoelde verzoek van het Bureau om aan de in lid 2, punt c), van dit artikel gestelde vereisten te voldoen, wordt de aanvraag afgewezen met betrekking tot de bijkomende modellen, tenzij uit de aanvraag duidelijk blijkt welke modellen het betaalde bedrag moet dekken. Bij ontbreken van andere criteria om vast te stellen op welke modellen het betaalde bedrag betrekking heeft, behandelt het Bureau de modellen in de opeenvolgende volgorde waarin zij in de meervoudige aanvraag zijn opgenomen. De aanvraag wordt afgewezen met betrekking tot de modellen waarvoor de bijkomende taks voor opschorting van de publicatie niet of niet volledig is betaald.

7. Indien de bepalingen betreffende een beroep op voorrang niet in acht worden genomen, vervalt het recht van voorrang voor de aanvraag.


 2024/2822 Art. 1, punt 45 (aangepast)

Artikel   56   

Gronden voor niet-inschrijving

1. Indien het Bureau bij zijn onderzoek overeenkomstig artikel   55  van deze verordening bemerkt dat het model waarvoor bescherming wordt aangevraagd niet overeenstemt met de omschrijving in artikel   4  , punt 1, van deze verordening  ,  dat het strijdig is met de openbare orde of de goede zeden, of dat het, aangezien er geen toestemming is gegeven voor de registratie door de bevoegde autoriteiten, een oneigenlijk gebruik vormt van een in de artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs genoemde zaken, of van kentekenen, emblemen en wapens die niet onder artikel 6 ter van dat verdrag vallen en die in een lidstaat van bijzonder algemeen belang zijn, deelt het de aanvrager mee dat het model niet kan worden ingeschreven, met vermelding van de grond voor niet-inschrijving.

2. In de in lid 1 bedoelde kennisgeving vermeldt het Bureau een termijn waarbinnen de aanvrager opmerkingen kan indienen, de aanvraag of de beelden waartegen bezwaar wordt gemaakt, kan intrekken, of een gewijzigde afbeelding van het model kan indienen die alleen in onbelangrijke details verschilt van de oorspronkelijk ingediende afbeelding.

3. Indien de aanvrager er niet in slaagt de gronden voor niet-inschrijving op te heffen, wijst het Bureau de aanvraag af. Indien die gronden slechts op sommige modellen van een meervoudige aanvraag betrekking hebben, wijst het Bureau de aanvraag alleen met betrekking tot die modellen af.


 2024/2822 Art. 1, punt 46 (aangepast)

Artikel   57   

Intrekking en wijziging van de aanvraag

1. De aanvrager kan op elk ogenblik een aanvraag van een Uniemodel intrekken of, in het geval van een meervoudige aanvraag, sommige modellen van een meervoudige aanvraag intrekken.

2. De aanvrager kan op elk ogenblik de afbeelding van het aangevraagde Uniemodel in onbelangrijke details wijzigen.


 2024/2822 Art. 1, punt 47 (aangepast)

Artikel   58   

Delegatie van bevoegdheden met betrekking tot de wijziging van de aanvraag

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel   160  , gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere procedureregels voor de in artikel   57  , lid 2, bedoelde wijziging van de aanvraag te bepalen.


 2024/2822 Art. 1, punt 48 (aangepast)

Artikel   59   

Inschrijving

1. Indien is voldaan aan de vereisten voor een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel, en voor zover de aanvraag niet is afgewezen op grond van artikel   56  , schrijft het Bureau het in de aanvraag vervatte model en de in artikel   104  , lid 2, bedoelde gegevens in het register in.

2. Indien de aanvraag een verzoek om opschorting van de publicatie op grond van artikel   62  bevat, worden tevens een vermelding van dat verzoek en de datum waarop de termijn van opschorting afloopt in het register ingeschreven.

3. De inschrijving draagt als datum de in artikel   46  bedoelde datum van indiening.

4. De op grond van artikel   42  , lid 4, en artikel   44  , lid 2, verschuldigde taksen worden niet terugbetaald, zelfs niet indien het aangevraagde model niet wordt ingeschreven.


 2024/2822 Art. 1, punt 49 (aangepast)

Artikel   60   

Publicatie

Na de inschrijving publiceert het Bureau het ingeschreven Uniemodel in het in artikel   107  , lid 1, punt a), bedoelde  Blad van modellen van de Europese Unie  .


 2024/2822 Art. 1, punt 50 (aangepast)

Artikel   61   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de publicatie

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die de in artikel   60  bedoelde publicatie moet bevatten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.


 2024/2822 Art. 1, punt 51 (aangepast)

Artikel   62   

Opschorting van publicatie

1. De indiener van een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel kan bij het indienen van de aanvraag verzoeken de publicatie van het ingeschreven Uniemodel tot dertig maanden na de datum van indiening van de aanvraag of, indien er aanspraak op voorrang wordt gemaakt, na de datum van voorrang op te schorten.

2. Wanneer een in lid 1 van dit artikel bedoeld verzoek wordt gedaan en indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel   59  , vindt de inschrijving als ingeschreven Uniemodel plaats, doch wordt, met inachtneming van artikel   109  , lid 2, noch de afbeelding van het model, noch enig dossier betreffende de aanvraag voor het publiek ter inzage gelegd.

3. Het Bureau publiceert in het  Blad van modellen van de Europese Unie  een vermelding van een in lid 1 bedoeld verzoek. De vermelding bevat gegevens aan de hand waarvan de identiteit van de houder van het ingeschreven Uniemodel, de naam van de eventuele vertegenwoordiger, de datum van indiening van de aanvraag en van inschrijving van het model, en het dossiernummer van de aanvraag kunnen worden vastgesteld. Noch de afbeelding van het model, noch enige informatie betreffende de verschijningsvorm ervan worden gepubliceerd.

4. Bij het verstrijken van de termijn van opschorting of, indien de houder daarom verzoekt, op een vroegere datum legt het Bureau alle aantekeningen in het register alsmede het dossier betreffende de aanvraag ter inzage van het publiek en publiceert het het ingeschreven Uniemodel in het  Blad van modellen van de Europese Unie  .

5. De houder kan de in lid 4 van dit artikel bedoelde publicatie van het ingeschreven Uniemodel voorkomen door uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van de termijn van opschorting een verzoek om afstand van het Uniemodel overeenkomstig artikel   71  in te dienen. Verzoeken om inschrijving van de afstand in het register die niet aan de vereisten van artikel   71  en van de op grond van artikel   72  vastgestelde uitvoeringshandelingen voldoen, of die na de in dit lid genoemde termijn van drie maanden zijn ingediend, worden afgewezen.

6. In het geval van een inschrijving op basis van een meervoudige aanvraag op grond van artikel   44  , geeft de houder, samen met het in lid 4 bedoelde verzoek om eerdere publicatie of het in lid 5 bedoelde verzoek om afstand, duidelijk aan welke van de modellen in die aanvraag eerder moeten worden gepubliceerd of waarvan afstand moet worden gedaan en voor welke modellen opschorting van de publicatie moet worden voortgezet.

7. Indien de houder niet aan de in lid 6 gestelde eis voldoet, verzoekt het Bureau de houder dit gebrek binnen een bepaalde termijn te verhelpen; die termijn mag in geen geval na de opschortingstermijn van dertig maanden verstrijken.

8. Indien het in lid 7 bedoelde gebrek niet binnen de opgegeven termijn wordt verholpen, wordt het verzoek om eerdere publicatie geacht niet te zijn ingediend of wordt het verzoek om afstand afgewezen.

9. Tijdens de duur van de opschorting mag een rechtsvordering op grond van een ingeschreven Uniemodel slechts worden ingesteld, indien de gedaagde van de in het register en in het dossier betreffende de aanvraag vervatte informatie in kennis is gesteld.


 2024/2822 Art. 1, punt 52 (aangepast)

Artikel   63   

Publicatie na de termijn van opschorting

Bij het verstrijken van de in artikel   62  bedoelde termijn van opschorting of in het geval van een verzoek om eerdere publicatie, en zo spoedig als technisch mogelijk is:

a) publiceert het Bureau het ingeschreven Uniemodel in het  Blad van modellen van de Europese Unie  , met de details die uit hoofde van artikel   61  vastgestelde regels uiteengezette vermeldingen vereist zijn, samen met een vermelding van het feit dat de aanvraag een verzoek om opschorting van de publicatie op grond van artikel   62  bevatte;

b) legt het Bureau alle dossiers die op het model betrekking hebben ter inzage van het publiek;

c) legt het Bureau alle inschrijvingen in het register ter inzage van het publiek, met inbegrip van inschrijvingen die op grond van artikel   109  , lid 5, van inzage zijn uitgesloten.

Artikel   64   

Inschrijvingsbewijzen

Na de publicatie van het ingeschreven Uniemodel geeft het Bureau de houder een inschrijvingsbewijs af. Het Bureau verstrekt op verzoek al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte kopieën van het inschrijvingsbewijs. De inschrijvingsbewijzen en kopieën ervan worden elektronisch verstrekt.


 2024/2822 Art. 1, punt 53 (aangepast)

Artikel   65   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in en de vorm van het in artikel   64  bedoelde inschrijvingsbewijs. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel   66   

Vernieuwing

1. De inschrijving van het Uniemodel wordt vernieuwd op verzoek van de houder van het recht van het ingeschreven Uniemodel of van eenieder die uitdrukkelijk door de houder van het recht gemachtigd is om vernieuwing te verzoeken, mits de vernieuwingstaksen zijn betaald.

2. Het Bureau stelt de houder van het ingeschreven Uniemodel en elke houder van een ingeschreven recht op het Uniemodel ten minste zes maanden vóór de datum van verstrijken van de geldigheid van de inschrijving van dat verstrijken in kennis. Verzuim van kennisgeving leidt niet tot aansprakelijkheid van het Bureau en laat het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving onverlet.

3. Het verzoek tot vernieuwing moet worden ingediend binnen een periode van zes maanden vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving. De vernieuwingstaks wordt ook binnen die termijn betaald.

Bij gebreke daarvan kan het verzoek worden ingediend en kan de taks worden betaald binnen een extra termijn van zes maanden na het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving, op voorwaarde dat er een toeslag voor laattijdige betaling van de vernieuwingstaks of voor laattijdige indiening van het verzoek tot vernieuwing binnen die extra termijn wordt betaald.

4. Het in lid 1 bedoelde verzoek tot vernieuwing bevat:

a) de naam van de persoon die de vernieuwing aanvraagt;

b) het inschrijvingsnummer van het te vernieuwen Uniemodel;

c) in geval van een inschrijving op basis van een meervoudige aanvraag: een vermelding van de modellen waarvoor om vernieuwing wordt verzocht.

Indien de vernieuwingstaksen zijn betaald, wordt de betaling beschouwd als een verzoek tot vernieuwing, mits deze alle nodige gegevens bevat om het doel van de betaling vast te stellen.

5. In geval van een inschrijving op basis van een meervoudige aanvraag op grond van artikel   44  , waarbij de betaalde taksen niet toereikend zijn om alle modellen te dekken waarvoor om vernieuwing wordt verzocht, wordt de inschrijving vernieuwd van die modellen waarvoor duidelijk is dat het betaalde bedrag ervoor bedoeld is. Bij ontbreken van andere criteria om vast te stellen op welke modellen het betaalde bedrag betrekking heeft, behandelt het Bureau de modellen in de opeenvolgende numerieke volgorde waarin zij in de meervoudige aanvraag zijn opgenomen.

6. De vernieuwing gaat in daags na de datum waarop de geldigheid van de inschrijving verstrijkt. De vernieuwing wordt in het register opgetekend.

7. Indien het verzoek tot vernieuwing binnen de in lid 3 vermelde termijnen wordt ingediend, maar er niet wordt voldaan aan de andere in dit artikel gestelde vernieuwingsvoorwaarden, stelt het Bureau de aanvrager in kennis van de vastgestelde gebreken.

8. Indien een verzoek tot vernieuwing niet wordt ingediend of wordt ingediend na het verstrijken van de in lid 3 gestelde termijn, of wanneer de taksen niet worden betaald of pas worden betaald nadat de betrokken termijn is verstreken, of indien de in lid 7 bedoelde gebreken niet binnen die termijn zijn verholpen, stelt het Bureau vast dat de geldigheidsduur van de inschrijving is verstreken en stelt het de houder van het Uniemodel hiervan in kennis. Wanneer de vaststelling definitief is geworden, haalt het Bureau de inschrijving van het model in het register door. De doorhaling gaat in daags na de datum waarop de geldigheidsduur van de inschrijving verstrijkt. Wanneer de vernieuwingstaksen zijn betaald doch de inschrijving niet is vernieuwd, worden die taksen terugbetaald.

9. Voor twee of meer modellen kan één verzoek tot vernieuwing worden ingediend, op voorwaarde dat de houder of de vertegenwoordiger dezelfde is voor alle modellen waarop het verzoek van toepassing is. De vereiste vernieuwingstaks wordt betaald voor elk model waarvoor vernieuwing wordt aangevraagd.


 2024/2822 Art. 1, punt 54 (aangepast)

Artikel   67   

Wijziging

1. De afbeelding van het ingeschreven Uniemodel wordt in het register noch tijdens de geldigheidsduur van de inschrijving noch bij de vernieuwing daarvan gewijzigd, behalve in onbelangrijke details.

2. Een verzoek van de houder tot wijziging omvat de afbeelding van het ingeschreven Uniemodel in de gewijzigde versie ervan.

3. Een verzoek tot wijziging wordt pas geacht te zijn ingediend nadat de verschuldigde taks is betaald. Indien de taks niet of niet volledig is betaald, stelt het Bureau de houder daarvan in kennis. Voor wijziging van hetzelfde bestanddeel in twee of meer ingeschreven modellen mag één enkel verzoek worden ingediend, op voorwaarde dat de houder voor alle modellen dezelfde is. De vereiste wijzigingstaks moet ten aanzien van elke te wijzigen inschrijving worden betaald. Indien niet aan de voorschriften voor de wijziging van de inschrijving zoals vermeld in dit artikel en de op grond van artikel   68  vastgestelde uitvoeringshandelingen wordt voldaan, stelt het Bureau de houder in kennis van het gebrek. Indien de gebreken binnen een door het Bureau te stellen termijn niet worden opgeheven, wijst het Bureau het verzoek tot wijziging af.

4. De publicatie van de inschrijving van de wijziging bevat een afbeelding van het gewijzigde ingeschreven Uniemodel.


 2024/2822 Art. 1, punt 55 (aangepast)

Artikel   68   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot wijziging

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in het in artikel   67  , lid 2, bedoelde verzoek tot wijziging. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.


 2024/2822 Art. 1, punt 56 (aangepast)

Artikel   69   

Wijziging van de naam of het adres

1. De houder van een ingeschreven Uniemodel stelt het Bureau in kennis van een wijziging van de naam of adres van de houder die niet het gevolg is van een overdracht of een wijziging van de eigendom van het ingeschreven Uniemodel.

2. De houder van twee of meer ingeschreven modellen mag één enkel verzoek tot wijziging van zijn of haar naam of adres indienen.

3. Indien niet aan de voorschriften voor een wijziging van de naam of het adres zoals vermeld in dit artikel en de op grond van artikel   70  vastgestelde uitvoeringshandelingen wordt voldaan, stelt het Bureau de houder van het ingeschreven Uniemodel in kennis van het gebrek. Indien het gebrek niet binnen een door het Bureau te stellen termijn wordt verholpen, wijst het Bureau het verzoek af.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op wijzigingen van de naam en het adres van de ingeschreven vertegenwoordiger.

5. Het Bureau voert de in artikel 72, lid 3, punten a) en b), bedoelde gegevens in het register in.

6. De leden 1 tot en met 4 zijn van toepassing op aanvragen voor een ingeschreven Uniemodel. De wijziging wordt opgenomen in de dossiers die met betrekking tot de aanvraag voor een Uniemodel door het Bureau worden bijgehouden.


 2024/2822 Art. 1, punt 57 (aangepast)

Artikel   70   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot wijziging van de naam of het adres

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in een verzoek tot wijziging van de naam of het adres op grond van artikel   69  , lid 1. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.


 6/2002

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

TITEL VI

AFSTAND EN NIETIGHEID VAN HET INGESCHREVEN 1 UNIEMODEL 


 2024/2822 Art. 1, punt 58 (aangepast)

Artikel   71   

Afstand

1. De houder stelt het Bureau schriftelijk in kennis van de afstand van een ingeschreven Uniemodel. De afstand gaat pas in na inschrijving in het register.

2. Indien er afstand wordt gedaan van een Uniemodel waarvan de publicatie is opgeschort, wordt die aanvraag geacht van bij de aanvang de in deze verordening vastgestelde rechtsgevolgen niet te hebben gehad.

3. De afstand wordt slechts ingeschreven met toestemming van de houder van een in het register ingeschreven recht. Indien een licentie is ingeschreven, wordt de afstand pas in het register ingeschreven nadat de houder van het ingeschreven Uniemodel heeft aangetoond dat de licentiehouder vooraf in kennis is gesteld van het voornemen van de houder om afstand te doen. De inschrijving van de afstand vindt plaats na afloop van de termijn van drie maanden na de datum waarop de houder het Bureau de zekerheid heeft gegeven dat de licentiehouder in kennis is gesteld van het voornemen om van het model afstand te doen, of vóór het verstrijken van die termijn, zodra de houder aantoont dat de licentiehouder toestemming heeft verleend.

4. Indien op grond van artikel 15 bij een bevoegde rechter of autoriteit een procedure inzake het recht op een ingeschreven Uniemodel is ingesteld, schrijft het Bureau de afstand slechts in het register in wanneer de eiser hiermee heeft ingestemd.

5. Indien niet aan de voorschriften betreffende de afstand zoals  neergelegd  in dit artikel en de op grond van artikel   72  vastgestelde uitvoeringshandelingen wordt voldaan, deelt het Bureau de gebreken mee aan de houder van het recht die de afstand verklaart. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, voert het Bureau de afstand niet in het register in.


 2024/2822 Art. 1, punt 59 (aangepast)

Artikel   72   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de afstand

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a) de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in een verklaring van afstand op grond van artikel   71  , lid 1;

b) het soort documentatie dat is vereist als bewijs van toestemming van een derde op grond van artikel   71  , lid 3, en de toestemming van een eiser op grond van artikel   71  , lid 4.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.


 6/2002 (aangepast)

Artikel  73   

Vordering tot nietigverklaring


 2024/2822 Art. 1, punt 60, onder a) (adapted)

1. Met inachtneming van artikel 27, leden 2 tot en met 5, kan ieder natuurlijk of rechtspersoon, alsmede een daartoe gemachtigd overheidsorgaan, bij het Bureau een verzoek tot nietigverklaring van een ingeschreven Uniemodel indienen.


 6/2002

2. De vordering wordt schriftelijk ingesteld en met redenen omkleed. Zij wordt pas geacht te zijn ingesteld na betaling van de taks voor nietigverklaring.


 2024/2822 Art. 1, punt 60, onder b) (aangepast)

3. Een vordering tot nietigverklaring is niet ontvankelijk indien op een vordering met hetzelfde voorwerp en op dezelfde grond en aangaande dezelfde partijen door het Bureau of door een rechtbank voor het Uniemodel zoals bedoeld in artikel   119  uitspraak ten gronde is gedaan en de beslissing van het Bureau of de rechtbank voor het Uniemodel over die vordering definitief is geworden.


 2024/2822 Art. 1, punt 61 (aangepast)

Artikel   74   

Behandeling van de aanvraag

1. Indien het Bureau vaststelt dat de vordering tot nietigverklaring ontvankelijk is, onderzoekt het of de in artikel   27  genoemde nietigheidsgronden een beletsel vormen voor de instandhouding van het ingeschreven Uniemodel.

2. Bij het onderzoek van de vordering tot nietigverklaring verzoekt het Bureau zo dikwijls als nodig de partijen binnen een door het Bureau te stellen termijn te antwoorden op mededelingen van de andere partijen of van het Bureau zelf.

3. Op verzoek van de houder van het ingeschreven Uniemodel levert een verzoeker om nietigverklaring die zich beroept op een ouder Uniemerk of nationaal merk als een onderscheidend teken in de zin van artikel   27  , lid 1, punt e), van deze verordening, bewijs dat dat merk normaal is gebruikt overeenkomstig artikel 64, leden 2 en 3, van Verordening (EU) 2017/1001 en de op grond van artikel   75  van deze verordening vastgestelde regels.

4. In het register wordt een vermelding van de beslissing van het Bureau betreffende de vordering tot nietigverklaring opgenomen zodra die beslissing onherroepelijk is geworden.

5. Het Bureau kan de partijen verzoeken een minnelijke schikking te treffen.


 2024/2822 Art. 1, punt 62 (aangepast)

Artikel   75   

Delegatie van bevoegdheden met betrekking tot nietigverklaring

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel   160  gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere procedureregels voor de in de artikelen   73  en   74  bedoelde nietigverklaring van een Uniemodel te bepalen, met inbegrip van de mogelijkheid om een vordering tot nietigverklaring prioritair te behandelen indien de houder van het ingeschreven Uniemodel de nietigheidsgronden of de ingestelde vordering niet betwist.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

Artikel  76   

Deelneming aan de procedure door de beweerde inbreukmaker

1. Wanneer een vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven 1 Uniemodel  wordt ingesteld, mag elke derde die aantoont dat met betrekking tot hetzelfde model jegens hem een inbreukprocedure is ingeleid, zich, zolang het Bureau geen eindbeslissing heeft genomen, als partij in de nietigheidsprocedure voegen, indien hij  of zij  binnen drie maanden na de inleiding van de inbreukprocedure een verzoek daartoe indient.

Hetzelfde geldt, wanneer een derde aantoont dat de houder van het 1 Uniemodel  hem  of haar  heeft aangemaand een veronderstelde inbreuk op het model te staken, en dat hij  of zij  een procedure heeft ingeleid ter verkrijging van een rechterlijke beslissing ertoe strekkende dat hij  of zij  geen inbreuk op het 1 Uniemodel  maakt.

2. Het verzoek tot voeging wordt schriftelijk gedaan en met redenen omkleed. Het verzoek wordt eerst geacht te zijn gedaan nadat de taks voor nietigverklaring, alsmede die van artikel  73  , lid 2, zijn betaald. Vanaf dat tijdstip wordt het verzoek, behoudens de in de uitvoeringsverordening vastgestelde uitzonderingen, behandeld als een vordering tot nietigverklaring.

TITEL VII

BEROEPSPROCEDURE


 2024/2822 Art. 1, punt 63 (aangepast)

Artikel   77   

Besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld

1. Tegen de in artikel   141  , punten a), b) en c), bedoelde beslissingen van het Bureau kan beroep worden ingesteld.

2. De artikelen 66 tot en met 72 van Verordening (EU) 2017/1001 zijn van toepassing op beroepen die worden behandeld door de kamers van beroep op grond van deze verordening, tenzij in deze verordening anders is bepaald.


 2024/2822 Art. 1, punt 64 (aangepast)

Artikel   78   

Delegatie van bevoegdheden met betrekking tot de beroepsprocedure

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel   160  gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen met:

a) de formele inhoud van het beroep, bedoeld in artikel 68 van Verordening (EU) 2017/1001, en de procedure voor de indiening en het onderzoek van het beroep;

b) de formele inhoud en vorm van de beslissingen van de kamers van beroep, bedoeld in artikel 71 van Verordening (EU) 2017/1001;

c) de terugbetaling van de beroepstaks, bedoeld in artikel 68 van Verordening (EU) 2017/1001.


 6/2002

TITEL VIII

PROCEDURE VOOR HET BUREAU

Afdeling 1

Algemene bepalingen


 2024/2822 Art. 1, punt 66 (aangepast)

Artikel   79   

Beslissingen en mededelingen van het Bureau

1. De beslissingen van het Bureau worden met redenen omkleed. Zij kunnen slechts worden genomen op gronden of bewijsstukken waartegen de partijen verweer hebben kunnen voeren. Tijdens een mondelinge behandeling voor het Bureau kunnen beslissingen ter zitting worden uitgesproken. Vervolgens worden de partijen schriftelijk van de beslissing in kennis gesteld.

2. In elke beslissing, kennisgeving of mededeling van het Bureau worden de bevoegde dienst of afdeling van het Bureau en de naam van het bevoegde personeelslid of de bevoegde personeelsleden vermeld. Zij worden door dat personeelslid of die personeelsleden ondertekend of worden, in plaats daarvan, voorzien van een gedrukt of gestempeld zegel van het Bureau. De uitvoerend directeur kan bepalen dat in plaats van de dienst of afdeling van het Bureau, de naam van het bevoegde personeelslid of de bevoegde personeelsleden of een stempel, andere vormen van identificatie kunnen worden gebruikt wanneer beslissingen, kennisgevingen of mededelingen met technische communicatiemiddelen worden verzonden.

3. De beslissingen van het Bureau waartegen beroep kan worden ingesteld, gaan vergezeld van een schriftelijke mededeling dat het beroep schriftelijk bij het Bureau moet worden ingediend binnen twee maanden vanaf de datum van kennisgeving van de betrokken beslissing. Een dergelijke mededeling vestigt ook de aandacht van de partijen op de in de artikelen 66, 67, 68, 71 en 72 van Verordening (EU) 2017/1001 vervatte bepalingen, die op grond van artikel   77  , lid 2, van deze verordening ook van toepassing zijn op beroepen die uit hoofde van deze verordening zijn ingesteld. De partijen mogen zich niet beroepen op een verzuim van het Bureau om de mogelijkheid tot beroep mee te delen.


 6/2002 (aangepast)

Artikel  80   

Ambtshalve onderzoek van de feiten


 2024/2822 Art. 1, punt 67

1. Tijdens de procedure onderzoekt het Bureau ambtshalve de feiten. In een procedure inzake nietigverklaring blijft dit onderzoek echter beperkt tot de door de partijen aangevoerde gronden, feiten, bewijsmiddelen en argumenten en tot de door hen ingestelde vordering.


 6/2002

2. Het Bureau hoeft geen rekening te houden met feiten en bewijsmiddelen die de partijen niet tijdig hebben aangevoerd.


 2024/2822 Art. 1, punt 68 (aangepast)

Artikel   81   

Mondelinge procedure

1. Het Bureau kan ambtshalve of op verzoek van een van de partijen in de procedure tot mondelinge behandeling overgaan, indien het zulks wenselijk acht.

2. De mondelinge procedure voor onderzoekers en de voor het register bevoegde dienst is niet openbaar.

3. De mondelinge procedure, met inbegrip van de uitspraak, voor de nietigheidsafdelingen en de kamers van beroep is openbaar, tenzij de aangezochte dienst anders beslist indien openbaarheid met name aan een partij in de procedure ernstig en ongerechtvaardigd nadeel zou kunnen toebrengen.


 2024/2822 Art. 1, punt 69 (aangepast)

Artikel   82   

Bevoegdheidsdelegatie met betrekking tot de mondelinge procedure

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel   160  bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere regels voor de in artikel   81  bedoelde mondelinge procedure te bepalen, met inbegrip van de nadere regels voor het gebruik van talen overeenkomstig artikel   137  .


 6/2002 (aangepast)

Artikel  83   

Bewijsvoering

1. In de procedure voor het Bureau zijn onder meer de volgende bewijsmiddelen toegelaten:

a) horen van partijen;

b) inwinnen van inlichtingen;

c) overleggen van documenten en bewijsmateriaal;

d) getuigenverhoor;

e) deskundigenonderzoek;

f) schriftelijke verklaringen die onder ede of belofte zijn afgelegd of overeenkomstig het recht van de staat waar zij afgelegd zijn een soortgelijke werking hebben.

2. De betrokken dienst van het Bureau kan het onderzoek van deze bewijsmiddelen opdragen aan een van zijn leden.


 2024/2822 Art. 1, punt 70, onder a)

3. Indien het Bureau het nodig acht dat een partij, een getuige of een deskundige een mondelinge verklaring aflegt, roept het die persoon daartoe op. De termijn van een dergelijke dagvaarding bedraagt ten minste één maand, tenzij de partij, getuige of deskundige met een kortere termijn instemt.


 6/2002

4. De partijen worden in kennis gesteld van het verhoor van een getuige of deskundige door het Bureau. Zij hebben het recht daarbij aanwezig te zijn en de getuige of deskundige vragen te stellen.


 2024/2822 Art. 1, punt 70, onder b)

5. De uitvoerend directeur bepaalt de vergoedingen voor de uitgaven, met inbegrip van voorschotten, voor de in dit artikel bedoelde bewijsvoering.


 2024/2822 Art. 1, punt 71 (aangepast)

Artikel   84   

Bevoegdheidsdelegatie met betrekking tot de bewijsvoering

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel   160  gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere regels voor de in artikel   83  bedoelde bewijsvoering te bepalen.


 2024/2822 Art. 1, punt 72 (aangepast)

Artikel   85   

Kennisgeving

1. Het Bureau stelt alle betrokken partijen ambtshalve in kennis van beslissingen en oproepen alsook van aankondigingen of andere mededelingen waarvoor een termijn geldt, of waarvan kennisgeving aan de betrokkenen is voorgeschreven krachtens andere bepalingen van deze verordening of bij op grond van deze verordening vastgestelde handelingen, of waarvan kennisgeving door de uitvoerend directeur is gelast.

2. Kennisgeving vindt elektronisch plaats. De nadere regels in verband met elektronische middelen worden bepaald door de uitvoerend directeur.

3. Indien is gebleken dat kennisgeving door het Bureau niet mogelijk is, geschiedt de kennisgeving door middel van openbare kennisgeving. De uitvoerend directeur bepaalt op welke wijze die openbare kennisgeving moet geschieden, alsmede op welke datum de termijn van een maand aanvangt na afloop waarvan de kennisgeving van het document wordt geacht te zijn geschied.


 2024/2822 Art. 1, punt 73 (aangepast)

Artikel   86   

Delegatie van bevoegdheden met betrekking tot de kennisgeving

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel   160  gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere regels voor de in artikel   85  bedoelde kennisgeving te bepalen.


 2024/2822 Art. 1, punt 74 (aangepast)

Artikel   87   

Kennisgeving van verlies van rechten

Wanneer het Bureau tot de bevinding komt dat uit deze verordening of uit op grond van deze verordening vastgestelde handelingen verlies van rechten voortspruit zonder dat hierover enige beslissing is genomen, stelt het overeenkomstig artikel   85  de betrokkenen van die bevinding in kennis. Die   betrokkenen  kunnen verzoeken om een beslissing ter zake binnen twee maanden na de kennisgeving van de mededeling, indien zij van oordeel zijn dat de bevindingen van het Bureau onjuist zijn. Het Bureau neemt die beslissing alleen indien het niet akkoord gaat met de verzoekers. Als dat niet het geval is, wijzigt het zijn bevindingen en stelt het de verzoekers daarvan in kennis.

Artikel   88   

Mededelingen aan het Bureau

Mededelingen aan het Bureau worden met elektronische middelen gedaan. De uitvoerend directeur bepaalt welke elektronische middelen er moeten worden gebruikt en op welke manier en onder welke technische voorwaarden die elektronische middelen moeten worden gebruikt.


 2024/2822 Art. 1, punt 75 (aangepast)

Artikel   89   

Delegatie van bevoegdheden met betrekking tot de mededelingen aan het Bureau

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel   160  gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de regels voor de in artikel   88  bedoelde mededelingen aan het Bureau te bepalen alsook de formulieren voor die mededelingen die door het Bureau beschikbaar moeten worden gesteld.


 2024/2822 Art. 1, punt 76 (aangepast)

Artikel   90   

Termijnen

1. De termijnen worden vastgesteld in volle jaren, maanden, weken of dagen. De berekening gaat in op de dag na die waarop de betrokken gebeurtenis zich heeft voorgedaan. De duur van de termijnen bedraagt niet minder dan één maand en niet meer dan zes maanden, tenzij in deze verordening of op grond van deze verordening vastgestelde handelingen anders is bepaald.

2. De uitvoerend directeur bepaalt vóór de aanvang van elk kalenderjaar op welke dagen het Bureau niet open is voor ontvangst van documenten.

3. De uitvoerend directeur bepaalt de duur van de onderbreking in geval van een werkelijke onderbreking van de verbinding van het Bureau met toegelaten vormen van elektronische communicatie.

4. Indien de regelmatige communicatie van de partijen in de procedure met het Bureau of omgekeerd door uitzonderlijke omstandigheden zoals een natuurramp of een staking wordt onderbroken of verstoord, kan de uitvoerend directeur van het Bureau bepalen dat, voor partijen in de procedure die hun woonplaats of zetel in het door de uitzonderlijke omstandigheid getroffen geografische gebied hebben of die een vertegenwoordiger hebben aangewezen die in dat gebied zijn of haar kantoor heeft, alle termijnen die anders op of na de datum van aanvang van een dergelijk voorval zouden verstrijken tot een bepaalde datum worden verlengd. Bij de vaststelling van die datum beoordeelt de uitvoerend directeur wanneer de uitzonderlijke omstandigheden ten einde lopen. Indien de omstandigheden de zetel van het Bureau treffen, wordt bij die vaststelling door de uitvoerend directeur uitdrukkelijk vermeld dat zij voor alle partijen in de procedure geldt.


 2024/2822 Art. 1, punt 77 (aangepast)

Artikel   91   

Bevoegdheidsdelegatie met betrekking tot de berekening en duur van termijnen

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel   160  gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere regels voor de berekening en duur van de in artikel   90  bedoelde termijnen te bepalen.


 2024/2822 Art. 1, punt 78 (aangepast)

Artikel   92   

Rechtzetting van fouten en kennelijke vergissingen

1. Het Bureau zorgt op eigen initiatief of op verzoek van een partij voor rechtzetting van taalfouten of transcriptiefouten en kennelijke vergissingen in de beslissingen van het Bureau, fouten bij de inschrijving van een Uniemodel, of fouten in de publicatie van de inschrijving.

2. Indien om de rechtzetting van fouten bij de inschrijving van een Uniemodel of bij de publicatie van de inschrijving wordt verzocht door de houder, is artikel   69  van overeenkomstige toepassing.

3. Rechtzettingen van fouten bij de inschrijving van een Uniemodel of bij de publicatie van de inschrijving worden door het Bureau bekendgemaakt.

Artikel   93   

Doorhaling van inschrijvingen in het register en herroeping van beslissingen

1. Indien het Bureau een inschrijving in het register heeft gedaan of een beslissing heeft genomen waarbij het een kennelijke fout heeft gemaakt, haalt het die inschrijving door of herroept het die beslissing. Indien er slechts één partij in de procedure is en de inschrijving of handeling van invloed is op de rechten van die partij, wordt de doorhaling of herroeping ook uitgevoerd wanneer de partij de fout niet had ontdekt.

2. De in lid 1 bedoelde doorhaling of herroeping wordt, ambtshalve of op verzoek van een van de partijen in de procedure, uitgevoerd door de instantie die de inschrijving heeft gedaan of de beslissing heeft genomen. De doorhaling van de inschrijving in het register of de herroeping van de beslissing wordt uitgevoerd binnen een jaar na de datum van vermelding of van vaststelling van de beslissing, na raadpleging van de partijen in de procedure en van elke in het register vermelde houder van rechten op het betrokken Uniemodel. Het Bureau houdt een register bij van die doorhalingen en herroepingen.

3. Dit artikel doet geen afbreuk aan het recht van de partijen om  overeenkomstig  de artikelen   77  en   78  beroep in te stellen en aan de mogelijkheid om  overeenkomstig  artikel   92  fouten en kennelijke vergissingen recht te zetten. Indien er beroep is ingesteld tegen een beslissing van het Bureau die een fout bevat, wordt de beroepsprocedure zonder voorwerp nadat het Bureau op grond van lid 1 van dit artikel zijn beslissing heeft herroepen. In het laatste geval wordt de beroepstaks aan de verzoeker terugbetaald.


 2024/2822 Art. 1, punt 79 (aangepast)

Artikel   94   

Bevoegdheidsdelegatie met betrekking tot de doorhaling van inschrijvingen en de herroeping van beslissingen

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel   160  gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere procedureregels voor het doorhalen van een inschrijving in het register of het herroepen van een beslissing zoals bedoeld in artikel   93  te bepalen.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

Artikel  95   

Herstel in de vorige toestand

1. Indien de aanvrager of de houder van een ingeschreven 1 Uniemodel  of iedere partij in een procedure voor het Bureau, ondanks het betrachten van alle in de gegeven omstandigheden noodzakelijke zorgvuldigheid, niet in staat is geweest tegenover het Bureau een termijn in acht te nemen, wordt hij  of zij  op zijn  of haar  verzoek in zijn  of haar  rechten hersteld indien de verhindering ingevolge deze verordening rechtstreeks het verlies van een recht of een rechtsmiddel tot gevolg heeft.


 2024/2822 Art. 1, punt 80, onder a) (aangepast)

2. De aanvrager moet het verzoek schriftelijk indienen binnen twee maanden nadat de oorzaak van de niet-inachtneming van de termijn is geëindigd. De nog niet verrichte handeling moet alsnog binnen die termijn geschieden. Het verzoek is slechts ontvankelijk binnen een jaar na het verstrijken van de niet in acht genomen termijn. Indien het verzoek tot vernieuwing van de inschrijving niet is ingediend of de vernieuwingstaks niet is voldaan, wordt de extra termijn van zes maanden na het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving, bedoeld in artikel   66  , lid 3, niet afgetrokken van de periode van een jaar.

3. Het verzoek moet met redenen omkleed zijn en de feiten en argumenten bevatten waarop het gegrond is. Het verzoek wordt pas geacht te zijn ingediend nadat de taks voor herstel in de vorige toestand betaald is. Indien herstel in de vorige toestand wordt verleend, wordt de taks terugbetaald.


 6/2002

4. De instantie die bevoegd is te beslissen over de niet verrichte handeling beslist over het verzoek.


 2024/2822 Art. 1, punt 80, onder b) (aangepast)

5. Indien de in lid 2 van dit artikel en in artikel   96  vastgelegde termijnen niet in acht worden genomen, wordt niet overgegaan tot herstel in de vorige toestand zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

6. De aanvrager of de houder van een ingeschreven 1 Uniemodel  die in zijn  of haar  rechten wordt hersteld, kan die rechten niet doen gelden tegen een derde die in de periode tussen het verlies van het recht op de aanvraag of op inschrijving van het ingeschreven 1 Uniemodel  en de publicatie van het herstel van dat recht, te goeder trouw voortbrengselen op de markt heeft gebracht waarin een model is verwerkt of waarop een model wordt toegepast dat onder de draagwijdte van de aan het ingeschreven 1 Uniemodel  verleende bescherming valt.

7. Een derde die zich op lid 6 kan beroepen, kan binnen twee maanden na de datum waarop wordt gepubliceerd dat de aanvrager of de houder van een ingeschreven 1 Uniemodel  in zijn  of haar  rechten wordt hersteld, tegen die beslissing derdenverzet aantekenen.

8. Dit artikel laat onverlet het recht van een lidstaat om herstel in de vorige toestand toe te kennen met betrekking tot de bij deze verordening gestelde termijnen die in acht moeten worden genomen ten aanzien van de instanties van die staat.


 2024/2822 Art. 1, punt 81 (aangepast)

Artikel   96   

Voortzetting van de procedure

1. Indien de aanvrager of de houder van een ingeschreven Uniemodel of een andere partij in een procedure voor het Bureau tegenover het Bureau een termijn niet in acht heeft genomen, kan de procedure op zijn of haar verzoek worden voortgezet, op voorwaarde dat op het tijdstip van dat verzoek de verzuimde handeling alsnog is verricht. Het verzoek tot voortzetting van de procedure is alleen ontvankelijk indien het binnen twee maanden na het verstrijken van de niet in acht genomen termijn wordt ingediend. Het verzoek wordt pas geacht te zijn ingediend nadat er een taks voor voortzetting van de procedure is betaald.

2. Voortzetting van de procedure wordt niet toegekend in geval van niet-naleving van de termijnen die zijn vastgelegd in:

a) artikel   46  , artikel   49  , lid 1, artikel   53  , lid 1, artikel   55  , lid 3, artikel   66  , lid 3, en artikel   95  , lid 2;

b) artikel 68 en artikel 72, lid 5, van Verordening (EU) 2017/1001 in samenhang met artikel   77  , lid 2, van deze verordening;

c) lid 1 van dit artikel.

3. De dienst die bevoegd is te beslissen over de niet verrichte handeling beslist over het verzoek tot voortzetting.

4. Wanneer het Bureau het verzoek tot voortzetting inwilligt, worden de gevolgen van het niet in acht nemen van de termijn geacht zich niet te hebben voorgedaan. Indien een beslissing is genomen tussen het einde van die termijn en het verzoek tot voortzetting van de procedure, heroverweegt de dienst die bevoegd is voor de beslissing inzake de niet verrichte handeling, zijn beslissing en neemt hij een andere beslissing wanneer het voldoende is de niet verrichte handeling aan te vullen. Indien het Bureau na de heroverweging beslist dat de aanvankelijke beslissing niet moet worden gewijzigd, bevestigt het die beslissing schriftelijk.

5. Indien het Bureau het verzoek tot voortzetting afwijst, wordt de taks terugbetaald.

Artikel   97   

Onderbreking van de procedure

1. De procedure voor het Bureau wordt onderbroken:

a) bij overlijden of bij handelingsonbekwaamheid, hetzij van de aanvrager of de houder van een ingeschreven Uniemodel, hetzij van de persoon die volgens het nationale recht bevoegd is voor de aanvrager of de houder te handelen;

b) indien de aanvrager of de houder van het ingeschreven Uniemodel ten gevolge van een tegen het vermogen van de aanvrager of de houder gerichte procedure om wettelijke redenen de procedure voor het Bureau niet kan voortzetten;

c) indien de vertegenwoordiger van de aanvrager of van de houder van een ingeschreven Uniemodel overlijdt, handelingsonbekwaam wordt of ten gevolge van een actie met betrekking tot het vermogen van de vertegenwoordiger om wettelijke redenen de procedure voor het Bureau niet kan voortzetten.

Voor zover overlijden of handelingsonbekwaamheid zoals bedoeld in de eerste alinea, punt a), de machtiging van de  overeenkomstig  artikel   116  aangewezen vertegenwoordiger onverlet laten, wordt de procedure slechts onderbroken indien die vertegenwoordiger daarom verzoekt.

2. De procedure voor het Bureau wordt hervat zodra is vastgesteld wie bevoegd is deze voort te zetten of het Bureau alle redelijke pogingen heeft ondernomen de identiteit van die persoon vast te stellen.


 2024/2822 Art. 1, punt 82 (aangepast)

Artikel   98   

Bevoegdheidsdelegatie met betrekking tot hervatting van de procedure

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel   160  gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere regels te bepalen voor hervatting van de procedure voor het Bureau zoals bedoeld in artikel   97  , lid 2.


 2024/2822 Art. 1, punt 83 (aangepast)

Artikel   99   

Verwijzing naar algemene beginselen

Voor zover deze verordening of krachtens deze verordening vastgestelde handelingen geen procedurevoorschriften bevatten, neemt het Bureau de in de lidstaten algemeen aanvaarde beginselen van procesrecht in aanmerking.


 6/2002 (aangepast)

Artikel  100   

Einde van de financiële verplichtingen


 2024/2822 Art. 1, punt 84

1. Vorderingen van het Bureau tot betaling van taksen vervallen vier jaar vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de taks opeisbaar is geworden.

2. Vorderingen jegens het Bureau tot terugbetaling van taksen of van te veel betaalde bedragen vervallen vier jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de vorderingen zijn ontstaan.


 6/2002

3. De in de leden 1 en 2 genoemde termijn wordt in het geval bedoeld in lid 1 gestuit door een verzoek de taks te betalen en in het geval bedoeld in lid 2 door een verzoekschrift om de vordering te doen gelden. Die termijn gaat opnieuw in op de datum van stuiting; hij verstrijkt uiterlijk zes jaar na het einde van het kalenderjaar waarin hij aanvankelijk ingegaan is, tenzij de vordering in rechte geldend wordt gemaakt; in dat geval verstrijkt de termijn op zijn vroegst één jaar na de datum waarop de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

Afdeling 2

Kosten


 2024/2822 Art. 1, punt 85 (aangepast)

Artikel   101   

Verdeling van de kosten

1. De verliezende partij in een procedure tot nietigverklaring van een ingeschreven Uniemodel of in een beroepsprocedure betaalt de taksen die de andere partij heeft gedragen voor de vordering tot nietigverklaring en voor het ingestelde beroep. De verliezende partij betaalt tevens alle in verband met de procedure gemaakte noodzakelijke kosten, met inbegrip van de reis- en verblijfkosten en de bezoldiging van een vertegenwoordiger in de zin van artikel   116  , lid 1, met inachtneming van de maximumtarieven die per kostencategorie zijn vastgelegd in de op grond van artikel   102  vastgestelde uitvoeringshandeling.

2. Voor zover de partijen respectievelijk op een of meer punten in het ongelijk worden gesteld of indien de billijkheid zulks vereist, beslist de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep dat de kosten anders worden verdeeld dan bepaald in lid 1.

3. Een partij die door intrekking van de aanvraag voor het Uniemodel, van de vordering tot nietigverklaring of van het beroep, door niet-vernieuwing van de inschrijving van het Uniemodel, of door afstand van het ingeschreven Uniemodel, een einde maakt aan de procedure, betaalt de taksen, alsmede de door de andere partij gedragen kosten overeenkomstig de leden 1 en 2.

4. Indien de procedure zonder voorwerp is geworden, beslist de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep vrijelijk over de kosten.

5. Indien de partijen voor de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep een andere kostenregeling overeenkomen dan die van de leden 1 tot en met 4, neemt de betrokken afdeling hiervan nota.

6. De nietigheidsafdeling of de kamer van beroep stelt ambtshalve het bedrag vast dat op grond van de leden 1 tot en met 5 van dit artikel moet worden vergoed, indien de te vergoeden kosten zich beperken tot de aan het Bureau betaalde taksen en de kosten van vertegenwoordiging. In alle andere gevallen stelt de griffie van de kamer van beroep of de nietigheidsafdeling, op verzoek, het te betalen bedrag vast. Het verzoek is slechts ontvankelijk gedurende een periode van twee maanden na de datum waarop de beslissing ten aanzien waarvan vaststelling van de kosten is gevraagd, onherroepelijk wordt, en gaat vergezeld van een rekening en bewijsstukken. Voor de kosten van vertegenwoordiging op grond van artikel   116  , lid 1, volstaat het dat de vertegenwoordiger verzekert dat de kosten zijn gemaakt. Voor andere kosten volstaat het dat de aannemelijkheid ervan is vastgesteld.

Indien het bedrag van de kosten overeenkomstig de eerste alinea van dit lid is vastgesteld, worden de kosten van vertegenwoordiging toegekend op het niveau dat is vastgelegd in de op grond van artikel   102  vastgestelde uitvoeringshandeling, ongeacht of zij daadwerkelijk zijn gemaakt.

7. Overeenkomstig lid 6 genomen beslissingen tot vaststelling van de kosten vereisen opgave van de redenen waarop zij zijn gebaseerd en kunnen door de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep worden herzien indien hiertoe binnen één maand na de datum van kennisgeving van de beslissing een verzoek wordt ingediend. Dat verzoek wordt geacht niet te zijn ingediend totdat de taks voor de herziening van het bedrag van de kosten is betaald. De nietigheidsafdeling of de kamer van beroep, naargelang het geval, neemt zonder mondelinge procedure een beslissing over het verzoek tot herziening van de beslissing inzake de vaststelling van de kosten.


 2024/2822 Art. 1, punt 86 (aangepast)

Artikel   102   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot het maximumtarief voor vergoedingen

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot bepaling van het maximumtarief voor vergoeding van de werkelijk door de in het gelijk gestelde partij gemaakte, noodzakelijke procedurekosten zoals bedoeld in artikel   101  , lid 1. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Bij de bepaling van het maximumtarief met betrekking tot de reis- en verblijfkosten houdt de Commissie rekening met de afstand tussen de woon- of vestigingsplaats van de partij, vertegenwoordiger, getuige, deskundige en de plaats van de mondelinge procedure, met de fase van de procedure waarin de kosten zijn gemaakt en, wat betreft de kosten van vertegenwoordiging in de zin van artikel   116  , lid 1, met de noodzaak ervoor te zorgen dat de verplichting tot het dragen van de kosten niet om tactische redenen door de andere partij kan worden misbruikt. Daarnaast worden verblijfkosten berekend overeenkomstig het statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, als neergelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad 17 . De in het ongelijk gestelde partij draagt de kosten voor slechts één partij bij de procedure en, in voorkomend geval, één vertegenwoordiger.


 6/2002 (aangepast)

Artikel  103   

Tenuitvoerlegging van beslissingen tot vaststelling van de kosten

1. Iedere onherroepelijke beslissing van het Bureau tot vaststelling van de kosten vormt executoriale titel.


 2024/2822 Art. 1, punt 87

2. De gedwongen tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de lidstaat van executie. Elke lidstaat wijst één instantie aan die ermee belast is de echtheid van de in lid 1 bedoelde beslissing te onderzoeken, en deelt de contactgegevens daarvan mee aan het Bureau, het Hof van Justitie en de Commissie. Het exequatur wordt, na een onderzoek dat zich beperkt tot de echtheid van de beslissing, door die instantie verleend.


 6/2002

3. Nadat de bedoelde formaliteiten op verzoek van de belanghebbende zijn vervuld, kan deze de tenuitvoerlegging volgens de nationale wetgeving voortzetten door zich rechtstreeks te wenden tot de bevoegde instantie.

4. De gedwongen tenuitvoerlegging kan slechts worden opgeschort door een beslissing van het Hof van Justitie. Het toezicht op de regelmatigheid van de tenuitvoerlegging behoort echter tot de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de betrokken lidstaat.

Afdeling 3

Voorlichting van het publiek en van de instanties der lidstaten


 2024/2822 Art. 1, punt 88 (aangepast)

Artikel   104   

Uniemodellenregister

1. Het Bureau houdt een register van ingeschreven Uniemodellen bij en actualiseert het.

2. In het register worden de volgende vermeldingen betreffende inschrijvingen van een Uniemodel opgenomen:

a) de datum waarop de aanvraag is ingediend en ingeschreven, op grond van artikel   59  , lid 3;

b) het dossiernummer van de aanvraag en het dossiernummer van elk afzonderlijk model van een meervoudige aanvraag;

c) de datum van publicatie van de inschrijving;

d) de naam, de woonplaats en het land van de aanvrager;

e) de naam en het kantooradres van de vertegenwoordiger, behalve in het geval van een vertegenwoordiger zoals bedoeld in artikel   115  , lid 3, eerste alinea;

f) de afbeelding van het model;

g) de namen van de voortbrengselen, voorafgegaan door de nummers van de klassen en onderklassen van de classificatie van Locarno;

h) gegevens over beroepen op voorrang op grond van artikel   50  ;

i) gegevens over beroepen op voorrang in geval van tentoonstelling op grond van artikel   53  ;

j) vermelding van de ontwerper of het team van ontwerpers op grond van artikel 18 of een verklaring dat de ontwerper of het team van ontwerpers afstand heeft gedaan van het recht op vermelding;

k) de taal waarin de aanvraag is ingediend en de tweede taal die de aanvrager in de aanvraag heeft opgegeven, op grond van artikel   137  , lid 3;

l) de datum van inschrijving van het model in het register en het nummer van de inschrijving op grond van artikel   59  , lid 1;

m) een aanduiding van elk verzoek tot opschorting van de publicatie op grond van artikel   62  , lid 3, met vermelding van de datum waarop de termijn van opschorting verstrijkt;

n) een aanduiding dat er een beschrijving is ingediend op grond van artikel   42  , lid 3, punt a).

3. Het register bevat voorts de volgende vermeldingen, telkens voorzien van de datum van opneming in het register:

a) wijzigingen van de naam of de woonplaats en het land van de houder op grond van artikel   69  ;

b) wijzigingen van de naam of het kantooradres van de vertegenwoordiger, behalve in het geval van een vertegenwoordiger zoals bedoeld in artikel   115  , lid 3, eerste alinea;

c) in geval van aanwijzing van een nieuwe vertegenwoordiger, zijn of haar naam en kantooradres;

d) wijzigingen van de naam van de ontwerper of het team van ontwerpers op grond van artikel 18;

e) rechtzettingen van fouten en kennelijke vergissingen op grond van artikel   92  ;

f) wijzigingen van het model op grond van artikel   67  ;

g) een aanduiding dat er een aanspraakprocedure is ingesteld bij de bevoegde rechter of autoriteit uit hoofde van artikel 15, lid 5, punt a);

h) de datum en gegevens van de in kracht van gewijsde gegane beslissing van de bevoegde rechter of autoriteit of een andere beëindiging van de procedure op grond van artikel 15, lid 5, punt b);

i) een verandering in het houderschap op grond van artikel 15, lid 5, punt c);

j) een overgang op grond van artikel   31  ;

k) de vestiging of overgang van een zakelijk recht op grond van artikel   33  en de aard van het zakelijk recht;

l) gedwongen tenuitvoerlegging op grond van artikel   34  , en insolventieprocedures op grond van artikel   35  ;

m) de verlening of de overgang van een licentie op grond van artikel 16, lid 2, of artikel   36  en, in voorkomend geval, de aard van de licentie zoals bedoeld in artikel   37  , lid 3;

n) de vernieuwing van de inschrijving op grond van artikel   66  en de datum waarop die vernieuwing van kracht wordt;

o) de vaststelling van het verstrijken van de inschrijving op grond van artikel   66  , lid 8;

p) een verklaring van afstand door de houder op grond van artikel   71  , lid 1;

q) de datum van indiening en de gegevens van een vordering tot nietigverklaring uit hoofde van artikel   73  , van een reconventionele vordering tot nietigverklaring op grond van artikel   123  , lid 5, of van een op grond van artikel   77  ingesteld beroep;

r) de datum en de gegevens van de in kracht van gewijsde gegane beslissing betreffende de vordering tot nietigverklaring op grond van artikel   74  , van de in kracht van gewijsde gegane beslissing over een reconventionele vordering tot nietigverklaring op grond van artikel   125  , lid 3, van de in kracht van gewijsde gegane beslissing over een beroep op grond van artikel   77  , of van elke andere beëindiging van de procedure overeenkomstig die artikelen;

s) de doorhaling van de vermelding van een op grond van lid 2, punt e), ingeschreven vertegenwoordiger;

t) de wijziging van of doorhaling in het register van de in lid 3, punten l), m), en n), bedoelde gegevens;

u) de herroeping van een beslissing of de doorhaling van een vermelding in het register op grond van artikel   93  , indien de herroeping of de doorhaling een gepubliceerde beslissing of vermelding betreft.

4. De uitvoerend directeur kan bepalen dat er andere dan de in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens in het register moeten worden ingeschreven.

5. Het register kan in elektronische vorm worden gehouden. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, worden door het Bureau voor de in lid 8 bepaalde doeleinden verzameld, gestructureerd, gepubliceerd en opgeslagen. Het Bureau houdt het register gemakkelijk toegankelijk voor het publiek.

6. De houder van een ingeschreven Uniemodel wordt van iedere wijziging in het register in kennis gesteld.

7. Het Bureau verstrekt, indien de toegang tot het register niet is beperkt op grond van artikel   109  , lid 5, op verzoek al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte uittreksels uit het register in elektronische vorm.

8. De in de leden 2 en 3 bedoelde vermeldingen, met inbegrip van persoonsgegevens, worden verwerkt met het oog op:

a) het beheer van de aanvragen, inschrijvingen, of beide, zoals beschreven in deze verordening en alle op grond daarvan vastgestelde handelingen;

b) het houden van een openbaar register ter inzage door en ter informatie van de overheid en het bedrijfsleven, die aldus de hun bij deze verordening toegekende rechten kunnen uitoefenen en kennis kunnen nemen van het bestaan van oudere rechten van derden;

c) het opstellen van verslagen en statistieken op basis waarvan het Bureau efficiënter te werk kan gaan en de werking van het systeem voor de inschrijving van Uniemodellen kan verbeteren.

9. Alle gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, betreffende de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde vermeldingen worden geacht van algemeen belang te zijn en zijn voor derden toegankelijk, behoudens de andersluidende bepaling in artikel   62  , lid 2. De vermeldingen in het register worden voor onbepaalde tijd bewaard.


 2024/2822 Art. 1, punt 89 (aangepast)

Artikel   105   

Databank

1. Op het Bureau rust, naast de  in artikel 104 neergelegde  verplichting een register te houden, de taak alle gegevens te verzamelen en in een elektronische databank op te slaan die door houders en andere partijen bij procedures krachtens deze verordening en op basis daarvan vastgestelde handelingen worden verstrekt.

2. De elektronische databank kan andere dan de op grond van artikel   104  in het register opgenomen persoonsgegevens bevatten, voor zover deze verordening en op grond daarvan vastgestelde handelingen dat voorschrijven. Persoonsgegevens worden verzameld, opgeslagen en verwerkt met het oog op:

a) het beheer van de aanvragen, inschrijvingen, of beide, zoals beschreven in deze verordening en op grond daarvan vastgestelde handelingen;

b) het toegankelijk maken van de informatie die noodzakelijk is voor een vlotter en efficiënter verloop van de betrokken procedure;

c) de communicatie met de aanvragers en andere partijen bij de procedure;

d) het opstellen van verslagen en statistieken op basis waarvan het Bureau efficiënter te werk kan gaan en de werking van het systeem kan verbeteren.

3. De uitvoerend directeur bepaalt onder welke voorwaarden de databank toegankelijk is en hoe de inhoud, met uitzondering van de in lid 2 van dit artikel bedoelde persoonsgegevens, doch met inbegrip van de in artikel   104  bedoelde gegevens, beschikbaar kan worden gesteld.

4. De in lid 2 bedoelde persoonsgegevens zijn beperkt toegankelijk en dergelijke gegevens zijn niet algemeen toegankelijk tenzij de betrokkene daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd.

5. Alle gegevens worden voor onbepaalde tijd bewaard. De betrokkene kan evenwel erom verzoeken dat persoonsgegevens uit de databank worden verwijderd 18 maanden nadat het ingeschreven Uniemodel is verstreken of de betrokken procedure op tegenspraak is afgesloten. De betrokkene kan te allen tijde onnauwkeurige of onjuiste gegevens laten corrigeren.

Artikel   106   

Onlinetoegang tot beslissingen

1. De beslissingen van het Bureau met betrekking tot ingeschreven Uniemodellen zijn ter informatie en raadpleging online beschikbaar voor het publiek. Elke partij bij de aan de beslissing voorafgaande procedure kan verzoeken om verwijdering van de in de beslissing vermelde persoonsgegevens.

2. Het Bureau kan beslissingen van nationale rechterlijke instanties en rechterlijke instanties van de Unie die verband houden met zijn taken, online beschikbaar maken om bij het publiek een groter bewustzijn te wekken omtrent intellectuele eigendom en convergentie van praktijken te bevorderen. Het Bureau neemt ten aanzien van persoonsgegevens de voorwaarden in acht waaraan de oorspronkelijke publicatie was onderworpen.


 2024/2822 Art. 1, punt 90 (aangepast)

Artikel   107   

Regelmatig verschijnende publicaties

1. Het Bureau doet regelmatig verschijnen:

a) een  Blad van modellen van de Europese Unie  met publicaties van vermeldingen in het register en andere gegevens in verband met inschrijvingen van Uniemodellen waarvan de publicatie is voorgeschreven bij deze verordening of op basis daarvan vastgestelde handelingen;

b) een Publicatieblad van het Bureau, met mededelingen en publicaties van algemene aard die van de uitvoerend directeur uitgaan, alsmede alle andere publicaties betreffende deze verordening en de toepassing ervan.

De in de eerste alinea, punten a) en b), bedoelde publicaties kunnen in elektronische vorm verschijnen.

2. Het  Blad van modellen van de Europese Unie  wordt gepubliceerd op een wijze en volgens een regelmaat die door de uitvoerend directeur dienen te worden vastgesteld.

3. Het Publicatieblad van het Bureau verschijnt in de talen van het Bureau. De uitvoerend directeur kan bepalen dat sommige mededelingen in het Publicatieblad van het Bureau in de officiële talen van de Unie moeten worden gepubliceerd.


 2024/2822 Art. 1, punt 91 (aangepast)

Artikel   108   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de regelmatig verschijnende publicaties

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a) de datum die moet worden beschouwd als de datum van publicatie in het  Blad van modellen van de Europese Unie  ;

b) de wijze waarop vermeldingen inzake de inschrijving van een Uniemodel die ten opzichte van de publicatie van de aanvraag niet zijn gewijzigd, worden gepubliceerd;

c) de vormen waarin uitgaven van het Publicatieblad van het Bureau aan het publiek beschikbaar kunnen worden gesteld.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

Artikel  109   

Openbare inzage

1. De dossiers betreffende aanvragen om een ingeschreven 1 Uniemodel  die nog niet gepubliceerd zijn en de dossiers betreffende ingeschreven 1 Uniemodellen  waarvan de publicatie is opgeschort overeenkomstig artikel  62  of waarvan, onderworpen zijnde aan die maatregel, vóór of bij het verstrijken van de termijn van opschorting van de publicatie afstand is gedaan, kunnen alleen met toestemming van de aanvrager of de houder van het ingeschreven 1 Uniemodel  worden ingezien.

2. Eenieder die kan bewijzen een gerechtvaardigd belang te hebben, kan zonder toestemming van de aanvrager of houder van het ingeschreven 1 Uniemodel  , vóór publicatie ervan of nadat daarvan afstand is gedaan in het geval bedoeld in lid 1, inzage van het desbetreffende dossier verkrijgen.

Dit is met name het geval indien de belanghebbende bewijst dat de aanvrager om of houder van het ingeschreven 1 Uniemodel  stappen heeft ondernomen om het aan het ingeschreven 1 Uniemodel  verbonden recht tegen hem  of haar  in te roepen.

3. Na publicatie van het ingeschreven 1 Uniemodel  kan het dossier op verzoek worden ingezien.


 2024/2822 Art. 1, punt 92, onder a)

4. Bij inzage van een dossier op grond van lid 2 of 3 worden de volgende delen van het dossier uitgesloten van inzage:

a) stukken betreffende uitsluiting, verschoning of wraking op grond van artikel 169 van Verordening (EU) 2017/1001;

b) ontwerpbeslissingen en -adviezen, alsmede alle andere voor de voorbereiding van beslissingen en adviezen gebruikte interne stukken;

c) delen van het dossier ten aanzien waarvan de betrokken partij vóór het verzoek tot inzage te kennen heeft gegeven een bijzonder belang te stellen in de geheimhouding ervan, tenzij inzage van die delen van het dossier wordt gerechtvaardigd door zwaarwegende gewettigde belangen van de om inzage verzoekende partij.


 2024/2822 Art. 1, punt 92, onder b) (aangepast)

5. Indien de publicatie van een inschrijving wordt opgeschort op grond van artikel   62  , lid 1, wordt de toegang tot het register voor andere personen dan de houder van het ingeschreven Uniemodel beperkt tot de naam van de houder, de naam van de eventuele vertegenwoordiger, de datum van indiening en inschrijving, het dossiernummer van de aanvraag en de aanduiding dat de publicatie is opgeschort. In dergelijke gevallen bevatten de al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte uittreksels uit het register alleen de naam van de houder, de naam van de vertegenwoordigers, de datum van indiening en inschrijving, het dossiernummer van de aanvraag en de aanduiding dat de publicatie is opgeschort, behalve indien het verzoek om uittreksels door de houder of zijn of haar gemachtigde is gedaan.


 2024/2822 Art. 1, punt 93 (aangepast)

Artikel   110   

Procedure voor de inzage van dossiers

1. De op grond van artikel   109  , lid 3, aangevraagde inzage van de dossiers van ingeschreven Uniemodellen geschiedt aan de hand van de technische media voor de opslag van de dossiers. Die inzage gebeurt online. De uitvoerend directeur bepaalt de wijze van inzage.

2. Indien het verzoek tot inzage in het dossier betrekking heeft op een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel of op een ingeschreven Uniemodel waarvan de publicatie is opgeschort overeenkomstig artikel   62  of waarvan, indien de publicatie is opgeschort, vóór of op de datum waarop de termijn van opschorting verstrijkt, blijkt uit het verzoek dat:

a) de aanvrager of houder van het Uniemodel met de inzage instemt, of

b) de persoon die om inzage verzoekt een gewettigd belang heeft bij inzage in het dossier.

3. Op verzoek kunnen bij de inzage elektronische afschriften van de dossierstukken worden verkregen. Het Bureau verstrekt, op verzoek, tevens al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van de aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel in elektronische vorm.

Artikel   111   

Mededeling van informatie uit de dossiers

Onder voorbehoud van de in artikel   109  vastgelegde beperkingen kan het Bureau, op verzoek, uit elk dossier van elke procedure met betrekking tot een aanvraag voor een Uniemodel of tot een ingeschreven Uniemodel informatie verstrekken.

Artikel   112   

Bewaring van dossiers

1. Het Bureau bewaart de dossiers van alle procedures betreffende aanvragen voor een Uniemodel en ingeschreven Uniemodellen. De uitvoerend directeur bepaalt in welke vorm die dossiers worden bewaard.

2. Indien dossiers elektronisch worden bewaard, worden de elektronische bestanden of reservekopieën daarvan voor onbepaalde tijd bewaard. De door de partijen bij de procedure ingediende originele documenten die de basis vormen van dergelijke elektronische bestanden, worden na een door de uitvoerend directeur vast te stellen termijn na ontvangst verwijderd.

3. Indien en voor zover dossiers of delen daarvan anders dan elektronisch worden bewaard, worden de documenten of bewijsstukken die daarvan deel uitmaken, bewaard gedurende ten minste vijf jaar na het jaar waarin:

a) de aanvraag is afgewezen of ingetrokken;

b) de geldigheid van de inschrijving van het Uniemodel definitief is verstreken;

c) de afstand van het ingeschreven Uniemodel is ingeschreven in het register op grond van artikel   71  ;

d) het ingeschreven Uniemodel definitief uit het register is verwijderd.


 2024/2822 Art. 1, punt 94 (aangepast)

Artikel   113   

Administratieve samenwerking

1. Tenzij in deze verordening of in de nationale wetgeving anders is bepaald, verlenen het Bureau en de bevoegde rechterlijke of andere instanties van de lidstaten elkaar op verzoek bijstand door elkaar informatie te verstrekken of inzage in dossiers te geven. Indien het Bureau inzage van dossiers geeft aan de rechterlijke instanties, openbaar ministeries of centrale bureaus voor de industriële eigendom, is die inzage niet onderworpen aan de in artikel   109  bedoelde beperkingen.

2. Het Bureau heft geen taksen voor het verstrekken van informatie of voor het geven van inzage in dossiers.


 2024/2822 Art. 1, punt 95 (aangepast)

Artikel   114   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de administratieve samenwerking

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere regels voor de uitwisseling van informatie tussen het Bureau en de instanties van de lidstaten en het geven van inzage in dossiers zoals bedoeld in artikel   113  , rekening houdend met de beperkingen waaraan de inzage in dossiers betreffende aanvragen voor of inschrijvingen van Uniemodellen op grond van artikel   109  is onderworpen wanneer inzage aan derden wordt gegeven. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.


 6/2002

Afdeling 4

Vertegenwoordiging


 2024/2822 Art. 1, punt 97 (aangepast)

Artikel   115   

Algemene beginselen van vertegenwoordiging

1. Behoudens lid 2 is niemand verplicht zich voor het Bureau te laten vertegenwoordigen.

2. Onverminderd lid 3, tweede alinea, van dit artikel, laten natuurlijke of rechtspersonen die noch hun woonplaats, noch hun zetel of werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel in de EER hebben, zich overeenkomstig artikel   116  , lid 1, in alle in deze verordening bedoelde procedures, uitgezonderd voor de indiening van een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel, voor het Bureau vertegenwoordigen.

3. Natuurlijke en rechtspersonen die in de EER een woonplaats, zetel of werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel hebben, kunnen voor het Bureau optreden door tussenkomst van een werknemer.

De werknemer van een rechtspersoon waarop dit lid van toepassing is, kan ook handelen voor andere rechtspersonen die met die rechtspersoon economisch verbonden zijn, ook indien die andere rechtspersonen in de EER geen woonplaats, zetel, noch werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel hebben.

Werknemers die personen vertegenwoordigen in de zin van dit lid verstrekken het Bureau, op verzoek van het Bureau of, in voorkomend geval, van de partij in de procedure een bij het dossier te voegen ondertekende volmacht.

4. Indien meerdere aanvragers of derden gezamenlijk optreden, wordt een gemeenschappelijke vertegenwoordiger aangewezen.


 6/2002 (aangepast)

Artikel  116   

Beroepsmatige vertegenwoordiging


 2024/2822 Art. 1, punt 98, onder a) (aangepast)

1. Natuurlijke of rechtspersonen kunnen bij procedures voor het Bureau in de zin van deze verordening slechts worden vertegenwoordigd door een van de volgende vertegenwoordigers:

a) een  advocaat die is ingeschreven in een  van de staten die partij zijn bij de EER-overeenkomst en kantoor houdt binnen de EER, voor zover de advocaat in die staat bevoegd is als vertegenwoordiger ter zake van industriële eigendom op te treden;

b) erkende gemachtigden die zijn ingeschreven op de in artikel 120, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2017/1001 genoemde lijst van erkende gemachtigden;

c) erkende gemachtigden die zijn ingeschreven op de in lid 4 genoemde speciale lijst van erkende gemachtigden ter zake van modellen.

2. De in lid 1, punt c), bedoelde erkende gemachtigden zijn alleen bevoegd om derden voor het Bureau te vertegenwoordigen in procedures inzake modellen.

3. Een vertegenwoordiger die voor het Bureau optreedt, verstrekt, op verzoek van het Bureau of in voorkomend geval van de tegenpartij in de procedure, het Bureau een bij het dossier te voegen ondertekende volmacht.

4. Het Bureau stelt een speciale lijst van erkende gemachtigden ter zake van modellen op en houdt die bij. In die lijst kan iedere natuurlijke persoon worden vermeld die aan alle van de volgende voorwaarden voldoet:

a) hij of zij bezit de nationaliteit van een van de staten die partij zijn bij de EER-overeenkomst;

b) het kantoor of de plaats waar hij of zij werkt bevindt zich binnen de EER;

c) hij of zij is bevoegd om voor het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom of voor het centrale bureau voor industriële eigendom van een staat die partij is bij de EER-overeenkomst natuurlijke personen en rechtspersonen te vertegenwoordigen op het gebied van modellen.

Indien de in de eerste alinea, punt c), bedoelde bevoegdheid niet afhankelijk gesteld is van bijzondere beroepsbekwaamheid, is degene die om vermelding in de lijst van het Bureau verzoekt ten minste vijf jaar regelmatig als vertegenwoordiger op het gebied van modellen opgetreden bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom of bij een centraal bureau voor industriële eigendom.

Van personen ten aanzien van wie, overeenkomstig de in de betrokken lidstaat van de EER bestaande voorschriften, officieel wordt erkend dat zij op het gebied van modellen over de vereiste beroepsbekwaamheid beschikken om natuurlijke of rechtspersonen bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom of bij een centraal bureau voor industriële eigendom te vertegenwoordigen, wordt niet vereist dat zij het beroep hebben uitgeoefend.

5. Inschrijving op de lijst van erkende gemachtigden ter zake van modellen geschiedt op verzoek, waarbij een door het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom of het centrale bureau voor de industriële eigendom van de betrokken lidstaat afgegeven bewijs overgelegd wordt waaruit blijkt dat de in lid 4 bedoelde voorwaarden zijn vervuld. De vermeldingen in de lijst van erkende gemachtigden inzake modellen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van het Bureau.

6. De uitvoerend directeur kan ontheffing verlenen van een van de volgende voorwaarden:

a) de in lid 4, eerste alinea, punt a), gestelde voorwaarde in het geval van een hooggekwalificeerde beroepsbeoefenaar, mits aan de voorwaarden van lid 4, eerste alinea, punten b) en c), wordt voldaan;

b) de in lid 4, tweede alinea, gestelde voorwaarde in het geval dat de persoon die om vermelding in de lijst verzoekt bewijs levert dat hij of zij de vereiste kwalificatie op een andere manier heeft verworven.


 2024/2822 Art. 1, punt 98, onder b)

7. Een persoon kan, op verzoek van die persoon of indien die persoon niet langer bevoegd is als een erkend gemachtigde op te treden, van de lijst van erkende gemachtigden ter zake van modellen worden geschrapt. De wijzigingen in de lijst van erkende gemachtigden inzake modellen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van het Bureau.


 2024/2822 Art. 1, punt 98, onder c) (aangepast)

8. Een vertegenwoordiger die voor het Bureau optreedt, wordt in de in artikel   105  bedoelde databank opgenomen en verkrijgt een identificatienummer. Het Bureau kan van de vertegenwoordiger verlangen het daadwerkelijke en effectieve karakter van zijn of haar vestiging of dienstbetrekking op een van de genoemde adressen aan te tonen. De uitvoerend directeur kan de formele voorwaarden voor het verkrijgen van een identificatienummer bepalen, met name voor verenigingen van vertegenwoordigers, en voor de vermelding van de vertegenwoordigers in de databank.


 2024/2822 Art. 1, punt 99 (aangepast)

Artikel   117   

Delegatie van bevoegdheden met betrekking tot beroepsmatige vertegenwoordiging

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel   160  gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening met:

a) de voorwaarden en de procedure voor de aanwijzing van een gemeenschappelijk vertegenwoordiger zoals bedoeld in artikel   115  , lid 4;

b) de voorwaarden waaronder de in artikel   115  , lid 3, bedoelde werknemers en de in artikel   116  , lid 1, bedoelde erkende gemachtigden bij het Bureau een ondertekende volmacht indienen om als vertegenwoordiger te kunnen optreden, alsmede de inhoud van die volmacht;

c) de omstandigheden waarin een persoon van de lijst van erkende gemachtigden inzake modellen kan worden geschrapt zoals bedoeld in artikel   116  , lid 7.


 6/2002

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

TITEL IX

BEVOEGDHEID EN PROCEDURE INZAKE RECHTSVORDERINGEN BETREFFENDE 1 UNIEMODELLEN 

Afdeling 1

Bevoegdheid en executie


 2024/2822 Art. 1, punt 100 (aangepast)

Artikel   118   

Toepassing van de regels van de Unie betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

1. Tenzij anders bepaald in deze verordening, zijn de regels van de Unie betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van toepassing op de procedures betreffende Uniemodellen en aanvragen voor ingeschreven Uniemodellen, alsmede op de procedures betreffende gelijktijdige en opeenvolgende vorderingen die worden ingesteld op grond van Uniemodellen en nationale modellen.

2. Met betrekking tot procedures die het gevolg zijn van de in artikel   120  van deze verordening bedoelde rechtsvorderingen:

a) zijn de artikelen 4 en 6, artikel 7, punten 1, 2, 3 en 5, en artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad 18 niet van toepassing;

b) zijn de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van toepassing binnen de grenzen  neergelegd in  artikel   121  , lid 4, van deze verordening;

c) zijn de bepalingen van hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 1215/2012 die gelden voor personen met woonplaats in een lidstaat ook van toepassing op personen die geen woonplaats, maar een vestiging in een lidstaat hebben.

3. Verwijzingen in deze verordening naar Verordening (EU) nr. 1215/2012 omvatten waar passend de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, gedaan op 19 oktober 2005.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

Afdeling 2

Geschillen terzake van inbreuk op en geldigheid van 1 Uniemodellen 

Artikel  119   

Rechtbanken voor het 1 Uniemodel 

1. De lidstaten wijzen op hun grondgebied een zo gering mogelijk aantal nationale rechterlijke instanties van eerste en tweede aanleg aan, de „rechtbanken voor het 1 Uniemodel  ”, die de hun bij deze verordening opgedragen taken vervullen.

 2  .    Elke verandering betreffende het aantal, de namen of de territoriale bevoegdheid van de rechtbanken  die zijn opgenomen in de lijst van rechtbanken voor het Uniemodel die door een lidstaat is meegedeeld overeenkomstig Artikel 80, lid 2, van Verordening (EG) nr. 6/2002  wordt door de betrokken lidstaat onverwijld aan de Commissie gemeld.

 3  .    De in de  lid  2 bedoelde gegevens worden door de Commissie aan de lidstaten meegedeeld en in het Publicatieblad van de Europese  Unie  bekendgemaakt.


 6/2002 (aangepast)

1 2822/2024 Art. 1, punt 4

2 2822/2024 Art. 1, punt 3

Artikel  120   

Bevoegdheid aangaande inbreuken en geldigheid

De rechtbanken voor het 1 Uniemodel  hebben uitsluitende bevoegdheid voor:

a) alle rechtsvorderingen betreffende inbreuk en — indien naar nationaal recht toegestaan — dreigende inbreuk op  2 Uniemodellen   ;

b) rechtsvorderingen tot  verklaring  van niet-inbreuk op 1 Uniemodellen  , indien naar nationaal recht toegestaan;

c) rechtsvorderingen tot nietigverklaring van een niet-ingeschreven 1 Uniemodel  ;

d) reconventionele vorderingen tot nietigverklaring van een 1 Uniemodel  die zijn ingesteld in samenhang met rechtsvorderingen als bedoeld in punt a).

Artikel  121   

Internationale bevoegdheid


 2024/2822 Art. 1, punt 102, onder a) (aangepast)

1. Met inachtneming van de bepalingen van deze verordening en krachtens artikel   118  van deze verordening toepasselijke bepalingen van Verordening (EU) nr. 1215/2012, worden procedures ingevolge de in artikel   120  van deze verordening bedoelde rechtsvorderingen aanhangig gemaakt bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de gedaagde zijn of haar woonplaats heeft of, indien de gedaagde geen woonplaats heeft in een van de lidstaten, in een lidstaat waar de gedaagde een vestiging heeft.


 6/2002 (aangepast)

2. Wanneer de gedaagde woonplaats noch vestiging heeft in een van de lidstaten, worden de procedures aanhangig gemaakt bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de eiser zijn  of haar  woonplaats heeft of, indien die geen woonplaats heeft in een van de lidstaten, in een lidstaat waar hij  of zij  een vestiging heeft.

3. Wanneer gedaagde noch eiser aldaar een woonplaats of vestiging heeft, worden de procedures aanhangig gemaakt bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar het Bureau zijn zetel heeft.


 2024/2822 Art. 1, punt 102, onder b)

4. In afwijking van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel:

a) is artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van toepassing indien de partijen overeenkomen dat een andere rechtbank voor het Uniemodel bevoegd is;

b) is artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van toepassing indien de verweerder voor een andere rechtbank voor het Uniemodel verschijnt.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 4

2 2024/2822 Art. 1, punt 3

5. Procedures ingevolge de in artikel  120  , punten a) en d), bedoelde rechtsvorderingen kunnen ook worden ingesteld bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de inbreuk heeft plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden.

Artikel  122   

Omvang van de bevoegdheid aangaande inbreuken

1. Een krachtens artikel  121  , leden 1, 2, 3 of 4, bevoegde 1 rechtbank voor het Uniemodel  is bevoegd aangaande inbreuken of dreigende inbreuken op het grondgebied van alle lidstaten.

2. Een krachtens artikel  121  , lid 5, bevoegde 1 rechtbank voor het Uniemodel  is alleen bevoegd aangaande inbreuken of dreigende inbreuken op het grondgebied van de lidstaat waar die rechtbank is gelegen.

Artikel  123   

Vordering of reconventionele vordering tot nietigverklaring van een 2 Uniemodel 

1. Een vordering of reconventionele vordering tot nietigverklaring van een 2 Uniemodel  kan slechts op de in artikel  27  genoemde nietigheidsgronden steunen.

2. In de in artikel  27  , leden 2, 3, 4 en 5, bedoelde gevallen, kan de rechtsvordering of reconventionele vordering slechts worden ingesteld door degene die daartoe krachtens die bepalingen het recht heeft.

3. Indien de reconventionele vordering wordt ingesteld in een procedure waarin de houder van het 2 Uniemodel  nog geen partij is, wordt hij  of zij  daarvan in kennis gesteld en kan hij  of zij  zich in het geding voegen overeenkomstig de bepalingen van het recht van de lidstaat waar zich de rechtbank bevindt.

4. De geldigheid van een 2 Uniemodel  mag niet worden aangevochten in een procedure betreffende een vordering tot vaststelling van niet-inbreuk.


 2024/2822 Art. 1, punt 103 (aangepast)

5. De rechtbank voor het Uniemodel waarbij een reconventionele vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven Uniemodel is ingesteld, gaat niet over tot het onderzoek van de reconventionele vordering voordat de belanghebbende partij of de rechtbank het Bureau in kennis heeft gesteld van de datum van instelling van de reconventionele vordering. Het Bureau maakt hiervan melding in het register overeenkomstig artikel   104  , lid 3, punt q). Indien bij het Bureau een vordering tot nietigverklaring van het ingeschreven Uniemodel was ingesteld alvorens de reconventionele vordering werd ingesteld, wordt de rechtbank door het Bureau hiervan in kennis gesteld en wordt de procedure overeenkomstig artikel   130  , lid 1, geschorst totdat de beslissing over de vordering in kracht van gewijsde is gegaan of de vordering is ingetrokken.

6. Indien bij een rechtbank voor het Uniemodel een reconventionele vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven Uniemodel wordt ingesteld, kan die rechtbank op verzoek van de houder van het ingeschreven Uniemodel, en na de andere partijen te hebben gehoord, de procedure schorsen en de gedaagde uitnodigen om binnen een door die rechtbank te bepalen termijn bij het Bureau een vordering tot nietigverklaring in te stellen. Indien die vordering niet binnen de bepaalde termijn wordt ingesteld, wordt de procedure voortgezet en de reconventionele vordering wordt dan als ingetrokken beschouwd. Artikel   130  , lid 3, is van toepassing.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

2 2024/2822 Art. 1, punt 4

Artikel  124   

Vermoeden van geldigheid — Verweer ten gronde

1. In een procedure inzake een rechtsvordering betreffende inbreuk of dreigende inbreuk van een ingeschreven 1 Uniemodel  gaat de 2 rechtbank voor het Uniemodel  ervan uit dat het 1 Uniemodel  rechtsgeldig is. De rechtsgeldigheid kan slechts worden aangevochten bij wege van een reconventionele vordering tot nietigverklaring. Wanneer echter de exceptie van nietigheid van een 1 Uniemodel  anders dan bij wege van een reconventionele rechtsvordering wordt opgeworpen, is dat middel slechts ontvankelijk voor zover de verweerder  of verweerdster  stelt dat het 1 Uniemodel  op grond van een ouder nationaal modelrecht in de zin van artikel  27  , lid 1, punt d), waarvan hij  of zij  houder is, nietig zou kunnen worden verklaard.

2. In een procedure inzake een rechtsvordering betreffende inbreuk of dreigende inbreuk van een niet-ingeschreven 1 Uniemodel  gaat de 2 rechtbank voor het Uniemodel  ervan uit dat het 1 Uniemodel  rechtsgeldig is, indien de houder het bewijs levert dat de in artikel 11 bedoelde voorwaarden zijn vervuld, en indien hij  of zij  aangeeft in welk opzicht zijn  of haar    1 Uniemodel  een eigen karakter heeft. De verweerder  of verweerdster  kan de rechtsgeldigheid ervan evenwel aanvechten bij wege van exceptie of door een reconventionele rechtsvordering tot nietigverklaring.


 2024/2822 Art. 1, punt 104 (aangepast)

Artikel   125   

Uitspraken betreffende de rechtsgeldigheid

1. Indien in een procedure voor een rechtbank voor het Uniemodel een reconventionele vordering tot nietigverklaring van het Uniemodel wordt ingesteld,

a) verklaart de rechtbank voor het Uniemodel het Uniemodel nietig, indien blijkt dat een van de in artikel   27  genoemde gronden een beletsel vormt voor de instandhouding van het Uniemodel;

b) wijst de rechtbank voor het Uniemodel de reconventionele vordering af, indien blijkt dat geen van de in artikel   27  genoemde gronden een beletsel vormt voor de instandhouding van het Uniemodel.

2. Een rechtbank voor het Uniemodel verwerpt een reconventionele vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven Uniemodel indien op een vordering met hetzelfde voorwerp en op dezelfde grond al door het Bureau tussen dezelfde partijen een onherroepelijke beslissing is gegeven.

3. Indien een rechtbank voor het Uniemodel een in kracht van gewijsde gegane beslissing over een reconventionele vordering tot nietigverklaring van het ingeschreven Uniemodel heeft gewezen, wordt door de rechtbank of door een partij in de nationale procedure onverwijld een afschrift van de beslissing aan het Bureau toegezonden. Het Bureau of een andere belanghebbende partij kan verzoeken om informatie over de rechterlijke beslissing. Het Bureau neemt de rechterlijke beslissing op in het register overeenkomstig artikel   104  , lid 3, punt r).


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 4

2 2024/2822 Art. 1, punt 3

Artikel  126   

Gevolgen van de uitspraak inzake geldigheid

Een beslissing van een 1 rechtbank voor het Uniemodel  tot nietigverklaring van een 2 Uniemodel  heeft, zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, in alle lidstaten de in artikel  28  genoemde rechtsgevolgen.

Artikel  127   

Toepasselijk recht

1. De rechtbanken voor het 2 Uniemodel  passen de bepalingen van deze verordening toe.


 2024/2822 Art. 1, punt 105

2. Op alle niet bij deze verordening geregelde modellenkwesties past een rechtbank voor het Uniemodel het toepasselijke nationale recht toe.


 6/2002

1 2024/2822 Art. 1, punt 4

3. Tenzij in deze verordening anders wordt bepaald, past een 1 rechtbank voor het Uniemodel  het procesrecht toe dat geldt voor soortgelijke rechtsvorderingen betreffende een nationaal modelrecht in de lidstaat waar de rechtbank is gelegen.


 2024/2822 Art. 1, punt 106 (aangepast)

Artikel   128   

Sancties voor inbreuken

1. Indien een rechtbank voor het Uniemodel van oordeel is dat de verweerder  of verweerdster  inbreuk op een Uniemodel heeft gemaakt of heeft gedreigd te maken, verbiedt zij de verweerder  of verweerdster  de betrokken handelingen te verrichten, tenzij er bijzondere redenen zijn om dat niet te verbieden. Zij treft tevens maatregelen overeenkomstig het nationale recht om ervoor te zorgen dat dat verbod wordt nageleefd.

2. De rechtbank voor het Uniemodel kan tevens de in het toepasselijke recht beschikbare maatregelen of bevelen toepassen die zij in de gegeven omstandigheden passend acht.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 4

2 2024/2822 Art. 1, punt 3

Artikel  129   

Voorlopige maatregelen, inclusief beschermende maatregelen

1. Aan de rechterlijke instanties van een lidstaat, met inbegrip van de rechtbanken voor het 2 Uniemodel   , kunnen voor een 2 Uniemodel  dezelfde voorlopige en beschermende maatregelen worden gevraagd als het recht van die staat kent voor nationale modellen, zelfs indien een 1 rechtbank voor het Uniemodel  van een andere lidstaat krachtens deze verordening bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen.

2. In procedures inzake voorlopige en beschermende maatregelen mag de gedaagde, op andere wijze dan bij reconventionele vordering, de nietigheid van een 2 Uniemodel  opwerpen. Artikel  124  , lid 2, is evenwel van overeenkomstige toepassing.


 2024/2822 Art. 1, punt 107 (aangepast)

3. Een krachtens artikel   121  , lid 1, 2, 3 of 4, van deze verordening bevoegde rechtbank voor het Uniemodel is bevoegd voorlopige maatregelen, met inbegrip van beschermende maatregelen, te bevelen die, onverminderd de procedure voor erkenning en tenuitvoerlegging op grond van hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 1215/2012, van kracht zijn op het grondgebied van elke lidstaat. Geen enkele andere rechterlijke instantie heeft die bevoegdheid.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 4

2 2024/2822 Art. 1, punt 3

Artikel  130   

Bijzondere bepalingen inzake verknochtheid

1. Indien bij een 1 rechtbank voor het Uniemodel  een in artikel  120  bedoelde vordering — anders dan een vordering tot vaststelling van niet-inbreuk — is ingesteld en de geldigheid van het 2 Uniemodel  al voor een andere 1 rechtbank voor het Uniemodel  bij een reconventionele vordering wordt betwist of, indien het een ingeschreven 2 Uniemodel  betreft, bij het Bureau al een vordering tot nietigverklaring is ingesteld, schorst die rechtbank ambtshalve, de partijen gehoord, of op verzoek van een partij en nadat de andere partijen zijn gehoord, de procedure, tenzij er bijzondere redenen zijn om de behandeling voort te zetten.

2. Indien bij het Bureau een vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven 2 Uniemodel  is ingesteld en de geldigheid van het ingeschreven 2 Uniemodel  al bij een reconventionele vordering voor een 1 rechtbank voor het Uniemodel  wordt aangevochten, schorst het Bureau ambtshalve, de partijen gehoord, of op verzoek van een partij en nadat de andere partijen zijn gehoord, de procedure, tenzij er bijzondere redenen zijn om de behandeling voort te zetten. Indien evenwel een van de partijen in de procedure voor de 1 rechtbank voor het Uniemodel  daarom verzoekt, kan die rechtbank, nadat de andere partijen zijn gehoord, de procedure schorsen. In dat geval zet het Bureau de procedure voort.

3. Indien de 1 rechtbank voor het Uniemodel  de procedure schorst, kan zij voorlopige, inclusief beschermende, maatregelen bevelen voor de duur van de schorsing.

Artikel  131   

Bevoegdheid van de rechtbanken voor het 2 Uniemodel  van tweede aanleg - Beroep in cassatie

1. Bij rechtbanken voor het 2 Uniemodel  van tweede aanleg kan beroep worden ingesteld tegen beslissingen van rechtbanken voor het 2 Uniemodel  van eerste aanleg terzake van de in artikel  120  bedoelde vorderingen.

2. De voorwaarden waaronder beroep kan worden ingesteld bij een 1 rechtbank voor het Uniemodel  van tweede aanleg, worden bepaald door het nationale recht van de lidstaat waar die rechtbank is gelegen.

3. Het nationale recht inzake beroep in cassatie is van toepassing op beslissingen van de rechtbanken voor het 2 Uniemodel  van tweede aanleg.

Afdeling 3

Andere geschillen betreffende 2 Uniemodellen 


 2024/2822 Art. 1, punt 108 (aangepast)

Artikel   132   

Aanvullende bepalingen inzake de bevoegdheid van andere nationale rechterlijke instanties dan de rechtbanken voor het Uniemodel

1. In de lidstaat waar de rechterlijke instanties  overeenkomstig  artikel   118  , lid 1, bevoegd zijn, worden andere rechtsvorderingen betreffende Uniemodellen dan de in artikel   120  bedoelde ingesteld bij de rechterlijke instanties die absoluut en relatief bevoegd zouden zijn indien het rechtsvorderingen inzake een nationaal modelrecht van die lidstaat zou betreffen.

2. Indien op grond van artikel   118  , lid 1, en lid 1 van dit artikel, geen rechterlijke instantie bevoegd is voor een andere rechtsvordering betreffende een Uniemodel dan de in artikel   120  bedoelde rechtsvorderingen, kan die rechtsvordering worden ingesteld bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar het Bureau is gevestigd.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

2 2024/2822 Art. 1, punt 4

3 2024/2822 Article 1, punt 5

Artikel  133   

Verplichting van de nationale rechterlijke instantie

De nationale rechterlijke instantie waarbij een andere rechtsvordering betreffende een 1 Uniemodel  wordt ingesteld dan de in artikel  120  bedoelde rechtsvorderingen, beschouwt dat model als rechtsgeldig. Artikel  124  , lid 2, en artikel  129  , lid 2, zijn evenwel van overeenkomstige toepassing.

TITEL X

GEVOLGEN VOOR HET RECHT VAN DE LIDSTATEN

Artikel  134   

Parallelle rechtsvorderingen op grond van 1 Uniemodellen  en nationale modellenrechten

1. Wanneer voor rechtbanken van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen met betrekking tot dezelfde handelingen vorderingen wegens inbreuk of dreigende inbreuk worden ingesteld, en de ene rechtbank op grond van een 1 Uniemodel  en de andere rechtbank op grond van een nationaal modelrecht dat gelijktijdige bescherming verleent, worden aangezocht, verwijst de rechtbank waarbij de zaak het laatst is aangebracht ambtshalve de partijen naar de andere rechtbank. De rechtbank die tot verwijzing zou moeten overgaan kan zijn uitspraak aanhouden, indien de bevoegdheid van de andere rechtbank wordt aangevochten.

2. De 2 rechtbank voor het Uniemodel  waarbij op grond van een 1 Uniemodel  een vordering wegens inbreuk of dreigende inbreuk is ingesteld, wijst de vordering af indien tussen dezelfde partijen met betrekking tot dezelfde handelingen een onherroepelijke beslissing over het bodemgeschil is gegeven op grond van een nationaal modelrecht dat gelijktijdige bescherming verleent.

3. De rechterlijke instantie waarbij op grond van een nationaal modelrecht een vordering wegens inbreuk of dreigende inbreuk is ingesteld, wijst de vordering af, indien tussen dezelfde partijen met betrekking tot dezelfde handelingen een onherroepelijke beslissing over het bodemgeschil is gegeven op grond van een 1 Uniemodel  dat gelijktijdige bescherming verleent.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op voorlopige  maatregelen  , inclusief beschermende maatregelen.

Artikel  135   

Verhouding tot andere vormen van bescherming uit hoofde van het nationale recht

1. Deze verordening laat onverlet de bepalingen van het 3 Unierecht  en het recht van de betrokken lidstaten inzake niet-ingeschreven modellen, merken of andere onderscheidende tekens, octrooien en gebruiksmodellen, lettertypen, wettelijke aansprakelijkheid en oneerlijke mededinging.


 2024/2822 Art. 1, punt 109

2. Een als een Uniemodel beschermd model komt ook in aanmerking voor bescherming door het auteursrecht vanaf de datum waarop het model is gecreëerd of in vorm is vastgelegd, mits aan de voorwaarden van het auteursrecht van de Unie is voldaan.


 6/2002

TITEL XI

AANVULLENDE BEPALINGEN BETREFFENDE HET BUREAU

Afdeling 1

Algemene bepalingen


 2024/2822 Art. 1, punt 110 (aangepast)

Artikel   136   

Toepassing van Verordening (EU) 2017/1001

Tenzij in deze titel anders is bepaald, zijn de artikelen 142 tot en met 146, de artikelen 148 tot en met 158, artikel 162 en de artikelen 165 tot en met 177 van Verordening (EU) 2017/1001 van toepassing op het Bureau met betrekking tot zijn taken uit hoofde van deze verordening.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

2 2024/2822 Art. 1, punt 5

Artikel  137   

Proceduretaal

1. De aanvraag voor een ingeschreven 1 Uniemodel  wordt ingediend in een van de officiële talen van de 2 Unie  .

2. De aanvrager geeft onder de talen van het Bureau een tweede taal op die wat hem  of haar  betreft gebruikt kan worden in procedures voor het Bureau.

Indien de aanvraag is gesteld in een taal die geen taal van het Bureau is, zorgt het Bureau voor de vertaling van de aanvraag in de door de aanvrager opgegeven taal.

3. Indien de aanvrager voor een ingeschreven 1 Uniemodel  de enige partij is in een procedure voor het Bureau, geldt als proceduretaal de taal waarin de aanvraag voor inschrijving is gesteld. Indien de aanvraag is gesteld in een andere taal dan de talen van het Bureau, kan het Bureau met de aanvrager corresponderen in de in zijn  of haar   aanvraag opgegeven tweede taal.

4. Ingeval van nietigverklaringsprocedures geldt als proceduretaal de taal waarin de aanvraag voor inschrijving in het register is gesteld, op voorwaarde dat het een taal van het Bureau is. Indien de aanvraag is gesteld in een andere taal dan de talen van het Bureau, geldt als proceduretaal de in de aanvraag opgegeven tweede taal.

Aanvragen om nietigverklaring worden gesteld in de proceduretaal.

Indien de proceduretaal niet de taal is waarin de aanvraag is gesteld, kan de houder van het 1 Uniemodel  opmerkingen kenbaar maken in de taal waarin de aanvraag is gesteld. Het Bureau zorgt voor de vertaling van die opmerkingen in de proceduretaal.

In de uitvoeringsverordening kan worden bepaald dat de kosten voor vertaling ten laste van het Bureau niet hoger mogen zijn dan een bedrag dat voor elke soort procedure wordt bepaald op basis van de gemiddelde omvang van de bij het Bureau ingediende memories, behoudens afwijkingen die door het Bureau worden toegestaan indien de complexiteit van de zaak zulks rechtvaardigt. De kosten die dat bedrag overschrijden, kunnen overeenkomstig artikel  101  ten laste komen van de verliezende partij.


 2024/2822 Art. 1, punt 111, onder a) (aangepast)

 5.  Onverminderd lid 4:

a) kunnen vorderingen of verklaringen betreffende een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel worden ingediend in de taal waarin de aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel is ingediend, of in de door de aanvrager in die aanvraag opgegeven tweede taal;

b) kunnen andere vorderingen of verklaringen betreffende een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel dan een in artikel   73  bedoelde vordering tot nietigverklaring of een in artikel   71  bedoelde verklaring van afstand in een van de talen van het Bureau worden ingediend.

Wanneer echter gebruik wordt gemaakt van een van de door het Bureau ter beschikking gestelde formulieren zoals bedoeld in artikel   89  , mogen dergelijke formulieren in elk van de officiële talen van de Unie worden gebruikt, mits zij, wat de tekstgedeelten betreft, in een van de talen van het Bureau worden ingevuld.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 5

 6.  De partijen in de nietigverklaringsprocedure kunnen overeenkomen een andere officiële taal van de 1 Unie  als proceduretaal te hanteren.


 2024/2822 Art. 1, punt 111, onder b) (aangepast)

 7.  Onverminderd de leden 3 en 5, en tenzij anderszins is bepaald, kan een partij in een schriftelijke procedure voor het Bureau een van de talen van het Bureau gebruiken. Indien de gekozen taal niet de proceduretaal is, verschaft de partij binnen één maand na de indiening van het oorspronkelijke stuk een vertaling in de proceduretaal. Indien de aanvrager van een Uniemodel de enige partij in een procedure voor het Bureau is en de voor de indiening van de aanvraag van het Uniemodel gebruikte taal niet een van de talen van het Bureau is, mag de vertaling tevens in de door de aanvrager in de aanvraag opgegeven tweede taal worden ingediend.

 8.     De uitvoerend directeur bepaalt op welke wijze de vertalingen worden gewaarmerkt.


 2024/2822 Art. 1, punt 112 (aangepast)

Artikel   138   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de noodzaak van en de maatstaven voor vertaling

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a) de mate waarin bewijsstukken die in een schriftelijke procedure voor het Bureau worden gebruikt, kunnen worden ingediend in een officiële taal van de Unie, en de noodzaak van het verstrekken van een vertaling;

b) de maatstaven waaraan bij het Bureau in te dienen vertalingen moeten voldoen.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.


 2024/2822 Art. 1, punt 113 (aangepast)

Artikel   139   

Publicatie en inschrijving in het register

1. Alle mededelingen waarvan de publicatie bij deze verordening of bij een krachtens deze verordening vastgestelde handeling is voorgeschreven, worden in alle officiële talen van de Unie gepubliceerd.

2. Alle inschrijvingen in het register geschieden in alle officiële talen van de Unie.

3. Bij twijfel heeft de tekst in de taal van het Bureau waarin het ingeschreven Uniemodel is aangevraagd, rechtskracht. Indien de aanvraag in een andere officiële taal van de Unie dan een van de talen van het Bureau is gesteld, heeft de tekst in de door de aanvrager opgegeven tweede taal rechtskracht.


 2024/2822 Art. 1, punt 114 (aangepast)

Artikel   140   

Aanvullende bevoegdheden van de uitvoerend directeur

Onverminderd de bevoegdheden die de uitvoerend directeur toekomen krachtens artikel 157, lid 4, punt o), van Verordening (EU) 2017/1001, oefent de uitvoerend directeur de bevoegdheden uit die uit hoofde van artikel   42  , lid 5, artikel   44  , lid 1, artikel   49  , lid 5, artikel   50  , lid 2, artikel   79  , lid 2, artikel   83  , lid 5, de artikelen   85  ,  88  en  90  , artikel   104  , lid 4, artikel   105  , lid 3, artikel   107  , artikel   110  , lid 1, de artikelen   112  en  116  , artikel   138  , lid   8  , artikel  148  , artikel  149  , lid 1, en de artikelen  150  en  151  van deze verordening, aan hem of haar zijn toegekend in overeenstemming met de criteria  neergelegd in  deze verordening en van de krachtens deze verordening vastgestelde handelingen.


 6/2002

Afdeling 2

Toepassing van de procedures


 2024/2822 Art. 1, punt 116 (aangepast)

Artikel   141   

Bevoegdheid

Tot het nemen van beslissingen in verband met de in deze verordening voorgeschreven procedures zijn bevoegd:

a) de onderzoekers;

b) de dienst die belast is met het register;

c) de nietigheidsafdelingen;

d) de kamers van beroep.

Artikel   142   

Onderzoekers

De onderzoekers zijn bevoegd om namens het Bureau beslissingen te nemen over aanvragen voor een ingeschreven Uniemodel.

Artikel   143   

De dienst die belast is met het register

1. Naast de bevoegdheden die haar bij Verordening (EU) 2017/1001 zijn toegekend, neemt de voor het register bevoegde dienst de beslissingen met betrekking tot vermeldingen in het register die op grond van deze verordening worden genomen, alsook andere beslissingen die in het kader van deze verordening worden genomen en die niet onder de bevoegdheid van de onderzoekers of een nietigheidsafdeling vallen.

2. De dienst die bevoegd is voor het register houdt ook de lijst van erkende gemachtigden ter zake van modellen bij.


 6/2002 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

Artikel  144   

Nietigheidsafdelingen

1. De nietigheidsafdelingen zijn bevoegd om beslissingen te nemen over vorderingen tot nietigverklaring van een ingeschreven 1 Uniemodel  .

2. Een nietigheidsafdeling bestaat uit drie leden. Ten minste een van de leden is rechtsgeleerde.


 2024/2822 Art. 1, punt 117

3. Beslissingen betreffende de kosten of de procedures worden door één lid van de nietigheidsafdeling genomen.


 2024/2822 Art. 1, punt 118 (aangepast)

Artikel   145   

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de beslissingen die door één lid worden genomen

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot welke soorten beslissingen door één enkel lid zoals bedoeld in artikel   144  , lid 3, worden genomen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel   159  , lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.


 2024/2822 Art. 1, punt 119 (aangepast)

Artikel   146   

Kamers van beroep

Naast de bevoegdheden die hen bij artikel 165 van Verordening (EU) 2017/1001 zijn toegekend, zijn de kamers van beroep bevoegd zich uit te spreken over het beroep dat is ingesteld tegen beslissingen van de instanties van het Bureau zoals bedoeld in artikel   141  , punten a), b) en c), van deze verordening, met betrekking tot de in deze verordening voorgeschreven procedures.


 2024/2822 Art. 1, punt 120 (aangepast)

Artikel  147   

Delegatie van bevoegdheden met betrekking tot de kamers van beroep

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel   160  van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening tot nadere bepaling van de organisatie van de kamers van beroep in procedures inzake modellen op grond van deze verordening, indien dergelijke procedures een andere organisatie vereisen dat de kamers van beroep anders worden georganiseerd dan hetgeen is voorgeschreven in de op grond van artikel 168 van Verordening (EU) 2017/1001 vastgestelde gedelegeerde handelingen.


 2024/2822 Art. 1, punt 121 (aangepast)

Afdeling 3

Taksen en de betaling ervan

Artikel  148 

Taksen en vergoedingen en termijnen

1. De uitvoerend directeur bepaalt het aan te rekenen bedrag voor andere door het Bureau verleende diensten dan die welke in de bijlage zijn vermeld, alsmede het bedrag van de vergoeding voor publicaties van het Bureau. De bedragen van de vergoedingen luiden in euro en worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van het Bureau. Het bedrag van de vergoeding is niet hoger dan nodig is om de kosten van de specifieke door het Bureau verleende dienst te vergoeden.

2. Taksen en vergoedingen waarvoor de betalingstermijn niet  is neergelegd  in deze verordening, zijn verschuldigd op de datum van ontvangst van het verzoek tot het verlenen van de dienst die tot de heffing van de taks of het aanrekenen van de kosten leidt.

Met toestemming van het Begrotingscomité kan de uitvoerend directeur bepalen voor welke van de in de eerste alinea bedoelde diensten geen vooruitbetaling van de betrokken taksen en vergoedingen is vereist.

Artikel  149   

Betaling van taksen en vergoedingen

1. De aan het Bureau verschuldigde taksen en vergoedingen worden betaald op de wijzen die zijn bepaald door de uitvoerend directeur, met goedkeuring van het Begrotingscomité.

De op grond van de eerste alinea vastgestelde betaalmethoden worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van het Bureau. Alle betalingen gebeuren in euro.

2. Betalingen die worden verricht op andere dan de in lid 1 genoemde wijzen worden geacht niet te zijn verricht en het betaalde bedrag wordt terugbetaald.

3. Betalingen bevatten de noodzakelijke gegevens aan de hand waarvan het Bureau onmiddellijk het doel van de betaling kan vaststellen.

4. Indien het doel van de in lid 2 bedoelde betalingen niet onmiddellijk kan worden vastgesteld, verzoekt het Bureau de betaler om dat doel binnen een bepaalde termijn schriftelijk toe te lichten. Indien de persoon niet binnen die termijn gevolg geeft aan het verzoek, wordt de betaling geacht niet te zijn verricht en wordt het betaalde bedrag terugbetaald.

Artikel  150   

Datum waarop de betaling wordt geacht te zijn verricht

De uitvoerend directeur stelt de datum vast waarop de betalingen moeten worden geacht te zijn verricht.

Artikel  151   

Ontoereikende betalingen en terugbetaling van te veel betaalde bedragen

1. Een betalingstermijn wordt pas geacht te zijn nageleefd, indien het volledige bedrag van de vergoeding tijdig is voldaan. Indien niet het volledige bedrag van de taksen of vergoedingen is voldaan, wordt hetgeen reeds is betaald, na het verstrijken van de betalingstermijn terugbetaald.

2. Het Bureau geeft, voor zover dit mogelijk is vóór het verstrijken van de betalingstermijn, de betaler evenwel de kans het ontbrekende bedrag te voldoen.

3. Met goedkeuring van het Begrotingscomité kan de uitvoerend directeur afzien van gedwongen invordering van een verschuldigd bedrag indien het in te vorderen bedrag onbeduidend is of onvoldoende zeker is dat het kan worden ingevorderd.

4. Indien meer wordt betaald dan uit hoofde van taksen of vergoedingen is verschuldigd, wordt het te veel betaalde bedrag terugbetaald.


 2024/2822 Art. 2, punt 2 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 5

2 2024/2822 Art. 1, punt 3

TITEL  XII  :

INTERNATIONALE INSCHRIJVING VAN MODELLEN

Afdeling 1

Algemene Bepalingen

Artikel   152   

Toepassing van de bepalingen

1. Voor zover in deze titel niet anders is bepaald, zijn deze verordening en de overeenkomstig artikel   159  vastgestelde verordeningen ter uitvoering van deze verordening van overeenkomstige toepassing op inschrijvingen van tekeningen en modellen van nijverheid waarin de 1 Unie  wordt aangewezen en die overeenkomstig de Akte van Genève worden gedaan in het internationaal register dat door het Internationaal Bureau van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom wordt bijgehouden (hierna respectievelijk „internationale inschrijvingen” en „het Internationaal Bureau” te noemen).

2. De opname van een internationale inschrijving waarin de 1 Unie  wordt aangewezen in het internationaal register, heeft dezelfde rechtsgevolgen als wanneer zulks in het register van 2 Uniemodellen  van het Bureau was gebeurd, en elke publicatie van een internationale inschrijving waarin de 1 Unie  wordt aangewezen in het publicatieblad van het Internationaal Bureau heeft dezelfde rechtsgevolgen als wanneer zulks in het 2   Blad van modellen van de Europese Unie    was gebeurd.

Afdeling 2

Internationale inschrijvingen waarin de gemeenschap wordt aangewezen

Artikel   153   

Procedure voor indiening van de internationale aanvraag

Internationale aanvragen overeenkomstig artikel 4, lid 1, van de Akte van Genève worden rechtstreeks bij het Internationaal Bureau ingediend.

Artikel   154   

Aanwijzingstaksen

De in artikel 7, lid 1, van de Akte van Genève voorgeschreven aanwijzingstaksen worden vervangen door een individuele aanwijzingstaks.

Artikel   155   

Rechtsgevolgen van internationale inschrijvingen waarin de  Unie   wordt aangewezen

1. Een internationale inschrijving waarin de 1 Unie  wordt aangewezen, heeft vanaf de datum van de inschrijving bedoeld in artikel 10, lid 2, van de Akte van Genève, dezelfde rechtsgevolgen als een aanvraag om een ingeschreven 2 Uniemodel  .

2. Indien er geen kennisgeving van weigering heeft plaatsgevonden of indien een dergelijke weigering is ingetrokken, heeft de internationale inschrijving van een model waarin de 1 Unie  wordt aangewezen, vanaf de in lid 1 genoemde datum dezelfde rechtsgevolgen als de inschrijving van een model als ingeschreven 2 Uniemodel  .


 2024/2822 Art. 1, punt 122

3. Het Bureau verschaft informatie over internationale inschrijvingen zoals bedoeld in lid 2 in de vorm van een elektronische link naar de doorzoekbare databank van internationale inschrijvingen van modellen die wordt bijgehouden door het Internationaal Bureau.


 2024/2822 Art. 1, punt 123 (aangepast)

Artikel   156   

Onderzoek van de gronden voor weigering

1. Indien het Bureau bij het uitvoeren van een onderzoek van een internationale inschrijving constateert dat het model waarvoor bescherming wordt aangevraagd niet overeenstemt met de definitie  neergelegd in  artikel   4  , punt 1, van deze verordening, dat het model strijdig is met de openbare orde of goede zeden, of dat het model een oneigenlijk gebruik vormt van een in de artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs genoemde zaken, of van kentekenen, emblemen en wapens die niet onder het genoemde artikel 6 ter vallen en die in een lidstaat van bijzonder algemeen belang zijn, zendt het het Internationaal Bureau uiterlijk zes maanden na de datum van publicatie van de internationale inschrijving een kennisgeving van weigering met vermelding van de gronden voor de weigering op grond van artikel 12, lid 2, van de Akte van Genève.

2. Indien de houder van de internationale inschrijving op grond van artikel   115  , lid 2, verplicht is zich voor het Bureau te laten vertegenwoordigen, bevat de in lid 1 van dit artikel genoemde kennisgeving een verwijzing naar de op de houder rustende verplichting om een vertegenwoordiger zoals bedoeld in artikel   116  , lid 1, aan te wijzen.

3. Het Bureau stelt een termijn vast waarbinnen de houder van de internationale inschrijving afstand kan doen van de internationale inschrijving met betrekking tot de Unie, de internationale inschrijving met betrekking tot de Unie kan beperken tot een of enkele van de tekeningen en modellen van nijverheid, of opmerkingen kan indienen en, in voorkomend geval, een vertegenwoordiger moet aanwijzen. De termijn gaat in op de datum waarop het Bureau de kennisgeving van weigering verzendt.

4. Indien de houder binnen de in lid 3 bedoelde termijn geen vertegenwoordiger aanwijst, weigert het Bureau de gevolgen van de internationale inschrijving.

5. Indien de houder binnen de vastgestelde termijn opmerkingen indient die het Bureau overtuigen, trekt het Bureau de weigering in en stelt het het Internationaal Bureau overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de Akte van Genève van de intrekking van de weigering in kennis. Indien de houder op grond van artikel 12, lid 2, van de Akte van Genève niet binnen de vastgestelde termijn opmerkingen indient die het Bureau overtuigen, bevestigt het Bureau de beslissing tot weigering van de bescherming van de internationale inschrijving. Tegen die beslissing kan overeenkomstig de artikelen 66 tot en met 72 van Verordening (EU) 2017/1001 in samenhang met artikel   77  , lid 2, van deze verordening beroep worden aangetekend.

6. Indien de houder afstand doet van de internationale inschrijving of de internationale inschrijving ten aanzien van de Unie tot één of meer tekeningen en modellen van nijverheid beperkt, stelt de houder het Internationaal Bureau daarvan in kennis volgens de inschrijvingsprocedure van artikel 16, lid 1, punten iv) en v), van de Akte van Genève.


 2006/1891 Art. 2, punt 2 (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 4

Artikel  157   

Nietigverklaring van de rechtsgevolgen van een internationale inschrijving

1. De rechtsgevolgen van een internationale inschrijving in de  Unie  kunnen geheel of gedeeltelijk nietig worden verklaard overeenkomstig de procedure  neergelegd in  titels VI en VII of door een 1 rechtbank voor het Uniemodel  op reconventionele vordering in een inbreukprocedure.

2. Wanneer het Bureau kennis krijgt van de nietigverklaring, meldt het dit aan het Internationaal Bureau.


 2024/2822 Art. 1, punt 124 (aangepast)

Artikel   158   

Vernieuwingen

De internationale inschrijving wordt rechtstreeks bij het Internationaal Bureau vernieuwd met inachtneming van artikel 17 van de Akte van Genève.


 6/2002 (aangepast)

TITEL  XIII   

SLOTBEPALINGEN


 2024/2822 Art. 1, punt 126 (aangepast)

Artikel   159   

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité inzake uitvoeringsbepalingen ingesteld bij Verordening (EU) 2017/1001. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.


 2024/2822 Art. 1, punt 127 (aangepast)

Artikel   160   

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in de artikelen   58, 75, 78, 82, 84, 86, 89, 91, 94, 98, 117 en 147  bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 8 december 2024.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen   58, 75, 78, 82, 84, 86, 89, 91, 94, 98, 117 en 147  bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig de artikelen   58, 75, 78, 82, 84, 86, 89, 91, 94, 98, 117 en 147  vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.


 Toetredingsakte van 2003, bijlage II, punt 4(C)(III) (aangepast)

Artikel  161   

Bepalingen betreffende de uitbreiding van de  Unie   


 Toetredingsakte van 2005, bijlage III, punt 2, onder III) (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

2 2024/2822 Art. 1, punt 5

1. Vanaf de datum van toetreding van Bulgarije, Tsjechië, Estland, Kroatië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije, hierna „de nieuwe lidstaten” te noemen, wordt een voor de desbetreffende datum van toetreding uit hoofde van deze verordening aangevraagd of beschermd 1 Uniemodel  uitgebreid tot het grondgebied van die lidstaten, zodat dat model dezelfde rechtsgevolgen heeft in de hele 2 Unie  .


 Toetredingsakte van 2003, bijlage II, punt 4(C)(III) (aangepast)

1 2024/2822 Art. 1, punt 3

2 2024/2822 Art. 1, punt 129

2. De aanvraag ter verkrijging van een geregistreerd 1 Uniemodel  kan niet worden geweigerd op basis van één van de in artikel  56  , lid 1, vermelde gronden voor niet-inschrijving, indien die gronden louter wegens de toetreding van een nieuwe lidstaat van toepassing worden.

3. Een 1 Uniemodel  als bedoeld in lid 1  van dit artikel  mag niet krachtens artikel  27  , lid 1, nietig worden verklaard indien de nietigheidsgronden louter wegens de toetreding van een nieuwe lidstaat van toepassing worden.

4. De aanvrager of houder van een vroeger recht in een nieuwe lidstaat kan zich verzetten tegen het gebruik van een onder artikel  27  , lid 1, punten d), e) of f), vallend 1 Uniemodel  op het grondgebied waar het vroegere recht wordt beschermd. Onder „vroeger recht” wordt een recht verstaan dat vóór de toetreding te goeder trouw was verkregen of uitgeoefend.

5. De leden 1, 3 en 4, zijn ook van toepassing op niet-geregistreerde 1 Uniemodellen  . 2 --- 


 2024/2822 Art. 1, punt 130 (aangepast)

Artikel   162   

Evaluatie

1. Uiterlijk op 1 januari 2030, en vervolgens om de vijf jaar, evalueert de Commissie de uitvoering van deze verordening.

2. De Commissie zendt het evaluatieverslag met haar conclusies op basis van dat verslag toe aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur. De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt.




Artikel 163

Intrekking

Verordening (EG) nr. 6/2002 is ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.


 6/2002 (aangepast)

Artikel  164   

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op  1 juli 2026  . Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.